©Foto CDC Global

De Corona-fatwa’s: wat houden ze in?

Ook in het Midden-Oosten grijpt het Corona-virus razendsnel om zich heen. Voor moslims brengt dit ook vraagstukken met zich mee die niet medisch of economisch van aard zijn. Daarom richtten de gelovigen zich niet alleen tot regeringen, artsen en wetenschappers voor beschermingsmaatregelen, medische behandeling en informatie, zij wenden zich tevens tot hun godsdienstgeleerden, en dan met name specialisten op het gebied van het Islamitisch recht.

Het betreft vooral vragen over de ibadaat: de religieuze voorschriften die moslims geacht worden na te leven. De meest dringende betreft de verplichting van het dagelijks gebed: één van de Vijf Zuilen van de Islam. In dit geval splitst de vraag zich in het bijzonder toe op het gezamenlijk bidden in de moskee, en dan vooral het wekelijkse vrijdagmiddaggebed, dat op sommige plaatsen duizenden, zoniet tienduizenden, mensen bij elkaar brengt.

Eén van de eerste reacties kwam van Egypte’s Dar al-Ifta’,  het kantoor van de Groot-Moefti. Op 26 februari 2020, vaardigde Dr Shawqi Ibrahim Allam, een fatwa, oftewel een juridische opinie, uit. Daarin werd gesteld dat de verplichting van deelname aan het gezamenlijke gebed kan worden opgeschort. De fatwa kwam uit op een moment dat de Coronavirus-crisis nog vooral werd gezien als een Chinese kwestie. Toch kwam Allam met een uitgebreide considerans, waarin hij een breed scala aan historische bronnen aanvoert over de effecten van epidemiēen op religieuze praktijken.

Zo haalt de Groot-Moefti een hadith aan over Medina als een veilig toevluchtsoord, die teruggaat  naar Aisha, de jongste vrouw van de Profeet Mohammed. Ook verwijst hij naar geschriften over de pest van de Andalusische jurist Abu al-Walid al-Baji (1013-1081CE).

Vervolgens gaat hij in op de consensus van de geleerden over de voorwaarden voor het losser interpreteren van de gebedsregels in tijden van rampspoed. Daarvoor citeert hij niet alleen juristen van de  Malikitische and Shafi’itische rechtscholen, zoals Imam al-Nawawi (1233-1277), die als een expert of het gebied van de Tradities van de Profeet geldt,

De Groot-Moefti haalt een hadith aan over Medina als een veilig toevluchtsoord , die teruggaat  naar Aisha, de jongste vrouw van de Profeet Mohammed.

Allam vermeldt ook vertegenwoordigers van de Hanbalitische school (die bekend staat om een strikt letterlijke lezing van de Heilige Schriften), waaronder Ibn Qudama (1147-1223CE) en Ibn Taymiyya (1263-1328CE). De laatste verwees specifiek naar de standpunten van de Rechtgeleide Kaliefen, de eerste vier opvolgers van Mohammed als leiders van de Moslimgemeenschap,  en het handelen van de  zogenaamde al-salaf al-salih, de ‘Vrome Voorouders’, een term die verwijst naar de eerste drie generaties moslims, bestaande uit de metgezellen van de Profeet en hun direkte afstammelingen.

Maar Allam zocht ook naar aanwijzingen van later datum, bijvoorbeeld, bij al-Mala Ali al-Qari (d. 1605), een zestiende-eeuwse commentator uit Afghanistan, en de hedendaagse Indiase islamitische godsdienstgeleerde Abd al-Salam Mubarakpuri (1909-1994).

Een verdere verduidelijking volgde op 17 maart. In twee nieuwe fatwas, met nog langere inleidingen, waarin de Groot-Moefti ook  de adviezen van de WHO noemt en de decreten die door de regering zijn afgekondigd om het welzijn van de bevolking te waarborgen, stelt Dr Allam dat het gebed verplicht blijft, ook wanneer de congregatie om redenen van volksgezondheid niet bij elkaar mag komen.

Op diezelfde datum leek in Iran, het islamitische land dat vooralsnog het hardst getroffen lijkt door de Corona-crisis, vooral verwarring te heersen.  Zo verschenen er op die dag nieuwsberichten dat ook de Iraanse Opperste Leider, Ayatollah Ali Khamenei, een fatwa  had uitgevaardigd waarin onnodig reizen werd verboden. Die maatregel was bedoeld om een einde te maken aan bedevaarten naar de graven van de Shiʽitische Imams en andere heiligdommen. Andere media ontkenden juist dat de Ayatollah dat had gezegd.

Corona in Iran

In zijn toespraak tot het Iraanse volk ter gelegenheid van het Perzisch (Nowruz) en de Dag van de Missie van Profeet (Eid al-Mabʽath), die een week later werd gegeven, verwees Khamenei pas aan het einde kort naar Coronavirus-crisis, waarin hij, zich baserend op Koranische bronnen, aandringt op ‘geduld’ en ‘verstandig gedrag’.

Intussen was ook in het volkrijkste moslimland een fatwa uitgevaardigd, namelijk door de Indonesische Raad van Godsdienstgeleerden (Majelis Ulama Indonesia, afgekort MUI). In een negen punten tellende opinie (Fatwa Nomor 14) werden de moslims opgeroepen voorzichtig te zijn,  en het gezamenlijke gebed te mijden in gebieden waar de kans op besmetting met het  virus groot moest worden geacht.

De Iraanse opperste leider Ali Khamenei drong slechts aan op ‘geduld’ en ‘verstandig gedrag’,  waarbij hij zich baseerde op Koranische bronnen

Tijdens een  persconferentie legde Dr Asrorun Niam Sholeh, de secretaris van MUI’s Fatwa-commissie, uit dat de oproep aan moslims om verstandig te handelen en medeburgers niet in gevaar te brengen stoelde op de zogeheten al-dharuriyat al-khams , de ‘Vijf Noodzakelijkheden’ (bescherming van leven, godsdienst, intellect, nakomelingen en bezit) gedefinieerd in de maqasid al-shariʽa,  oftewel de ‘Hogere doelstellingen van de Sharia’  (het islamitische equivalent van een rechtsfilosofie).

Het belang van deze fatwa werd verder onderstreept door het  aanbieden van het document aan de voorzitter van de Indonesische Moskeeraad, voormalig Vice-President Yusuf Kalla, die een reputatie voor effectief leiderschap had verworven vanwege zijn doortastend optreden tijdens de tsunami-ramp in 2003.

Tot dusver heeft de Europese Raad voor Fatwa en Onderzoek (European Council for Fatwa and Research, ECFR) nog geen formele fatwa geformuleerd. Wel heeft de ECFR op 2 maart een ‘verklaring’ (bayan) uitgegeven, waarin wordt gesteld dat in noodsituaties waarbij de volksgezondheid op het spel staat, het gerechtvaardigd is om niet deel te nemen aan het Vrijdaggebed of andere collectieve gebedsbijeenkomsten.

De meeste moslims houden ook Saoedi-Arabiē nauwlettend in het oog. In dit land heeft de Coronavirus-crisis niet alleen lokaal voelbare gevolgen. De epidemie kan ook repercussies hebben voor religieuze praktijken die moslims van elders naar dit land brengen. In Saoedi-Arabiē liggen namelijk de twee heiligste plaatsen van de islamitische wereld: Al-Haramayn al-Sharifayn: de Grote Moskee van Mekka en de Moskee van de Profeet in Medina. Het hele jaar door komen moslims hier uit alle delen van de wereld in groten getale bijeen.

De Saoedische godsdienstgeleerden zagen zich gedwongen een moeilijk evenwichtsnummer ten beste te geven. Op 17 maart bepaalde de raad van de belangrijkste islamitische juristen dat alle gezamenlijke gebeden in moskeeën gestopt zouden worden, behalve in de Grote Moskee van Mekka en die van de Profeet. Foto’s van een verlaten plein rond de Kaaba tijdens een grootscheepse schoonmaakaktie gingen echter al de wereld rond.

Op 23 maart 2020 gaf één van de leden van de raad, Sjeik Abdullah al-Maniʽ, zelf een fatwa uit, waarin hij stelde dat een besmet persoon die het Coronavirus in Saoedi-Arabië verspreidt de doodstraf verdient.

Los van het risico van besmetting tijdens het gezamenlijk gebed speelt er voor Saoedi-Arabië nog iets anders: de gevolgen die de epidemie kan hebben voor de jaarlijkse pelgrimstocht naar Mecca (Hajj), die dit jaar plaatsvindt tussen 28 juli en 2 augustus.  Wellicht ter voorbereiding op de kans dat Saoedi-Arabië de monumentale beslissing moet nemen om dit jaar de Hajj af te zeggen, publiceerde de King Abdulaziz Foundation for Research and Archives (KAFRA) een verklaring, waarin werd uitgelegd dat in de loop van de geschiedenis de Hajj een keer of veertig niet is doorgegaan ten gevolge van epidemiëen, politieke onrust of natuurrampen.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.