Vluchtelingen met een gezicht

Tot onze grote verbazing blijkt dat ze diezelfde ochtend in Nederland zijn aangekomen. Ze zijn gedropt door Egyptische mensensmokkelaars na een bootreis van vijftien dagen vanuit Alexandrië en een rit door Europa in een geblindeerde auto. Zonder te weten waar ze waren of waar ze naar toe reden.

Rena en ik proberen ons voor te stellen hoe hun reis en route eruit hebben gezien. De meisjes zijn moe. Hun blik is naar binnen gericht en ze zeggen niet veel. Hun broer van begin twintig is iets spraakzamer. Ze komen uit Yarmouk, het grote Palestijnse vluchtelingenkamp in Damascus. Via Libanon zijn ze met het vliegtuig naar Egypte gereisd, waar ze voor veel geld hun overtocht naar Europa hadden georganiseerd. Hoeveel geld precies weten ze niet. “Dat heeft onze vader geregeld.”

Ze hebben helemaal niets bij zich, alleen de kleren die ze dragen, een kaartje voor het openbaar vervoer in de hand geklemd en een routebeschrijving naar Ter Apel.

In Amersfoort moeten we allemaal overstappen. De volgende trein is vol, en ik sta met de hele familie op het balkon. Ze zien er verzorgd uit, moeder en twee van de dochters met een hoofddoek, de jonge meisjes met krullend, springerig haar in een paardenstaart. Ik verbaas me er nog eens over dat ze werkelijk helemaal niets bij zich hebben. Hebben ze in deze kleren gereisd? Maar die zijn niet vies. Hadden ze misschien kunnen douchen, voordat ze op de trein waren gezet? Het lijken me te prozaïsche zaken om te vragen aan mensen die zo’n heftige reis hebben doorstaan. Ik vraag wel wat meer over hun afkomst.

Voor de oorlog studeerden de oudste kinderen psychologie en rechten. De jongste meisjes (10, 12 en 17) gingen naar school. “Voor hen zijn we gevlucht”, zegt de vader, die leraar techniek was. De straten in Damascus zijn volkomen onveilig. Ook het oudste meisje kon daardoor niet meer naar de universiteit. “Geweld en afpersing zijn aan de orde van de dag.” Hun huis was al eerder kapot gebombardeerd. Nu hebben ze al hun geld aan smokkelaars betaald om met niets opnieuw te beginnen. Zoals hun grootouders in 1948 uit Tiberias, in het huidige Israël, gevlucht waren met niets, in de oorlog die leidde tot de oprichting van de joodse staat en de ontheemding van honderdduizenden Palestijnen.

Terwijl de meisjes door het treinraam naar buiten staren, vragen de ouders me naar het leven hier in Nederland. Ze bereiden zich voor op een lang verblijf hier, want “in Syrië zal het nog wel een jaar of tien een rotzooi blijven.”

“Is het net zo goed als in Zweden?” Ik zeg van wel. “En is er racisme in Nederland?” Ik antwoord dat alle mensen wel een beetje racistisch zijn, ook ikzelf, maar dat het over het algemeen wel meevalt. Hoewel er best veel Nederlanders zijn die weinig op hebben met de islam, vooral door wat er nu gaande is in Irak. Ze kijken mij vragend aan, ze hebben weken lang geen nieuws gehoord en zijn zich niet bewust van de opmars van ISIS.

In Zwolle stappen ze uit, op zoek naar de trein naar Emmen. Vandaar kunnen ze met de bus naar Ter Apel. Ze hebben geen idee wie of wat ze daar zullen aantreffen. Ik geef ze mijn visitekaartje mee en vraag ze om contact te houden.

Ik wil heel graag weten hoe het deze mensen verder zal vergaan. Deze ontmoeting heeft me enorm geraakt. Ik blijf de ernstige vermoeide gezichten van de kinderen voor me zien, en de welwillende blik van de ouders. Maandelijks komen 1400 Syrische vluchtelingen Nederland binnen, dat weet ik. Ik ken ook de verhalen van de bootjes die de oversteek naar Europa proberen te maken. De mensen uit die verhalen hebben ineens een gezicht gekregen.

“A Flood in Baath Country” – de vooruitziende blik van de Syrische Joris Ivens

In Syrië bestaat geen echte filmtraditie, maar er zijn wel filmmakers die door hun werk en persoonlijke ontwikkeling de cinema in Syrië in stand hebben weten te houden. Dit geldt voor de meeste Arabische landen. Alleen Egypte heeft een echte filmtraditie en -markt. Omar Amiralay is één van die filmmakers die de basis legden voor het genre van de documentaire in Syrië. Hij is ‘de Arabische Joris Ivens’.

Amiralay zat in Parijs op de filmschool La Fémis en maakte er de studentenrevolte van 1968 mee. In 1970 keerde hij terug naar zijn vaderland. Daar begon hij documentaires te maken – eigenlijk een onmogelijke opgave in het land van Hafez al-Assad (de vader van de Bashar al-Assad), waar geen vrijheid van meningsuiting was, wat vooral bij documentaires een probleem vormde, en waar ook geen markt voor films was. Toch maakte hij twintig documentaires, waarvan de meesten werden gefinancierd door Franse televisiestations.

Van pleitbezorger tot criticus
Amiralay’s eerste film kwam uit in 1970. Het was een experimenteel spel van beeld, geluid en ritme met als onderwerp: het bouwen van de grootste dam in Syrië. Als jonge filmmaker was hij vooral met vorm en montage van beeld en geluid bezig en in zijn werk ervaar je zijn bewondering voor de kracht van de cinema. De dam kreeg de naam van Assad en werd een symbool voor het regime, dat de film van Amiralay ook in die context onder de aandacht bracht.

Omar Amiralay ontwikkelde zich hierna steeds meer als kritisch cineast met films over het systeem en de maatschappelijke en politieke problemen. Hij uitte zijn kritiek vaak slim, op een indirecte, symbolische en visuele manier. Maar vaak koos hij ook voor omstreden onderwerpen, zoals, in deze film, over de Baath-partij. Overigens roept zijn werk meer vragen op dan dat het antwoorden geeft. Film was voor hem vooral een kunstvorm, dat is door zijn hele oeuvre heen duidelijk te zien.

Omar Amiralay als boodschapper
Zijn laatste werk was “A Flood in Baath Country” uit 2003. In een interview zegt hij dat hij een film wilde maken over het Assad-Baath-regime en het effect ervan op het land in de afgelopen 35 – inmiddels meer dan – 40 jaar. Terwijl hij bezig was met onderzoek voor de film stortte een kleine dam in, waarbij tientallen doden vielen en een aantal dorpen werd verwoest. Na dit incident verscheen er een rapport met de waarschuwing dat alle dammen die waren gebouwd gedurende het Baath-bewind konden instorten doordat er materiaal van inferieure kwaliteit in was verwerkt. Om op de kosten te beknibbelen was heel goedkoop ijzer en beton gebruikt. Het is een voorbeeld van de corruptie waaruit de Syrische overheid van onder tot boven bestond. Een systeem waaraan je wel moest meedoen, wilde je ergens binnenkomen.

Deze gebeurtenis werd voor hem het uitgangspunt van de documentaire. De dam als symbool van het regime en het mogelijke gevaar van instorting. Hij keerde terug naar de locatie van zijn eerste film: het dorp Al Mashi (الماشي) is ook de naam van de stam die daar woont. Het betekent het Vee of de Schapen الماشية. Zoals de dam de heerschappij van Assad en co symboliseert, zo staat het dorp voor Syrië zelf.

De film heeft twee leidende personages: het hoofd van de stam, een analfabeet die al decennia parlementslid is uit hoofde van zijn status van lokaal leider, en zijn neef, de directeur van de school en de leider van de Baath-partij in het dorp. Maar het kan ook zijn dat deze personages een weerspiegeling zijn van Assad de vader en zijn zoon Bashar, met een knipoog naar de moderne internet- en computertechnologie: Bashar heeft geroepen dat die technologie nog in dozen zit die onuitgepakt zullen blijven.

De film geeft de indruk dat hij geënsceneerd is, maar de maker zei tijdens een interview in 2004 dat hij alleen met een grote lijn in zijn hoofd en zonder echt scenario naar het dorp was gegaan. Daar is de film ontstaan: door de interactie van de personages met de omgeving.

Voor mij als kijker die opgroeide in Syrië waren veel dingen erg herkenbaar: vooral de theatrale sfeer. Niemand durft zichzelf te zijn op school of in het openbaar. Als Amiralay een eenvoudige vraag stelt aan de dorpelingen dreunen ze een stroom tekst op die ze uit hun hoofd hebben geleerd. Af en toe valt er een stilte, omdat ze een woord kwijt zijn, maar als dat weer is gevonden, draait de langspeelplaat verder.

In de film zitten verwijzingen naar hoe het land wordt bestuurd en naar het Assad- regime. Maar ook de pijnlijke werkelijkheid dat de stam in de jaren 80 Assad heeft gesteund bij diens massamoorden. Dat wordt niet expliciet vermeld, maar voor Syriërs is de verwijzing duidelijk.

Inspirator voor de vrijheidsstrijd
Censuur is een subtiel mechanisme in Syrië. De film was er verboden, maar dat stond nergens zwart op wit. In Syrië wordt niet geregeerd met wetten en regels, maar door de veiligheidsdiensten. Zij bepalen wat wel en wat niet mag.

Na de eerste vertoning op tv in het buitenland werd Amiralay door de veiligheidsdienst aangehouden. Na zijn vrijlating maakte hij hier een grapje over in een interview: dit was de eerste film die hij besprak met een veiligheidsagent in plaats van met een filmcriticus. En zo gedetailleerd: shot per shot werden samen bekeken en besproken. De agent vroeg dingen als: waarom heb je die telefoon op die manier in beeld gebracht?

Het signaal dat de geheime dienst afgaf was voldoende om de film in het binnenland te censureren. Maar in het buitenland was het een iets ander verhaal: de film kwam op het programma te staan van het filmfestival Carthage in 2004 in Tunesië.Vlak na de aankondiging werd hij weer uit het programma geschrapt, hoogstwaarschijnlijk onder druk van de overheid. De regimes van Benali (de voormalige president van Tunesië) en Assad hadden goede contacten.

Dit incident maakte veel discussie los binnen de Arabische filmwereld, en ineens gebeurde wat tot dan toe niet voor mogelijk was gehouden: de filmmakers kwamen als collectief in het geweer. Velen van hen trokken hun bijdrage terug als protest. Het festival kwam hiermee zo onder druk te staan dat het besluit viel de film van Amiralay toch weer toe te laten. Dat was een grote overwinning van het collectief in de strijd voor de vrijheid van cineasten.

Amiralay eindigde zijn documentaires altijd met een soort toekomstvoorspelling. De tijd heeft hem vaak gelijk gegeven. In de slotscène van A Flood in Baath Country kijken we via een raam naar de minaretten van een moskee. We horen de oproep tot gebed. Dit geluid vervangt als het ware de slogans van de Baath-partij. In het afgelopen jaar is deze symbolische scène uitgekomen. In het dorp waar de film werd gedraaid zijn de jihadisten van ISIS nu de baas, en ze zijn geen haar beter dan Assad.

Het is bijzonder om te zien dat Amiralay in deze laatste film teruggrijpt naar zijn eersteling: full circle. Hij rondde er zijn grote verhaal mee af.

De cineast overleed op 5 februari 2011. Hij wordt soms een martelaar van de revolutie genoemd. Naar verluidt zou hij een week na een ‘bezoek’ aan de veiligheidsdiensten van Assad zijn overleden. Het is niet zeker of hij door hun toedoen (‘gesprekstechnieken’) is gestorven, maar één ding staat wel vast: zijn dood heeft grote invloed gehad op het uitbreken van de opstand in Syrië. Zijn laatste film werd herontdekt en verspreidde zich als een olievlek door het land. Een maand na zijn overlijden begon de revolutie waarop hij zijn hele leven had gehoopt.

In het begin, tijdens het eerste jaar van vreedzaam verzet, vond ik het erg dat hij de revolutie in Syrië niet heeft mogen meemaken. Nu denk ik dat het een geluk voor hem is dat de beelden van het huidige Syrië hem bespaard zijn gebleven.

Met zijn films, zijn creatieve geest en zijn vrijheidsliefde biedt hij ons Syriërs nog steeds hoop voor de toekomst.

De film

https://www.youtube.com/watch?v=tW-WQ8MSqZY

Referenties:

http://www.almustaqbal.com/v4/Article.aspx?Type=np&Articleid=452906

http://www.elaph.com/Web/Politics/2006/9/178127.htm?sectionarchive=Politics

http://doc.aljazeera.net/DocGallery/Media/Documents/2011/10/9/2011109122946183371.pdf

http://ar.wikipedia.org/wiki/%D8%B9%D9%85%D8%B1_%D8%A3%D9%85%D9%8A%D8%B1%D9%84%D8%A7%D9%8A

De almaar groeiende frustratie en woede van de Alevieten in Turkije

De 30-jarige Uğur Kurt, vader van drie kinderen en schoonmaker in dienst van de gemeente, loopt naar het Alevitische cem evi (gebedshuis). Daar is een begrafenis van een van de buurtbewoners. Hij gaat de nabestaanden condoleren.

Nog geen 15 activisten met rode doeken voor hun gezicht gebonden scanderen leuzen tegen de regering van premier Erdoğan en maken obscene gebaren naar de oproerpolitie. De AKP-regering is niet alleen verantwoordelijk voor de dood van Berkin maar ook voor de 301 mijnwerkers die vorige week omkwamen in een van de bruinkoolmijnen buiten de stad Soma, zo schreeuwen de beroepsactivisten. Ze gooien benzinebommen naar de politie. Een bom vliegt door een openstaand raam een pantserwagen binnen. Politieagenten springen in paniek uit hun wagen en schieten met scherp in de lucht.

Uğur Kurt loopt over het voorhof van de gebedsruimte. Plots zakt hij in elkaar. Hij is getroffen door een kogel in zijn hoofd, dat hevig bloedt. Een spoedoperatie mag niet meer baten. Niet lang nadat hij op de operatietafel is gelegd, overlijdt Kurt. Woedende buurtbewoners organiseren een protestbetoging. ‘Politie moordenaars’ staat er op een spandoek. Weer volgen er gewelddadige confrontaties met de politie. De vice-premier probeert de gemoederen te sussen. Ballistisch onderzoek zal uitwijzen uit welk vuurwapen de fatale kogel afkomstig is: van de politie of van iemand anders.

De buurtbewoners hebben geen enkele twijfel. Voor hen is dit het zoveelste bewijs dat de politie het op hen heeft gemunt, dat zij door de staat als tweederangsburgers worden behandeld. ‘Zij’ zijn Alevieten, de grootste moslim-minderheid in Turkije. Naar schatting 15 procent van de Turken en Koerden hangt deze heterodoxe stroming binnen de islam aan. Een ethische en tolerante levenshouding staat bij hen centraal, niet het strikt naleven van ge- en verboden. Hun geloofsopvattingen zijn een eclectische mengeling van elementen uit de volksislam en pre-islamitische godsdiensten. Sommige academici spreken van een ‘liberale tak’ van de islam.

Aanhangers van de officiële soennitische islam beschouwen Alevieten echter als afvalligen en behandelen hen dienovereenkomstig. Alevieten houden zich immers niet aan de voorschriften van de orthodoxe islam: ze bidden niet vijf keer per dag, kennen geen moskeeën, doen niet mee aan de vastenmaand Ramadan, gaan niet op bedevaart naar Mekka, en geloven niet in de jihad. En ze drinken alcohol. Hun religieuze rituelen en sociale normen en omgangsvormen zijn ‘anders’.

De Alevieten worden van overheidswege gediscrimineerd. Turkije is slechts in naam een seculiere republiek. In de praktijk heeft de Turkse overheid geen neutrale houding en bewaart ze niet tot alle godsdienstige gemeenschappen dezelfde afstand. De soennitische islam is de onofficiële staatsgodsdienst. Alle moskeeën worden financieel onderhouden door het Directoraat Generaal voor Godsdienstzaken. De gebedshuizen van de alevieten krijgen geen cent. Tijdens het verplichte godsdienstonderwijs op de openbare scholen wordt alleen informatie gegeven over het soennisme.

De conservatief-islamitische AKP-regering van premier Erdoğan laat zich niet inspireren door de beginselen van de grondlegger van de Turkse republiek, Mustafa Kemal Atatürk, maar door de gloriedagen van het Ottomaanse Rijk. Erdoğan zegt nooit Atatürk (letterlijk: oervader der Turken), omdat hij hem niet ziet als oervader der Turken. De stamvaders zijn voor hem de sultans die met een vurig geloof in de islam een wereldrijk creëerden en de christelijke wereldstad Constantinopel veroverden.

Tot ongeveer honderd jaar voor de val van het Ottomaanse Rijk in 1922 waren de sultans relatief tolerant tegenover religieuze minderheden. Als ze maar loyaal waren en extra belasting betaalden. Maar de Alevieten profiteerden niet van dit relatief liberale beleid. Ook in de Ottomaanse tijd werden zij gediscrimineerd en vervolgd als ‘ketters’. Daarbij vloeide niet zelden bloed.

In het moderne Turkije kwam het eveneens tot excessen. In 1978 trokken duizenden soennitische extremisten moordend en plunderend door alevitische wijken van de stad Kahramanmaraş. Bij het bloedbad kwamen meer dan honderd mensen om.

In 1993 viel een uitzinnige soennitische menigte in de stad Sivas een hotel aan waar alevitische intellectuelen bijeen waren. Een van hen was auteur Aziz Nesin, die delen van De Duivelsverzen van Salman Rushdie had vertaald en gepubliceerd. De extremisten schreeuwden ‘Allah is de grootste’ en ‘Dood aan de ongelovigen’ en staken het hotel in brand. De aanwezige politie deed niets, 35 mensen kwamen om het leven. Aziz ontkwam, maar overleed twee jaar later aan een hartaanval. De laatste jaren van zijn leven wijdde hij aan de bestrijding van fundamentalisme.

Opvallend is dat premier Erdoğan zich in zijn beleid jegens minderheden ook laat inspireren door de sultans. Tegenover niet-moslimse minderheden zoals Grieken, Joden en Armeniërs is hij veel liberaler en toleranter dan de oude seculiere elite ooit was. Maar ten aanzien van de Alevieten kan hij kennelijk niet loskomen van de oude soennitische vooroordelen en vindt hij het moeilijk de discriminatie van deze groep te beëindigen.

In 2007 werd dat nog wel voorzichtig geprobeerd, in de vorm van een dialoog met alevitische groepen, onder het motto ‘Alevitische Opening’. Alle problemen rond de alevitische identiteit zouden ter sprake komen, in het kader van een oplossing voor de discriminatie van minderheden in het algemeen. Het was een poging om van Turkije een volwassen democratie te maken die voldeed aan criteria van de EU.

De gesprekken liepen vast: de regering bleek niet in staat de enorme vertrouwenskloof tussen haar en de alevieten te dichten. ‘Ze doen alsof ze aan onze verlangens tegemoet willen komen, maar in werkelijkheid willen ze ons assimileren en soennitische moslims van ons maken,’ zo luidde de algemene klacht. De belangrijkste conclusie in het eindrapport, gepubliceerd door minister van staat Faruk Çelik, was dat ‘alevieten het gevoel hebben dat zij slachtoffer zijn van vooroordelen en maatschappelijke uitsluiting’.

Dit spoorde de overheid echter niet aan tot positieve actie. De marginalisering van de alevieten nam juist toe en de neerbuigende houding van premier Erdoğan viel steeds vaker op – vooral sinds 2010, toen Kemal Kılıçdaroğlu voorzitter werd van de kemalistische, sociaal-democratische oppositiepartij CHP, de politieke thuisbasis van de alevieten. Kılıçdaroğlu is een Koerdische aleviet. Erdoğan kon het niet nalaten zijn soennitische aanhang er keer op keer op te wijzen dat de leider van de oppositie een aleviet is – en dus geen goede moslim.

De frustratie onder de alevieten is de afgelopen twaalf jaar steeds groter geworden, doordat de regerende AKP al die jaren een absolute meerheid in het parlement heeft en alles kan doordrukken zonder rekening te hoeven houden met de wensen van de oppositie. Het was dus niet verwonderlijk dat een groot deel van de activisten tijdens de Gezi-protesten van vorig jaar juni bestond uit alevitische jongeren. Alle zeven doden die vielen door het buitensporige politiegeweld waren alevieten.

Door de dood van de 30-jarige aleviet Uğur Kurt zijn de woede en de spanningen verder toegenomen. Inmiddels is een andere demonstrant in dezelfde buurt overleden. Premier Erdoğan zei dat hij verbaasd was over het ‘geduld van de politie’ tijdens de bloedige rellen in de wijk Okmeydanı. Ook kritiseerde hij degenen die de dood van Gezi-slachtoffer Berkin Elvan in die buurt willen herdenken. Hij noemde de dood van de jongen ‘verleden tijd’. Erdoğan: ‘Wat is dit? Gaan we een herdenking houden voor elke dode? Hij is overleden, het is voorbij’.

Dat zijn geen uitlatingen die de alevieten hoop geven op verbetering van hun positie in het ‘nieuwe Turkije’ van de AKP. Daarom hebben duizenden alevieten in Duitsland aangekondigd dat ze deze zaterdag in Keulen gaan protesteren. Erdoğan komt daar om 20.000 van zijn trouwe aanhangers toe te spreken. Het startschot van zijn campagne om in augustus tot president te worden gekozen. Een vooruitzicht dat de alevieten bestempelen als een ‘vloek’ of een ‘nachtmerrie’.

Egyptische journaliste Reem Magued: “Een geweldig volk heeft geen dictatuur nodig”

Met een talkshow op prime time stelde Reem Magued dag in dag uit problemen in Egypte aan de kaak. Wat opviel was haar oprechtheid. Vorige zomer besloot ze te stoppen met haar tv-carrière. Ze wilde geen programma meer dat werd uitgezonden tussen de regeringspropaganda door van haar eigen station. ‘Ik respecteer hen, want ze geloven in wat ze doen. Maar ik heb een totaal andere visie, en dat valt niet te combineren,’ aldus Magued. ‘Verder heb ik geluk gehad. Ik leef nog, en ik zit niet in de gevangenis.’

Kun je de persvrijheid van de afgelopen drie jaar schetsen?

Het is allemaal niet zo duidelijk. Het gaat niet om het regime. Het gaat om ons, de mensen die in dit vak werken, en de straat. Als we onze rechten verdedigen, dan hebben we vrijheid. Onder de voormalige president Morsi was het de beste tijd om te werken. Niet vanwege hem, maar vanwege ons. Morsi was niet beter dan zijn voorganger Hosni Moebarak, niet beter dan de Hoge Militaire Raad en niet beter dan het huidige bewind. Maar onder Morsi waren we allemaal aan het vechten, om verschillende redenen, en bereikten we het hoogste plafond.

‘We verdedigden onze rechten en principes, we verdedigden elkaar en de vrijheid. Ons recht om te spreken en het recht van de mensen om te weten. We hadden de straat aan onze zijde. Dat is nu niet het geval. Nu zijn sommigen van ons, journalisten en burgers, bereid rechten op te geven voor wat zij zien als een hoger doel: dat Egypte geen Syrië, Irak of Iran wordt. Men denkt Egypte te beschermen door deze rechten op te offeren. Maar ik denk juist dat het tegenovergestelde waar is!’

Waarom?

‘Ik denk dat we onze rechten en Egypte tegelijkertijd kunnen verdedigen. Het regime zaait angst: ‘’Er is een complot tegen Egypte, Egypte ligt onder vuur,’’ zonder te zeggen wie daar achter zitten. Men maakt ons bang voor het onbekende. We mogen niet weten hoe het zit, want dat zou de nationale veiligheid van Egypte kunnen schaden. De hele tijd zijn we maar bang voor iets onbepaalds. Maar hoe kunnen we Egypte beschermen als we niet weten wat er aan de hand is? Als er een complot is tegen Egypte dan moeten we dat juist wél weten.

‘Wij, de media, voeren nu een andere strijd. De vrijheid van meningsuiting is geen prioriteit meer onder journalisten. Sommige journalisten zeggen nu dat ze soldaten zijn, maar de nationale veiligheid beschermen is niet onze taak, we kunnen niet allemaal hetzelfde doen.’

Kunnen Egyptenaren zelf niet uitvinden wat wel en niet waar is?

‘De meeste Egyptenaren hebben geen toegang tot Twitter of andere informatiebronnen en zijn afhankelijk van de Egyptische tv. We kunnen niet weten of de Egyptenaren de media geloven, want we hebben geen middelen om dit te meten. Ik denk niet dat het representatief is wat de media nu laten zien.

‘De Egyptische media creëren een bepaald beeld. Ze zeggen dat het Egyptische volk geweldig is, maar aan de andere kant zeggen ze dat het met ijzeren vuist moet worden geregeerd. Dat gaat niet samen. Een geweldig volk heeft geen dictatuur nodig.

‘Het is nu erger dan onder Mubarak. Je hebt vast 1984 van George Orwell gelezen. Het regime in dat boek is hetzelfde. Creëer een vijand in en een vijand buiten Egypte. Beiden zijn niet concreet, het zijn spoken. En vertel de burgers dat zij zonder het regime in groot gevaar zijn, dus dat die al hun vrijheden en zelfs brood moeten opgeven voor veiligheid.

‘Mensenrechten schenden is hetzelfde als terrorisme. Hoe kunnen we terrorisme bestrijden en tegelijkertijd de mensenrechten niet respecteren? Ik heb het over het recht van mensen, zoals God ze heeft geschapen. Leven, eten en eerlijke rechtszaken. Geen vernederingen, geen martelingen. Terrorisme bestrijden is mensenrechten verdedigen. Zonder gerechtigheid geen stabiliteit.’

Is een militaire dictatuur wat de meeste Egyptenaren willen?

‘Wij hebben geen onafhankelijke peilingen, we weten het echt niet. We hebben geen wetenschappelijke studies. De afgelopen drie jaar konden we zien dat Egyptenaren vrijheden willen, misschien weten ze niet hoe ze die moeten verwezenlijken. Deze situatie kan zo niet doorgaan, Ik weet niet wat er komen gaat, misschien wordt de volgende fase erger, bloediger. Daar ben ik bang voor als de mensen weer de straat op zouden gaan. Ik weet niet of ik wil dat het gaat gebeuren, maar ik weet dat er een prijs is die we moeten betalen voor gerechtigheid.

‘Journalist zijn is een beroep als dokter of ingenieur. Als de media hun werk niet goed doen kunnen ze mensen doden. En er is ongerechtigheid achter de ongerechtigheid: Ruim 41.000 gevangenen sinds 3 juli 2013, toen het leger Morsi afzette. Wie zijn dat allemaal? Wat zijn de beschuldigingen tegen hen, zijn ze al veroordeeld?’

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.