Jarabalus: over Babylonische Strijdwagens, Lawrence van Arabië en Toyota-pick-ups van ISIS

Een ongeveer 60 kilometer lange smalle weg voert ten zuiden van Oğuzeli, het vliegveld van Gaziantep in Turkije, naar het grensplaatsje Karkamiş aan de Eufraat. Links en rechts van de weg in het vlakke tot licht glooiende landschap staan de pistachebomen die het ‘groene goud’ voortbrengen waar de streek zo bekend om is. Gaziantep gaat door voor ‘hoofdstad van de pistache’. De dauw die ’s morgens vroeg ontstaat door de grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht in het droge steppeachtige gebied aan het koude water van de Eufraat draagt de geur van de pepermuntvelden op de vruchtbare oever van de rivier het land in. Hier, in dit gebied, gaat Anatolië vloeiend over in Mesopotamië in het zuidoosten en Syrië en in het zuidwesten.

In het Osmaanse Rijk waren hier geen staatsgrenzen, maar door het verdrag van Lausanne (1923) kwamen die er wel, en het  stationnetje van Karkamiş aan de 100 jaar geleden gebouwde Bagdadspoorweg werd een grensovergang tussen Turkije en Syrië. De spoorlijn markeert die grens. En die werd door honderden Europese en Aziatische jihadisten vanuit Karkamiş officieel overschreden – tot hij na januari 2014 dicht ging – om zich bij de een rebellengroep aan te sluiten. In de “çay bahçesi” bij het station van Karkamiş, een terras onder de tegen de zon beschermende bomen, werd thee geserveerd en hier ontmoetten jihadisten en hun contactpersonen elkaar op weg naar Syrië, terwijl Syrische vluchtelingen zich in omgekeerde richting bij  hun al eerder naar Turkije gevluchte familieleden voegden. Al in 2011, tijdens het uitbreken van de eerste protesten in Syrische steden, begonnen de Turken met de bouw van een vluchtelingenkamp voor 10.000 mensen ten noorden van Karkamiş en andere kampen bij in deze regio gelegen steden Nizip en Bireçik. Het theehuisje ging in de eerste dagen van januari 2014 teloor, toen de grens dichtging en op luttele meters afstand van het terras achter de stalen grenspoort de vlag van de terreurgroep ISIS werd opgehangen.

Overzichtskaart, Karkamiş, Jarabulus en het antieke Carchemisch op de Turks-Syrische grens

Het lang verdwenen Bijbelse Carchemisch

Hoewel Karkamiş hemelsbreed maar op 30 kilometer afstand ligt van de plaats Kobane, dook de naam in het gehele Syriëconflict nauwelijks op. Terwijl de verzamelde internationale pers vanaf de Turkse grens met spectaculaire beelden verslag deed van de veldslag van Kobane tussen Koerdische strijders en het terreurleger van ISIS met tegelijkertijd luchtaanvallen van de internationale coalitie, bleef het in Karkamiş en het stadje Jarabulus aan de Syrische kant van de grens schijnbaar rustig. Hoewel het huidige plaatsje Karkamiş maar iets meer dan 100 jaar geleden tijdens en na de bouw van de Bagdadspoorweg ontstond, is de naam ‘Carchemisch’ altijd al bekend geweest onder geleerden door de vermelding in het boek Jericho in de Bijbel[i] en in Egyptische en Assyrische teksten. De stad gold lang als verdwenen en de locatie werd na een lange speurtocht door Noord-Syrië pas in 1876 door de Britse archeoloog George Smith ontdekt. Direct aan de Eufraat ligt een ‘tal’ – een kunstmatige heuvel – waarvan er vele voorkomen in het Midden-Oosten. Zulke heuvels zijn ontstaan door eeuwen van menselijke bebouwing: op het puin van oude gebouwen werden nieuwe gebouwd. Vanaf deze typische tal met de afgeplatte kegel en een vlakke top[ii][iii] waren de aanvallen van ISIS met Toyota pick-ups vanuit Jarabulus op de omliggende dorpen goed te zien, ook de tegenaanvallen door de Koerdische YPG vanuit het oosten van de Eufraat konden vanaf hier op de voet worden gevolgd.

Zonder verrekijker waren de vlaggen van de vechtende groepen goed te zien. ‘Tribes with flags’– ‘Stammen met vlaggen’, zo noemde de bekende, in 2012 overleden journalist Peter David  dit fenomeen al in het themanummer van The Economist, ‘Waking from its sleep – A special report on the Arab world’. Al twee jaar voor het uitbreken van de Arabische Lente repte hij van een ‘fever under the surface’, een koorts onder de oppervlakte die ieder moment in een revolutie kon ontbranden. Meer dan 2600 jaar geleden stonden hierop dezelfde plaats in de ooit machtige Assyrische stad Carchemisch mensen te kijken naar de galopperende paarden en voortdenderende strijdwagens tijdens de veldslag tussen het Egyptische leger onder farao Necho II van de 26ste dynastie van Egypte en de Babyloniërs onder Nebukadnezar II, de zoon van de toenmalige koning Nabopolassar van Babylonië. De slag vond plaats in 605 v.Chr. en werd gewonnen door Nebukadnezar II., die een paar jaar eerder al Nineveh, de hoofdstad van het Neo-Assyrische Rijk had verwoest. Dat het van Nineveh bij Mosul in Irak naar Jarabulus in de Syrische provincie Aleppo niet ver is, was te zien vanaf de Carchemisch-heuvel in 2014. De door ISIS bij Mosul buitgemaakte Amerikaanse Humvee-legervoertuigen verschenen al twee dagen na de verovering van Noord-Irak ook bij Jarabulus in Noord-Syrië. In de Bijbelse geschiedenis is de slag bij Carchemisch een uiterst belangrijke gebeurtenis. Josia, de zestiende koning van Israël die over Juda regeerde had namelijk geprobeerd het leger van farao Necho II te stoppen, maar werd verslagen. Hij sneuvelde in deze Slag bij Megiddo[iv]. Dit betekende het einde van Juda’s onafhankelijkheid en daarmee ook een einde van het koningshuis van David. Menige moderne dominee zal zeggen dat er zo een einde aan het ‘koninkrijk van God op aarde’ kwam. De veroveraar van Carchemisch, en de latere bouwer van de toren van Babel en de hangende tuinen van Babylon, Nebukadnezar II, trok namelijk verder naar Syrië en Palestina, en verwoestte in 587 voor Christus Jeruzalem en de tempel van Salomon.

Direct aan de Eufraat tussen Jarabulus en Karkamiş ligt een “Tal” waar het antieke Carchemisch werd ontdekt

Lawrence of Arabia, Gertrude Bell, Agatha Christie en de Duitsers in Jarabulus

Het oude Bijbelse Carchemisch werd aan het begin van de vorige eeuw uit de vergetelheid gehaald toen archeologen van het Ashmolean Museum in Oxford in 1909 onder leiding van David Hogarth op deze rustige plek midden in het afbrokkelende Osmaanse Rijk met opgravingen begonnen. In die tijd was archeologie niet alleen een moderne wetenschap maar ook een koloniale discipline, geleid door buitenlanders die hun aanwezigheid rechtvaardigden met ‘onderzoek naar de wortels van de westerse civilisatie’  en tegelijkertijd onderzochten hoe ze ‘de ander’ konden controleren en beheersen en hoe de verschillende bevolkingsgroepen te identificeren waren[v]. Het was de tijd van het van het oriëntalisme: een term die later zou worden gebruikt ter aanduiding van de dominante westerse opvatting van de Oriënt, oftewel het Oosten in culturele zin, zoals die ontstaan is sinds de tweede helft van de negentiende eeuw. De tijd van de mondiale kolonisatie door de grote westerse mogendheden.

T.E. Lawrence (links) met Leonard Woolley tijdens de opgravingen in Carchemisch

In 1882 hadden de Britten Egypte veroverd en de archeologie kwam op gang. In 1910 kwam een jonge 22-jarige Engelsman, Thomas Edward Lawrence, in Jarabulus aan om als student – zonder salaris maar met een studiebeurs van honderd Pond Sterling – de opgravingen en alle artefacten te documenteren en als plaatsvervangend directeur te fungeren. Men kan niet beweren dat dit zijn eerste voetstappen op Arabisch gebied waren, want hij was al in 1909 in Beiroet aan land gegaan om in Biblos (Jbail) Arabisch te leren en was aansluitend vier maanden lang 1600 kilometer door Syrië gelopen voor zijn studie over de kastelen van de kruisridders, zijn interesse. In Carchemisch was hij ook verantwoordelijk voor de rekrutering van lokale arbeiders. Hoe het koloniale model van de opgravingen in Syrië en Irak organisatorisch werd geregeld weten we door uitvoerige beschrijvingen van Leonard Woolley (die met Lawrence samenwerkte), en Agatha Christie die met Woolley’s assistent Max Mallowan trouwde en haar man (na de Eerste Wereldoorlog) vaak begeleidde naar Egypte, Turkije, Syrië en Irak bij opgravingen. De detectiveroman “Moord in Mesopotamië” van Christie met Hercule Poirot als detective heeft naast de moord ook de diefstal van archeologische vondsten als thema.

Max Mallowan leidde de opgravingen in Urfa (Şanliurfa, Turkije) Tal Brak (Al-Hasakah provincie in Syrië), Chagar Bazar (Noord-Syrië), Nineveh (Mosul, Irak) en Ur (Irak). Mallowan en Christie bezochten Carchemisch rond 1930. Dat moet een hecht clubje Britten geweest zijn, maar niet vrij van haat en nijd: Woolley’s latere vrouw Katharine, met wie hij tijdens de opgravingen in Ur (Irak) getrouwd was, en Agatha Christie konden elkaar niet luchten of zien. Het is geen geheim dat het slachtoffer in Christies ‘Moord in de Oriënt-Express’ veel trekken vertoont van Katharine Woolley, wier eerste man zich overigens tijdens de huwelijksreis in Egypte zelf van het leven beroofde door zich dood te schieten.

Osmaanse bureaucratie, Duitse Ingenieurs en de “Deutsche Bank”

Woolley en Lawrence boekten succes in Carchemisch. De expedities van 1910-1914 brachten aanzienlijke overblijfselen van de Assyrische, Neo-Hettitische en Babylonische periodes aan het licht, zoals verdedigingswerken, tempels, paleizen en talloze beelden van basalt en reliëfs met Luwische hiërogliefen en veel dingen uit de bronstijd. Maar de Britten waren niet de enigen in Carchemisch. Ook de Duitsers waren 1910 op precies dezelfde plaats aan het werk, wat voor een ernstig conflict zorgde tussen de Britse archeologen aan de ene kant en de Duitse spoorwegbouwers van de Bagdadspoorweg aan de andere. De Duitsers ingenieurs wilden namelijk delen van de Carchemisch-heuvel met dynamiet opblazen om de ijzeren brug over de Eufraat aan te leggen. Dit vergde veel onderhandelingen die werden geleid door T.E. Lawrence. Lawrence deed aldus ervaring op met de Osmaanse bureaucratie en leerde om te gaan met de plaatselijke bevolkingsgroepen. Lawrence zal snel door gehad hebben dat hij voor de verlegging van het treintraject met de ingenieurs van de Duitse firma Philipp Holzmann moest spreken. De Duitse Keizer Wilhelm II had Sultan Abdulhamid II de investeringen beloofd maar aan de financier daarvan, de Deutsche Bank, geen staatsgarantie afgegeven. De firma Holzmann werd per kilometer traject betaald, het Osmaanse rijk was zo goed als failliet en dus zou de Deutsche Bank – zo was afgesproken – in Anatolië de ‘belastingen’ zelf innen. De ‘Deutsche Bank’ was zeer betrokken in dat spoorwegproject met twee extra daarvoor opgerichte instituten: De Deutsche Orient Bank  en de Deutsche Palästina Bank.

“Drang nach Osten” van de Duitse Keizer

Het Duitse bouwconsortium had vooral Circassiërs (Tjerkessen) en Koerden als voormannen en Arabische arbeiders en de Britten bijna uitsluitend Arabieren van lokale stammen. De Duitsers betaalden meer dagloon maar behandelden de arbeiders slecht. Voor Lawrence was de opgave om genoeg arbeiders voor de opgravingen te organiseren. In het boek “Lawrence of Arabia – The Arabs, the British and the remaking of the Middle East in WW I.” van Neil Faulkner (2016)[vi]wordt een interessante anekdote verteld: op een avond was er een opstand uitgebroken van lokale stammen tegen de Duitsers en hun Koerdische voormannen en de situatie werd levensgevaarlijk voor de zich verschansende Duitsers die door de Arabieren met geweren werden beschoten. Lawrence en Woolley stonden eerst op de heuvel te kijken en gingen zich er daarna mee bemoeien om de gemoederen tot bedaren te brengen. Ze werden daarbij geholpen door Hamoudi Ibn Sheikh Ibrahim uit Jarabulus, een trouwe en bij de plaatselijke bevolking invloedrijke medewerker van Lawrence, die met zijn drie zoons na de Eerste Wereldoorlog Mallowan en Woolley voor opgravingen zou volgen naar Tal Brak en Ur.

Het plaatsje Jarabulus leverde een pittoreske plaatje op, maar tegelijkertijd konden van daaruit de veranderingen op het grote internationale toneel worden waargenomen. De Fransen en Italianen rukten op naar Noord-Afrika, de Engelsen vanuit India en Egypte naar het Midden-Oosten, de Russen richting de Kaukasus en Grieken, Bulgaren en Serviërs verklaarden zich onafhankelijk en ontnamen de Sultan de macht over de Balkan. De Sultan kon alleen nog bouwen op het voor het eerst in de geschiedenis verenigde Duitsland. Twee derde van de Duitse investeringen in Anatolië bestond uit werkzaamheden voor de spoorweg naar Bagdad met de olievelden van Basra als einddoel. Maar ook de Duitse Firma’s Mauser (wapens), Friedrich Krupp (rails, staal en artillerie), Maffei, Henschel, Hanomag, Cail en Borsig (locomotieven) en Siemens (telegraaflijnen) waren betrokken. Holzmann bouwde ook de stations. De Duitse economie brak 1910-1912 alle records en de “Drang nach Osten” van de Duitse Keizer was ook in Jarabulus te merken.

Van Carchemisch naar de Inlichtingendienst in Cairo

In het rustige Jarabulus, en in ieder geval tijdens de opgravingen in Carchemisch, verfijnde Lawrence zijn Arabisch en begon hij de lokale dialecten van de stammen te leren en deed  hij zijn eerste sociologische studies die de grondslag waren voor zijn werk “Seven pillars of wisdom”[vii] dat in 1926 verscheen. Een groot voorbeeld voor Lawrence was Gertrude Bell, ontdekkingsreiziger, schrijfster, archeologe en fotografe. Lawrence en Bell ontmoetten elkaar voor het eerst in Carchemisch. De opmerkelijke vrouw sprak naast Arabisch ook Farsi en Turks.

Gertrude Bell met T. E. Lawrence in Carchemisch

In 1907 verscheen “The Desert and the Sown”, een reisboek door Syrië met verhalen van rond het kampvuur, met de roddels uit de bazaar. Verhalen die Lawrence fascineerden. In 1915 ontmoette dit kleine clubje van Britse Carchemisch-archeologen – Bell, Lawrence, Woolley en Hogarth – elkaar weer; dit keer in Cairo, waar ze door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren toegevoegd aan het “British Intelligence Office” – de Britse inlichtingendienst. Lawrence zou nooit meer naar Carchemisch terugkeren. Pas in 2010, één jaar voor het uitbreken van de Syrische revolutie, werd het archeologisch onderzoek in Carchemisch voortgezet. Professor Niccolo Marchetti van de Universiteit van Bologna en zijn team groeven toen ook in de geschiedenis van Lawrence: ze vonden een 2000 jaar oud mozaïek dat Lawrence had gebruikt als vloer van het kleine huisje dat hij had gebouwd om de heuvel te kunnen overzien. Ze vonden ook 300 sculpturen en historische fragmenten die in een perfecte toestand waren bewaard; niet omdat Lawrence zo’n goed werk had geleverd maar omdat de Turken in 1920 alles met cement hadden overgoten om er een verdedigingswerk neer te zetten. Het Osmaanse Rijk was toen al geschiedenis. De spoorweg werd met de verdragen van Ankara (1921) en Lausanne (1923) de grens tussen Turkije en Syrië. Alle stations kregen een nieuwe naam, namelijk die van de plaatsen aan de Turkse kant van de grens. Zo werd het station Jarabulus omgedoopt in Karkamiş.

Spionnen in “The Wilderness of Zin”

Doordat ze verbonden waren aan de Britse Inlichtingendienst, raakten Lawrence en Woolley al snel betrokken bij een andere archeologische expeditie in opdracht van de ‘Palestine Exploration Fund’ in de Negev-woestijn en het noordoosten van de Sinaï, op zoek naar de “The Wilderness of Zin”[viii][ix]. Daar waar volgens de Bijbel Joshua spionnen heen stuurde om te kijken of het veilig was, voordat hij met zijn volk Kanaän kon binnen trekken[x][xi], brachten de twee Britse archeologen de noordelijke Sinaï en Gaza in kaart om een Britse invasie in Palestina vanuit Egypte voor te bereiden. Die invasie volgde ook na veldslagen bij Gaza en Beersheba in 1917, waarop Generaal Allenby in November van dat jaar Jeruzalem kon innemen. Volgens het Britse tijdschrift “The Golden Warrior” schreef Lawrence in 1916 op de vraag hoe men het Osmaanse Rijk ten val kon brengen, het volgende: “We moeten het islamitische blok breken. We moeten de macht van de islam verbannen door het tegen zichzelf in opstand te laten komen zodat er twee kalifaten ontstaan, een Turks Sultanaat en een Arabisch Kalifaat’. Dat klinkt ook in 2018 op de een of andere manier bekend. Interessant in dit oogpunt is, dat de Duitse Keizer Wilhelm II tegelijkertijd in 1914 de ‘globale Jihad’ liet uitroepen om de moslims in door Groot-Brittannië gedomineerde gebieden – inclusief India – tegen de Engelsen in opstand te brengen.

De Duitsers lukte dat niet maar Lawrence wist in 1916 de ‘Arab revolt’ tegen de Turken, te organiseren door een guerrillaoorlog te starten met bomaanslagen en overvallen op onder andere de Duits-Osmaanse spoorwegen. In Lawrence‘s “Twentyseven Articles” van 1917 beschrijft hoe hij de Arabische stammen aanspoorde de stad Aqaba vanuit de woestijn te veroveren: „De dood zal een van onze beste daden zijn, de laatste vrije opoffering die in onze macht ligt, een must”. En verder: “We moeten geloven dat er geen betere overwinning is dan te sneuvelen in de slag terwijl we de almachtige toeroepen. We moeten toeslaan en toeslaan en martelaar worden voor een hoger doel, zo dat ons gemartelde Ik tot wapen van hun eigen verderf wordt “. ISIS-leider Abu Bakr al-Baghdadi had dit vermoedelijk niet beter kunnen uitdrukken. Deze zei afgelopen mei in een opgedoken geluidsfragment dat via het ISIS-mediaplatform “Al-Furqan” werd verspreid: “Overwinning of nederlaag is niet afhankelijk van een stad of dorp dat wordt ingenomen of onderworpen aan overmacht in de lucht, intercontinentale raketten of slimme bommen. Vertrouw op Gods belofte en Zijn overwinning”. Duikt men dieper in de biografie en het karakter van Lawrence en alle geschriften en brieven die later zijn gepubliceerd, dan kan men het beste concluderen dat de jonge man zich in de anonimiteit van de woestijn, ver van het door de oorlog verscheurde Europa – twee van Lawrence’s broers kwamen om het leven aan het front in Frankrijk – radicaliseerde en bij zijn terugkeer alle symptomen van een posttraumatische oorlogsstress vertoonde.

De hashtag SykesPicotOver

De slag om Aqaba van 6 juli 1917 en de inname van deze Osmaanse haven- en garnizoensstad is het beste te vergelijken met de overval van ISIS in juni 2014 op Mosul in de Iraakse provincie Nineveh. De hashtag #SykesPicotOver ging in 2014 triomferend over Twitter, verwijzend naar  het Sykes-Picotverdrag, de geheime overeenkomst tussen Groot-Brittannië en Frankrijk in mei 1916 waarin zij afspraken maakten over hun invloedssfeer in Zuidwest-Azië als het “Triple Entente” (1907) genoemde bondgenootschap erin zou slagen het Osmaanse Rijk te verslaan. Of Lawrence destijds weet had van dat geheime verdrag is nooit bewezen, wel dat hij landkaarten tekende die een soortgelijke indeling over de verschillende invloedsferen voor ogen had. Zeker is wel dat de tijd van de Eerste Wereldoorlog, het Sykes-Picotverdrag van 1916, de Balfour-verklaring van 1917  over ‘een nationaal thuis voor het Joodse volk in Palestina’, de stichting van Jordanië, het ontstaan van Irak en Saudi-Arabië, Libanon, Syrië en andere nationale staten door de Engelsen en Fransen – en vooral de uitroeping van de staat Israël en de illegale bezetting van Palestijnse gebieden – voor meer dan honderd jaar ellende heeft gezorgd en nog steeds zorgt. De speurtocht naar de wortels van de eigen beschaving, zoals aangehaald in dit artikel, de zoektocht naar de eigen identiteit van het kolonialistische en imperialistische Europa, heeft andere beschavingen in ht ongeluk gestort[xii][xiii].

[i] Bijbel Jer. 46:2; 2 Chr. 35:20; Isa. 10:9

[ii] Levant, The Journal of the Council for British Research in the Levant; Volume 39, 2007 – Issue 1; Archaeology in the Land of Carchemish: landscape surveys in Jerablus Tahtani, 2006; T.J. Wilkinson, E. Peltenburg, A. McCarthy, E. B. Wilkinson & M. Brown; Pages 213-247 | Published online: 18 Jul 2013

[iii] Carchemish in Context; T. J. Wilkinson, Edgar Peltenburg, Eleanor Barbanes Wilkinson; 2016; Oxbow Books, ISBN: 9781785701115

[iv] Bijbel, 2 Koningen 21-24, 2 Kronieken 33:25-35:27 en ook genoemd in Jeremia 1:1-3; 22:11, 18

[v] Towards a Socio-Political History of Archaeology in the Middle East: The Development of Archaeological Practice and Its Impacts on Local Communities in Syria. Bulletin of the History of Archaeology. 20(1), pp.4–16

[vi] “Lawrence of Arabia’s war – The Arabs, the British and the remaking of the Middle East in WW1”; Neil Faulkner; ISBN 9780300226393; Yale University Press 2016;

[vii][vii] “Seven Pillars of Wisdom”- The Complete 1922 – ‘The Oxford Text’, T.E. Lawrence bewerkt door J And N Wilson; 2nd Revised edition 2004; ISBN 9780954641801

[viii] The Wilderness of Zin, T. E. Lawrence en C. Leonard Woolley; Uitgever Eisenbrauns; Hardcover; 2003; ISBN 9781575060774

[ix] Bijbel o.a. in Exodus 17:1-2, 5-7

[x] Bijbel; Jozua 17:12-13; Nehemia 9:24, Obadja 20 en Zacharia 14:21

[xi] Volgens Lawrence en Woolley lag het Bijbelse Kadesh-Barnea bij een Tal in Ain el Qudeirat

[xii] “The Poisened Well – Empire and it’s legacy in the Middle East” 2016, Roger Hardy Hurst Publishers; ISBN 9781849046398

[xiii] “The Fall of the Ottomans – The Great War in the Middle East”; Eugene Rogan 2016, Igram Publisher services; ISBN 9780465023073

Nikolaos van Dam: alle landen die in Syrië hebben geïntervenieerd, hebben de wereld slechter gemaakt (deel 3)

Israël is vrijwel geheel afwezig in de boeken die over de Syrische crisis gaan. Het is wonderbaarlijk hoe Israël in staat is geweest om weg te blijven uit allerlei politieke analyses. En ik heb gemerkt dat u dat ook doet. U noemt alle andere regionale en internationale partijen wel, maar u slaat Israël over.  Wat is volgens u de directe en indirecte rol van Israël in deze strijd en zijn invloed op de grote machten? En bent u het met mij eens dat Israël liever wil dat het Syrische regime aanblijft, zodat het zijn grenzen blijft bewaken zoals het al veertig jaar heeft gedaan?

Israël vindt het prima als in al die omliggende landen oorlog komt. Dan hoeven ze zelf niets te doen, ze hoeven eigenlijk sowieso niets te doen. De Golanhoogte was rustig, zowel onder het regime van Hafez Assad als daarna. Dus ze hadden geen last van Syrië, hoogstens van Syrië in Libanon. Kent u de uitdrukking: Een leeuw in Libanon, een konijn in de Golan? Daar wordt Hafez Assad mee bedoeld.

De laatste tijd is Israël meer betrokken met wat er in Syrië gebeurt door de rol van Iran. Iran komt namelijk heel dicht bij de bestandsgrenzen op de Golan. Maar Israël is niet betrokken in het conflict in het algemeen. Ik ben me ook niet bewust dat ze steun hebben gegeven aan de oppositie of andersom. In mijn boek citeer ik Muhammad Allush als hij zegt: Wij concentreren ons op de val van het regime, het regime heeft vele male meer doden veroorzaakt dan Israël in al die jaren.

Heeft Israël invloed gehad op de keuzes van de grootmachten met betrekking tot de strijd in Syrië? Heeft het invloed gehad op hun ‘voorzichtigheid’?

Israël is een sterke bondgenoot van de VS. In feite is Israël vriend van vrijwel alle Westerse landen. Maar ik geloof niet dat Israël een rol heeft gespeeld bij de pogingen het regime ten val te brengen. Want het is voor hen volstrekt niet duidelijk wie daarvoor in de plaats zou komen. Israël wordt eigenlijk niet door het regime bedreigd, maar ook niet door de oppositie. Misschien wel door IS op een bepaalde manier, maar niet echt. Toch hebben ze daar wel last van.

U werkte heel lang als diplomaat. En kort geleden was u ook de Nederlandse Gezant voor Syrië. Prominente politici hebben u om advies gevraagd. Maar de Syriërs hebben wat dat betreft slechte ervaringen. Ze vinden dat de Westerse politici en gezanten vaak wel iets weten over de ‘problemen’, maar de menselijke en emancipatorische dimensies veronachtzamen. Ze zijn internationaal gericht en Westers georiënteerd. Ze zien onze problemen als niet rationeel en denken dat de overheden rationeler en beter zijn dan hun onderdanen. Ze bagatelliseren de politieke en morele dimensies en volgen vaak de methode van ‘crisis management’ waarvan we de ‘successen’ kennen in het geval van de Palestijnse zaak en nu ook in Syrië. En de vraag die u oproept met uw boek ‘Verwoesting van een Natie’ (Destroying a Nation) luidt: heeft u zich niet te veel geconcentreerd op de hoge niveaus van de politiek en bent u zich niet aan het vervreemden van de aspiraties van de straat, zoals vrijheid, waardigheid en rechtvaardigheid?

Ik hoop dat in mijn boek duidelijk tot uiting komt dat ik helemaal niet het officiële beleid van al die Westerse landen en andere regeringen volg, maar dat ik daar juist kritisch tegenover sta. Jaren geleden en voordat ik Syrië-gezant werd, heb ik gezegd: Het Westen zou moeten stoppen met het scheppen van valse verwachtingen.

Tijdens een van de gesprekken in Genève stelde Muhammad Allush de terechte vraag aan de Syrië-gezanten van de permanente leden van de Veiligheidsraad: ‘Jullie hebben resolutie 2254 aangenomen, wat gaan jullie nu doen om die resolutie uit te voeren?’ Eén van de gezanten antwoordde: We go for it, we are committed. Ik heb later tegen het hoofd van de Syrische delegatie gezegd: Dat zegt hij, maar ze gaan dat natuurlijk helemaal niet doen. Want het uitvoeren van resolutie 2254 betekent militaire interventie en dat gaat niet gebeuren.

In Istanbul heb ik altijd aan de Syrische oppositiecoalitie uitgelegd wat volgens mij onrealistische uitgangspunten waren. Anderen konden alleen de officiële lijn volgen, die volgens mij neerkwam op kritiekloze steun. Ik kon echter zeggen wat naar mijn idee de beste of de minst slechte oplossing of lijn was. Ik ben er van overtuigd dat de oppositie meer had aan steun in de vorm van een constructief-kritische benadering en uit de reacties heb ik ook gemerkt dat dit werd gewaardeerd.

Toen ik terugkwam uit Istanbul, werd mij in een televisie-uitzending van Nieuwsuur gevraagd: Dus u hebt geen enkele invloed gehad op de minister van Buitenlandse Zaken? Ik zei: ‘Ik heb wel invloed gehad op zijn denken, maar niet op zijn beleid.’ Ik had natuurlijk uitvoerig met de minister gesproken en analyses gestuurd, maar onze bewindsman moest natuurlijk rekening houden met de publieke opinie en zijn collega´s in de Europese Unie. Mensen denken vaak dat de minister gewoon kan doen wat hij wil, maar dat is niet zo. Hij is gebonden aan bepaalde beperkingen.

En wat betreft de aspiraties van vrijheid, waardigheid en rechtvaardigheid: dat was natuurlijk prachtig. Politici stonden daar natuurlijk achter, maar alleen in de vorm van een welgemeend politiek beleid dat echter niet afdwingbaar bleek. Toen de Syriërs zeiden: wij eisen de val van het regime, wij willen democratie, reageerden de meeste Westerse politici met uitspraken als: Dat steunen wij, Assad heeft zijn legitimiteit verloren.

U probeerde dus de doelen omlaag bij te stellen, waarom heeft u niet geprobeerd om de actie omhoog bij te stellen?  

Omdat ik wist dat geen enkele partij dat wilde. En ik geloof zelf ook niet in militaire interventies. Ik ben er zelfs zeer op tegen omdat het verleden heeft uitgewezen dat vrijwel elke militaire interventie tot rampen leidt. Mijn punt is niet: je stelt niet je doelen omlaag, maar je past je doelen aan de middelen aan die je hebt of die je bereid bent in te zetten.

De kern voor mij is steeds geweest dat dialoog noodzakelijk was om een oplossing te kunnen bereiken, maar niemand wilde dialoog. Dat is tot op de dag van vandaag niet veel anders. Niemand wil dialoog met het regime.

Inderdaad, we zijn zeven jaar verder en u zegt hetzelfde?

Dialoog nu is heel wat anders dan een dialoog zeven jaar geleden. Er is sprake geweest van gemiste kansen.

Dit neemt niet weg dat je van alles moet blijven proberen. Het alternatief is helemaal niets doen. Directe militaire interventie is nu al helemaal achterhaald, want dan krijg je een directe confrontatie met de Russen. Wie heeft daar nog zin in?

Sommigen bekritiseerden mijn boek door te zeggen dat ik aan de ene kant geen militaire interventie wil, en aan de andere kant zeg dat de oppositie niet genoeg militaire steun heeft gekregen. Ik heb dat verduidelijkt door aan te geven dat de militaire oppositie met de huidige gang van zaken in feite de dood in werd gestuurd, met te weinig in handen. Dat vond ik verwerpelijk.

Ik heb het al jaren gezegd: Je kunt no-fly zone roepen, maar dat heeft geen enkele zin als je die toch niet gaat uitvoeren. Hetzelfde geldt voor humanitaire corridors en safe zones, ook al staat het goed tegenover je achterban. Maar als je het niet kan opleggen, dan heeft het geen zin. Ook dan schep je weer valse verwachtingen, en daar is uiteindelijk niemand mee gediend.

Is het dat je het niet kunt, of dat het je niet wilt?

Ik denk dat men het niet wil. Je kunt het, maar met enorm veel schade natuurlijk. Daar is geen enkel land toe bereid.

Maar de Syriërs blijven dromen van vrijheid, waardigheid en rechtvaardigheid. Wat zegt u tegen hen?

De Syriërs zitten in een heel moeilijke situatie, veel moeilijker dan zeven jaar geleden. Syriërs hadden eigenlijk niet moeten geloven in wat al die landen zeiden. Ook zij hebben gedaan aan wishful thinking. En ik zou dat zelf waarschijnlijk ook gedaan hebben als ik die Amerikaanse ambassadeur zou hebben gezien in Hama, die de oppositie daar een hart onder de riem kwam steken, en ook als ik zag hoe het Westen heeft geholpen bij het ten val brengen van Qaddafi.

Hoe beoordeelt u de wereld van de Midden-Oosten Studies? Vindt u niet dat de Arabische Lente de grote kloof heeft blootgelegd tussen de lokale strijders voor democratie en verandering aan de ene kant en de westerse academici aan de andere kant? De westerse academici lijken zich vooral te bekommeren om als deskundigen voor de machthebbers te functioneren, of staren zich blind op het imperialisme zonder oog te hebben voor de lokale dynamiek in ieder land apart.

Als je kijkt naar de westerse academici die over de conflicten in Syrië hebben geschreven, dan kun je meteen zien of ze een bepaalde kant kiezen. Een grote groep academici heeft sympathie voor de oppositie. In de meeste boeken over het Syrische conflict wordt gesympathiseerd met de oppositie en niet zozeer in termen van imperialisme geredeneerd. Er is een heel klein groepje academici dat precies volgt wat het regime zegt. En in het midden heb je een kleine groep waarvan je niet kunt zeggen of die het regime of de oppositie steunt. Die benaderen het conflict van een afstand, analytisch. Ik reken mezelf daar ook toe. Ik denk dat je mensen meer kunt helpen als je afstand neemt van het conflict dan dat je een kant kiest.

Er wordt wel eens gesproken van rechts en links, maar het conflict in Syrië heeft, net zoals het Arabisch-Israëlische of Palestijns-Israëlische conflict, inhoudelijk niets met links en rechts te maken. Men constateert wel dat links meer voor de oppositie is, en rechts meer voor het regime. Het Syrische conflict draait sterk om de macht en principes van rechtvaardigheid. Ik zie niet dat die met links of rechts te maken hebben, of met imperialisme of wat dan ook. De waarde van een academisch werk wordt iets minder als je heel duidelijk een kant kiest.

Maar hoe kun je als academicus neutraal staan tegenover vrijheid en rechtvaardigheid?

Ik kies voor vrijheid en rechtvaardigheid, maar ik constateer daarbij dat de meesten daar weinig aan doen wanneer het werkelijk op stappen aan komt. Mijn punt is dat het belangrijk is dat er een oplossing komt. Ik heb gezegd dat je dialoog moet voeren. Wil je dat niet, dan moet je het regime verslaan. Kun je ook dat niet, dan rest er weinig anders dan de realiteiten accepteren zoals die zijn.

Het betekent overigens niet dat als het regime valt, iedereen meteen vrij wordt in Syrië. Een opvolger van het regime zal bijna zeker ook dictatoriaal zijn. Het omverwerpen van het regime kan alleen militair. Dus er zullen in dat geval andere militairen aan de macht komen. Het is naar mijn idee een beetje gratuit om te zeggen dat je voor vrijheid en rechtvaardigheid bent zonder rekening te houden met de realiteit op de grond.  Pragmatisme heeft een hogere ethische waarde, wanneer je althans iets voor de slachtoffers kunt bereiken. Dat is beter dan het innemen van morele hoogstaande standpunten en je daarbij goed te voelen, zonder dat je iets bereikt voor de mensen om wie het werkelijk gaat. Met pragmatisme kun je meer bereiken.

En als je met ‘imperialisme’ de strijd tussen Rusland en de VS bedoelt, dan moet je naar het begin van de revolutie kijken. Dat element speelde toen nog helemaal geen rol. Rusland had toen veel minder met de oorlog in Syrië te maken dan later het geval was. De strijd of confrontatie in Syrië tussen Rusland en de Verenigde Staten is geleidelijk aan opgebouwd via de strijd tegen IS en vooral door de pogingen van de VS om regime change in Damascus te helpen bewerkstelligen.

Iraaks-sjiitische militieleden op trainingskamp in Syrië. Van Dam: ‘De Amerikaans-Britse bezetting van Irak heel veel kwaad heeft aangericht. De Britten en Amerikanen hebben als het ware de rode loper uitgerold voor de Iraniërs. in Irak en Syrië. ‘

Mijn laatste vraag is een beetje vreemd, maar wel legitiem. De Syriërs riepen niet alleen om de val van het regime. Een paar van hun leuzen en spandoeken eisten de val van de Verenigde Naties en/of de hele wereld. Dit was waarschijnlijk een uiting van hun enorme teleurstelling in de internationale orde. Maar ik weet dat een paar van hen heel goed meenden wat ze zeiden. En omdat de Syrische crisis een internationale crisis is bij uitstek, mag ik de vraag stellen of deze oorlog enige positieve verandering in de wereldorde op de lange termijn teweeg kan brengen? Of zijn deze leuzen enkel de dromen van de miserabelen? En zal de onevenwichtigheid van de wereld gezien de huidige polarisatie alleen maar toenemen?

Ik begrijp de enorme frustratie van de Syriërs, omdat ze hadden gedacht dat het Westen en andere landen hen zouden steunen. Maar dat is vooral morele steun gebleken. De wensen van de Syriërs werden in brede kringen wel begrepen, maar er gebeurde niet voldoende mee.

En over de nieuwe machtsbalans in de regio kan ik zeggen dat de Amerikaans-Britse bezetting van Irak heel veel kwaad heeft aangericht. Die heeft de positie van Iran enorm versterkt. De Britten en de Amerikanen hebben als het ware de rode loper uitgerold voor de Iraniërs. Iran heeft hierdoor veel meer invloed gekregen in Irak en Syrië. Dat is een enorme verandering, die kun je niet zomaar kunt terugdraaien.

Daarnaast is er sprake van een sterke toename van terrorisme, in de regio en daarbuiten. Dat was niet mogelijk geweest zonder de val van Saddam Hussein.

Ik denk dat vrijwel alle landen die hebben geïntervenieerd er slechter van zijn geworden. Ik bedoel diegenen die de oppositie hebben gesteund. De Russen zijn er juist beter op geworden, ze hebben hun positie in de regio versterkt. En nu komt Israël om de hoek kijken. Nu wil Israël de kans grijpen om samen met de Amerikanen de Iraniërs terug te dringen, en misschien een aanval te plegen. En ik durf te voorspellen dat als er een nieuwe militaire interventie komt, dat het een nieuwe ramp gaat worden.

Voor Turkije dat het hardst riep om de val van het regime, is de Koerdische factor opgekomen. Onder andere omstandigheden zouden de Koerden van de PYD in Syrië nooit die kans hebben gehad.

En je hebt ook de grote aantallen vluchtelingen die opgevangen moeten worden. Het resultaat is instabiliteit in de regio. Ik denk overigens niet dat als het regime de oorlog wint, dat er dan wel sprake zal zijn van stabiliteit. De haat en wrok gaan niet zomaar weg, die kunnen nog generaties lang blijven. De hele regio is onderste bovengehaald.

Op wereldniveau is er niet veel ingrijpends veranderd. Wel zullen we last houden van internationaal terrorisme. Dat zouden we niet gehad hebben als niemand zich met Syrië of Irak zou hebben bemoeid. Ik geloof dat diegenen die hebben geïntervenieerd de wereld slechter hebben gemaakt. Als niemand zich ermee bemoeid was het beter geweest, ook voor de Syriërs.

In alle gevallen is de Syrische bevolking, waar deze ook verblijft, het slachtoffer van deze verschrikkelijke oorlog.

Nikolaos van Dam (1945) is  een Nederlandse oud-diplomaat. Hij heeft Arabische Talen en Politieke Wetenschappen gestudeerd.  In 1977 promoveerde hij  op de politieke situatie in Syrië en in 1979 schreef hij  “De strijd om de macht in Syrië, sectarisme, regionalisme en sectarisme”.  Later is hij ambassadeur geweest voor o.a. Irak, Egypte, Turkije en Indonesie. Ook is hij recent  de speciaal gezant voor Syrië geweest. In 2017 schreef hij “Destroying a Nation: The Civil War in Syria”.

Dit interview verscheen eerder in het Arabischtalige tijdschift Aljumhuriya. Op deze site, in drie afleveringen, de Nederlandse tekst.

Nikolaos van Dam: je kunt niet onderhandelen over regime change met een regime dat sterker is dan jij (deel 2)

U onderscheidt zich van de andere deskundigen door uw ruime kennis van de Syrische werkelijkheid en doordat u tegelijkertijd een diplomatieke oplossing verdedigt. U verwijt de oppositie zelfs dat ze niet echt heeft onderhandeld met het regime, en het Westen dat ze niet met het regime wil praten. Ik vraag me af hoe iemand die de realpolitik aanhangt in wonderen kan geloven? Is praten met Assad überhaupt mogelijk? Zal hij echt luisteren? En sinds wanneer heeft hij een serieus voornemen gehad om met de oppositie te onderhandelen? En nog belangrijker: heeft Assad zijn legitimiteit niet verloren? En zo niet, wanneer verliest een president zijn legitimiteit?

Veel waarnemers en Syriërs zeggen dat ze een politieke oplossing willen, maar voor hen staat vast dat de uitkomst van de politieke oplossing het vertrek van het regime moet zijn. In feite willen ze een regime change. Nou, dat is niet realistisch als je wilt onderhandelen met het regime dat aan de macht is en dat sterker is dan jij.

Als je onderhandelingen wilt voeren met een partij die je niet legitiem acht, dan hoef je eigenlijk niet te onderhandelen. Tenzij je verwacht dat de andere partij vertrekt, en dat is in de Syrische situatie volstrekt irreëel. Volgens mij wil het regime geen macht delen, hoogstens cosmetisch, het zou best een regering van nationale eenheid willen opzetten met mensen die wel meedoen, maar geen echte macht hebben.

De oppositie wil een nieuw regime hebben, met mensen zonder bloed aan hun handen. Dit is op zich een rechtvaardige wens, maar de mensen met bloed aan hun handen hebben wel de macht en zullen die macht nooit vrijwillig afstaan. De oppositie eist dingen vooraf die een garantie vormen dat het regime niet wil onderhandelen. Ik zeg niet dat het regime werkelijk met de oppositie wil onderhandelen, maar als de oppositie zegt “wij willen pas onderhandelen als we de zekerheid hebben dat de tegenpartij van het toneel verdwijnt en dat de mensen van het regime met bloed aan hun handen worden berecht”, dan weet je op voorhand dat er niets gebeurt. De oppositie heeft kansen verloren door zulke eisen te stellen.

Als je onderhandelt, dan moet je beginnen met de overeengekomen hoofdprincipes: de Geneve Verklaring van 2012. Daar stond niets in over de president, wel iets over een overgangsregeringslichaam (Transitional Governing Body). Als je op basis daarvan gaat onderhandelen, dan zou het regime in principe bereid moeten zijn om met je te praten.

Staffan de Mistura (midden), speciale VN-gezant voor Syrië, tijdens onderhandelingen in Genève

Stel dat de oppositie geen eisen stelt, komen er dan echte onderhandelingen?

Dat weet ik niet. Wel moet het worden geprobeerd. Dat is ook mijn stelling vanaf het begin geweest: als je geen dialoog wil, dan kun je ook geen oplossing bereiken. Als iedereen weigert met het regime te praten, dan kun je ook niet over een politieke oplossing spreken.

Ik weet eigenlijk niet hoe je met het regime moet praten.

Maar de oppositie zegt dat ze wil onderhandelen.

Had de oppositie misschien moeten zeggen “wij gaan niet onderhandelen”?

De oppositie moet zeggen “wij willen onderhandelen op basis van de Geneve Verklaring van 2012”. Het komt er zo ongeveer op neer dat beide partijen willen onderhandelen, als de andere partij maar bijna helemaal doet wat de eerste partij wil, maar dat werkt natuurlijk niet omdat men bij onderhandelingen moet uitkomen op een compromis. Het alternatief is een militaire overwinning waarna onderhandelingen komen te vervallen. En dat is wat er nu gaande is.

U stelt voor om dialoog te voeren met het regime, maar heeft het regime zijn legitimiteit niet allang verloren?

Het regime dat de macht heeft, is in principe legaal. Op basis daarvan is het Syrische regime ook decennia lang erkend geweest. De legaliteit wordt niet alleen bepaald door wat Trump of Obama of anderen zeggen. Je kunt hooguit weigeren een regime te erkennen. Het feit dat vertegenwoordigers van het Syrische regime deelnemen aan discussies over Syrië in de Veilighedsraad van de Verenigde Naties betekent mijns inziens dat het door de leden ervan wordt erkend.

Maar het Syrische volk eist de val van het regime.

Je zou dat natuurlijk kunnen concluderen op grond van het feit dat miljoenen Syriërs tegen het regime hebben gedemonstreerd. Maar er zijn ook vele miljoenen Syriërs die niet hebben gedemonstreerd en die niet om de val van het regime hebben gevraagd. Wie was in de meerderheid? Heeft het regime zijn legitimiteit dan verloren? Legaal in ieder geval niet, al was het alleen omdat de demonstraties niet waren toegestaan. Maar een revolutie volgt meestal niet de weg van de legaliteit. Een revolutie wordt pas echt gelegaliseerd als deze gewonnen heeft.

Het regime was al bijna vijftig jaar aan de macht toen de revolutie in 2011 begon en in die periode was ook sprake van een dictatuur met bloedbaden, waaronder Hama (1982). Was het toen wel legitiem? Ik weet dat de Amerikanen na 2011 zeiden “Assad lost his legitimacy”, en vele Westerse en Arabische leiders waren het destijds geheel met hen eens. Maar het is niet uitgesloten dat dezelfde landen Assads legitimiteit over enige tijd niet langer ontkennen. En misschien blijft Assad wel langer president dan Trump, van wie sommigen menen dat ook hij zijn legitimiteit heeft verloren, al is het op veel minder ernstige gronden dan die welke tegen Assad zijn aangevoerd, namelijk het plegen van onder andere zware oorlogsmidaden.

Wanneer verliest een president zijn legitimiteit?

Als er verkiezingen zijn, waardoor hij zijn positie aan een ander moet afstaan.

Eerlijke  verkiezingen zijn niet mogelijk. U stelt voorwaarden die niet bestaan in Syrië.

Je kunt ook niet zeggen “he lost his legitimicy” als er zo veel mensen zijn die tegen het regime zijn. Ik denk niet dat de Amerikaanse president dat kan bepalen.

Het aantal slachtoffers en de daden van het regime bepalen zijn legitimiteit.

Het aantal slachtoffers! Tot zomer 2011 was het aantal slachtoffers bij lange na niet zo hoog als nu. Het is heel ironisch: naarmate het conflict langer duurt en er meer slachtoffers vallen, overwegen steeds meer landen om weer met het regime te gaan praten. Landen die vonden dat het regime niet legitiem was bij 10.000 slachtoffers, overwegen na een half miljoen wel met Assad te praten, al is het misschien op langere termijn.

Maar als men in Nederland ontdekt dat een minister een leugen heeft verkondigd, moet hij meteen zijn ontslag indienen. En de Syrische president is nog steeds legitiem?

Nederland heeft een democratie, maar Syrië een dictatuur. De term “legitimiteit” is een relatief begrip. Bashar al-Assad is in 2004 met bijna 90 procent van de stemmen als president herkozen, maar betekent dat ook dat hij bij de hele Syrische bevolking legitimiteit heeft verkregen? Ik betwijfel het, omdat In een dictatuur verkiezingen niet zo veel voorstellen, omdat ze niet vrij zijn. Maar volgens de Syrische wet is Assad legaal de president. Van President Hafiz al-Assad wordt de anekdote verteld dat hij de presidentsverkiezingen met meer dan 99% gewonnen had en dat hij kwaad was toen men hem de uitslag kwam mededelen. Op de vraag waarom Assad zo kwaad was, antwoordde hij dat hij alle namen wilde hebben van de tegenstemmers.

De oppositie zegt nu dat het huidige regime “niet legitiem” is, maar dat ze er wel mee willen onderhandelen op voorwaarde dat Assad en zijn aanhangers met bloed aan de handen weggaan. Ik begrijp dat standpunt wel, maar deze  opstelling garandeert op voorhand dat eventuele onderhandelingen tot mislukken gedoemd zijn. En daarom is deze opstelling onrealistisch.

Onderhandelingen zijn dus niet mogelijk?

Dat hangt van je uitgangspunt af. Als je uitgangspunt de Verklaring van Geneve is, moeten onderhandelingen mogelijk zijn met als uitkomst een compromis.

Maar andersom is het precies hetzelfde probleem. Het regime stelt de voorwaarde dat het aanblijft.

Natuurlijk.

Onderhandelen betekent dus dat het regime aanblijft?

Als je het omkeert, stel dat de oppositie aan de winnende hand zou zijn, dan zouden zij er ook niet happig op zijn om met Assad te onderhandelen over het delen van de macht. Maar als de oppositie aan de verliezende hand is, willen ze wel onderhandelen, maar dan wel met de irreëele voorwaarden die ik eerder noemde.

U zegt dus: de machtsbalans bepaalt de legitimiteit

In feite meestal wel. Maar ik wil er wel iets aan toevoegen. Welke dictatuur is legitiem? Is het regime van de Iraanse revolutie legitiem? Is het Iraakse regime legitiem? Ga zo maar door. In Egypte heb je allerlei opstanden gehad, is het bewind van President Sisi legitiem? Of was dat het regime van de Egyptische Moslim Broederschap? Wie van de diverse rivale machthebbers in Libië is legitiem? En is het huidige Algerijnse bewind legitiem, nadat de verkiezingsoverwinning van het Front Islamique du Salut in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw ongedaan werd gemaakt door de militairen? Legitimiteit hangt dus grotendeels af van wie de macht heeft en wie dat erkent.

We kunnen Van Dam niet interviewen zonder even stil te staan bij het sektarisme en het beestje bij zijn naam te noemen. U was misschien één van de weinigen die openlijk over het sektarisme hebben geschreven in een tijd waarin het onderwerp werd stilgezwegen. In uw eerste boek heeft u alle partijen verantwoordelijk gesteld voor de toename van het sektarisme in het land. Volgens u zijn de soennieten net zo goed verantwoordelijk voor het sektarisme als de alawieten. Het is duidelijk wat de alawitische rol is, aangezien het machtsapparaat sektarisch is opgebouwd en het regime zijn best doet om de angst van zijn onderdanen voor elkaar op te voeren. Vanuit dit perspectief kan de soennitische rol minder duidelijk zijn voor sommige opstandelingen en de oppositie. Wat bedoelde u precies? En geldt dat ook in de huidige fase van de strijd, of ligt het toch anders, gezien de enorme hoeveelheid geweld van de kant van het regime en de uitbreiding van de strijd zodat het ook mensen treft die niet voor het verzet hebben gekozen?

De ideologie van de Baath is gekant tegen het sektarisme, omdat onderscheid naar religie daarin wordt verworpen. Dit neemt niet weg dat in de machtselite van de Baath-partij en het leger, leden van de Arabisch sprekende minderheden heel sterk vertegenwoordigd waren en zijn. Dit kwam deels door historisch toeval, omdat de Baathistishe militaire leiders die in 1963 de macht overnamen vooral uit minderheden afkomstig waren, maar ook door een aantal sociaal-economische factoren. De meesten waren afkomstig van het arme platteland, waar de minderheden juist sterk waren vertegenwoordigd. En dat heeft er bij de machtsstrijd in de jaren daarna toe geleid dat met name mensen uit minderheden prominente posities kregen en onder die lieden waren de alawieten, of alawieten moet ik zeggen, zonder lidwoord, het belangrijkste. Belangrijke posities in het leger werden vaak ingenomen door alawitische Baathisten die op ideologische gronden weliswaar tegen het sektarisme waren, maar die vaak veel meer op elkaar vertrouwden dan op anderen. Je vertrouwt vooral op mensen die dicht bij je staan. Er zijn allerlei verklaringen hiervoor, en die heb ik uitvoerig in mijn eerste boek beschreven. Oorspronkelijk was er een machtsstrijd binnen de partij. Daarbij speelde sektarisme een belangrijke rol. Een deel van de soennitische bevolkingsmeerderheid zag het regime als alawitisch. Dit kwam in de eerste plaats doordat alawieten zo sterk vertegenwoordigd waren in het repressieve apparaat, waaronder de veiligheidsdiensten en het leger, maar ook omdat alawieten en andere minderheden vaak werden bevoordeeld bij het verkrijgen van beurzen en andere privileges.

Conservatieve moslims zagen die lieden vaak als ketters, als niet moslims. Soennitische moslims hebben het meestal over moslims, alawieten, druzen en ismaëlieten. Moslim is voor hen een synoniem voor soenniet, maar deze categorisering impliceert dat alawieten, druzen en ismaëlieten geen moslims zouden zijn. Voor een heleboel mensen waren de alawieten te progressief, omdat ze seculier waren. Voor een streng gelovige is secularisme vaak al fout. Ze zien het als niet religieus, maar dat hoeft niet. Je kunt als gelovige ook secularist zijn, als je maar iedereen gelijk behandelt.

Conservatieve soennieten zagen het regime vaak als sektarisch en er ontstond een soort sektarische dynamiek tussen soennieten en alawieten die moeilijk ongedaan kon worden gemaakt. In het begin waren er allerlei demonstraties tegen het regime in overwegend soennitische steden als Hama en Homs, waarin werd geëist dat de grondwet zo zou worden aangepast dat de president moslim moest zijn.

In de jaren 1976-1982 begonnen extremistische dissidenten van de Moslim Broederschap (al-tala´i’ al-muqatila) alawieten te vermoorden, ongeacht of het Baathisten waren of niet. Ze hoopten daarmee een sektarische polarisatie te provoceren in de hoop daarna de macht te kunnen overnemen. Dit was een kritiek keerpunt in de Syrische geschiedenis op het gebied van sektarisme. De Moslim Broeders en de al-tala´i’ al-muqatila hadden gehoopt dat ze steun zouden krijgen uit allerlei soennitische moslimkringen tegen de alawitische heersers. De soennieten vormen immers de grote meerderheid van de Syrische bevolking. De climax kwam in 1982 in de stad Hama.  De Moslim Broederschap begon daar een opstand tegen het Baath-regime, maar ze hadden er onvoldoende rekening mee gehouden dat ze geen werkelijke militaire macht hadden. Het Syrische leger bestond weliswaar grotendeels uit soennieten, omdat de samenstelling van het leger een afspiegeling is van de bevolking  met zijn soennitische meerderheid. Maar het betrof hier grotendeels dienstplichtige soldaten die weinig te zeggen hadden. De sleutelposities in het leger en de voornaamste legereenheden werden bezet door alawieten. De Moslim Broeders verloren de strijd na de het bloedbad in Hama. Bij de Syrische Revolutie van 2011 meenden velen dat het moment was aangebroken om oude rekeningen te vereffenen. Vele soennitische militairen deserteerden uit het leger om zich bij de oppositiegroeperingen te voegen, ook met de bedoeling hun bevriende landgenoten tegen aanvallen van het regime te kunnen beschermen. Maar de militaire verhoudingen waren niet veel anders, omdat ook in 2011 en de daaropvolgende jaren de macht in het leger nog steeds, of zelfs nog sterker dan voorheen, in handen was van alawitische aanhangers van het regime.

Hafez Assad en Bashar Assad: zo vader, zo zoon.

Ik vind het Syrische regime geen sektarisch regime, maar wel een regime waar alawieten sterk oververtegenwoordigd zijn. Het is een dictatuur en die dictatuur geldt voor iedereen, ook voor de alawieten. Binnen de alawitische gemeenschap heeft slechts een beperkte groep de macht. Alawieten zijn niet per definitie beter af. Als ze iets tegen het regime doen, worden ze misschien nog erger gestraft, omdat dan sprake is van een bedreiging van binnenuit.

Sektarisme is ook een vorm van propaganda, labelling, framing: “Jullie onderdrukken ons, omdat jullie alawieten zijn”. Je identificeert het regime met de alawieten. Het is ook een manier om mensen voor de oorlog te mobiliseren, een dynamiek die in de oorlog ontstaat en die je moelijk kunt terugdraaien of het nu objectief is of niet. Een deel van de huidige militaire oppositie heeft wel degelijk een sektarisch element in zich, zoals Jaysh al-Islam, Ahrar al-Sham, Hay’at Tahrir al-Sham, al-Qaeda enzovoort.

Na een toename van de vermenging van de bevolkingsgroepen voor 2011, zien we dat het regime (en anderen) proberen een herverdeling van de bevolking te bewerkstelligen, als onderdeel van een groter genocide-plan. Daarbij komen de “vrijwillige” verhuizingen op basis van loyaliteiten. Misschien is dit een bewijs dat het sektarisme “blijft en zich uitbreidt “. Het woord “opdeling van het land” klinkt niet meer zo vreemd in de oren van de Syriërs. Wat zijn volgens u de gevolgen van deze herverdelingen voor de strijd in Syrië gedurende de komende decennia?

Ik geloof niet dat de term “genocide-plan” hier op zijn plaats is. Het gaat wel om het uitschakelen van politieke tegenstanders op grote schaal, maar niet om het uitroeien van bepaalde bevolkingsgroepen, zoals deze term suggereert.

En ja, er is inderdaad sprake van een zekere herindeling van bevolkingsconcentraties ten gevolge van het conflict. Maar je kunt niet echt spreken van herverdeling van bevolkingsgroepen op basis van religieuze gemeenschappen, hoogstens op basis van loyaliteiten, voor of tegen het regime. Maar een heleboel mensen die tegen het regime zijn, zijn het land uit. Dus daar heeft het regime niet direct last van. Zij zullen echter nog wel blijven proberen de revolutie nieuw leven in te blazen, tenzij ze natuurlijk familieleden hebben in Syrië die daar last mee zouden kunnen krijgen.

Ten gevolge van het conflict zijn mensen uit bepaalde bevolkingsgroepen gevlucht, bijvoorbeeld vele christenen. Ik denk dat het aantal christenen de afgelopen jaren enorm is afgenomen vanwege de diverse conflicten in het Midden-Oosten, ook in Irak. En als ze zich eenmaal in het buitenland hebben gevestigd, dan gaan ze niet zo gauw terug naar een zeer onzekere toekomst in Syrië of elders.

Er is sprake van dat Damascus wordt beveiligd door bepaalde buitenwijken, zoals Dahiat al-Asad waar veel alawitische militaire aanhangers van het regime wonen. Maar dat betekent niet dat het de bedoeling van het regime is om de burgerbevolking meer pseudo-homogeen te maken. Ik geloof niet dat je de grote steden als Damascus, Aleppo, Homs en Hama, die grotendeels soennitisch zijn, ingrijpend kunt veranderen qua bevolkingssamenstelling. Dit moet los worden gezien van het feit dat mensen vaak bij elkaar blijven wonen. Dat heeft op zich niets met sektarisme te maken. Alawieten blijven vaak bij alawieten wonen, druzen bij druzen, dat is normaal en heeft niets met het conflict te maken. Dat was vroeger al zo.

Ik geloof zelf niet in een politieke opdeling van Syrië. Dat is één van de dingen die de Syriërs niet willen, behalve misschien sommige Koerden. Ook al zijn het oude koloniale grenzen, die vroeger werden verworpen. Na honderd jaar zijn die grenzen in zekere zin heilig geworden. En als er een opdeling komt, dan is dat tijdelijk. Als het regime bepaalde gebieden ten noorden van de Eufraat niet op kortere termijn zou kunnen heroveren, dan laten ze dat misschien zitten. Niet met de gedachte dat we dan twee Syriës krijgen, één onder invloed van de Amerikanen en de Turken en één onder de heerschappij van het regime. Dat zou dan alleen maar tijdelijk zijn.

Syrië is nu al verdeeld in gebieden die onder controle staan van het regime en gebieden onder controle van de oppositie, Turkije en de Verenigde Staten. Maar de verdeling is niet sektarisch of staatkundig. De grens is enkel een bestandslijn. Het gaat er alleen om wie wint. Wie wint krijgt uiteindelijk waarschijnlijk alles onder controle. Nu praat het regime met de Koerden van de PYD, maar niet omdat ze zo van de Koerden houden, eerder omdat dit het regime nu strategisch uitkomt binnen het kader van het doel om dat gebied op den duur weer onder controle te krijgen. Op de lange termijn zie ik één Syrië onder één autoritair regime.

Ziet u geen Syrië onder een democratisch bewind?

Dat hoop ik natuurlijk wel, maar ik geloof er niet in.

Waarom niet?

Het feit dat Syrië nog nooit een democratie heeft gekend, is op zich geen argument, want alles kan veranderen. Wat voor mij telt, is dat de oppositie na zeven jaar op een heleboel punten geen eensgezindheid heeft weten te bereiken. De burgeroppositie niet, en de militaire oppositie nog veel minder. Veel mensen willen democratie, maar die hebben de macht niet om dit te kunnen verwezenlijken. Het gaat uiteindelijk om de macht. Ik denk dat democratie nog geen kans van slagen heeft in het Midden-Oosten. De mensen hebben andere prioriteiten, zoals overleven, goed te eten en het liefst ook goed onderwijs. Dat is belangrijker dan democratie. Niet dat ik geen voorstander ben van democratie. Maar het is zo makkelijk en gratuit, dat al die Westerse landen blijven roepen: “Wij willen democratie in Syrië, wij willen ons systeem in Syrië”. Ons systeem?! Democratie is een algemeen of universeel systeem dat niet gebonden is aan een bepaald geografisch gebied. Dat betekent echter niet dat er binnen afzienbare tijd werkelijke democratie komt in enig land in het Midden-Oosten. Als ik roep: ik wil nu democratie, dan moet ik er ook in kunnen geloven dat het realistisch is om het op kortere termijn te hebben.

Om het bloedvergieten niet langer te laten voortduren, probeert u met pragmatische oplossingen te komen. U stelt voor dat het Syrische regime controle blijft houden over de gewapende krachten en de inlichtingendiensten voor een periode die, afhankelijk van de omstandigheden, korter of langer kan duren. Daarnaast kunnen de oppositiegroepen de helft of nog meer van de ministeriële portefeuilles krijgen. Maar zijn de Syrische gewapende krachten niet de bron van het geweld en de genocide in Syrië? Zijn zij niet  verantwoordelijk voor de dood van een half miljoen mensen, de enorme verwoesting van het land en de vlucht van de helft van de bevolking? Is uw voorstel niet het recept voor een hernieuwde revolutie in de nabije toekomst?

Zou de oppositie deze suggestie hebben geaccepteer wanneer deze was gedaan in 2011, kort na het uitbreken van de Syrische Revolutie? Volgens de inmiddels overleden prominente Syrische intellectueel Sadiq Jalal al-‘Azm zou de helft van de Syrische oppositie er al het zwijgen toe hebben gedaan wanneer in de lente van 2011 oppositieleider Riyad Seif door President Bashar al-Asad in de nieuwe Syrische regering zou zijn opgenomen. Maar dat is niet gebeurd en het is de vraag of de andere helft van de oppositie zou zijn opgehouden met zijn verzet tegen het regime en met demonstreren. Waarschijnlijk niet. De verwachtingen waren daarvoor te groot.

Inmiddels zijn we zeven jaar verder en kunnen we constateren dat de oppositie er niet in is geslaagd het regime ten val te brengen. De realiteit is dat het regime de revolutie heeft overleefd en voor onbepaalde tijd zal blijven voortbestaan. Met die realiteit zal rekening moeten worden gehouden. Mijn suggesties zijn gedaan vanuit dat perspectief. Op deze wijze zou het regime de teugels geleidelijk aan kunnen laten vieren, terwijl het zich toch verzekerd weet van de macht wanneer het erop aan komt. Het regime zal echter geen hervormingen willen doorvoeren wanneer deze een bedreiging inhouden voor de eigen machtspositie. Er zal dus geen sprake zijn van een vreedzame transformatie van een dictatuur naar een democratie.

Men kan natuurlijk – zoals velen doen – blijven roepen dat het Syrische regime ten val moet worden gebracht en dat degenen met bloed aan de handen moeten worden berecht, maar dat zal niet gebeuren onder de huidige omstandigheden. De oppositie zal mijn suggesties vrijwel zeker verwerpen als onrechtvaardig en als bron voor nieuwe moeilijkheden. Maar het regime zal – zoals ik al zeven jaar heb betoogd – zichzelf niet ten val brengen, laat staan dat President al-Asad zijn eigen doodvonnis zou willen ondertekenen. Het is gewoon niet realistisch om dat te verwachten.

Als men meent gelijk te hebben, betekent dit nog niet dat men dit gelijk ook kan krijgen of binnenhalen. Realisme en rechtvaardigheid gaan in dit geval moeilijk samen. Centraal punt bij dit alles is wie de macht heeft. Ik hoor natuurlijk graag alternatieve suggesties die een reële kans van slagen hebben, maar die heb ik nauwelijks tot niet gehoord.

Dit alles neemt niet weg dat verwacht kan worden dat er in de toekomst hernieuwd verzet komt tegen het regime, ook wanneer het regime van Bashar al-Asad allerlei hervormingen doorvoert. Daarvoor is er te veel bloed gevloeid en een maatschappelijke verzoening kan generaties duren. In hoeverre toekomstig verzet enige kans van slagen heeft, zal – net zoals bij de revolutie die in 2011 begon – in belangrijke mate afhangen van wie het leger en de veiligheidsdiensten onder controle heeft en kan houden.

Nikolaos van Dam (1945) is  een Nederlandse oud-diplomaat. Hij heeft Arabische Talen en Politieke Wetenschappen gestudeerd.  In 1977 promoveerde hij  op de politieke situatie in Syrië en in 1979 schreef hij  “De strijd om de macht in Syrië, sectarisme, regionalisme en sectarisme”.  Later is hij ambassadeur geweest voor o.a. Irak, Egypte, Turkije en Indonesie. Ook is hij recent  de speciaal gezant voor Syrië geweest. In 2017 schreef hij “Destroying a Nation: The Civil War in Syria”.

Dit interview verscheen eerder in het Arabischtalige tijdschift Aljumhuriya. Op deze site, in drie afleveringen, de Nederlandse tekst.

Waarom geen no-fly zone in Syrië? Nikolaos van Dam: het Westen riep op tot stappen waarvan het wist dat het die niet kon waarmaken (deel 1)

U was een jongeman en op een zekere dag besloot u Arabisch te gaan studeren. Wat trok u zo aan in die taal en cultuur?

Mijn eerste kennismaking met het Arabisch was eigenlijk thuis. Naast zijn studie theologie had mijn vader een tijdje Arabisch gestudeerd. We hadden thuis een woordenboek Aramees en Hebreeuws waar je voorin het alfabet van verschillende talen kunt opzoeken: Arabisch, Syrisch, Aramees, Hebreeuws, Ethiopisch enzovoort. Ik vond het Arabische schrift het mooist. Via het schrift raakte ik gefascineerd door het Arabisch. Op de middelbare school was ik al begonnen met het leren van deze taal. Ik kon die toen nog nauwelijks spreken, maar had wel een grammofoonplaat met daarop Egyptisch-Arabisch waarmee ik oefende.

Tijdens uw studie en later bent u vaak in Syrië geweest. U bezocht Syrië zo ongeveer één keer per jaar en in 1970 verbleef u daar een heel jaar. U specialiseerde zich in de politieke situatie in Syrië en schreef in 1977 een proefschrift over ‘de rol van sektarisme, regionalisme en tribalisme bij de strijd om de poltieke macht in Syrië’. Waar kwam uw belangstelling voor Syrië vandaan?

Voor mijn studie Arabisch was ik eerst naar Syrië gegaan. Ik reisde met de bus van Istanbul naar Iskandarun en via Antakia naar Aleppo. In Iskandarun hoorde ik voor het eerst Arabisch, maar ik verstond er niets van, want het was heel anders dan het beetje dat ik had geleerd. Het enige zinnetje dat ik toen goed kon opzeggen was Egyptisch: “mish ma’aya flus kifaya” (ik heb niet genoeg geld). De kooplieden in Aleppo moesten er hartelijk om lachen.

Bij de Syrische grens moest ik ´s nachts op een houten bank slapen. Tijdens mijn slaap was mijn portemonnee op de grond gevallen zonder dat ik het had gemerkt. De volgende ochtend kwam een vriendelijke Syriër naar me toe en zei: hier is je portemonnee. Mijn eerste kennismaking met Syrië was dus heel positief!

In Aleppo ontmoette ik in de soeks een student die mij uitnodigde om in zijn dorpje te komen logeren. Ik accepteerde zijn vriendelijke uitnodiging maar al te graag en ging met hem naar zijn dorp Kafar Karmin. Ik heb een paar dagen bij zijn familie in een traditionele woning met lemen koepels mogen doorbrengen en sliep ´s nachts onder de uitgestrekte sterrenhemel. De mensen waren buitengewoon vriendelijk en gastvrij. Ook dit was een fantastische eerste ervaring. Zulke gastvrijheid had ik nooit eerder meegemaakt.

Mijn interesse in de politiek in Syrië ontwikkelde zich geleidelijk aan. Syrië was heel moeilijk te doorgronden, althans dat dacht ik, zeker in die tijd. En omdat ik naast het Arabisch ook politieke wetenschappen studeerde, besloot ik een scriptie te schrijven over de ideologie en de geschiedenis van de Baath-partij. Ik kon die scriptie schrijven in Amsterdam, waar ik woonde, of in Syrië. Ik vond het een prachtige combinatie: een verblijf in een land dat mij zo interesseerde en daar werken. Dit was 48 jaar geleden en mijn onderzoek is nog steeds relevant, want de heersende Baath-partij partij is er nog steeds.

Een paar jaar later wilde ik promoveren op hetzelfde onderwerp, maar toen ik er eenmaal mee bezig was bleek dat iemand anders dit al had gedaan. Ik wilde geen dubbel werk doen en besloot mij op de rol van de minderheden te concentreren. Dat was in 1972 en velen dachten toen dat minderheden al lang geen rol meer speelden; zij meenden dat het om klassen en klassenstrijd ging. In mijn idee zijn de oerloyaliteiten, als het erop aankomt, belangrijker dan de economische. Die oerloyaliteiten zijn minder makkelijk vast te leggen, dan bijvoorbeeld de economische: hoeveel je verdient, enzovoorts. Sektarische en economische belangen kunnen elkaar echter wel overlappen.

Wat mij intrigeerde was dat niemand in Syrië daarover wilde praten, het was een taboe. En een taboe prikkelt juist om meer te willen weten. Als ik iemand vroeg waar hij vandaan kwam, kreeg ik slechts als antwoord: “Wij zijn allemaal Arabieren”. Het was niet makkelijk om dit onderwerp bloot te leggen.

U voorspelde in uw eerste boek “De strijd om de macht in Syrië” dat het onmogelijk zou zijn om geleidelijk en vreedzaam van het Syrische regime af te komen. Zonder bloedig geweld zou dat nooit lukken. Begrijp ik goed dat u van mening bent dat een oorlog onvermijdelijk is als de mensen af willen van deze dictatuur? Kon deze oorlog niet worden vermeden, of tenminste een paar van haar pijnlijke hoofdstukken? Is dat wat heeft plaatsgevonden niet enkel één van de mogelijke scenario’s?

Ik denk dat het geweld onvermijdelijk was. Wat er ook gebeurde, het regime zou er alles aan doen om de macht te behouden. En dat heeft het altijd gedaan, het nam altijd draconische maatregelen om iedere tegenstander uit te schakelen, eerst binnen de Baath-partij, later daarbuiten. Ook als je vreedzaam demonstreert, kun je van dit regime verwachten dat het met geweld tegemoet wordt getreden.

Vijftien jaar voordat de Syrische Revolutie in 2011 uitbrak, heb ik het scenario van een bloedige oorlog voorspeld in de derde editie van mijn eerste Syrië-boek; en het was niet zo moeilijk om dat te voorspellen. Als je dit regime ten val wilt brengen, dan volgt er onvermijdelijk een bloedbad. Dat betekent niet dat het grove geweld ook maar enigszins te rechtvaardigen is op ethische of morele gronden, maar het is de realiteit. Als het regime zelfs maar een beetje twijfelde aan de loyaliteit van mensen, werden ze gevangen gezet of geëxecuteerd. Wat verwacht je dan als miljoenen mensen demonstreren? In zekere zin is zo´n demonstratie minstens zo gevaarlijk als een militaire aanval. Als het regime de demonstraties had toegestaan, dan was het onder de voet gelopen. Je zou kunnen zeggen dat er andere scenario´s mogelijk waren, maar regime change was onmogelijk zonder extreem geweld.

Als Assad hervormingsmaatregelen had doorgevoerd, dan was het misschien mogelijk dat het iets vreedzamer was gegaan. Maar in de context van de zogenaamde Arabische Lente waren langzame hervormingen niet mogelijk. De oppositie zou daar geen genoegen mee hebben genomen. We hebben een Nederlandse uitdrukking: je geeft een vinger en men neemt de hele hand. De staatloze Koerden kregen na decennia eindelijk de Syrische nationaliteit (waar ze eigenlijk al lang recht op hadden), maar wilden onmiddellijk meer. Als de tegenpartij zwakte voelt, dan drukt hij door. Naar mijn idee eiste de oppositie tactisch te veel in eens.

Demonstraties tegen het regime van Assad in Hula, bij Homs, in 2011

Maar zijn hervormingen überhaupt mogelijk met dit regime?

Ik heb het niet over hervormingen in de zin van machtsdeling. Dat zou het regime nooit hebben toegestaan. Iedere machtsdeling kan het eerste begin zijn van hun val. Maar je kunt proberen economische hervormingen door te voeren, je kunt proberen de corruptie te bestrijden. Maar helaas is dat het regime nooit gelukt, omdat ze ook afhankelijk zijn van mensen die onderdeel zijn van het corrupte systeem. Het bestrijden van corruptie kun je vergelijken met het afzagen van een boomtak waarop je zit.

Het regime liet zich niet ten val brengen, maar de demonstranten waren euforisch en riepen: “Het volk wil de president ten val brengen”; en later: “Het volk wil dat de president wordt geëxecuteerd”. Ze dachten, vooral na de val van Qaddafi, dat er hulp van buitenaf zou komen, maar er kwam helemaal geen hulp vanuit het buitenland; althans niet voldoende om het regime ten val te kunnen brengen. Het klinkt bruut, maar ik heb in maart 2012 al gezegd: “Het liefst had ik helemaal geen doden, maar als ik moet kiezen, geef ik de voorkeur aan 10.000 doden met het aanblijven van het regime, dan doorgaan met 300.000 doden of meer” en miljoenen vluchtelingen en het land grotendeels in puin.

Het geweld had zeker veel minder gekund. Het regime had absoluut geen burgerwijken hoeven te bombarderen. Het geweld van het Syrische regime is heel vaak disproportioneel en zinloos geweest. Ik heb me vroeger wel eens afgevraagd wat het voor zin had om de gevangenen in Palmyra zo wreed en langdurig te martelen. De mensen die daarbuiten liepen, die wisten van niets. Er ging daardoor geen voorbeeldwerking van uit of zo. Als je iemand ophangt op een plein, dan heeft dat een voorbeeldwerking, zoals ISIS (de “Islamitische Staat” of IS) dat deed, ze maakten iedereen bang. Maar als je dat binnen muren doet, in het geheim, dan weten de mensen het niet, dan hebben ze alleen een vermoeden.

Een heleboel waarnemers hebben zich vooral met de ideeën en idealen van de oppositie beziggehouden, maar niet met het regime. Ze dachten: het komt vanzelf wel goed.  Maar als je het regime kent, weet je dat het niet vanzelf goed zal gaan, dan weet je dat het een bloedbad wordt. Het regime zal zich niets aantrekken van de oproepen van de wereld om af te treden. Als de waarnemers zich inhoudelijk meer met het bewind hadden beziggehouden, dan hadden ze minder aan wishful thinking gedaan.

Maar veel Syriërs kennen het regime als geen ander en zeggen dat als het regime aanblijft de wreedheden gewoon doorgaan.

Ik begrijp dat veel Syriërs dat vinden, maar ze hebben gerekend op steun uit het buitenland. En de steun die ze verwachtten is helemaal niet gekomen; en de steun die er wel was, was niet voldoende om het regime ten val te brengen.

De titel van uw tweede boek is “Verwoesting van een natie: de burgeroorlog in Syrië”. Ik denk dat de Syriërs deze titel heel vreemd vinden. Zij zien de oorlog immers niet als enkel een strijd tussen de burgers, maar als een revolutie die tegen hun zin in, is ontaard in een oorlog bij volmacht. U beseft dat heel goed en toch kiest u ervoor om de term “burgeroorlog” te gebruiken. Waarom deed u dat? En waar is de revolutie gebleven?

Ik heb eigenlijk heel weinig kritiek gehad op mijn boek, maar de kritiek die ik wel kreeg, betrof in de meeste gevallen de titel. En het ging daarbij vooral om mensen die alleen maar de titel hadden gelezen en niet het boek zelf: deze critici zijn helaas niet verder gekomen dan het omslag. In het boek zelf betoog ik namelijk dat je de oorlog na het beginstadium geen burgeroorlog meer kon noemen, omdat deze zich door de diverse militaire interventies vanuit het buitenland (Rusland, Iran, Hizballah en anderen) ontwikkelde zich tot een “oorlog bij volmacht”.

Trouwens, de meeste westerse schrijvers noemen het een burgeroorlog, net als de BBC, al is dat op zich natuurlijk geen argument om te zeggen dat het dus toch een goede titel is. Ik was me destijds niet bewust van de kritiek die op dat woord zou komen. Daarom heb ik voor de Arabische editie gezocht naar een studie die het woord burgeroorlog definieert. Die vond ik in een studie van iemand die meer dan honderd oorlogen heeft bestudeerd en hij kwam tot een aantal criteria en daar voldeed deze Syrische oorlog ook aan. Sommige mensen zien in het woord burgeroorlog echter een ideologische dimensie. Zij menen dat het geen burgeroorlog is, omdat er sprake is van een regime dat de mensen onderdrukt, of ze zeggen dat er een heleboel niet-Syriërs deelnemen aan de oorlog. Maar de meeste militairen die betrokken zijn, zijn Syriërs. Het is een kwestie van definitie, daar wordt verder niets meer mee bedoeld. Pas toen ik die kritiek kreeg, realiseerde ik me dat het voor een heleboel mensen uit de oppositie gevoelig lag. In mijn hele boek heb ik het veelvuldig over “The Syrian Revolution” met hoofdletters; en hoe vaak heb ik het woord “civil war” gebruikt? Maar een paar keer. En bij de eerste keer dat ik deze term heb gebruikt voor de Syrische Revolutie heb ik gelijk uitgelegd dat deze niet meer op zijn plaats was.

Het  probleem is ook dat het Westen al heel vroeg het woord burgeroorlog gebruikte, toen er nog helemaal geen oorlog was.

Het wordt een academische discussie als je wilt bepalen wanneer de oppositie voor het eerst de wapens gebruikte. Het regime was gewelddadig en het was onvermijdelijk dat dit tegengeweld opriep. En de groepen die het zwaarst werden vervolgd, hebben als eerste geweld gebruikt. Maar wat vind u eigenlijk van de titel?

Ik denk dat het woord `burgeroorlog` wel invloed heeft op hoe mensen het conflict gaan interpreteren. De kans is groot dat een Nederlander die weinig van het conflict afweet, gaat denken dat het alleen om interne problemen gaat. Hij zal daardoor sneller geneigd zijn om te zeggen: “Ik heb daar niets mee te maken, ze moeten hun problemen maar zelf oplossen”, terwijl de Syriërs de grip op de oorlog allang kwijt zijn geraakt.

Dat weet ik niet. Ik heb het daar met niemand over gehad. Ik denk dat de meeste Nederlanders zich helemaal niet bewust zijn van de gevoeligheden die er over het woord “burgeroorlog” bestaan bij de Syrische oppositie. Misschien is een  titel  zoals `De bloederige oorlog in Syrië` neutraler.

Sommige Syriërs hebben tevergeefs gerekend op een internationale interventie die hen en hun land van een bloederig lot zou redden. We kunnen van mening verschillen over het nut van een dergelijke interventie, maar het is inmiddels gebleken dat het andere uiterste ook heeft gefaald, namelijk de enorme voorzichtigheid, het niets doen en het alleen blijven toekijken. De oorlog is nog gaande en is verantwoordelijk voor de toename van het geweld in de wereld. De westerse voorzichtigheid heeft dus niet mogen baten en is medeverantwoordelijk voor de regionale en internationale escalatie. De vraag is: waarom heeft de wereld geen no-fly zone in Syrië afgedwongen. Dan zou het Assad zijn gewelddadigste wapen, de vaatbommen, hebben afgenomen. Had dat de pijn en verwoesting niet kunnen verminderen en meer ruimte gecreëerd voor de vreedzame en democratische krachten?

Naar mijn mening leidt bijna iedere buitenlandse inmenging tot rampen. Ik noem een paar voorbeelden: Afghanistan, Irak, Kuwait, Libië, Jemen en Syrië. Al die buitenlandse interventies hebben gezorgd voor meer ellende dan dat ze hebben opgelost. Zonder de bezetting van Irak door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië was er bijvoorbeeld geen IS geweest en onder President Saddam Hussein had al-Qaeda geen schijn van kans.

Diverse westerse politici hebben herhaaldelijk tot dingen opgeroepen waarvan ze tevoren hadden kunnen weten dat die niet gingen gebeuren: no-fly zones, safe zones, humanitaire corridors en nog een aantal dingen. Ik vroeg in Turkije waarom ze het niet alleen deden als ze dat wilden en ze zeiden: “Er moeten minstens vijf andere landen meedoen”. Veel landen waren beducht om een rechtstreekse confrontatie met het regime aan te gaan.

Waarom?

Eigenlijk moeten we het aan die landen vragen. Geen enkel land was bereid het regime rechtstreeks aan te vallen. Voor de aanval op Libië was er toestemming van de Veiligheidsraad, maar de Russen hadden daar achteraf spijt van omdat de militaire interventie daar uiteindelijk uitliep op regime change in plaats van alleen de bescherming van de burgerbevolking tegen Qaddafi. Ieder land dat zonder toestemming van Damascus over Syrië vliegt, kan erop rekenen dat het wordt aangevallen door het Syrische regime.

Maar hoe kan Syrië bijvoorbeeld Nederland aanvallen?

Nederland wil helemaal niet meedoen met de strijd tegen het Syrische regime. Nederland heeft alleen meegedaan met de aanvallen op IS. De meeste landen hebben het er niet voor over om hun militairen op te offeren voor de strijd in Syrië. Zo simpel is dat. Nederland heeft bij mijn weten ook nooit overwogen om mee te doen. Een heleboel landen hebben geen grote belangen in Syrië. Rusland en de VS hebben strategische belangen, maar ik denk dat de belangen van de VS niet zo ver reiken dat ze het land zouden willen blijven bezetten. Hoogstens als tegenwicht tegen Iran en als het nog van belang is in de strijd tegen IS.

Mijn vraag was anders. Ik bedoel niet dat je moet helpen het regime ten val te brengen, maar dat je het Syrische luchtruim beschermt, zodat het regime de bevolking niet vanuit de lucht kan aanvallen. Een no-fly zone ter bescherming van de mensen.

Geen enkel land had dat er blijkbaar voor over. Misschien is het een vorm van hypocrisie. Als je wilt dat het Syrische regime niet vliegt, dan moet je het neerschieten. En als je wilt dat de Russen niet vliegen, dan moet je ook die neerschieten, maar dat betekent dan wel een rechtstreekse confrontatie en er zijn geen landen die dat een acceptabele optie vinden.

De Russen zijn pas later boven Syrië gaan vliegen, waarom geen no-fly zone vanaf het begin?

 De Russen zijn er vooral verder militair bij betrokken geraakt vanwege de uitgebreide steun die de oppositie kreeg van andere landen (zoals van de VS, Turkije, Qatar en Saudi-Arabië). Als de oppositie niet zo sterk was geworden, dan was het regime ook niet aan het wankelen gebracht. De oppositie zegt heel vaak: als de Russen niet hadden geïntervenieerd, dan was het regime al lang gevallen. Maar als de oppositie niet de steun had gehad van bijvoorbeeld Saudi-Arabië en andere landen, dan hadden ze geen schijn van kans om het van het regime te winnen.

En nog iets: als landen zeggen “wij nemen de verantwoordelijkheid op ons om de burgerbevolking te beschermen (responsibility to protect)”, dan moeten ze in het land blijven totdat het beter gaat. Als onderdeel van het VN-principe van Responsibility to Protect, moet je dan ook blijven. Nazorg hoort ook bij die verantwoordelijkheid. En als je dan na tien jaar weggaat, is er een reële kans dat alles opnieuw begint, want diverse partijen willen de macht. Het probleem van het Westen is dat er werd opgeroepen tot stappen waarvan ze hadden kunnen weten dat ze die niet gingen waarmaken. Het is uiteindelijk voor de bühne.

Maar dat weten  de Syriërs inmiddels al.

Achteraf is het duidelijk dat het Westen  niet voldoende bereid was om zijn woorden ook om te zetten in daden, zoals dat bijvoorbeeld in Libië was gebeurd (en zelfs meer dan dat), maar op het moment zelf dachten de Syriërs van de oppositie: ze komen ons helpen. Het was echter vooral morele steun, maar wat heb je daaraan als het regime alle oppositiegebieden bombardeert, als je je principes niet kunt of wilt implementeren met militaire macht. Er zijn hoge kosten aan verbonden, maar niemand had dat er voor over, althans niet ten koste van het eigen land.

Als je bepaalde doelen wilt bereiken, moet je bereid zijn om bepaalde middelen in te zetten. Maar als je die middelen niet wilt inzetten, dan moet je je doelen bijstellen.  Helaas ging het in de praktijk anders. We zeggen dat we de top willen bereiken, maar ook al hebben we niet de middelen daartoe, of willen we die niet inzetten, toch blijven we zeggen dat we die top willen bereiken. Dat zie je ook in andere conflicten. Dan moet je je bescheidener opstellen, maar dat staat zo slecht tegenover je politieke achterban.

Nikolaos van Dam (1945) is  een Nederlandse oud-diplomaat. Hij heeft Arabische Talen en Politieke Wetenschappen gestudeerd.  In 1977 promoveerde hij  op de politieke situatie in Syrië en in 1979 schreef hij  “De strijd om de macht in Syrië, sectarisme, regionalisme en sectarisme”.  Later is hij ambassadeur geweest voor o.a. Irak, Egypte, Turkije en Indonesie. Ook is hij recent  de speciaal gezant voor Syrië geweest. In 2017 schreef hij “Destroying a Nation: The Civil War in Syria”.

Dit interview verscheen eerder in het Arabischtalige tijdschift Aljumhuriya. Op deze site, in drie afleveringen, de Nederlandse tekst.

 

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.