Erdogan de Onoverwinnelijke verliest veldslag aan de Bosporus van Ekrem Imamoglu

Het leek alsof Turkije wereldkampioen voetbal was geworden. Straten en pleinen puilden uit. Tienduizenden zongen en dansten tot diep in de nacht. Champagnekurken en vuurwerk knalden. In een overwinningsroes reden tallozen claxonnerend, met vlaggen en Bengaals vuur zwaaiend door de straten.

Vijfentwintig jaar had de linkse oppositie er smachtend naar uitgekeken. Elke keer ging de politieke islam van Erdogan er met de overwinning vandoor in deze metropool aan de Bosporus.

In seculiere wijken als Beşiktaş en Kadiköy, en in de deelgemeente Beylikdüzü waar Ekrem Imamoglu de afgelopen vijf jaar burgemeester was geweest, konden zijn aanhangers geen genoeg krijgen van zingen en feesten.

“Het is ons recht om gelukkig te zijn. Ik heb hier heel mijn leven op gewacht”, zei een van de dansende jongeren.

De 87-jarige, voorzichtig met een stok lopende Necip, was een van de velen die ondanks de zomerse hitte zorgden voor een hogere opkomst (84,5 procent) dan bij de geannuleerde burgemeestersverkiezingen van 31 maart.

“Ik stemde in 1950 voor het eerst, toen in Turkije de democratie werd ingevoerd”, zegt Necip, een voormalige directeur van diverse bankfilialen van de YapiKredi bank in Istanboel. “Ik heb aan veel verkiezingen deelgenomen, maar nog nooit aan zo’n unieke als deze. Dit gaat niet alleen over de nieuwe burgemeester in mijn stad, maar is belangrijk voor de democratie in heel Turkije”.

De politieke aardverschuiving die Imamoglu teweeg bracht werd ook door hem nadrukkelijk ‘een overwinning voor de democratie’ genoemd. En hij prees zijn strategie van ‘radicale liefde’ aan als een Turkse succesformule voor oppositiepartijen in andere landen om autoritaire populisten effectief te bestrijden.

Kritiek was er op westerse hoofdsteden en diplomaten die de uitgeholde Turkse democratie hadden afgeschreven. Ze rekenden buiten de vitaliteit en vindingrijkheid van de oppositie, en de passie van de kiezers. Ze hadden zich tevens verkeken op president Erdogan.

“Ik wil alle buitenlandse diplomaten in Turkije eraan herinneren dat ze er van overtuigd waren dat Erdogan nooit verkiezingen zou laten overdoen tenzij hij wist dat hij zou winnen. Dat lijkt nu een verkeerde analyse te zijn geweest”, zegt de Turkse commentator Barcin Yinanc.

Kritiek was er op westerse hoofdsteden en diplomaten die de uitgeholde Turkse democratie hadden afgeschreven

Erdogan zei eerder ‘Wie Istanboel wint, wint Turkije’. De linkse krant Birgün loopt daar alvast op vooruit en heeft als hoofdkop op de voorpagina ‘Het eind is in zicht’.

Dat is nogal voorbarig. De nederlaag heeft een barst veroorzaakt in het imago van Erdogan de Onoverwinnelijke. Maar de realiteit is dat hij nog tot de zomer van 2023 president is. En in het parlement heeft zijn AKP in samenwerking met de ultranationalistische Grijze Wolven een absolute meerderheid.

De overwinning van de seculiere oppositie tegen politiek zwaargewicht en voormalig premier Binali Yildirim is de grootste nederlaag uit de loopbaan van Erdogan. Een ‘politieke aardverschuiving van ongekende omvang’, aldus de Turkse analist Kadri Gürsel.  Erdogan gokte en gokte verkeerd. In plaats van dat zijn kandidaat teleurgestelde AKP-kiezers terugwon, vergrootte Imamoglu zijn voorsprong van 13.000 stemmen drie maanden geleden tot 775.000 stemmen nu.

De Turkse president is ervaren politieke straatvechter en gewiekste tacticus die niet voor één gat te vangen is. Verwacht wordt dat hij maatregelen zal nemen om Imamoglu te beroven van de glans van zijn overwinning. Zo heeft hij al de mogelijkheid geopperd dat de nieuwe burgemeester zich voor de rechter zal moeten verantwoorden ‘wegens het beledigen van een gouverneur’.

Voor Imamoglu gaat het echte werk nu beginnen. Werkloosheid, armoede, files, huisvesting, zijn de zwaarste dossiers. Als burgemeester is hij een soort CEO van de grootste stad van Europa. Hij heeft een budget van 3,5 miljard euro tot zijn beschikking, oefent in samenspraak met de gemeenteraad toezicht uit op gemeentelijke aanbestedingen, het openbaar vervoer en andere sociale diensten voor de 16 miljoen inwoners.

Politiek wacht hem een zware taak, aangezien de meerderheid van de gemeenteraad tot Erdogans AK-Partij behoort. Consensus bouwen en werken aan compromissen is geen onderdeel van de Turkse politieke cultuur. Het wordt een interessant experiment van cohabitation.

Als ze er in slagen een manier te vinden om samen te werken –  zonder voor de voeten te worden gelopen door Erdogan – dan zal dat de politieke stabiliteit van Turkije ten goede komen. En het vertrouwen van de buitenlandse investeerders in de Turkse economie kunnen opkrikken. Dat is hard nodig, want de economie verkeert in een diepe crisis en smacht naar buitenlands kapitaal.

‘Als we niet werken aan de volgende generatie, groeien ze op vol geweld en agressie’

‘I feel overwhelmed by hopelessness. I just can’t see any light at the end of all this darkness. I know I have to fight this awful despair I’m in, but I find it hard to care about anything. (…) I walk around the city with a broken soul, looking at all the other broken souls passing by. Each pair of eyes tells a different story, a different struggle.’
(Samer,
The Raqqa diaries: escape from ‘Islamic State’)

Samer is een 24-jarige jongen uit Raqqa, Syrië. In 2014 riep IS zijn stad uit tot hoofdstad van het kalifaat. Samer hield in die periode een dagboek bij, waarin hij het schrikbewind van IS en het dagelijkse leven in een bezette stad beschrijft. Hij vertelt over zijn vastberadenheid om te blijven leven, maar ook zijn sluimerende wanhoop en het groeiende besef dat hij hier niet kan blijven. Zijn angsten, zijn machteloosheid, zijn verdriet.

Als een samenleving jarenlang geteisterd wordt door oorlog, geweld en onderdrukking, dan is het niet meer dan logisch dat humanitaire steun niet alleen bestaat uit eten, een dak boven je hoofd en medische verzorging voor lijf en leden, maar ook uit zorg voor de geestelijke toestand van mensen. Als miljoenen mensen huis en haard moeten verlaten, als duizenden mensen hun naasten verliezen, dan moet er aandacht zijn voor hun psychische gezondheid.

Toch is mental health and psychosocial support, zoals het in de wereld van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp wordt genoemd, vaak een ondergeschoven kindje. In de aandacht die het krijgt in het politieke en publieke debat, bijvoorbeeld over ‘opvang in de regio’. Maar ook in budgetten, in keiharde euro’s en dollars.

Dit leerde ik onlangs bij een conferentie over psychosociale zorg in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, georganiseerd door Cordaid en Het Grote Midden Oosten Platform. Een belangwekkend thema, zo werd wel duidelijk.

Post-traumatische stressstoornis

Terugkomend op de keiharde euro’s en dollars: verreweg het grootste deel van het gezondheidsbudget binnen de ontwikkelingssamenwerking wordt besteed aan de bestrijding van hiv, en aan de gezondheid van moeder en kind. Daarna volgen de budgetten voor de bestrijding van malaria, van tuberculose en van andere infectieziekten. Ergens onderaan bungelt het budget voor geestelijke gezondheidszorg.

Tegelijkertijd zijn psychosociale problemen wereldwijd aan de orde van de dag. Met een indrukwekkende hoeveelheid cijfers en grafieken schetst Joop de Jong, emeritus hoogleraar culturele en internationale psychiatrie, een pijnlijk beeld. Depressie is de op twee na belangrijkste oorzaak van de zogeheten disability-adjusted life years: het aantal jaren waarin mensen leven in ziekte, of dat verloren gaat door vroegtijdige sterfte. Meer dan 20 procent van mensen in crisisgebieden kampt met geestelijke aandoeningen. Vaak sleept men deze problematiek jarenlang met zich mee. Zo’n 30 procent van de Syrische vluchtelingen in Europa kampt met depressies. Nog eens 30 procent heeft een post-traumatische stressstoornis.

Joop de Jong

Voor al deze mensen is nauwelijks goede zorg en hulpverlening beschikbaar. Men spreekt in dit verband van een treatment gap. Die kloof wordt duidelijk met een afbeelding van de wereldkaart: de regio’s met het meeste politiek geweld zijn ook precies de regio’s met relatief de minste hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg (psychiaters, psychologen, verpleegkundigen en sociaal werkers). ‘We leveren slecht werk’, besluit Joop de Jong. ‘Als dit de situatie zou zijn voor tuberculose of hiv, zouden we het niet accepteren.’

Agressie en geweld

Een dag lang spreken deskundigen in het Haagse Humanity House over psychosociale hulp in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het gaat vandaag over de geestelijke noden van veel mensen in een regio die geteisterd wordt door geweld en onderdrukking. Zo is er het verhaal van de meer dan vijf miljoen ontheemden en terugkeerders in het noorden van Irak, die op de vlucht sloegen voor het geweld van IS. Ontwikkelingsorganisatie Cordaid voert verschillende programma’s uit in die regio, waarmee ze medische basiszorg biedt aan duizenden mensen, vooral jezidi’s en christenen.

In het begin boden deze programma’s nog geen psychosociale zorg, vertelt Hala Sabah Jameel me de dag na de conferentie. Als health program manager coördineert zij de gezondheidsprogramma’s van Cordaid in Irak. Ze heeft er een paar drukke dagen in Nederland op zitten, met niet alleen de conferentie maar ook besprekingen met onder anderen Tweede Kamerleden. Ze vertelt hoe ze in Seje, een dorp in het noorden van Irak, onder de ontheemde jezidi’s veel meisjes zag, van een jaar of 15, met één, twee en soms zelfs drie kinderen. Ze sprak met de vaders en vroeg hen waarom zij hun dochters niet naar school stuurden. Geld bleek het probleem te zijn. ‘Ze hebben geen huis, geen baan, geen geld. Alleen al voor het vervoer naar school moeten ze 25 dollar per kind betalen.’ Hala werd geconfronteerd met de uitzichtloze situatie van de jonge vrouwen, en de wanhoop bij de vaders.

Tegelijkertijd zag ze veel agressie en geweld, vertelt ze. ‘Vaders waren agressief omdat ze geen werk hadden, hun eigen kinderen niet konden onderhouden.’ Vaak zijn de moeders het slachtoffer van dit huiselijk geweld. En natuurlijk de kinderen, die opgroeien in een gewelddadige omgeving. ‘Ook de kinderen zijn erg agressief. Ze weten niet eens hoe ze rustig moeten spelen.’

Hala stelde bij Cordaid voor om mentale hulpverlening op te zetten voor deze mensen. Dat begon met een jonge sociaal werker, die in de wachtruimte van de medische kliniek een praatje maakte met de wachtende mensen. ‘Zij is jezidi, dus spreekt ze de taal. Daardoor vertrouwen mensen haar en vertellen ze wat hen dwars zit.’ De sociaal werker biedt niet alleen een luisterend oor, maar organiseert ook creatieve activiteiten voor jonge vrouwen en kinderen. ‘We hebben kleurboeken voor de kinderen, en delen notitieboekjes uit waarin mensen hun herinneringen kunnen opschrijven. Ook liggen er boeken die ze kunnen lezen of mee naar huis kunnen nemen, en er is een televisie waarop we korte filmpjes laten zien. Vaak gaan die over verhalen van anderen. Daarmee laten we hen zien dat ze niet alleen zijn, dat er veel meer mensen zijn zoals zij.’

Hala Sabah Jameel (Foto: Mickael Franci / Cordaid)

Nieuwe generatie

In zekere zin is Hala zelf ook een van hen. In 2004 vluchtte zij uit haar geboortestad Bagdad naar het veiligere Erbil, in het noorden van Irak. ‘In die tijd werden kinderen ontvoerd. Dat overkwam twee vriendjes van mijn zoon, mijn zoon zou zeker de volgende zijn.’ In Bagdad overleed haar man plotseling. Hala bleef over met drie jonge kinderen, en verhuisde naar haar familie, die in Jordanië woonde. Ze kreeg de mogelijkheid om een nieuw leven op te bouwen in de Verenigde Staten, maar besloot terug te keren naar Erbil. ‘Voor de derde keer moest ik helemaal opnieuw beginnen. Ik had geen huis, geen baan, helemaal niets. Nog niets eens een lepel.’ Ze weet hoe het is om alles achter je te laten en in een nieuwe omgeving opnieuw te moeten beginnen. Dat helpt haar in haar werk. ‘Ze vertrouwen mij. Ze weten dat ik hen goed begrijp. Ik ben immers ook door dat proces van displacement gegaan.’

Inmiddels is het programma van Cordaid uitgebreid. Er is een aparte afdeling voor mental health and psychosocial support ingericht in de kliniek, en eens in de week houdt een psychiater spreekuur. Onlangs publiceerde Cordaid een prachtig artikel hierover, inclusief mini-documentaire. Zeker het lezen en kijken waard.

Ik praat erover door met Hala, die rustig maar vastberaden uitlegt waarom het zo belangrijk is om te investeren in de geestelijke gezondheid van al deze mensen. Ze maakt zich vooral zorgen over de nieuwe generatie: de duizenden kinderen die zoveel geweld hebben meegemaakt in hun nog jonge levens. ‘Ik zie het aan de manier waarop ze spelen. Ze maken geweren van hout en schieten op elkaar. Allahu akbar, roepen ze daarbij. Ze zijn gehersenspoeld. Als we niet werken aan deze generatie, groeien ze op als criminelen, vol geweld en agressie van binnen.’

Foto: Mickael Franci / Cordaid

Waar te beginnen?

Dit besef is ook doorgedrongen bij Nederlandse politici en beleidsmakers. In haar beleidsnota pleit minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) voor meer aandacht voor psychosociale zorg, met name voor getraumatiseerde vluchtelingen. Onlangs presenteerde ze het plan voor een internationale pool van experts, die binnen 24 tot 72 uur wereldwijd bij crises kunnen worden ingevlogen om acute psyosociale zorg te verlenen en organiseren. Daarnaast moeten medewerkers en vrijwilligers van onder meer het Rode Kruis worden getraind om ook psychosociale basisondersteuning te kunnen geven. Kaag vindt deze zorg ‘net zo belangrijk als voedsel en water’, zei ze onlangs in een praatprogramma. ‘Niets doen is absoluut een recept voor toekomstige rampen in mensenlevens.’

Natuurlijk heeft de minister gelijk. En het klinkt verstandig om niet allerlei nieuwe programma’s en initiatieven op te tuigen, maar om de bestaande hulpprogramma’s uit te breiden. Tegelijkertijd werd in datzelfde praatprogramma het terechte punt gemaakt dat het hier om een immens vraagstuk gaat. De vele oorlogen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de decennialange onderdrukking door dictators en autoritaire regimes, de grote schaal van huiselijk geweld en gender based violence, de gruweldaden van IS… grote aantallen mannen, vrouwen en kinderen zijn geestelijk beschadigd geraakt en hebben trauma’s opgelopen. Waar te beginnen?

Collectieve hulp

In ieder geval niet bij nul. Er is vele jaren ervaring met psychosociale hulp in conflictgebieden en er is veel onderzoek gedaan. Tijdens de conferentie gidst Joop de Jong ons door de (wetenschappelijke) kennis over mental health and psychosocial support in uiteenlopende gebieden in de wereld. Hij schetst de contouren van een algemeen model voor MHPSS, met een lijstje van principes en criteria, geïllustreerd met anekdotes uit zijn ervaring met onderzoek en praktijk in landen als Oeganda, Cambodja en Burundi. Zijn verhaal is theoretisch en empirisch onderbouwd, en biedt tegelijkertijd voer voor discussie. In hoeverre is zo’n algemeen model toepasbaar in specifieke contexten in het Midden-Oosten of Noord-Afrika? En heeft hij met dit model voldoende oog voor de (politieke en economische) ontwikkelingen die aan de basis liggen van grootschalige psychische problematiek?

In zijn verhaal benadrukt De Jong het perspectief van het collectief. Hij spreekt nadrukkelijk over public mental health, gericht op een populatie of gemeenschap, niet op een individu. Dat zet me aan het denken. Ik realiseer me dat trauma niet alleen een individueel fenomeen is, waarvoor één-op-éénbegeleiding nodig is met vele sessies en therapieën. Bij zo’n benadering is inderdaad de vraag legitiem: waar te beginnen? Maar hier hebben we het over collectieve en ook lichtere vormen van psychosociale zorg, aan grote groepen mensen. Interventies gericht op hele gemeenschappen om, in de woorden van Joop de Jong, ‘het sociale weefsel te herstellen’ en ‘mensen te remoraliseren’.

Stigma

‘In mijn werk kom ik continu mental health issues tegen. Of het nu humanitaire hulp is, of projecten rondom gender based violence of community leadership, mensen geven steeds aan bang te zijn, en getraumatiseerd. Het is een terugkerend thema.’ Ook in Libië ziet Inas Miloud de collectieve schaal waarop psychische nood zich manifesteert. Als activiste van de Tamazight Women Movement maakt zij zich hard voor de positie en rechten van vrouwen en minderheden in Libië. Ze is een van de sprekers tijdens de conferentie, en de dag erna praat ik verder met haar. Ze is duidelijk gewend om te spreken over deze thema’s – onlangs sprak ze nog de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties toe. Maar de emotie is niet ver weg wanneer ze vertelt. Het gaat hier immers ook om haar eigen leven, en dat van haar familie en gemeenschap, in een land dat na decennia van dictatuur in een nieuwe cyclus van oorlog en geweld is geraakt.

Inas Miloud (links)

De nood voor psychosociale zorg is hoog in Libië, vertelt Inas. Tegelijkertijd is de situatie moeilijk omdat het conflict blijft voortduren. En er heerst een groot stigma op psychische problemen, legt ze uit. ‘Van mensen die getraumatiseerd of depressief zijn, wordt gedacht dat ze niet normaal zijn. Ze zijn gek of bezeten. Dat heeft ook een grote sociale impact: als je als vrouw depressief bent, vind je moeilijk een huwelijkspartner. Mensen denken namelijk dat je jouw “ziekte” zult doorgeven aan je kinderen.’

Ook in het gesprek met Hala uit Irak komt dit stigma ter sprake. ‘Als je in Irak naar een kliniek voor psychische zorg gaat, denkt iedereen dat je gek bent. Niemand gaat naar zo’n plek.’ Daarom is in het Cordaid-programma de psychosociale zorg geïntegreerd in de algemene gezondheidszorgprojecten. De afdeling voor psychosociale zorg bevindt zich in de kliniek voor reguliere gezondheidszorg. ‘Het is heel normaal voor mensen om daarheen te gaan. Niemand zal hen raar aankijken. Uiteindelijk signaleren we daar 80 tot 90 procent van de casussen van gender based violence en psychosociale zorg.’

Volgens Inas komt het stigma deels voort uit onwetendheid. ‘Mensen weten niet wat het is, deze psychische problematiek. Ook begrijpen en herkennen veel mensen de symptomen niet. Zo komt het vaak voor dat een jongere depressief is, maar de familie zich dat niet realiseert. En dus ook niet de steun geeft die die persoon nodig heeft. De familie denkt vaak dat hun kind lui is, of chagrijnig.’

Lokale trainingen

Deze onwetendheid is een van de redenen voor Cordaid om in het project in Irak ook mensen voor te lichten over deze thema’s. ‘We trainen de staf in de gezondheidskliniek, zodat zij mensen kunnen doorverwijzen naar de sociaal werker’, zegt Hala. ‘Dit geldt voor iedereen die met patiënten in aanraking komt. De verplegers, maar ook de mensen achter de balie. Zij verlenen zelf geen psychosociale hulp, maar kunnen wel inschatten of iemand hulp nodig heeft.’

Ook worden jonge vrijwilligers uit de lokale gemeenschap zelf getraind, en gaat Hala in gesprek met community leaders, zoals de burgemeester van het dorp, de lokale priester en leerkrachten. ‘We kunnen niet voor altijd blijven, dus de lokale gemeenschap is belangrijk voor ons. Met hen gaan we in gesprek over de situatie van de gemeenschap en hun behoeften. Op een indirecte manier adviseren we hen hoe zij hun mensen kunnen ondersteunen.’

Foto: Mickael Franci / Cordaid

Hiermee moeten de inspanningen van Hala en haar collega’s een duurzaam karakter krijgen. Ook door bijvoorbeeld te investeren in sociaal werkers op de scholen in de regio, die met de kinderen in de klas werken aan hun geestelijke weerbaarheid en gezondheid. Maar de verkokering van de ontwikkelingssamenwerking en van de budgetten van donoren maakt dit soort investeringen moeilijk, legt Hala uit. ‘Mijn projecten vallen onder het thema ‘gezondheid’, maar de inzet van sociaal werkers op scholen wordt onder ‘onderwijs’ geschaard. Daardoor kan ik mijn budget niet daarvoor gebruiken.’

Trauma als politiek instrument

Daarmee komen we op een interessante vraag: zien we psychische problematiek, trauma en depressie niet teveel als geïsoleerde fenomenen? Als betreurenswaardige maar onvermijdelijke gevolgen van geweld en onderdrukking? Trauma ontstaat niet vanzelf, dus is het niet raadzaam om niet alleen de symptomen te bestrijden, maar ook de oorzaken aan te pakken? Zeker als je bedenkt dat het op grote schaal traumatiseren van mensen een politiek instrument kan zijn in handen van regimes die hun eigen bevolking onderdrukken.

Dit is het perspectief dat dr. Vivienne Matthies-Boon ons biedt. Als universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam doet zij onderzoek naar trauma in een politieke context, met name in Egypte. Haar boodschap is dat in landen als Egypte regimes trauma en voortdurende stress als instrument gebruiken om revoluties in de kiem te smoren, en om burgers uit te sluiten van deelname aan het politieke proces en het democratische gesprek.

Stelselmatige bedreiging, intimidatie, mishandeling en marteling, en het tegen elkaar opzetten van bevolkingsgroepen, zorgen voor constante stress en angst. Mensen zijn vooral bezig om te overleven, iedere dag weer, en komen niet eens toe aan nadenken over het politieke systeem, of over al dan niet meedemonstreren voor de eerbiediging van hun rechten.

Vivienne Matthies-Boon

In haar onderzoek interviewde Vivienne slachtoffers van opsluiting en marteling. Hun huiveringwekkende getuigenissen maken de angst bijna invoelbaar. De verhalen van deze jonge slachtoffers laten zien wat stelselmatige arrestaties, mishandeling en marteling met mensen doen. Ze breken. Mensen worden onverschillig, apathisch soms. Ze raken verdoofd, trekken zich terug, lijken zich minder te bekommeren om de wereld om hen heen. Dit is bruut machtsvertoon, dat laat zien wie de baas is. Mensen worden er hopeloos en moedeloos van.

Interessant aan haar verhaal is dat ze trauma hiermee uit het strikt medische of sociale domein haalt. In de context van een regime als dat van al-Sisi is collectief trauma keiharde politiek. Dit gaat over het doelbewust traumatiseren van mensen en het veroorzaken van continue stress, om zo mensen politiek te demobiliseren en revolutionaire bewegingen de kop in te drukken. Vivienne spreekt van een ‘politieke depressie’: jonge generaties raken gedesillusioneerd in politiek, in hun strijd voor vrijheid en de rechtsstaat. Ze trekken zich terug uit het politieke domein en richten zich op die dingen waar ze wel (enige) invloed op hebben: een huis, werk, familie.

Geen stem hebben

Dit gebeurt niet alleen in Egypte. Inas Moulid herkent deze patronen in haar eigen land, Libië. Ze vertelt hoe in de tijd van Khaddafi de Libiërs steeds opnieuw in stressvolle situaties werden gebracht. ‘Mensen dreigden hun baan te verliezen, de voedselprijzen gingen ineens omhoog, of de brandstofprijzen. Ze leefden iedere dag met het gevoel dat er iets kon gebeuren. Daardoor maakten ze zich niet druk om democratie of vrijheid. Ze moesten overleven. Op deze manier werden mensen buitengesloten van de politieke conversatie.’

Jezelf proberen af te sluiten van de ellende om je heen is een coping-mechanisme, weet Inas. ‘Ik kijk bijvoorbeeld niet meer naar het nieuws. Voor mij, en voor veel Libiërs, is dat een traumatische ervaring. Het haalt herinneringen naar boven waar ik niet aan wil denken.’

Minderheden, zoals de Amazigh in Libië, zijn hierbij extra kwetsbaar, weet Inas. Zo was het in Libië tot 2011 verboden om in het openbaar Tamazight te spreken. ‘Moet je je voorstellen: dit is de enige taal die je als kind spreekt, en dan is het verboden. Het geeft je het idee dat je geen stem hebt.’

Geëmotioneerd geeft ze het voorbeeld van haar jongere broertje, die op zijn zesde opeens stopte met praten. Door de oorlog was hij zijn taal gaan associëren met de revolutie, met geweld. Pas toen hij op school Arabisch leerde, begon hij weer te praten. ‘Hij dacht dat als hij Tamazight zou spreken, er iemand gewond zou raken of dood zou gaan.’

Foto: Mickael Franci / Cordaid

De voortdurende gewapende strijd in Libië zorgt ervoor dat voor veel Libiërs trauma op trauma wordt gestapeld. Toch wil Inas afsluiten met een optimistische noot. Volgens haar is mental health and psychosocial support veel meer dan de traditionele gang naar een therapeut. Het gaat ook om hechte gemeenschappen, waarin gezamenlijke activiteiten worden ondernemen, tradities en rituelen in ere worden gehouden, en families oog hebben voor elkaar. ‘Ik denk dat mensen dit soort activiteiten onderschatten. Dit zijn praktische dingen die we kunnen doen: plekken beschikbaar stellen, niet voor psychosociale zorg alleen, maar ook voor recreatieve activiteiten, voor de lokale gemeenschap. Dat zorgt voor meer cohesie en onderlinge steun, en dat is wat mensen nodig hebben. Zo creëren we een gezonde omgeving waarin mensen kunnen zijn wie ze willen zijn.’

Moedige initiatieven

Het is goed en nodig dat psychosociale zorg in het Midden-Oosten en Noord-Afrika op de agenda staat. Niet alleen tijdens een conferentie in Den Haag, maar vooral op de agenda van internationale organisaties, nationale overheden en maatschappelijke organisaties. Nieuwe initiatieven moeten worden aangemoedigd. De expertpool van minister Kaag. Maar zeker ook het belangrijke werk van moedige vrouwen als Hala Sabah Jameel en Inas Miloud.

 

‘I know that if I am to keep going and stay alive, I must not dwell on the sadness in my heart. I have to stay away from all that. I have to keep busy. So I do. I take on things that cause me trouble but keep me occupied both physically and mentally. It seems my journey is far from over.’ (Samer)

 

Welke koers voor de Euro-Mediterrane samenwerking?

Iedereen die regelmatig stukken leest over het Midden-Oosten herkent het beeld dat ‘migratie’ vaak de inhoud domineert. Het Grote Midden Oosten Platform wil dat beeld bijstellen en organiseerde in dat kader een debat over de toekomst van de EuroMediterrane samenwerking, samen met Maydan Association. Natuurlijk werd ook hier gesproken over migratie. Maar het debat ging verder dan dat.

Mare Nostrum

De middag wordt geopend door Abdelkader Benali, een man die de Middellandse Zee kent als geen ander. Hij brengt de thematiek van de middag op persoonlijke wijze onder woorden en warmt de zaal op krachtige wijze op voor een debat over het grote Midden Oosten.

In zijn verhaal combineert hij zijn persoonlijke levensverhaal met dat van bekende figuren als Johann Wolfgang von Goethe en Michel Houellebecq, met wie hij niet alleen de liefde voor romans deelt, maar ook die voor de Mediterranee. Zo maakten Goethe en Houellebecq beiden een Grand Tour langs de kustlijn van de oude Europese binnenzee.

Een binnenzee? Jazeker! De Romeinen noemden de zee niet voor niets Mare Nostrum: onze zee. Benali schetste op prachtige wijze het contrast tussen de manier waarop de Romeinen, Goethe en Houellebecq de Middellandse Zee bezien, en de realiteit van vandaag de dag. Waar de Mediterranee voorheen een natuurlijke grens was die werd gedeeld met de Afrikaanse en Aziatische zijde, is ze vandaag de dag praktisch toegeëigend door Europa. Voor Driss, Hajjar of Saloua behoort een Grand Tour allang niet meer tot de mogelijkheden. Streng Europees migratiebeleid, voortvloeiend uit de angst voor ‘vluchtelingenstromen’, heeft het begrip Mare Nostrum een nare bijklank gegeven.

In debat

Aan het debat nemen zeven kandidaten voor het Europees Parlement deel: Otto ter Haar (De Groenen), Chantal Hakbijl (CDA), Tineke Strik (GroenLinks), Sent Wierda (vandeRegio & Piratenpartij), Michael Pistecky (VVD), Samira Rafaela (D66) en Thijs Reuten (PvdA). Aan de hand van een drietal stellingen proberen zij zich van elkaar te onderscheiden. Dat blijkt aanvankelijk nog niet zo makkelijk: niet alleen is de materie erg specifiek, ook is vandaag duidelijk de laatste fase van een intensieve campagne.

Een schets van het debat, aan de hand van fragmenten uit het openingswoord van Abdelkader Benali.

Migratie

‘Het Middellandse Zeegebied heeft een imagoprobleem. Op vakantie gaan, ja, er zaken mee doen, liever niet. We bakken er graag in de zon, maar kijken weg wanneer er vluchtelingen aanspoelen. De crisis ontneemt ons het zicht op al die andere verhalen die er te vertellen zijn. […] Voor Marokkanen is Europa een fort geworden met een slotgracht in de vorm van een zee; maar voor de Spanjaarden aan de overkant is Marokko heel dichtbij en heel toegankelijk.’

Stelling: ‘Voor veilige landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika geldt: zonder migratieovereenkomsten geen ontwikkelingssamenwerking.’

Hoewel geen van de aanwezige politici deze stelling durft te onderschrijven, worden de verschillen op dit vlak wel duidelijk. Michael Pistecky (VVD) legt vooral de nadruk op de afname van migratie als gevolg van de Turkijedeal, terwijl Thijs Reuten (PvdA) pleit voor humanere formuleringen op het gebied van migratie. ‘De taal omtrent migratie is veel te negatief. De wens om op zoek te gaan naar een beter leven is juist legitiem.’

Chantal Hakbijl (CDA) maakt zich hard voor een integrale aanpak, waarin nadrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen échte vluchtelingen en mensen die misbruik maken van het systeem. Pistecky is het hiermee eens, en voegt daaraan toe dat de mate waarin een migrant iets kan toevoegen zwaarder moet meewegen. Later krijgt hij het lastiger, als vanuit de zaal wordt gevraagd hoe hij een migratiedeal met Libië voor zich ziet. Uiteindelijk moet hij zich erbij neerleggen dat dit voorlopig niet tot de opties behoort.

Het pleidooi van Thijs Reuten voor een humaner perspectief op migratie lijkt grotendeels aan dovemansoren gericht. Uiteindelijk blijken alleen Reuten zelf, Otto ter Haar (Groenen) en Sent Wierda (vandeRegio & Piratenpartij) ontwikkelingssamenwerking daadwerkelijk los te willen zien van migratieovereenkomsten.

Nabuurschapsbeleid

‘De Arabische lente heeft de stem laten horen van een jonge assertieve generatie jongeren. De meerderheid van deze jongeren wil zijn land niet verlaten. Ze willen bijdragen aan hun leefgemeenschap.’

Stelling: ‘De EU moet in haar nabuurschapsbeleid partnerlanden actief aanspreken op thema’s als democratie, mensenrechten, rechtsstaat en het maatschappelijk middenveld.’

Voor Tineke Strik (GroenLinks) is dit geen issue: natuurlijk moeten we partnerlanden scherper aanspreken. Maar volgens Strik is ‘alles tegenwoordig ondergeschikt aan migratie’. Als voorbeeld noemt ze de mishandeling van migranten in sub-Sahara-Afrika, met kennis van de EU nota bene.

Samira Rafaela (D66) pleit voor een aanpak gebaseerd op ‘internationale solidariteit’. Zonder erg concreet te worden, legt ze uit dat dit moet gebeuren door onder meer kennisuitwisseling en ondersteuning van de civil society. Zelfs zonder toestemming van dictatoriale regimes. Ook moet de EU notoire mensenrechtenschenders sanctioneren.

Pistecky (VVD) grijpt dit moment aan om Rafaela op de vrouw af te vragen of ze vindt dat de EU sancties moet instellen tegen de Egyptische president Abdul Fatah al-Sisi. Het zorgt voor het nodige vuurwerk, waarbij Rafaela de wat agressieve benadering van Pistecky slechts met moeite kan pareren.

Economische samenwerking

‘Het is voor niemand vanzelfsprekend om zijn taal, cultuur en familie te verlaten om in den vreemde een nieuw bestaan op te bouwen. Uit deze jongeren zullen de leiders van morgen opstaan. Ze werken in kleine groepen aan start-ups.’

Stelling: ‘De EU moet meer investeren in onze buurlanden aan de andere kan van de Middellandse Zee: een regio vol (economische) kansen en potentieel.’

Ook op dit vlak blijken de verschillen tussen de partijen niet zozeer te liggen in de mate waarin ze de stelling onderschrijven, maar in de invulling daarvan. Tineke Strik stelt dat de manier waarop de Europese buitengrens de facto steeds meer opschuift richting het zuiden, economische samenwerkingsverbanden als ECOWAS (Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten) eerder belemmert dan helpt. Landen in het grote Midden-Oosten moeten volgens Strik ook de mogelijkheid krijgen om hun eigen economie te versterken.

Chantal Hakbijl en Otto ter Haar blijken op het vlak van economische samenwerking mijlenver uit elkaar te liggen. Waar Hakbijl het initiatief van investeringen aan de lidstaten wil laten, vindt Ter Haar juist dat het initiatief voor ontwikkelingssamenwerking volledig overgeheveld moet worden naar de Europese Unie.

Samira Rafaela sluit af met een optimistisch geluid. De aard van de samenwerking moet veranderen en als belangrijkste uitgangspunten gelijkwaardigheid en investeringen hebben, waardoor het welvaartniveau kan stijgen. ‘Wellicht kunnen we het Erasmus-programma uitbreiden naar partnerlanden, zodat jongeren uit de regio de kans krijgen zich in Europa te ontwikkelen’, aldus Rafaela.

Grand Tour

Het zal voor Driss, Hajjar en Saloua als muziek in de oren klinken. Wie weet ligt er voor hen toch nog een Grand Tour in het verschiet.

 

Duurzaam bouwen aan echte stabiliteit in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

Dit jaar kunnen we van het ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw beleidskader verwachten, de opvolger van ‘Samenspraak en Tegenspraak’. Het nieuwe kader zal de basis zijn voor de financiële ondersteuning van (Nederlandse) maatschappelijke organisaties die actief zijn in lage- en middeninkomenslanden. We kunnen ervan uitgaan dat de invulling van het nieuwe beleidskader al grotendeels bepaald is in de beleidsnota ‘Investeren in Perspectief’ (2018). Met die nota heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken het heldere signaal afgegeven dat het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) weer op de agenda staan. Daarom overwegen veel grote en kleine hulporganisaties om (weer) actief te worden in de MENA-regio.

Stabiliteit?

Het Midden-Oosten en Noord-Afrika staat op de agenda vanwege een aantal redenen: opvang van vluchtelingen in de regio, het tegengaan van migratie naar Europa, wederopbouw van post-conflictlanden en het garanderen van een ‘ring van stabiliteit’ om Europa. Daarbij gaan in de beleidsnota ‘Investeren in Perspectief’ hulp en handel hand in hand. Hierdoor krijgen kansrijke markten (Golfstaten) en het maken van winst meer aandacht dan gebruikelijk is bij internationale samenwerking.

De beweegredenen van onze regering gaan vooral over het welzijn van Europa. Minder duidelijk is het principe dat we ons inzetten voor het welzijn van alle mensen in de wereld. Dat is jammer. Desondanks ben ik blij als de relaties met de Arabische landen worden versterkt. Europa en het Midden-Oosten zijn buren, en we zijn als buren op elkaar aangewezen. Maar als het ons menens is met het welzijn van Arabische landen, dan moeten we vanuit Europa zorgvuldig zijn bij het kiezen van partners. Nauwe relaties? Zeker. Maar niet met autocraten en patriarchen.

Hulp is nu bovenal gericht op het bevorderen van economische zekerheid en werkgelegenheid. Hoewel dat logisch klinkt, is verbetering van de economische perspectieven maar een deel van het verhaal. Zolang de corruptie welig tiert, meritocratie niet bestaat en burgers hun leven als mens met rechten en waardigheid niet zeker zijn, zal er geen sprake zijn van stabiliteit.

Lokale initiatieven

Als het doel van de Nederlandse regering is om langdurige stabiliteit en veiligheid te garanderen, dan mogen we niet de stelsels in stand houden die mensen het leven onmogelijk maken. Dat is geen economische kwestie – en al helemaal geen militaire. Kenmerkend voor de Arabische landen is dat ze centralistisch en ondemocratisch worden bestuurd. Mogelijkheden om zaken aan de orde te stellen bestaan daarom vooral op lokaal niveau. Daar gebeurt al veel, maar kan nog meer.

Zo wordt in landen als Jordanië, Egypte en Libanon het ene na het andere initiatief genomen om de leefomgeving en het milieu te verbeteren, sociale taboes te doorbreken, of jongeren te activeren. De Egyptische sociale onderneming Greenish werkt aan duurzame oplossingen voor milieuproblemen, en aan het vergroten van kennis rond milieubescherming. De Libanese jongerenorganisatie We Love Tripoli brengt jongeren in de stad in beweging rond cultuur, de inrichting van de publieke ruimte en sociale thema’s.

Lokale zaden voor de 'Palestijnse Zaden Erfgoed Bank' in Battir (Palestina), foto: Sylva van Rosse

Hulp van betekenis moet daarom ook gericht zijn op de opbouwende krachten die streven naar duurzame ontwikkeling van hun land en samenleving. Het toekomstideaal hierbij is dat de gevestigde orde in Arabische landen komt tot een nieuwe kijk op burgers: burgers als bron, als resource, in plaats van als bedreiging. Dit frame van burgers als bron kan deel uitmaken van activiteiten die vanuit het Westen in de regio worden uitgevoerd. Dit vraagt creativiteit en soms wellicht ongebruikelijke partnerschappen. Maar is dat niet veel logischer dan samenwerken met een dictator of oude patriarch die vooral zijn eigen familie verrijkt?

Milieu en urban planning

Hierbij zijn twee thema’s urgent, die op lokaal niveau vaak al zijn opgepakt en waarmee Nederland daadwerkelijk kan bijdragen aan ontwikkeling: milieu en urban planning.

De zorgen over het milieu zijn enorm, op allerlei terreinen (droogte, waterbeheer, vervuiling, etc.). Merkwaardig genoeg hebben grote internationale milieuorganisaties als Greenpeace en Friends of the Earth nauwelijks vertegenwoordiging of wortels in het Midden-Oosten. Maar op lokaal niveau bestaan er allerlei groene initiatieven, zoals het eerder genoemde Greenish. Op dit gebied is er veel te doen en veel winst te behalen. Activiteiten op het gebied van duurzame zorg voor het milieu kunnen bovendien mogelijkheden bieden voor werkgelegenheid en participatie van burgers.

Het tweede thema is urban planning en wederopbouw. Zowel in post-conflictlanden als Syrië en Irak als in metropolen als Caïro, Bagdad, Amman en Beiroet bieden bouwprojecten kansen om te werken met lokale burgers. Het werken aan weerbaarheid en duurzaamheid, die de regio nodig heeft, kan worden geïntegreerd in de manier waarop steden worden ontwikkeld. Als Nederlandse bedrijven of ontwikkelingsorganisaties betrokken zijn bij wederopbouwprojecten of urban planning kunnen ze het frame van lokale burgers als resource meenemen. Door lokale inwoners te betrekken bij de inrichting van publieke ruimten, bij wederopbouw en bij herstel van erfgoed, en door een gezamenlijke agenda te ontwikkelen voor een stad of gemeente, dragen projecten bij aan meritocratie, innovatie en actieve burger- en jongerenparticipatie.

Kansrijk

Het Midden-Oosten en Noord-Afrika vormen een rijke en kansrijke regio, pal naast Europa. ‘Investeren in perspectief’ is een reële en welkome mogelijkheid. Maar alleen als het gebeurt met kennis van de context, met creativiteit en met intensieve betrokkenheid van de jonge mensen die er wonen.

Gevluchte kunstenaars vinden nieuw moederland

Neem het verhaal van de gevluchte Iraanse schrijver die publiceerde over seksualiteit. Of zijn collega-documentairemaker die met zijn werk de positie van lgbtq-ers aan de orde wil stellen. Beiden kregen asiel in Noorwegen. Of neem de geschiedenis van een jonge Jemenitische acteur die niet alleen vanwege de oorlog maar ook uit angst voor vervolging zijn land moest verruilen voor Zweden, waar hij de vluchtelingenstatus kreeg. Al deze kunstenaars werden in staat gesteld om een jaar lang te werken in hun nieuwe moederlanden.

Op 29 mei zaten zij, met hun Zweedse en Noorse gastheren en –dames en nog driehonderd andere vluchtelingenkunstenaars, aan lange eettafels in Theater Rotterdam. PEN International en het International Cities of Refuge Network (ICORN) zorgen ervoor dat al deze bedreigde schrijvers en kunstenaars zich door vestiging in vrijplaatsen wél vrij kunnen bewegen, wereldwijd, zowel intellectueel en cultureel als fysiek.

Esseline van de Sande presenteerde deze bijzondere avond van het Stories for Freedom Festival. Eerder schreef ze voor Verhalenhuis Belvédère het essay Hier is daar, daar is hier. Het verhalenhuis als vrijplaats. Een Engelse vertaling ervan werd op deze avond gepresenteerd. Belvédère organiseerde deze bijeenkomst en heeft als enige ter wereld een vaste vrijplaats beschikbaar voor vluchtelingenkunstenaars.

Burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb verwelkomde de schrijvers en kunstenaars in zijn stad. Hij schetste het belang van de verbindende factor van kunst: ‘Je land verlaten, dat doe je alleen vanwege heel urgente omstandigheden. Ik ben ook immigrant en in zeker opzicht klimaatvluchteling. Toen ik vijftien was, kwamen wij naar Nederland, uit het Rifgebied in Marokko, waar het te droog werd om onze traditionele gewassen te verbouwen.’ Hij haalde beroemde Arabische dichters aan die waren vervolgd om hun woorden. ‘Je kunt beter maar bevriend zijn met dichters, waarom zou je ze tot vijanden maken?’

Voor het jaarlijkse festival, dat rouleert, komen bijzondere kunstenaars, dichters, artiesten, journalisten en schrijvers bijeen om muziek te maken, gedichten voor te lezen en van gedachten te wisselen. Samen eten nodigt uit tot het vertellen van én luisteren naar verhalen, die op deze avond onbegrensd waren in alle opzichten. Doel van de verhalenhuizen is om mensen in de steden van nu zichtbaar te maken. Om hen in de gelegenheid te stellen hun verhaal te vertellen, waardoor zowel zij als de ontvangende partij gelukkiger worden.

ICORN en PEN International ondersteunen in het bijzonder internationale artiesten en schrijvers die het moeilijk hebben. Neem Maher al Sabbagh, filmmaker en kok uit Syrie, die het eten verzorgde voor de avond. Op de vraag wat zijn droom was, antwoordde hij geëmotioneerd: ‘Vrede voor Syrie.’

Ondanks al hun bagage betekent immigratie voor velen een nieuw begin, mede door de uitwisselingen met de lokale bevolking die beide kanten inspireren. Sommigen zijn zo warm ontvangen dat ze naar eigen zeggen een nieuw moederland hebben gevonden. Een nieuw land waaraan ook zij een belangrijke culturele en verbindende bijdrage kunnen leveren.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.