Turkse wapenindustrie is geen mirakel, maar het gevolg van NAVO-beleid

Het buitenlandse en militaire beleid van Turkije wordt steeds assertiever en autonomer. Dat blijkt uit het optreden in Syrië, de levering van wapens aan Libische bondgenoten, en het belemmeren van samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO.

Het valt ook af te leiden uit de overeenkomsten voor defensiesamenwerking die president Erdoğan sluit met diverse landen, van Maleisië tot Senegal en Oekraïne, op een schaal die zelfs voor een regionale macht opmerkelijk is.

Toen Turkije in oktober 2019 Noord-Syrië binnenviel, werd veel gewezen op de Turkse wapenindustrie, die het land onafhankelijk zou maken van wapenimport. Maar hoe ver reikt nu werkelijk de militaire macht van Ankara?

Feit is dat de Turkse defensie-industrie niet moet worden overschat. De  uitbreiding daarvan is niet te danken aan miraculeuze slimheid van Ankara, maar aan een beleidskeuze van de NAVO. Wat, omgekeerd, betekent dat landen van diezelfde NAVO nu ook de middelen hebben de militaire macht van Ankara te stuiten als ze zich daar inmiddels zorgen om maken.

Wapenexporten

In 1993 onderzocht het Anti Militaristisch Onderzoeks Kollectief (AMOK) de wapenexporten naar Turkije en de ondersteuning van de Turkse strijdkrachten en defensie-industrie (gepubliceerd als De Turkije-connectie). Turkije werd destijds door de NAVO gecategoriseerd als een land met een ‘minder ontwikkelde defensie-industrie (Less Developed Defence Industry, LDDI). NAVO-landen als de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, met geavanceerdere strijdkrachten en bijbehorende bedrijfssector, voerden een beleid om deze LDDI-landen (naast Turkije ook Griekenland en Portugal) te helpen bij de opbouw van een militaire industrie. Zo staat de NAVO zelf aan de basis van de groei van de Turkse militaire industrie. Inmiddels verkoopt Ankara zijn drones aan onder andere Qatar.

Niet alleen de NAVO, ook Turkije zelf heeft aan die ontwikkeling bijgedragen. Het zette organisaties en infrastructuur op voor defensieproductie, en richtte een Ondersecretariaat voor Defensie-industrie op. Veel van de militaire industrieën die in de jaren tachtig zijn opgericht, bestaan tot op de dag van vandaag.

Defensie-uitgaven

Ook de Turkse defensie-uitgaven groeiden snel. In 1993 had Turkije 811.000 militairen en een budget van 11,2 miljard dollar, waarvan het 25,5 procent investeerde in materieel. Het defensiebudget van 2018 is bijna verdubbeld tot 22,1 miljard dollar (beide cijfers in valuta 2017), waarvan 38,6 procent wordt geïnvesteerd in aankoop van materieel (een van de hoogste percentages in de NAVO). Het aantal militairen werd teruggebracht tot 157.100.

Westerse technologie

Het creëren van een infrastructuur en het verhogen van de militaire budgetten maakt Turkije nog niet tot een onafhankelijke wapenproducent. Hoewel de Turkse autoriteiten beweren dat de Turkse defensie-industrie bepaalde voertuigen en een vliegtuig zelfstandig heeft ontwikkeld, wordt voor de productie meestal gebruik gemaakt van westerse technologie of van gepatenteerde kennis.

Vorig jaar publiceerde het Rojava Information Center een rapport over de betrokkenheid van westerse wapenbedrijven bij de opbouw van de Turkse militaire industrie. De schrijvers laten zien dat de zelfontwikkelde Altay-tank geproduceerd is met nauwe betrokkenheid van het Duitse Rheinmetall, dat al het mogelijke doet om wapenexportcontrole te ontwijken.

Het rapport vermeldt ook dat Thales-technologie wordt gebruikt voor de Turkse Göktürk-spionagesatelliet; dat Eurosam een contract is toegekend voor de capaciteitsstudie van een toekomstige Turks lucht- en raketafweersysteem (Long Range Air and Missile Defence System); en dat het Italiaanse Leonardo een recent uitgebreid dochterbedrijf in Turkije exploiteert onder de naam Selex ES Elektronik Turkey.

Het is niet gemakkelijk om een onafhankelijke wapenproducent te worden. Zo is er maar een beperkte groep landen dat zelfstandig straaljagers kan produceren (Frankrijk, Verenigde Staten, Rusland en het Verenigd Koninkrijk). Toen begin januari Turkse F-16’s opstegen vanaf vliegbasis Incirlik (als onderdeel van de gewapende confrontatie rond Idlib) waren deze voorzien van motoren van General Electric.

Turkish Aerospace Industries (TAI) co-produceert weliswaar F-16’s in zijn fabriek, maar dat betekent niet dat het complete vliegtuig met bewapening daar wordt gebouwd. TAI speelt ook een rol in de assemblage van de F-35, maar die wordt nu gehinderd door de Turkse aankoop van Russische raketafweerapparatuur. Deze aankoop bemoeilijkt de samenwerking met de Verenigde Staten, terwijl de assemblage van de F-35 nog steeds afhankelijk is van technologie uit onder andere de Verenigde Staten.

Nieuwe straaljagers

Turkije – met een militair budget dat groter is dan dat van Spanje en bijna even groot als dat van Italië – stopt hier echter niet. Het heeft ook zijn eigen straaljagerproject, de TF-X. Volgens de Turkse krant Hürriyet deed Rolls-Royce een aanbod om de motor te leveren. Maar in december werd de deal van 132 miljoen dollar opgeschort wegens meningsverschillen rondom technologieoverdracht.

Ankara heeft ook een oogje op samenwerking bij de nieuwe Britse straaljager Tempest: ‘Zweden, Japan, Italië en Turkije worden gezien als potentiële partners voor een programma waarbij de eerste vliegtuigen rond 2035 moeten vliegen’, meldde het goed geïnformeerde Defense News. Volgens Euractive is hierbij ook enige Nederlandse betrokkenheid. In hoeverre dit zal bijdragen aan de groeiende Turkse onafhankelijkheid met betrekking tot gevechtsvliegtuigen zal afhangen van de ontwikkeling van deze samenwerking.

Geen exportvergunningen

Het Verenigd Koninkrijk heeft onlangs zijn beleid ten aanzien van Turkije gewijzigd na de inval van het Turkse leger in noordoost Syrië. Het verleent ‘geen verdere uitvoervergunningen naar Turkije voor producten die mogelijk worden gebruikt bij militaire operaties in Syrië’. Dit is in overeenstemming met een EU-advies dat wordt gevolgd door een meerderheid van de lidstaten van de Europese Unie.

Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken schreef dat Turkije werd verwijderd uit de lijst van landen die onder dergelijke open vergunningen vallen.

Maar Turkije blijft een belangrijke klant voor EU-wapens. Zo heeft de Duitse overheid dit jaar al een kleine exportvergunning verstrekt.

Langetermijnbeleid

De Turkse staat en zijn krijgsmacht volgen een langetermijnbeleid om zich te ontwikkelen tot een regionale macht. Gezien het assertieve beleid in een van de meest gedestabiliseerde regio’s ter wereld kan Turkije een aantrekkelijke markt voor wapens zijn. Maar juist vanwege dat assertieve beleid en de machtsverhoudingen in de regio, is het verstandiger deze markt niet te laten voor wat hij is. Europese overheden moeten voorzichtig en bedachtzaam zijn als ze wapens verhandelen aan Turkije. Het is relatief eenvoudig om een wapenindustrie op te bouwen, zeker in vergelijking met de moeite die het kost om deze industrie vervolgens onder controle te krijgen. Maar zolang Turkije militaire technologie uit het buitenland nodig heeft, heeft datzelfde buitenland hier gelukkig zelf invloed op.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website van Stop Wapenhandel.

Nederlandse banken gedragen zich tegenover Iran als marionetten van de VS

Wat is er gaande?
Wil je vandaag iemand betalen in Iran, dan gaat je dat niet lukken. Er is namelijk geen enkele Nederlandse bank die geld wil overmaken naar Iran. Dat is dus heel vervelend als je een mooi product hebt en dat wilt verkopen in Iran, of als je mensen in Iran wilt inhuren om je product op de lokale markt af te stemmen.

De sancties die de Verenigde Staten al sinds 1979 hebben opgelegd, treffen de Iraanse bevolking diep. Medicijnen en voedsel kunnen niet worden geïmporteerd. Technologische investeringen voor een beter milieu of optimalisatie van de landbouwsector zijn nodig maar onmogelijk. En samenwerkingsprojecten met kunstinstellingen zijn vooral liefdewerk.

En waarom werken banken niet mee? Niet omdat er Nederlandse of Europese sancties zijn. Nee, omdat banken vrezen voor Amerikaanse repercussies. Banken in Nederland zijn bang dat ze geen zaken meer kunnen doen op de Amerikaanse markt en beperken de humanitaire- en handelsrelaties met Iran.

Europese restricties
Handeldrijven met Iran is overigens ook gebonden aan Europese restricties. In 2012 zijn er reisbeperkingen en een bevriezing van activa opgelegd aan personen die medeplichtig zijn aan of verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten. Als je zaken doet met mensen die ervan worden verdacht de mensenrechten te hebben geschonden, dan kan dat dus niet (als je dat überhaupt zou willen).

Maar de EU (en dus ook de Nederlandse regering) steunt nog steeds de zogeheten nucleaire deal. Volgens deze overeenkomst, die in 2015 is gesloten tussen de ministers van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Rusland, Duitsland, Frankrijk, China, de Europese Unie en Iran, zou Iran zijn nucleaire faciliteiten opnieuw ontwerpen, omzetten en het aantal ervan verminderen.

Op 2 april 2015 kondigden de ministers van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Rusland, Duitsland, Frankrijk, China, de Europese Unie en Iran officieel aan dat ze een 'Comprehensive agreement on the Iranian nuclear programme' , ofwel een nucleaire (Iran-)deal hadden bereikt. ©United States Department of State, Wikimedia Commons public domain

In ruil daarvoor worden alle nucleair gerelateerde economische sancties opgeheven, waardoor tientallen miljarden dollars aan Iraanse olie-inkomsten en bevroren activa vrijkomen. Zolang Iran zich aan de overeenkomst houdt, moedigen de EU-lidstaten het zakendoen met Iran aan. Een belangrijk kenmerk van dit beleid is dat de Nederlandse regering van mening is dat het Iraanse volk de economische voordelen van het akkoord moet plukken. Bovendien blijft Nederland in dialoog met Iran over economische aangelegenheden, zoals een belastingverdrag om dubbele belastingheffing te voorkomen.

De Europese restricties gaan lang niet zo ver als die van de Verenigde Staten. Sinds november 2018 heeft de VS een nieuw pakket sancties ingesteld. En het Witte Huis laat zijn invloed ook over de grenzen heen gelden.

Omdat de Amerikaanse restricties ook Europese bedrijven kunnen schaden, en de EU een andere koers vaart dan de Amerikanen, heeft de EU heeft drie instrumenten in het leven geroepen om Europese bedrijven te beschermen tegen de Amerikaanse sancties tegen Iran:

– The EU-Blocking Statute: in werking getreden op 7 augustus 2018. Het belangrijkste doel is om de effecten van Amerikaanse sancties jegens Iran in de EU te beperken. Het biedt Europese bedrijven een wettelijke basis om schadevergoeding voor de rechtbank die voortvloeit uit Amerikaanse sancties, te vorderen. Het biedt echter geen immuniteit tegen de sancties.

– The Special Purpose Vehicle (SPV): De EU ontwikkelt een mechanisme waarmee Europese bedrijven transacties met Iran kunnen doen, een mechanisme dan kan functioneren als een soort ruilhandel. Een langetermijndoelstelling is om een nieuwe bank op te richten die transacties van en naar Iran kan faciliteren. Dit is echter nog steeds onderwerp van discussie.

– Financiële steun voor duurzame ontwikkeling: de EU heeft 50 miljoen euro toegewezen aan Iraans-Europese projecten ter ondersteuning van de nucleaire deal. Er is geld beschikbaar voor ontwikkeling van de particuliere sector, water, landbouwprojecten, medische diensten en samenwerking op het gebied van milieubescherming.

Even geduld alstublieft
De vraag of je geld over kan maken naar Iran, zakelijk of privé, blijkt niet gemakkelijk te beantwoorden voor de callcenters van Nederlandse banken. Na soms wel 25 minuten in de wacht – ‘ik ga het even voor u navragen’ – blijkt het antwoord helaas steeds ontkennend.

‘ABN-AMRO heeft als beleid dat het geen zaken doet met Iran’. Waarom precies kan de mevrouw aan de telefoon niet vertellen en ook haar collega van de afdeling ‘die daarover gaat’ kan niet uitleggen waarom ABN-AMRO daarin een ander beleid voert dan de Nederlandse overheid. ‘Dat is van hogerhand besloten en daar kunt u geen invloed op uitoefenen’.

Niet alleen Nederlandse banken als de ABN-AMRO, ING en Rabobank maken geen geld over naar Iran,  banken die helpen om geld naar ontwikkelingslanden te krijgen, zoals Western Union, doen dat evenmin. Ideële banken zoals Triodos en Bunq werken voor hun buitenlandse betalingen via het platform van andere banken (Triodos via ING en Bunq via SEPA), dus dat werkt ook niet.

Helaas zijn Nederlandse banken zo terughoudend in het faciliteren van legitieme handel met Iran dat Nederlandse bedrijven niet eens kunnen meedoen aan de projecten met financiële steun omdat het geld niet via de banken kan lopen. Dat betekent dus dat je naar Iran moet reizen met grote sommen cash geld. Behoorlijk onveilig en bovendien illegaal. De reactie van de Nederlandse regering op het beleid van de banken is dat ‘in een vrijemarkteconomie banken en bedrijven hun eigen commerciële beslissingen nemen’.

Maar Ella Keijzer, onderneemster in de innovatieve technische sector, vindt het eigenlijk heel vreemd dat ondernemers niet vrij zijn om met Iran handel te drijven – dat de banken dit bepalen. Haar bedrijf Fietslabyrint verkoopt een systeem waarmee mensen interactieve fietstochten kunnen maken door steden en natuurgebieden. Het beeldscherm waarop de fietsroutes worden getoond, is aangesloten op een hometrainer. Het systeem is speciaal ontwikkeld voor oudere mensen die meer moeten bewegen en zo op de hometrainer fietstochtjes kunnen maken door hun geboortedorp of hun lievelingsstad.

Fietslabyrint wordt in zorginstellingen in Nederland gebruikt, maar ook in Hong Kong staan de oudjes in de rij voor een virtuele fietstocht. Vanuit Iran is er interesse voor fietstochten door Iraanse dorpen en steden, maar Keijzer stuit op de onwil van Nederlandse banken. ‘Ik onderneem niet voor niets vanuit Europa, maar blijkbaar doet dat er niet toe en maakt de VS alsnog de dienst uit. Dit maakt vrije handel wel erg onvrij.’

Ook het verstrekken van financiële steun aan Iraanse kunstenaars en coproducenten is moeilijk, weet Neil van der Linde, die al jaren samenwerkt met de Iraanse culturele scene. Kunstwerken kopen, of betalen voor een artikel is nagenoeg onmogelijk. De Nederlandse ambassade wilde nog wel eens helpen, maar doet dat steeds minder omdat ze geen bank wil worden. Verder is het ook steeds moeilijker voor Iraanse instanties om Nederlandse samenwerkingspartners te betalen.

Lichtpunt Zwitserland
Eind januari is een nieuw Zwitsers betalingsmechanisme gelanceerd waarmee humanitaire hulp naar Iran kan worden gestuurd zonder de Amerikaanse sancties te overtreden. De eerste transactie betrof medicijnen voor kanker- en transplantatiepatiënten. De VS heeft dit betalingsmechanisme onderworpen aan ‘strikte maatregelen om misbruik door het Iraanse regime te voorkomen’, en het is op dit moment het enige goedgekeurde mechanisme om geld uit te wisselen met Iran.

Hopelijk komt ook de EU met eenzelfde mechanisme (want nu kunnen alleen mensen met een Zwitserse rekening dit mechanisme gebruiken) en wordt handel met het Iraanse midden- en kleinbedrijf ook weer mogelijk. Want wat we vooral niet zouden moeten willen is de Iraanse bevolking in het sop van de Ayatollahs gaar laten koken, terwijl we wachten tot onze banken genoeg moed hebben verzameld tegen sancties die niet eens voor ons bedoeld zijn.

De signatuur van Suleiman

Hoe maak je films over een land, een volk en een geschiedenis die gekenmerkt worden door verlies en vernedering, door teleurstelling en verval? Hoe verbeeld je de Palestijnse identiteit in de uitzonderlijke omstandigheden waarin Palestijnen over de hele wereld leven? Elia Suleiman (Nazareth, 1960) heeft van de vertaling van deze vragen naar beelden zijn levenswerk gemaakt: zijn vier speelfilms hebben een volstrekt eigen signatuur.

Gezeten, gekeken en gezwegen

Wie van films houdt met een duidelijk plot en samenhangende verhaallijn, komt bij Suleiman niet aan zijn trekken. Ook liefhebbers van actie en snelheid zullen zijn werk niet waarderen. Evenmin zijn van hem activisme, politiek of stevige uitspraken te verwachten. Deze regisseur vraagt veel van zijn kijkers: geduld, aandacht en gevoel voor subtiliteit. Zijn films zijn opgebouwd uit korte scenes die ogenschijnlijk willekeurig aan elkaar gekoppeld zijn. Zijn personages zijn veelal anonieme figuranten. In die aaneenschakeling van scenes zien we het alledaagse leven van gewone mensen, dagelijkse rituelen en kleine onaanzienlijke gebeurtenissen. In Suleimans film wordt veel gezeten, gekeken en gezwegen. Sommige scenes komen meermalen terug als refreinen in een eentonig lied. Zijn vader en zijn moeder in hun kleine flat in Nazareth vormen een rode draad door zijn werk.

Onbewogen blik

Suleiman is niet alleen de scenarist en regisseur, hij figureert ook in al zijn films. Zwijgend en altijd met dezelfde melancholieke ogen en onbewogen blik observeert hij de wereld. In elke film zichtbaar wat ouder geworden, kijkt hij toe zonder een actieve rol mee te spelen of expliciet commentaar te geven. Maar de gebeurtenissen die hij bekijkt, zijn natuurlijk niet willekeurig – de scenes zijn weloverwogen geselecteerd. In een van zijn films zien we hem staan voor een muur vol keurig gerangschikte post-its, het raamwerk van een film.

Scene uit 'Time that remains' (2009).

Kroniek van dagelijks leven

De meest verhalende film in zijn oeuvre is The Time That Remains uit 2009. Suleiman blikt terug op zijn geschiedenis, te beginnen bij de capitulatie van Nazareth aan de Israëlische bezetters in 1948. Hij toont hoe zijn vader langzaam zijn strijdvaardigheid, hoop en gezondheid verliest. Suleiman is te zien als kleine jongen die als lid van de ‘Arabische minderheid’ op een Israëlische school zit, waar de kinderen een loflied zingen op de Israëlische onafhankelijkheid. Zijn moeder schrijft brieven naar de familie die is gevlucht naar Amman, en wordt oud op haar balkon met uitzicht op de Annunciatiekerk. Een buurman is zo wanhopig dat hij zich meermaals in brand probeert te steken, want “dit is geen leven”. Telkens weet Suleimans vader hem daarvan te weerhouden. Door de herhaling in de gebeurtenissen wordt ook de zelfmoordpoging een ritueel. We zien hoe het ooit zo goed onderhouden Nazareth in verval raakt, hoe de bewoners zich terugtrekken in de dagelijkse sleur. Suleimans films schrijven de kroniek van hun levens.

Knullig en onbenullig

Ondanks de melancholie valt er ook heel wat te lachen bij Suleiman. Zeker als politieagenten of militairen verschijnen – en dat gebeurt standaard in het Palestijnse dagelijks leven – slaan slapstick en absurdisme toe. Zo komt in Chronicle of a Disappearance (1996) een politiebusje met loeiende sirenes aanrijden in Oost-Jeruzalem. De deuren vliegen open, agenten rennen naar buiten, gaan op een rij tegen de muur staan pissen en vertrekken weer met loeiende sirenes. Bij deze actie verliezen ze een walkietalkie die in handen valt van een Palestijnse. Zij kan de politiewagens nu letterlijk alle hoeken van de stad laten zien. In Divine Intervention (2002) vraagt een toerist in Jeruzalem de weg aan een agent. Die weet het niet en haalt een geblinddoekte arrestant achter uit zijn bus om de route uit te leggen. Mannen in uniformen zijn knullig en doen onbenullige dingen, maar dat doen ze wel met veel vertoon, zo lijkt de boodschap.

Elia Suleiman in zijn film 'It must be heaven'.

Stilering en ballet

In Suleimans laatste film It must be heaven voeren Franse agenten op segways een ballet uit op straat. Ze denken iets op het spoor te zijn, maar geven het al snel op en vertrekken weer in formatie. Veel vaker blijkt Suleimans liefde voor stilering en ballet. Personages staan vaak in kunstzinnige opstellingen of maken bewegingen alsof ze gaan dansen. Zo rennen er regelmatig groepen met slag- of steekwapens voorbij over straat, kennelijk in achtervolging maar ook in een bepaald patroon en ritme. Ook vallen er nogal eens klappen, die echter buiten beeld blijven – geweld is hoorbaar en hoeft niet getoond te worden. Een slim gebruik van filmmuziek draagt bij aan de suggesties van dans en dreiging. Zo is schoonheid te ontdekken in alledaagse en zelfs intimiderende situaties.

Verbeelding is vrij

Van de dagelijkse sleur naar de magie van het buitengewone is voor Suleiman maar een kleine stap. De meest spectaculaire magische ingrepen zijn te zien in Divine Intervention. Een deel van deze film is gesitueerd rond het checkpoint Al Ram tussen Jeruzalem en Ramallah. We zien de verveling en de wrede willekeur van de Israëlische soldaten. Dan stapt plots een knappe jonge vrouw uit een auto. Ze loopt in de richting van het checkpoint. De soldaten zijn meteen in hoogste staat van paraatheid en sommeren haar te stoppen. Met soepele stappen loopt de vrouw echter aan hen voorbij, ze licht haar zonnebril op en kijkt hen spottend aan. De soldaten blijven verbijsterd achter en de metalen wachttoren komt met veel geraas naar beneden. De scene is duidelijk geïnspireerd door videoclips.

In zijn laatste film loopt Suleiman door een park in New York waar een vrouw met engelenvleugels haar trui uittrekt. Op haar borsten is een Palestijnse vlag geschilderd. Zij wordt achtervolgd door een groep agenten die haar ontblote lijf willen bedekken, maar als ze haar te pakken krijgen, hebben ze slechts de engelenvleugels in handen. Om de rechten en de waardigheid van Palestijnen te herstellen zijn bovennatuurlijke krachten nodig, lijkt Suleiman te zeggen. Maar tegelijk is onze verbeelding vrij om realiteiten om te draaien en op te rekken. Zo kan het gebeuren dat de regisseur met een polsstok over de afscheidingsmuur springt.

Jezus van Nazareth

De openingsscene van Suleimans laatste film (It must be heaven) is imposant en hilarisch. In de nauwe, steile straten van Nazareth is een processie zingend op weg naar de kerkpoort. De priester, gehuld in mijter en mantel van goudbrokaat, klopt aan de poort. Het wordt Pasen, de deur naar het leven (én naar de hemel) moet opengaan. Maar helaas: de deur blijft dicht en de priester moet via een zijingang naar binnen om de mannen die de deur hadden moeten openen ervan langs te geven. De scene lijkt erop te wijzen dat rituelen en liederen niet genoeg zijn om de deur naar de hemel te openen; daarvoor is ander ingrijpen en zelfs grof geweld nodig.

In deze film verlaat de regisseur vervolgens Nazareth, de toeristenwinkel en het Meer van Galilea en vertrekt, eerst naar Parijs, later naar New York. Hij blijft dezelfde onbewogen observator en ziet in het buitenland veel dingen die hem bekend voorkomen. Machtsvertoon met tanks en vliegtuigen, onbeholpen politieagenten, machtsspelletjes tussen mensen, armoede, dakloosheid en burgers die gewapend over straat lopen. Ook ver van Nazareth gaat de zoektocht naar thuis en identiteit verder. Als een taxichauffeur in de Verenigde Staten hem vraagt waar hij vandaan komt, geeft Suleiman voor één keer antwoord: “Ik ben Palestijn, ik kom uit Nazareth.” Hierop barst de taxichauffeur in schaterlachen uit en roept: ‘Karafat, Karafat’. Hij belt naar huis om te vertellen waar zijn passagier vandaan komt: “Uit Nazareth, je weet wel, van Jezus van Nazareth.”

Eigentijdse Palestijnse identiteit

Nooit komt Suleiman met een afgerond verhaal of uitgewerkte conclusie. Hij laat het aan de kijkers over om verbindingen te leggen tussen de verschillende scenes, of om genoegen te nemen met toeval en willekeur die ook in het echte leven gebeurtenissen vaak aan elkaar rijgen. Wel getuigt zijn werk van zijn grote liefde voor zijn land, zijn ouders en zijn geboortestad Nazareth. De verbeelding van een eigentijdse Palestijnse identiteit is een zoektocht die Suleiman, en met hem vele andere kunstenaars, blijft bezighouden. Tussen zijn derde en vierde film zat tien jaar; hopelijk laat een nieuwe film iets minder lang op zich wachten.

Heb je belangstelling om samen een of meer films van Elia Suleiman te bekijken en te bespreken? Neem dan contact met me op!

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.