Een ander perspectief op kindhuwelijken onder Syrische vluchtelingen in Jordanië

Humanitaire organisaties in Jordanië en Libanon maken zich al jaren grote zorgen over het toenemend aantal ‘kindhuwelijken’ (zawaj mubakir) onder Syrische vluchtelingen. In bepaalde regio’s in Syrië komt het van oudsher veel voor dat meisjes op jonge leeftijd trouwen (tussen de 14-18 jaar), maar onder vluchtelingen neemt dit toe: tussen 2011 en 2015 van 18,4 procent naar 34,6 procent, volgens de Higher Population Council in Jordanië.

Studies van internationale organisaties zoals Save the Children en UNICEF bieden inzicht in de oorzaken en gevolgen van deze huwelijken, en wijzen vooral op de hogere gezondheidsrisico’s voor jonge moeders en hun pas geboren kinderen, de grotere kans op huiselijk geweld en de bredere sociale en psychologische problemen voor jonggetrouwde vrouwen. Gezien de stijgende aantallen leveren voorlichtingscampagnes om deze huwelijken tegen te gaan weinig op. Hoe kijken Syrische vluchtelingen, en met name Syrische vrouwen, zelf tegen deze huwelijken aan? En wat is de relatie tussen ‘early marriages’ met seksuele en reproductieve gezondheidszorg?

Dit waren de belangrijkste vragen van een onderzoeksproject dat in de periode 2017-2020 plaatsvond onder leiding van Marina de Regt, en gefinancierd werd door het Sexual and Reproductive Health and Rights (SRHR) Programme van de Nederlandse organisatie WOTRO Science for Global Development. Dit programma heeft tot doel wetenschappelijk onderzoek te stimuleren naar SRHR-gerelateerde thema’s, in samenwerking met lokale belanghebbenden en gericht op beleidsverandering. Het team bestond uit antropologen van de Vrije Universiteit Amsterdam en Yarmouk University in Irbid (Jordanië), Master-studenten van de opleiding Antropologie van Yarmouk University, medewerkers van twee NGOs in Jordanië die gezondheidsdiensten verlenen aan onder anderen Syrische vluchtelingen (Caritas Jordan en Ahel Al-Jabal), en twee Syrische vrouwen die als vluchteling in Jordanië wonen, waarvan een op jonge leeftijd was getrouwd.

Het team. Foto Marina de Regt

Een uniek aspect van het onderzoek was het gebruik van participatieve onderzoeksmethodes, waarbij niet alleen Syrische vluchtelingen zelf deelnamen als onderzoekers, maar er maandelijkse groepsbijeenkomsten werden georganiseerd met Syrische vrouwen en mannen om over hun leven, en met name over hun huwelijk en de relatie met seksuele en reproductieve gezondheidsthema’s, te praten. Deze bijeenkomsten creëerden een veilige omgeving, waardoor thema’s die normaal gesproken taboe zijn, konden worden besproken. Daarnaast hadden de samenkomsten een belangrijke sociale functie, omdat zij het netwerk van de deelnemers vergrootten en zij mensen buiten hun eigen familie ontmoetten waarmee zij hun problemen konden delen.

Veel jonggetrouwde vrouwen in Noord-Jordanië, waar het onderzoek plaatsvond, leven vrij geïsoleerd en hebben slechts contact met hun naaste familie. De vrouwen, en mannen, waren zeer positief over de groepsbijeenkomsten. Er werd écht naar hen geluisterd, in plaats van dat ze voorlichtingsboodschappen voorgeschoteld kregen. In totaal hebben waren er 25 groepsbijeenkomsten, met ongetrouwde en jonggetrouwde vrouwen en mannen. Daarnaast zijn er in totaal 124 diepte-interviews gedaan met getrouwde en ongetrouwde vrouwen en mannen, en met mensen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg en daarbij veel met Syrische vluchtelingen te maken hebben.

Een genuanceerd beeld

Op dinsdag 12 februari zijn de resultaten gepresenteerd in een webinar dat georganiseerd was in samenwerking met het Grote Midden Oosten Platform. Een van de belangrijkste conclusies van het onderzoek is dat het begrip ‘early marriage’ een veelheid aan vormen kent, en dat de gevolgen nogal afhankelijk zijn van de context. In het dagelijkse spraakgebruik worden ‘kindhuwelijken’ automatisch gezien als gedwongen huwelijken, en als huwelijken waarbij er een groot verschil is in leeftijd tussen de echtgenoten. Het stereotype beeld is het kleine meisje dat nog met poppen speelt en de oudere man die al meerdere echtgenotes heeft. In de praktijk zijn er meer vormen, zoals neef-nicht huwelijken, waarbij het leeftijdsverschil vaak niet zo groot is, huwelijken waarbij de man ook relatief jong is, huwelijken waarmee beide partners instemmen, huwelijken tussen mensen van verschillende nationaliteiten, en huwelijken waarbij een van de partners elders woonachtig is.

Het stereotype beeld is het kleine meisje dat nog met poppen speelt en de oudere man die al meerdere echtgenotes heeft. In de praktijk zijn er veel meer verschillende vormen

De context waarin het huwelijk plaats vindt is ook van groot belang: als familieleden dichtbij wonen is dat goed voor het sociale netwerk van het jonge stel, waarbij in geval van problemen familieleden kunnen helpen. In het onderzoek kwam ook duidelijk naar voren dat veel jonge meisjes vanaf een jaar of vijftien uitzien naar het huwelijk: zij zien het als een belangrijke overgang naar volwassenheid en willen graag een gezin stichten. Zij zijn echt vaak zeer slecht voorbereid, ook seksueel, en het huwelijk valt in veel gevallen erg tegen. Uit gesprekken met mensen die in de gezondheidszorg werken blijkt dat de gezondheidsrisico’s van het trouwen op jonge leeftijd meevallen: zwangerschappen en bevallingen verlopen in de meeste gevallen goed als meisjes ouder zijn dan vijftien jaar. Het grootste gezondheidsrisico zit hem in het gebrek aan kennis over seksuele en reproductieve gezondheidszorg.

Armoede en economische redenen worden vaak als belangrijkste oorzaak van de zogeheten kindhuwelijken  genoemd. Blijkens het onderzoek is dit niet het geval. Armoede zorgt er juist voor dat mensen niet kunnen trouwen, en veel ongetrouwde mannen gaven aan dat zij het huwelijk uitstelden omdat ze geen werk hadden. Toegang tot internet, sociale media en mobiele telefoons blijken een grote rol te spelen in de wens te willen trouwen, en ook in de toegang tot mogelijke huwelijkspartners.

Om de resultaten van het onderzoek onder een breed publiek te verspreiden is er een website gemaakt: Lives in Perspective (www.livesinperspective.org). Daarop zijn vijf korte verhalen te lezen, gebaseerd op interviews en groepsgesprekken. Doel is om meer begrip te kweken voor mensen die in conflictgebieden of oorlogssituaties in het Midden-Oosten of Afrika wonen. De tekeningen bij de verhalen zijn van Diala Brisly, een Syrische vluchtelinge die momenteel in Frankrijk woont.

De Arabische Lente is nog altijd bij ons

Het is oneerlijk omdat in complexe systemen, zoals samenlevingen en politieke structuren, de uitkomsten op één bepaald moment niet kunnen worden toegeschreven aan slechts één actor. Complexe systemen bestaan uit een groot aantal elementen die elkaar beïnvloeden, en zijn uiterst dynamisch: het geheel is meer dan de som der delen. Ontwikkelingen in zulke systemen doen zich voor vanuit continu veranderende omstandigheden. Na decennia van autocratische regimes kunnen we het de demonstranten op het Tahrirplein, in de Syrische stad Dera’a of de Libische stad Benghazi niet kwalijk nemen dat hun dromen niet zijn uitgekomen. Zoals de Libische schrijver Hisham Matar treffend verwoordt in zijn roman De terugkeer (2016): ‘De rampspoed die volgde op de val van Khadaffi past beter bij de aard van zijn dictatuur dan bij de idealen van de revolutie.’

Het is daarnaast onverstandig om de Arabische Lente als mislukt te beschouwen, omdat we er dan niets van leren. Welke omstandigheden droegen bij aan het ontstaan van de Arabische Lente? Wat speelde er tijdens de opstanden, en wat erna? En wat betekent dit voor de (politieke) keuzes die we vandaag de dag moeten maken?

Vlindereffect
Ervan leren begint met erkennen dat de Arabische Lente geen eenmalige historische gebeurtenis is die uit het niets ontstond en na verloop van tijd weer afgelopen was. De Arabische Lente wordt vaak een ‘zwarte zwaan‘ genoemd: een uiterst onvoorspelbare en onwaarschijnlijke gebeurtenis met potentieel ingrijpende gevolgen. Ik begrijp waarom. Zoals veel mensen was ook ik verrast door de timing, snelheid en spillover-effecten van de gebeurtenissen in de MENA-regio vanaf december 2010.

Maar vanuit de complexiteitstheorie weten we dat een complex sociaal systeem zich kan ontwikkelen met onvoorziene U-bochten en flink disruptieve afdwalingen. Complexe systemen gedragen zich vaak non-lineair, wat betekent dat initiële kleine veranderingen onverwachte en buitenproportioneel grote gevolgen kunnen hebben. Dit fenomeen staat bekend als het ‘vlindereffect‘: het wapperen van de vleugels van een vlinder in Brazilië kan leiden tot een tornado in Texas. Het betekent niet dat de vlinder daadwerkelijk de tornado heeft veroorzaakt. Het betekent wel dat als deze ene vlinder niet op dat moment met zijn vleugels had gewapperd, de tornado wellicht niet was ontstaan.

De zelfverbranding van Mohamed Bouazizi had een dergelijk vlindereffect. Bouazizi was niet zelf de oorzaak van de Arabische Lente. Maar als hij zichzelf op dat ene moment en op die specifieke plaats niet in brand had gestoken, had de Arabische Lente niet op deze manier plaatsgevonden.

Hieruit zouden we kunnen opmaken dat de Arabische Lente een willekeurige gebeurtenis is, die uit het niets ontstond zonder enige waarschuwingstekens. Maar het vlindereffect heeft een bepaalde logica. Achteraf kunnen we de linkjes ontdekken tussen de (soms kleine) veranderingen en ontwikkelingen die uiteindelijk resulteerden in een gebeurtenis met enorme impact, zoals de Arabische Lente. Historische gebeurtenissen vinden immers nooit zomaar plaats. De Arabische Lente kan daarom worden gezien als een enigszins logisch gevolg van ontwikkelingen en trends die al vele jaren vóór 2010 gaande waren. Sommige gaan zelfs terug tot de tijd van het Europese kolonialisme. Daarbij is de impact van de gebeurtenissen in 2010/2011 tot op de dag van vandaag zichtbaar. Die gebeurtenissen vormen net zozeer de realiteit van vandaag als die van tien jaar geleden. De Arabische Lente is nog altijd bij ons.

Niet willekeurig, maar zeer waarschijnlijk
Terugkijkend op de gebeurtenissen van de Arabische Lente in 2010/2011 kunnen we gemakkelijk trends en omstandigheden identificeren die hebben geleid tot de massale demonstraties. In de afgelopen jaren is hier al veel over geschreven, met aandacht voor belangrijke elementen als de hoge en hardnekkige (jeugd)werkloosheid, wijdverbreide corruptie, het gebrek aan politieke vrijheden, gammele sociale vangnetten, de stijgende kosten van levensonderhoud, de unieke demografische situatie (‘youth bulge’) en de rol van social media. Sommige onderzoekers beweren dat we de revoluties hadden kunnen voorzien, of claimen dat ze dit daadwerkelijk hebben voorzien, door relevante data zoals stijgende voedselprijzen te analyseren. In een grootschalige peiling onder jongeren, uitgevoerd vóór de gebeurtenissen in 2010/2011, zou al het beeld naar voren zijn gekomen van een ‘generatie op de drempel van verandering’.

De belangrijkste vraag is niet of we de dramatische gebeurtenissen in de regio al dan niet hadden kunnen (of hadden moeten) voorzien. Juist door haar complexiteit kunnen we een historische gebeurtenis nooit volledig en met al haar details voorspellen. Niemand kon voorzien dat de wanhoopsdaad van Mohamed Bouazizi de weg bereidde voor de Arabische Lente. Negen maanden daarvoor stak een andere Tunesische straatverkoper zichzelf in brand als protest tegen de overheid. Heeft u ooit van hem gehoord?

De Arabische Lente vond echter niet zomaar plaats. Hij barstte los door een spontane gebeurtenis, die als katalysator fungeerde. Maar hij was ook het gevolg van aanhoudende langetermijnontwikkelingen en structurele omstandigheden. Ook al waren de meesten onder ons verrast door de timing en de details van de onverwachte katalysator, we konden niet verrast zijn door de onderliggende omstandigheden — ’these were well known and written about for years’ (Wilson Center). In plaats van een zwarte zwaan kunnen we de Arabische Lente zien als een grijze neushoorn: een high-impact gebeurtenis (of bedreiging) die zeer waarschijnlijk is als we haar waarschuwingstekens maar niet negeren.

Waarom is het belangrijk om te erkennen dat er enige logica zit in het vlindereffect, en dat de Arabische Lente niet zomaar plaatsvond? Omdat het laat zien dat ons handelen, en de keuzes die we maken, wel degelijk een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van toekomstige gebeurtenissen. Daarbij zet het ons aan het denken over wat we kunnen leren van onze ervaringen uit het verleden. Ook al herhaalt de geschiedenis zich niet, ze rijmt vaak wel.

Drie lessen
Een zorgvuldige analyse van de trends en patronen helpt ons om potentiële scenario’s te schetsen die zich kunnen ontvouwen. En zo’n analyse helpt ons om op basis van die scenario’s (politieke) besluiten te nemen. Als we kijken naar de MENA-regio, zie ik drie lessen die we in overweging zouden moeten nemen.

Ten eerste moeten we verder kijken dan alleen incidenten en ongelukken. We moeten de fundamentele patronen en ontwikkelingen ontrafelen die daaronder liggen. Wellicht zijn die wat verstopt, maar ze zijn van groot belang om echt te begrijpen wat er gebeurt in de MENA-regio, en hoe we ons daartoe kunnen verhouden. Een snelle blik geeft wellicht het beeld van alleen bruut geweld, corrupte regimes en gedesillusioneerde jongeren. Maar als we verder kijken, zien we een aanhoudende roep om een hernieuwd sociaal contract, toenemende druk op de ‘oude elites’ en veelbelovende experimenten met (lokale) democratische besluitvorming.

Zoals de arabiste Laila al-Zwaini onlangs schreef over de ontwikkelingen in Irak: ‘Waar velen instabiliteit zien, zie ik een volhardende beweging naar een civiele staat’. We moeten recht doen aan deze trends en ze op de juiste waarde schatten, zelfs als kortetermijnontwikkelingen een andere kant op lijken te wijzen. De Arabische Lente is een gebeurtenis van eersteklas politiek belang, schrijft Noah Feldman, hoogleraar aan de Harvard Law School. Dit belang ‘must not be overlooked or played down simply because the exercise of political agency in Egypt and Syria later went seriously awry’.

Ten tweede hebben we behoefte aan een holistische benadering in ons beleid ten aanzien van de MENA-regio. Het was immers een geheel aan omstandigheden dat leidde tot het ontstaan van de Arabische Lente. In een complex systeem zijn alle elementen continu met elkaar in contact, en beïnvloeden ze elkaar. Daardoor is het onmogelijk om betekenisvolle invloed te hebben als je je slechts op één element richt. We moeten ervoor zorgen dat onze uiteenlopende inspanningen (buitenlandbeleid, ontwikkelingssamenwerking, migratiebeleid, humanitaire hulp, internationale handel en intergouvernementele samenwerking) elkaar niet in de weg zitten en, bij voorkeur, elkaar wederzijds versterken.

Ten slotte moeten we politieke keuzes maken op basis van een langetermijnperspectief, en niet op basis van kortetermijnbelangen. Dit betekent dat het streven naar stabiliteit (op korte termijn) nooit het belangrijkste motief kan zijn voor ons buitenlandbeleid voor de MENA-regio. Buitenlandbeleid op basis van een langetermijnperspectief moet beginnen met de context en behoeften van de jonge generaties in het Midden-Oosten, die uiteindelijk de toekomst van de regio zullen vormen.

Wapenexport
In juli 2020 verleende de Nederlandse regering een vergunning voor de export van militair materiaal naar Egypte (waarde: 114 miljoen euro). Het ministerie van Buitenlandse Zaken stelt dat er geen reden is om aan te nemen dat het militaire materiaal zal worden ingezet in de burgeroorlogen in Libië en Jemen, of in het neerslaan van binnenlandse protesten. Dat kan zo zijn. Maar de vraag is of dit specifieke politieke besluit passend is in het licht van de onderliggende trends in de Egyptische samenleving; of het consistent is met andere beleidskeuzes die we maken over Egypte; en of het bijdraagt aan ons langetermijnperspectief voor Egypte en het Midden-Oosten. Een nieuwe toekomst schetsen voor de MENA-regio is meer dan alleen dagdromen. Het betekent ook rekenschap afleggen over de keuzes die we vandaag maken.

Dit is een vertaalde en licht bewerkte versie van het artikel ‘The Arab Spring is still with us’, dat begin januari 2021 verscheen in Idee, het tijdschrift van de Mr. Hans van Mierlo Stichting.

De Jasmijnrevolutie in Branoul: een levendige avond vol literatuur

Het mag ondertussen bekend zijn: eind 2020 was het tien jaar geleden dat de Arabische Lentes losbarstten. Deze revoluties in Tunesië, Egypte, Syrië, Bahrein, Jemen en andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, hebben een stroom van jonge kunstenaars en schrijvers voortgebracht. Zij gebruiken literatuur als wapen in de strijd tegen corruptie, tirannie en onderdrukking en eisen brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid. Literair (en ongesubsidieerd!) theater Branoul en Het Grote Midden Oosten Platform willen hun werk voor het voetlicht brengen.

Hoe voelden de opstanden, in welke context vonden ze plaats en hoe stimuleerden ze de literaire verbeelding? Arabische literatuur is een waardevol contrapunt voor mediaberichten en dramatische politiek-culturele theorieën. Het stelt ons bloot aan de breedte van de creativiteit van de regio en de diepte van individuele ervaringen. In een wereld waar het Midden-Oosten in hapklare brokken wordt gepresenteerd, willen Theater Branoul en het Grote Midden Oosten Platform het publiek meenemen in de literatuur die een stem én gezicht geeft aan de miljoenen mensen die de afgelopen tien jaar de straat op zijn gegaan, hun rechten hebben opgeëist en politieke en maatschappelijke verandering hebben afgedwongen. Afgelopen donderdag – exact tien jaar na het vertrek van de Tunesische dictator Zine al-Abidine Ben Ali – stond Tunesië in de schijnwerpers.

Facebookgeneratie en literatuur

De oude generatie literaire critici van de autoritaire regimes in het Midden-Oosten wist over het algemeen precies hoe ver ze kon gaan in haar kritiek op de machthebbers. De Syrische dichter Mohamed al-Maghouti, aangehaald door eigenaar van Branoul en co-presentator van dienst Bob Schwarze, verwoordde het als volgt:

Om een groot schrijver te worden, ongeacht in welk Arabisch land men zich bevindt, moet men waarheidsgetrouw zijn.

Om waarheidsgetrouw te zijn, moet men vrij zijn.

Om vrij te zijn, moet men in leven zijn.

Doch, om in leven te zijn, moet men zijn mond houden.

Wat de nieuwe generatie onderscheidt van de oude, los van het gebruik van sociale media, is de manier waarop de kritiek wordt verwoord. Het is vele malen directer en universeler. Mensen worden met naam en toenaam genoemd en een rapper als Hamada Ben Amor (artiestennaam: El General) schroomt zelfs niet om zich in zijn lied Rais Lebled, een soort mix van het bekende artikel J’accuse van Emile Zola en het lied Welterusten, Mijnheer de President van Boudewijn de Groot, rechtstreeks te wenden tot Ben Ali:

Hamada ben Amor (31) bracht de prangende situatie waarin veel Tunesiërs zich bevonden krachtig onder woorden. Mede door de timing – twee weken vóór de tragische dood van marktkoopman Mohamed Bouazizi uit – groeide het uit tot het lijflied van de Jasmijnrevolutie in Tunesië. Het kwam voort uit de pure frustratie die zijn generatie kenmerkt. In een interview met de Volkskrant zegt hij daarover: ‘Het is pure maffia. Bij de instituties zie je alleen 60-plussers, die worden opgevolgd door hun zoons. Onze generatie heeft gewoon geen kans gekregen om mee te bouwen aan een nieuw Tunesië.’

In dezelfde categorie als Rais Lebled valt het protestlied van No Pasaran van Klay BBJ, net als El General een rapper die vanwege zijn muziek achter de tralies belandde.

Leeg theater, toch dynamisch

Bijdragen als die van Ben Amor voorzagen de avond van de afwisseling die vaak ontbreekt bij online bijeenkomsten. Inleidende woorden van Bob Schwarze werden opgevolgd door spoken word van de Nederlands-Tunesische acteur Hamda Belgaraoui, wiens familie het meer dan eens aan de stok had met het regime van Ben Ali. Ook waren er beelden van de revolutie, was er ruimte voor muziek en interviewde GMOP-expert Vanessa Lambrecht het jonge Tunesische literaire talent Mohamed Jilani Cherif. Tussendoor zorgden Schwarze en Belgaraoui voor ondersteuning.

Die laatste was erbij toen de eerste protesten op 18 december 2010 losbarstten voor het gemeentehuis in Sidi Bouzid. Volgens Jilani Cherif voelde de spontane uitbarsting van speeches en slogans alsof de ‘oorlog van angst eindelijk werd doorbroken’. Zelf raakte hij literair geïnspireerd door de fameuze Libanese schrijver en poëet Khalil Gibran, maar later raakte hij ook bekend met de werken van Gabriel García Márquez en George Orwell. De vergelijking tussen Big Brother en het bewind van Ben Ali drong zich daarbij als vanzelf op. Ook haalde hij inspiratie uit de werken van de Tunesische dichter Ahmed Chaker Ben Dhaya, die Ben Ali in een gedicht uit 2009 al vergeleek met een koning in een schaakspel die op het punt staat mat te worden gezet.

Mijn woord is vrij

De artistieke uiting die de meeste wereldfaam opleverde, is zonder twijfel het lied Kelmti Horra (Mijn woord is vrij) van zangeres Emel Mathlouthi. Haar weergaloze stemgeluid drong vanuit de Avenue Habib Bourguiba in Tunis door tot het internationale publiek. Tijdens de uitreiking van de Nobelpijs voor de Vrede in 2015 werd het lied op grootse wijze tot leven gebracht. Schitterend, maar daarmee ging wel wat revolutionaire energie verloren. Mooier was daarom de intieme versie die afgelopen donderdag werd getoond. De bekendste uitvoering is die hieronder:

NRC interviewde Emel Mathlouthi recent in het kader van een terugblik op de rol van vrouwen tijdens en na de opstanden. De zangeres erkent dat er politiek en economisch nog een lange weg te gaan is. Toch, zo vertelt ze aan NRC, ziet ze hoop voor de toekomst: ‘Na de revolutie kwamen zoveel nieuwe artiesten en kunstenaars op, er ontstond ontzettend veel creativiteit en een hausse aan initiatieven, organisaties en bewegingen. De grootste winst is de vrijheid van meningsuiting die we nu hebben.’

Alleen al daarom is het een  misvatting om te stellen dat de Arabische Lente (bij gebrek aan betere term) is mislukt. De geschiedenis laat zich niet voortduwen, en al helemaal niet in een opgaande lijn. En natuurlijk, van vrijheid van meningsuiting koop je geen brood, maar de uitdaging na decennia van onderdrukking liegt er niet om. Het zegt veel over de ernst van de situatie vóór de uitbraak van de opstanden dat de obstakels zelfs in Tunesië slechts met moeite worden geslecht. Maar we zijn het verplicht, moreel én rationeel, om dit bovenal te zien als een aansporing om de nieuwe generatie een hart onder de riem te steken.

De volgende literaire avond van Theater Branoul in samenwerking met het Grote Midden Oosten Platform vindt plaats op 11 februari (tien jaar na het opstappen van president Hosni Mubarak). Die avond staat in het teken van Egypte. Tickets zijn hier verkrijgbaar.

Een humaniserend archief: de Palestine Cinema movie database

‘Een treurig stuk geschiedenis dat nog altijd wordt voortgezet, bezien in klassenverhoudingen.’ Zo omschrijft de website van het Nederlands filmfestival enigszins drukkend de documentaire ‘De Palestijnen’ van Johan van der Keuken uit 1975. Het was zeer waarschijnlijk de eerste film die het Nederlandse publiek te zien kreeg over het volk dat moest wijken voor de in die dagen nog vrijwel unaniem bewierookte staat Israël.

En wat kreeg dat Nederlandse publiek te zien? Oude mannen, het hoofd omwikkeld door een keffiyeh, die in het schemerduister van hun armoedige woningen op toonloze wijze verhaalden hoe zij ooit van huis en haard werden verdreven.

Vrouwen weeklagend tussen het puin van hun zojuist door de Israëlische luchtmacht vernietigde huis in een vluchtelingenkamp in Libanon, waar de documentaire werd geschoten. Onverschrokken fedayien  (‘zij die zich opofferen’) die vanuit zuid-Libanon Israëlische posities bestookten.

Kortom: veel ellende, veel heroïek, inmiddels al te vertrouwd, met daartussen vrijwel niets anders dan verantwoorde traktaten over de diepe maatschappelijke ongelijkheid tussen de door ‘rechtse’ christenen gedomineerde Libanese elite enerzijds en de ‘linkse’ moslims en Palestijnen anderzijds. Aangenaam voor wie al was bekeerd, en ook goed opgenomen en integer gedocumenteerd, maar het valt toch te betwijfelen of de film veel nieuwe bekeerlingen wierf, omdat de neutrale kijker weinig te weten kwam over wie die Palestijnen nu werkelijk waren.

Indringend portret, gesneden uit de documentaire 'De Palestijnen' van Johan van der Keuken (1975)

Nemen we een sprong van veertig jaar in de tijd en belanden we, zondag 8 maart 2015, op het Arab Women’s Festival in Den Haag, dat een dag had ingeruimd voor Palestijnse films. De programmeurs, de Cinema Palestina Werkgroep, kozen niet voor een geijkte politieke invalshoek, maar voor, onder andere … science fiction! En wel in de vorm van Nation Estate, een korte film van de Palestijnse Larissa Sansour waarin Palestina als futuristische wolkenkrabber wordt voorgesteld, met op elke verdieping een complete Palestijnse stad. We volgen een zwangere vrouw op haar bevreemdende tocht tot aan de bovenste verdieping van het hemelhoog reikende mythische bouwsel, waar ze uiteindelijk wordt getrakteerd op een panorama van Jeruzalem, terwijl ze haar buik voorzichtig vasthoudt.

De film is al na negen minuten afgelopen, maar de symboliek is even oorspronkelijk als ontroerend als wonderschoon.

Het is tekenend voor de ontwikkeling, in vorm en thematiek, van de cinematografie met betrekking tot Palestina sinds ‘De Palestijnen’ van Johan van der Keuken. Het is of in de tussenliggende periode de humaniteit van die Palestijnen is ontdekt. Of ze als een herkenbare groep mensen met herkenbare eigenschappen en verlangens zijn komen bovendrijven.

De twee overige films op die Palestijnse filmdag getuigen daar ook van. In het diverse malen bekroonde Three times divorced van de vrouwelijke regisseur Ibtisam Mara’ana volgen we een vrouw uit Gaza die wordt uitgehuwelijkt aan een Palestijn met het Israelische staatsburgerschap. Als hij haar verstoot, staat zij met lege handen: haar kinderen en haar bezit zijn van haar afgenomen, zelfs een staatsburgerschap heeft ze niet. Ze laat het er niet bij zitten, gaat het gevecht aan bij de rechtbank om haar oude leven terug te krijgen.

De film is eerder een sociaal dan een politiek drama maar laat toch pijnlijk zien wat het kan betekenen om een Palestijnse vrouw te zijn.

Het wat conventionelere ‘Le fils de l’autre’ tenslotte, gaat over een verwisseling van twee jongens op jonge leeftijd. Als adolescent komt de joods-Israelische jongen erachter dat hij eigenlijk Palestijn is en vice versa. Een killer scenario natuurlijk, maar niet zonder verdiensten, ook al is het ver afgedreven van het strenge maar ook wat kale ethos van vluchtelingen en fedayien.

In tegenstelling tot de organisatoren van de Palestijnse Filmdag in Hilversum, die tot en met 2016 vijf jaarlijkse edities beleefde, zou de Cinema Palestina Werkgroep nooit meer tot filmvertoningen komen. De organisatie van die ene dag in Den Haag was voor twee mensen al te uitputtend gebleken. Dit betekende niet dat de activiteiten tot stilstand kwamen. Achter de schermen werd gewerkt aan een duurzaam en waardevol project dat al in 2013 van start was gegaan: het archiveren op een eenvoudig excel-bestand van zo veel mogelijk films over en uit Palestina.

Wat initiatiefneemster Margot Heijnsbroek voor ogen stond? Het stimuleren van de vertoning van Palestijnse films, en wel in breedste zin. Waarbij het nadrukkelijk de bedoeling was om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Dus geen preken voor eigen parochie met louter materiaal in de geest van Johan van der Keuken, maar films die meer herkenbaarheid boden.

‘Film is een medium dat zich bij uitstek leent voor het populariseren van moeilijke thema’s,’ zegt ze. En dus bevat het archief veel films die geen strikt politieke lading hebben, maar de Palestijnen in al hun menselijkheid tonen. ‘Als je laat zien dat Palestijnen gewone mensen zijn,’- even kan Heijnsbroek een schaterlach niet onderdrukken – ‘maak je het voor Nederlanders makkelijker zich met hen te identificeren. Met films kun je ook illustreren wat onderdrukking met mensen doet in het dagelijks leven. Aanbod genoeg: de cinematografie van en over Palestijnen was aanvankelijk heel activistisch, maar vanaf de jaren tachtig zie je steeds meer films die aandacht besteden aan het gewone Palestijnse leven tegen de achtergrond van het verzet.’

Heijnsbroek vulde het bestand aan met wat zij op basis van speurtochten op het internet en het volgen van filmfestivals aan nieuwe titels vond, en stuurde een en ander naar omroepen en festivals als Movies that Matter en het Internationaal Filmfestival Rotterdam.

Dat had weinig resultaat. ‘Met name grote filmfestivals, die hun eigen netwerken hebben, zaten niet op mij te wachten. Ik kwam er niet tussen.’

Uiteindelijk besloot ze het bestand, dat tot dan alleen op de site van het Nederlands Palestina Komité en die van haar en haar man Frans Brons te zien was, te laten ombouwen tot een aantrekkelijke website. Zo ontstond in september The Palestine Cinema movie database, een onberispelijk vormgegeven, voor iedereen toegankelijke Engelstalige website, compleet met nieuwsrubriek en een uitgebreide About us, en met om en nabij de 1050 titels: documentaires (de hoofdmoot), speelfilms, zowel kort als avondvullend.

Elke titel gaat vergezeld van een vignet met de naam van de regisseur, de duur van de film, het jaar van uitkomen, een samenvatting van de inhoud, en een link naar een trailer en soms zelfs naar de hele film.

De zoekfunctie, die in het Excel-bestand natuurlijk uiterst beperkt was, kent nu veel meer opties: van simpel trefwoord, tot titel, tot samenvatting, tot naam van de regisseur, tot land.

Is dat land dan niet altijd Palestina? Nee, het gaat immers niet zozeer om films uit Palestina, maar over Palestina, en dus zijn lang niet alle regisseurs Palestijns – denk aan Johan van der Keuken, wiens ‘De Palestijnen’ uiteraard niet ontbreekt. Opvallend is het vrij grote aandeel Joods-Israëlische regisseurs. Hun werk gaat niet in alle gevallen direct over Palestijnen, maar over zaken die hen wel zeer sterk raken, zoals het geruchtmakende The Lab van Yotam Feldman, over hoe de Strook van Gaza en de Westelijke Jordaanoever als testgebied zijn gaan dienen voor wat de Israëlische wapenindustrie allemaal aan gruwelijke innovaties biedt. Of The Gatekeepers, een documentaire over de Israëlische binnenlandse inlichtingendienst Shin Bet, vanuit het perspectief van zes voormalige hoofden. Het feit dat ze er niet meer werken geeft ze de ruimte openhartig te zijn, en dat leidt tot een aantal grimmige bekentenissen.

De benadering is, zoals gezegd, breed: elke film die iets verduidelijkt over de situatie van de Palestijnen komt in aanmerking voor selectie. Maar er zijn natuurlijk grenzen. ‘We zijn niet neutraal, dat mag duidelijk zijn,’ zegt Margot Heijnsboek. ‘We nemen geen films op waarin Israël als slachtoffer van het conflict wordt afgeschilderd, omdat dit volgens ons een valse voorstelling van zaken is.’

Margot Heijnsbroek en Frans Brons

Echtgenoot Frans Brons plaatst een kanttekening: ‘Wat niet betekent dat er geen Israëlische slachtoffers zijn. Dus kan een documentaire over family circles, waarin familieleden van zowel Palestijnse als Israëlische slachtoffers van het conflict samenkomen, wél.’

Het is soms lastig om precies af te bakenen wat wel en geen plekje verdient in de database. Een film over kolonisten in Hebron, die simpelweg laat zien hoe ze zijn, is zinvol, en misschien ook wel veilig, omdat het gaat om mensen met zulke extreme opvattingen dat ze zeer waarschijnlijk niet op veel sympathie kunnen rekenen buiten hun eigen kring.

De documentaire Censored Voices, waarin een groep kibbutzim onder leiding van de beroemde auteur Amos Oz een aantal soldaten een week na de junioorlog ondervraagt is misschien op het randje, omdat de Israëlische invalshoek hier wel heel dominant is. Hoe dan ook gaat het niet uitsluitend om het Palestijnse perspectief, maar soms ook om het Israëlische en zelfs Britse perspectief, want ook BBC-beelden uit de jaren dertig hebben informatieve waarde, en ontbreken dus niet.

Weet de database al meer aandacht te genereren dan het excel-bestand? Het is misschien nog te vroeg om dat vast te stellen, maar de site wordt redelijk goed bezocht. Er is in ieder geval sprake van meer dynamiek. Ongetwijfeld zullen regisseurs en producenten happiger zijn op vermelding in een mooi vormgegeven database dan op een kaal excelletje, en dus is er kans op organische groei. Al was het maar omdat het Palestijnse filmwezen zowel op facilitair als artistiek gebied in de lift lijkt te zitten.

Het mandaatgebied Palestina kon in de eerste helft van de vorige eeuw bogen op een opmerkelijk rijk bioscoopaanbod, maar in de Palestijnse bezette gebieden was er jarenlang amper gelegenheid naar de film te gaan. Een door een idealistische Duitser in Jenin gebouwde bioscoop kwam door allerlei lokale strubbelingen en wrijvingen nooit echt van de grond en werd eind 2016 gesloopt. Het Al-Assi theater in Nabloes, dat in de jaren vijftig zijn deuren opende, moest sluiten tijdens de Eerste Intifada (1987-1993), kwam daarna weer tot leven, maar ging gedurende de Tweede Intifada (2000-ca. 2005) definitief dicht. Drie jaar geleden ging het gebouw tegen de grond. In Ramallah, de officieuze hoofdstad van de Westelijke Jordaanoever, vertoonde alleen het Al-Kasabah-theater lange tijd films. Maar zes jaar geleden ging de Palestine Tower Cinemas open, de eerste Palestijnse multiplex met zes zalen, surround sound en 3D, en schoot het filmaanbod daarmee in één keer omhoog.

Cinema Jenin, dat geen lang leven was beschoren

Op artistiek gebied is er ook veel vooruitgang geboekt. Larissa Sansour, regisseur van het eerder genoemde, futuristische Nation Estate, trok ook de aandacht met het heel raadselachtige maar visueel adembenemende In the future they ate from the finest porcelain. Er is Hany Abu-Assad, de Nederlands-Palestijnse regisseur wiens Paradise Now – over twee Palestijnse jongens die een zelfmoordaanslag in Israël voorbereiden – in 2006 voor een Oscar werd genomineerd. Er is Elia Suleiman, wiens innovatieve en door ironische humor gekenmerkte oeuvre ruim een kwart eeuw omspant en hem een aantal prijzen heeft opgeleverd.

De Palestijnse cinema is, met andere woorden, divers in zijn genres, gelaagd in zijn thematiek, en de laatste jaren zelfs niet gespeend van zelfspot, zoals blijkt uit het tragikomische The Wanted 18, dat het waargebeurde verhaal vertelt van een Palestijns dorp dat achttien melkkoeien koopt, die vervolgens door de Israëlische autoriteiten tot staatsgevaarlijk worden bestempeld.

Helaas ligt de Nederlandse publieke opinie nog steeds niet erg wakker van de Palestijnen. ‘Maar de sympathie voor de Palestijnse zaak is toch wel duidelijk toegenomen,’ zegt Margot Heijnsbroek. ‘Je merkt het aan het feit dat er meer Palestijnse films worden vertoond dan vroeger. En die films kunnen dan weer tot meer nóg meer sympathie  leiden.’

Dat riekt naar een win-win-situatie waarin de Palestine Cinema movie database voorbestemd is een belangrijke rol te spelen.

Ga nu dus naar: www.palestinecinema.com

Hulp bij het up-to-date houden van de database is welkom. Belangstelling? Meld u zich dan aan via het contactformulier op de website.

Dit artikel verscheen eerder in Soemoed, jaargang 48, nummer 6. 

Lenteliteratuur: hoe romans een stem en gezicht geven aan de revoluties

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in ZemZem (2/2020). Het volledige magazine over 10 jaar na de Arabische Lente is hier verkrijgbaar.

In december 2020 is het precies tien jaar geleden dat demonstraties in Tunesië leidden tot wat de ‘Arabische Lente’ zou worden genoemd. De revoluties, met hun roep om brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid, verspreidden zich snel over het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hoop en optimisme joegen mensen de straat op. Hoe meer Arabische leiders van hun zelf- gecreëerde voetstuk vielen, des te luider werd de roep om een betere toekomst.

Tien jaar later is er veel veranderd in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Maar van een betere toekomst kunnen we zeker nog niet spreken. Wat zien we wel als we terugkijken naar de afgelopen tien jaar? Op deze vraag zijn veel antwoorden mogelijk. Een van de antwoorden zoeken wij in de literatuur. Wat vertellen romans ons over tien jaar revoluties in de Arabische wereld?

Waarom literatuur?
We kiezen voor literatuur omdat die ons in staat stelt in de hoofden en harten van andere mensen te kruipen. Om de wereld te bekijken vanuit hun perspectief, en om ons in te leven in hun wensen, ambities, teleurstellingen en desillusies. Literatuur geeft een stem en een gezicht aan de miljoenen mensen die de afgelopen tien jaar in verschillende landen de straat op zijn gegaan, hun rechten hebben opgeëist en politieke en maatschappelijke verandering hebben afgedwongen. We weten dat de revoluties plaatsvonden in een harde geopolitieke context en met een falend economisch systeem, maar uiteindelijk gaat het om de levens van individuele mensen. Van jongeren met weinig toekomstperspectief, van mannen en vrouwen die een menswaardiger leven nastreven, voor zichzelf en hun naasten. Literatuur neemt ons mee in hun belevingswereld.

De Arabische roman heeft de afgelopen decennia grote veranderingen ondergaan, met name in verscheidenheid aan thema’s, stijlen en literaire vormen. Een generatie geleden waren de thema’s beperkt. Veel Arabische literatuur was gebaseerd op sociaal realisme, en in historische romans zaten – vanwege de censuur – vooral verborgen boodschappen. Arabische schrijvers zaten in een lastig parket. Nu is er een nieuwe generatie, de ‘Facebookgeneratie’, die een heel andere literatuur produceert en zich veel minder aantrekt van de heersende literaire mores en zeden. De verhalen zijn directer, de stijl is begrijpelijker voor een breed publiek en de revolutie wordt met naam en toenaam genoemd.

Voor dit artikel hebben we zes boeken gelezen van schrijvers uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die na 2011 zijn gepubliceerd en waarin de Arabische revoluties een thema vormen. We hebben ons beperkt tot boeken die geschreven zijn in het Engels of vertaald zijn naar het Engels of Nederlands.

Menselijke waardigheid
De romans vertellen verschillende verhalen, met uiteenlopende personages die allen op hun eigen manier bij de revoluties betrokken zijn. Tegelijkertijd zijn er patronen te ontwaren die in iedere roman terugkomen, zoals het verlangen naar menselijke waardigheid, het geweld dat overal in de samenleving aanwezig is, en het gebrek aan een lonkend toekomstperspectief.

Het (vergeefse) verlangen naar menselijke waardigheid komt indringend naar voren in de novelle By Fire (Engelse vertaling van Par le feu), in de zomer van 2011 geschreven door de beroemde Franstalige Marokkaanse schrijver Tahar Ben Jelloun. Hierin beschrijft hij de aanloop naar de zelfverbranding van Mohamed, een jonge groenteverkoper die ondanks een autoritair bewind en wijdverbreide corruptie een boterham probeert te verdienen en een leven probeert op te bouwen.

Tahar Ben Jelloun © Claude Truong-Ngoc / Wikimedia Commons

Het boek is fictie, maar bevat desondanks veel parallellen met het verhaal van de Tunesiër Mohamed Bouazizi, die zichzelf in december 2010 in brand stak en daarmee onbedoeld de aanzet gaf voor de Arabische Lente. Voor Ben Jelloun is het belangrijk dat hij niet het verhaal van Bouazizi vertelt, maar van willekeurig welke andere jonge man in dezelfde situatie: It’s the story of a simple man, like millions of others, who, from being crushed, humiliated, and denied in life, became the spark that set the world ablaze (p. 73).

Mohamed werd met veel geweld geconfronteerd, zoals alle hoofdpersonen in de boeken die wij hebben gelezen. Het meest rauw en overweldigend ervaar je het geweld en de revolutie in The City Always Wins van schrijver en filmmaker Omar Robert Hamilton. Het boek begint met de ‘Maspero-slachting’ in Caïro (oktober 2011), waar veiligheidstroepen een vreedzame demonstratie hardhandig neersloegen. In dit boek word je onderdeel van de groep jonge mensen die vooroplopen in de Egyptische revolutie. Je voelt de hitte, de stress, de wanhoop, en de gevoelens van schuld en tekortkoming. En het gevoel dat de revolutie langzaam door je vingers glipt.

Dat laatste geldt zeker ook voor Syrië, waar de revolutie ontaardde in een gewelddadige burgeroorlog. In The Raqqa Diaries beschrijft de jonge Samer (een gefingeerde naam) het leven in Raqqa, eerst onder het bewind van Assad en vervolgens onder het juk van IS. Met gevaar voor eigen leven smokkelde Samer zijn dagboekfragmenten naar het buitenland, waar een aantal BBC-journalisten ze uiteindelijk heeft gepubliceerd. Naast ontroerende herinneringen aan zijn jeugd en het pijnlijke verhaal van het meisje op wie hij verliefd is maar dat moet trouwen met een IS-strijder, bevat dit dagboek vooral veel geweld. Van de veiligheidstroepen van Assad, van Russische gevechtsvliegtuigen, en van de strijders en ‘politieagenten’ van IS.

Gebrek aan perspectief
Het brute leven in Raqqa noopt Samer uiteindelijk om naar het noorden van Syrië te vluchten. Dit gebrek aan een (vreedzaam) toekomstperspectief is ook in de andere boeken een belangrijk thema. In Guapa vertelt debuterend schrijver Saleem Haddad over de strijd van een jonge homoseksuele man, Rasa, om zichzelf te kunnen zijn in een samenleving vol traditionele waarden en normen onder een autoritair bewind. Rasa doet mee aan de demonstraties, maar vreest tegelijkertijd een toekomst waarin islamitische partijen het voor het zeggen hebben en hij nog steeds niet de persoon kan zijn die hij is.

Ook voor jongeren die zelf niet actief meedoen aan de revolutie, is de toekomst ongewis. Dat komt goed naar voren in Chronicle of a Last Summer van de Egyptische schrijfster Yasmine el Rashidi. Zij heeft een langzame stijl, waarin zowel de hoofdpersoon als de lezer buiten de activiteiten staan en slechts toekijken. De stad Caïro is het bruisende middelpunt, en met de veranderingen in de stad beschrijft El Rashidi de veranderingen in de Egyptische politiek. Ze schetst het lot van een hele generatie, die haar toekomst niet zelf kan vormge- ven en als een gevangene langs de zijlijn van het leven staat.

Omar Robert Hamilton - The City Always Wins

Hoop gevolgd door desillusie
Een lonkend toekomstperspectief was er wel heel even in Libië, na de val van Gaddafi eind 2011. In De Terugkeer beschrijft Hisham Matar zijn eigen terugkeer naar zijn vaderland, na vele jaren als balling in Europa en de Verenigde Staten te hebben geleefd. In Libië maakt hij de korte periode van hoop en optimisme mee, maar hij ziet ook hoe het land wegglijdt in een desastreuze burgeroorlog.

Deze korte maar intense periode van optimisme over een betere toekomst komt in alle boeken naar voren. Na het verdrijven van Ben Ali, Mubarak en Gaddafi voelden de demonstranten dat verandering in de lucht hing. We were not just taking back the streets, we were taking back our lives (p. 51), zegt hoofdpersoon Rasa in Guapa. Maar de euforie was fragiel, dat leek iedereen zich te realiseren.

Hisham Matar beschrijft deze periode in Libië als een tijd waarin het land ‘balanceerde op de rand van een mes’ (p. 146). ‘Ik ben nooit ergens geweest waar hoop en ongerustheid zulke hoogtes bereikten. Alles leek mogelijk, en bijna iedereen die ik sprak had het in dezelfde zin zowel over zijn optimisme als over zijn vrees voor naderend onheil’ (p. 58). Dat onheil zou er komen, niet alleen in Libië maar in de hele regio. Hoop en optimisme maakten plaats voor nog meer geweld en een grote desillusie. The City Always Wins beschrijft eveneens de hoop op verandering en de euforie. Daarna volgt de pijn, marteling, depressie, dood, gevangenschap en verdwijning. Aan het eind rest er slechts een sprankje hoop, waar weinigen zich nog aan vast kunnen houden. Zoals Rasa in Guapa zegt: One by one, many of my friends decided they had too much to lose for something so uncertain (p. 53).

Hisham Matar - The Return

Deze boeken bieden geen rauwe weerslag van de gebeurtenissen in de revoluties. Ze beschrijven vooral de omstandigheden en voedingsbodem van de opstanden. Juist de afstand tot de concrete gebeurtenissen maakt dat deze context duidelijk wordt, dat de lezer beter begrijpt en beter voelt in welke situatie mensen zich bevinden en hoe dit kan leiden tot massale opstanden. Zelfs de grote afstand waarmee Hisham Matar (als balling in Europa) vertelt over de opstand in Libië maakt de context duidelijk: de vervreemding van een ballingschap, de pijn van een zoon die zijn vader en zijn vaderland is verloren, en de trauma’s van miljoenen Libiërs, in het land zelf en in de diaspora.

Veelvormige revoluties
De voedingsbodem voor de opstanden en revoluties ziet er in de verschillende boeken steeds wat anders uit. In By Fire ervaart Mohamed voor de zoveelste keer hoe hij door het regime wordt tegengewerkt om zijn geld te verdienen, niet alleen voor zichzelf maar na het overlijden van zijn vader ook voor zijn familie. Net als veel van zijn generatiegenoten in de Arabische wereld heeft hij een mooi diploma op zak, maar zijn kansen op een goede baan zijn beperkt. Wanneer hij zijn jongere broertje maant om beter zijn best te doen op school, legt die het hem duidelijk uit. What’s the point of studying? You’ve seen it yourself – you studied like crazy, and then no job (p. 55).

Hisham Matar, zelf zoon van een prominente Libische dissident die in 1990 ‘verdween’, plaatst de Libische revolutie in de context van het gebrek aan politieke vrijheden. Hij schetst een land en een samenleving zonder de vrijheid om je mening te uiten, om bij elkaar te komen, om een tijdschrift uit te brengen of een debatavond te organiseren. De korte periode na de val van Gaddafi ziet Matar als een ‘kostbare tijd waarin rechtvaardigheid, democratie en een rechtsstaat binnen handbereik lagen’ (p. 146). Dat gebrek aan politieke vrijheid en zeggenschap komt ook terug in Chronicle of a Last Summer. De vertelster stelt vast dat politiek overal aanwezig is, maar dat ze er geen invloed op heeft: It seems that politics is at the foreground and background of everything yet not something that can be impacted in any way (p. 84). Ze staat buiten de revolutie en blijft daar.

In Guapa schetst Saleem Haddad niet zozeer het gebrek aan politieke vrijheid, of het beperkte economisch perspectief (hoofdpersoon Rasa komt uit een welgesteld milieu). In deze roman is het vooral de verstikkende ayb, de allesoverheersende notie van schaamte, die ertoe leidt dat jongeren als Rasa worstelen met hun identiteit en niet kunnen zijn wie ze willen zijn. Zijn woede is niet alleen gericht tegen het regime, maar ook tegen de mores en tradities van de samenleving die hem en vele anderen belemmeren bij het volgen van hun eigen pad.

Zo wordt duidelijk dat de voedingsbodem voor de Arabische revoluties verschillende vormen kent en dat jongeren verschillende drijfveren hebben om in opstand te komen en hun rechten op te eisen. De slogan van ‘brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid’ (of ‘brood, vrijheid en waardigheid’) vat die veelvormigheid goed samen. En in de romans wordt duidelijk dat ook die drie elementen verschillende invullingen kennen.

Saleem Haddad - Guapa

Hoop houden in tijden van rampspoed
Het is gemakkelijk en misschien verleidelijk om nu, tien jaar na de eerste revoluties, de zogeheten Arabische Lente dood en mislukt te verklaren. In veel landen is de politieke, economische en sociale situatie immers slechter dan voor de revoluties. Maar Hisham Matar heeft gelijk wanneer hij schrijft: ‘De rampspoed die volgde op de val van Gaddafi past beter bij de aard van zijn dictatuur dan bij de idealen van de revolutie’ (p. 240-241). De gevolgen van de Arabische revoluties moeten we immers niet zien in het licht van (al dan niet een mislukking van) de revoluties zelf, maar in het licht van de regimes die deze revoluties probeerden te verjagen. De ellende die we in de afgelopen tien jaar hebben gezien, zegt meer over de situatie ervóór dan over de gehoopte toekomst hierna. Ze zegt alles over de taaiheid van de dictaturen en instituties, de diepgewortelde angst onder de bevolking, het hardnekkige geweld waarmee de samenlevingen zijn doordrenkt en de immense opgave waarvoor jongeren staan. De romans laten ons ervaren dat het onterecht is om de huidige situatie te beschouwen als een mislukking van de revoluties. Ze doen een appèl op de lezer om hoop te houden, door te laten zien dat het niet gaat over de toekomst van een regime of een staatsstructuur, maar over de toekomst van mensen.

Samer, de jonge Syriër die het leven in zijn stad Raqqa beschrijft aan het begin van de opstand tegen Assad en daarna onder het wrede bewind van IS, heeft alle reden om cynisch en pessimistisch te zijn. Hij voelt zich verraden en in de steek gelaten, niet alleen door de tiran en de godsdienstwaanzinnigen, maar ook door de internationale gemeenschap. Hij heeft zijn familie en land moeten verlaten. En toch houdt hij hoop: We hold on to the idea that in the end, good will prevail. (…) All we are left with is hope. Hope that our country will rebuild itself. Hope that the sacrifices made by our people will finally banish the cruelty and evil that has long stalked our land. For now, this is all we can do (p. 106).

Boeken
Hisham Matar, De Terugkeer (Amsterdam: Meulenhoff, 2016)
Omar Robert Hamilton, The City Always Wins (Londen: Faber & Faber, 2017) Saleem Haddad, Guapa (New York: Europa Editions, 2016)
Samer, The Raqqa Diaries (Londen: Hutchinson, 2016)
Tahar Ben Jelloun, By Fire (Evanston: Northwestern University Press, 2011) Yasmine el Rashidi, Chronicle of a Last Summer (New York: Penguin Random House, 2016)

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.