De noodzaak om één stem te laten horen – een gesprek met de Palestijnse politicoloog Assad Ghanem

Haast nodeloos te vermelden dat zionistische waarschuwingssites hem afschilderen als een man die Israel wil vernietigen. Onlangs maakte hij zich nog minder geliefd met zijn open brief aan de Oekraïense president Volodymyr Zelensky, die hij schrobbeerde voor diens steun aan Israel en foute vergelijking tussen Oekraïne en Israel.

 

Als wij hem even onder vier ogen mogen spreken na een met hoop en wanhoop vermengde voordracht in het Centrum Al-Quds in Rotterdam, ligt de eerste vraag voor de hand: hoe handhaaft zo’n man zich in een dergelijke arbeidsomgeving ?

‘Het valt niet altijd mee,’ erkent Assad Ghanem, Associate Professor Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Haifa, met een glimlach. ‘Een groot aantal van mijn studenten is joods en sterk gekant tegen mijn zienswijzen. En dat laten zij soms luid en duidelijk merken. Zij schreeuwen door mijn colleges heen dat ik propaganda verkondig. Zij kunnen het maar moeilijk accepteren wanneer ik zeg dat Israel geen democratie is, maar een staat die stoelt op en streeft naar joodse suprematie. En dat joodse en Palestijnse burgers van Israel slechts op één plek gelijk zijn: in het stemhokje. En daarbuiten alweer niet. Want een stem op een joodse partij kan leiden tot regeringsverantwoordelijkheid. Een stem op een Palestijnse partij nagenoeg nooit.’

Dat hij het hoofd weet te bieden aan al deze tegenstoom, heeft hij naar eigen zeggen te danken aan zijn directheid. ‘Ik ben heel expliciet en duidelijk in wat ik zeg. Wat ik hier in Rotterdam of elders buiten Israel verkondig, verkondig ik ook in Haifa. Ik spreek met één stem, daar hecht ik sterk aan. Om die reden word ik geduld. ‘Oké, Assad, wat jij vindt, dat vinden wij verschrikkelijk,’ zeggen de meeste collega’s inmiddels, je zit er helemaal naast, maar je hebt het recht om lucht aan je onzin te geven, de universiteit is geen politiek bolwerk, hier heerst vrijheid van meningsuiting.’ Heel belangrijk.

Wacht even. Staat dit mooie Voltairiaanse principe (‘ik veracht uw mening, maar zal mij doodvechten voor uw recht haar te ventileren’) dan niet op gespannen voet met de stelling dat Israel een ondemocratische apartheidsstaat is ?

Ghanem schudt zijn hoofd. ‘Op individueel niveau is er tolerantie. Maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Het gaat om collectieve rechten en die zijn allerminst gelijk verdeeld. Israelische apartheid is gestoeld op de inherente, onherroepelijke, bewust in stand gehouden dominantie van joodse instituties. Op geen enkel vlak is er gelijkheid. Behalve, nogmaals, in het stemhokje. En die gelijkheid heeft weinig waarde, want het gaat om wat er met jouw stem gebeurt. Zo is het ook met mijn rol op de universiteit. Ik mag zeggen wat ik vind omdat het een geringe impact heeft. Er zijn niet veel Palestijnse professoren in mijn positie. Zolang dat zo blijft, kan zo’n Palestijnse professor zijn zegje doen. Dat heeft niets met democratie te maken.’

Bovendien, stelt hij, kan hij zeker niet zo veel zeggen als zijn joodse collega’s. ‘Zolang ik aandring op democratie is het goed. Natuurlijk, democratie is toch het mooiste wat er is ? Maar als ik zou zeggen dat alle joden de zee in moeten worden gedreven, dat aanslagen op Israel gerechtvaardigd zijn, zou ik meteen van de universiteit worden geschopt. Nou ben ik helemaal niet van plan om dat te zeggen omdat ik helemaal niet wil dat alle joden de zee in worden gedreven en ook tegen aanslagen en geweld ben, maar mijn joodse collega’s kunnen wel straffeloos pleiten voor deportatie van alle Palestijnen naar Jordanië.’

Spreken met één stem dus. Dat is wat Ghanem ook bepleit voor de Palestijnse gemeenschap, wil zij nog enige toekomst hebben en nog enige kans maken op zelfbeschikking, op gelijkheid en gelijkberechtiging. Hij klinkt haast als Martin Luther King als hij geweldloosheid en democratie predikt en spreekt van de ‘droom’ die hij koestert, een droom die in zijn ogen echter ook ‘praktisch’ en ‘realistisch’ is, hoe moeilijk te verwezenlijken ook. Want praktisch en realistisch in die zin dat er geen keus is: ‘Ik ben bang dat de Palestijnen anders zullen verdwijnen.’

Hoe dat te voorkomen ? Door een einde te maken aan wat hij de vierde periode in de geschiedenis van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven noemt. Het is de langste van de vier – volgend jaar bestaat zij dertig jaar – en deze heeft tot de meeste fragmentatie geleid: de periode post-Oslo.

Tijd voor een kort historisch overzicht: ‘De eerste periode van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven begint aan het eind van de Eerste Wereldoorlog en de ineenstorting van het regime van Koning Faisal in Damascus,’ doceert Ghanem. ‘Palestijnse leiders begonnen toen na te denken over een staat in het Britse Mandaatgebied Palestina, dus los van Libanon, Syrië en (toen nog) Transjordanië. In april 1921 was er de derde Palestijnse vergadering in Haifa, waar werd opgeroepen tot onafhankelijkheid van Palestina. Dit streven naar stichting van een dergelijke entiteit eindigde met Al-Nakba – de Catastrofe van 1948 – toen honderdduizenden Palestijnen uit hun thuisland werden verjaagd, wat de weg vrijmaakte voor de Staat Israel.

Palestijns vluchtelingenkamp bij Betlehem, vlak na de Nakba in 1947.

Daarop trad de tweede fase van onze geschiedenis in, die een meerderheid van ons tot vluchtelingen maakte en ons land verdeelde in gebieden die onder Israelisch, Egyptisch en Jordaans bestuur kwamen. Maar dit was ook, tegen het eind, een fase waarin Palestijnen het heft in eigen hand namen, zich verzetten tegen de Arabisering van het conflict met Israel en zich niet langer afwachtend wilden opstellen ten aanzien van bijvoorbeeld de politiek van de Egyptische president Gamal Abdel Nasser. Zo ontstond de Palestijnse verzetsbeweging FATAH. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) was daarbij aanvankelijk een Arabische marionettenorganisatie, maar dat duurde niet lang.’

‘Met Al-Naksa – de Terugslag in de Juni-Oorlog van 1967 – eigenlijk de tweede Nakba, die voor Israels buurlanden op een catastrofe uitdraaide, brak een derde fase aan in onze geschiedenis. Het verschil tussen deze fase en de vorige is dat de eis van terugkeer van vluchtelingen nu minder dominant werd. Vanaf 1967 ging het vooral om een einde aan de Israelische bezetting van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Strook van Gaza. Dus niet meer de bezetting van 1948 ! Israel werd niet langer beschouwd als bezet Palestijns land. Een en ander mondde uit in de Eerste Intifada, die in 1987 begon, en in de eis van een Palestijnse staat naast de Israelische.’

‘In 1993 leek een belangrijke stap in die richting te worden gezet met de ondertekening van de Oslo-Akkoorden. Het historisch belang van die akkoorden wordt nu gebagatelliseerd omdat deze een Palestijnse staat niet dichterbij hebben gebracht, maar ik zie dat anders. Die akkoorden zijn van zeer groot historisch belang, zij het in zeer negatieve zin: de PLO keerde terug uit ballingschap in Tunis en werd het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. Tegelijkertijd kwam toen een sterke tegenbeweging op: HAMAS. De fragmentering van de Palestijnen was een feit. Want nu had je Palestijnen in de Bezette Gebieden die daar een staat wilden, je had Palestijnen in Israel die Israelisch staatsburger waren, dus niet in die toekomstige Palestijnse staat pasten, je had Palestijnen in vluchtelingenkampen met hun doodgebloede activisme, en je had Palestijnen in de diaspora.’

 

‘Het is een hopeloze situatie, een impasse die doorbroken moet worden. Hoog tijd voor fase vijf, voor een nieuw begin. Hoe ? Luister, ik heb daar geen pasklaar antwoord op. Verandering begint bij de oproep daartoe. En die moet in de eerste plaats een oproep zijn tot eenheid, want alleen zo kunnen wij onszelf als politieke gemeenschap redden.’

Het is wel duidelijk dat Ghanem een einde aan de PLO en de PNA noodzakelijk acht. ‘Er moet een organisatie komen die alle Palestijnen op democratische wijze vertegenwoordigt. Dat zou al een breuk zijn met de PLO en de PNA. Het maakt mij niet uit hoe die organisatie gaat heten, voor mij part heet zij ook PLO. Het belangrijkste is een oplossing voor onze langdurige leiderschapscrisis. Vaak is, na het overlijden van Yasser Arafat in 2004, om de komst van een nieuwe sterke man gebeden. Maar daar zie ik niet veel in, want een sterke man kan ook een catastrofe zijn. Zie Vladimir Poetin. Ik pleit eerder voor een collectief leiderschap. Hoe dat tot stand moet komen weet ik niet precies – in ieder geval democratisch – maar het is eerder gebeurd, eind jaren vijftig, met FATAH, onder omstandigheden die in een aantal opzichten beroerder waren dan nu. Dus waarom zou het, met de huidige communicatiemiddelen, niet nog een keer kunnen ? Het gaat om de wil. Wij moeten het willen.’

Een belangrijke rol ziet hij daarin weggelegd voor leden van zijn eigen gemeenschap: de Palestijnen in Israel. ‘In feite zijn wij, na de erkenning van Israel door de PLO en de door Israel en de PLO beleden twee staten-oplossing, van de Palestijnse zelfbeschikkingsstrijd uitgesloten. Ik heb PNA-president Mahmoud Abbas zelf tijdens een bijeenkomst tegen ons horen zeggen: “Jullie moeten de Palestijnse vlag niet hijsen, die is niet voor jullie bestemd. Jullie moeten jullie rol spelen als Israelische staatsburgers. Je mag ons steunen, maar je bent geen deel van onze strijd.” Zo niet, dan waren wij een sta-in-de-weg in zijn streven naar een Palestijnse staat naast Israel, op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza.’

Die uitsluiting van Israelische Palestijnen vindt Ghanem een kardinale fout, zo valt uit zijn woorden op te maken. Immers, zij waren degenen die achterbleven in historisch Palestina, dus zou de strijd om zelfbeschikking bij hen moeten beginnen, in plaats van te stoppen. Dat geldt nu des te meer omdat wat Israel binnen de eigen landsgrenzen doet steeds meer gaat lijken op wat het in de Bezette Gebieden doet en andersom: het voert een steeds agressievere onteigenings- of confiscatie-politiek. Dat is evident op de Westelijke Jordaanoever met de joodse nederzettingen, ‘maar ook,’ zegt Ghanem, ‘met de politiek van onteigening in de Naqab (Negev) en eerder in Galilea en Jeruzalem. Er zijn in Israel inmiddels zevenhonderd gemeentes waar je je als Palestijn niet langer kunt vestigen. Een enorm aantal.’

‘Bedenk ook dat Israel niet zozeer een Joodse staat is – een staat voor joden in Israel – maar een staat voor alle joden, waar die zich ook bevinden. Dat blijkt onder meer uit de verneveling van de Joodse Staat met internationale, onafhankelijke joodse instellingen. Als jij als Palestijn juridisch bezwaar maakt tegen onteigening van jouw grond, dan zegt de Israelische rechter: daar gaat de staat niet over, die grond is nu in bezit van het Joods Nationaal Fonds. Israel is meer dan een etnocratie, waarin een joodse meerderheid de baas is over een joodse minderheid: Israel is een staat die streeft naar joodse suprematie, op alle terreinen. Ook letterlijk. Aan weerszijden van de zogeheten Groene Lijn. Vandaar juist dat de twee staten-oplossing nooit een oplossing kan zijn. Israel en de Beztte Gebieden moeten plaatsmaken voor een multi-etnische democratische staat van de zee tot de Jordaan, met uiteraard ook Israelische joden. Ik spreek liever niet van een één staat-oplossingZo’n term draagt nog een soort kiem van verdeeldheid in zich. Wat voor staat is dat dan ? Ik zeg: stick tot the principle. One people, one nation, one land. Dat is wat ik wil.’

Kortom, er is alle reden om Palestijnen in Israel te betrekken bij de Palestijnse strijd om zelfbeschikking. Al was het maar omdat zij veel te bieden hebben. ‘Ons opleidingsniveau is in de loop der jaren omhooggeschoten. Bijna één op de drie studenten op het prestigieuze Technion in Haifa – het Israel Institute of Technology – is Palestijn, terwijl wij maar een vijfde deel van de bevolking uitmaken. Een ruime meerderheid van die studenten is vrouw. Dat ziet er goed uit’

Schuilt daarin dan niet het gevaar dat deze hoogopgeleiden zich afzijdig houden van de politiek, hun verworvenheden niet op het spel willen zetten voor een moeilijk te verwezenlijken ideaal dat hun misschien weinig oplevert?

‘Het levert hen wel wat op,’ zegt Ghanem. ‘Namelijk de redding van hun gemeenschap. Op de lange termijn verlies je als je de marginalisering van je gemeenschap toelaat te gebeuren.’

Ghanem lacht veel, en doet dat nu ook. ‘Neem mij. Ik ben een professor, het gaat mij redelijk voor de wind. Maar ik zou op persoonlijk vlak misschien nog meer kunnen bereiken als ik mij politiek gedeisd hield. Maar dan zou ik mijn gemeenschap in de steek laten, en dat wil ik niet. Aan mij om de mensen in mijn gemeenschap duidelijk te maken dat het belangrijker is elkaar te steunen dan uitsluitend aan jezelf te denken.’

Verscheen eerder in Soemoed, tijdschrift van het Nederlands Palestina Komité )https://palestina-komitee.nl/category/soemoed/)

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.