Iran onder de sjah: meer dan kleurrijke minirokken

Als je googelt op ‘Iran in de jaren 60 en 70’, komen er websites tevoorschijn die met verschillende foto’s een modern Iran laten zien, zoals hier bij GeenStijl. We zien ontsluierde vrouwen in westerse mode lachend op een grasveld, nieuwe auto’s rijdend op brede avenues en grote reclameposters in Teheran.

In de artikelen bij de foto’s staat vaak dat sjah Mohammed Pahlavi Iran wilde moderniseren in navolging van het Westen. Dit betekende onder andere nieuwe vrijheden voor vrouwen. De sjah nam nieuwe (familie)wetten aan, waarmee vrouwen meer rechten kregen binnen het gezin, en hij verleende stemrecht aan vrouwen.

Negatieve stereotypen

Bij de foto’s op de website van GeenStijl wordt gesteld dat vrouwen vóór de Islamitische Revolutie van 1979 konden dragen wat ze wilden. Dit in tegenstelling tot de periode na 1979, waarin vrouwen zich verplicht moesten bedekken. De komst van de islam zou het einde hebben betekend van Iran als een modern land, en zou ervoor hebben gezorgd dat vrouwen hun (nieuwe) vrijheden moesten afstaan.

Deze argumenten worden ook in het publieke en politieke debat gebruikt, om negatieve stereotypen over het Midden-Oosten te bekrachtigen: de islam en de hoofddoek onderdrukken vrouwen. Deze redenatie is echter zeer problematisch, en deze blik op de geschiedenis van Iran is veel te eenzijdig.

Het afbeelden van Iran vóór 1979 als een modern land tegenover Iran ná 1979 als een achterhaald land biedt weinig inzichten in de daadwerkelijke politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de periode onder sjah Mohammed Pahlavi. Ik wil dit beeld van Iran nuanceren. Kunnen we wel spreken van een modern land onder de sjah? Kan het dragen van westerse mode ons überhaupt iets vertellen over de daadwerkelijke vrijheden van vrouwen? En wat was de rol van vrouwen binnen dit moderniseringsproject?

Echtgenote en moeder

Iran in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is meer dan een periode waarin vrouwen kleurrijke minirokken droegen en waarin nieuwe rechten voor vrouwen top-down werden toegekend. De emancipatie van vrouwen, die door de sjah werd nagestreefd, was verbonden met een duidelijke rol voor haar als echtgenote en als moeder. Het is een periode waarin het emanciperen van vrouwen hand in hand ging met het onderdrukken van de bewegingsvrijheid van de vrouwenbeweging. Maar ook een periode waarin vrouwen ook zelf invloed hadden op het creëren van hun eigen realiteit binnen dit moderniseringsproject.

Foto: Behzad Ghaffarian via Unsplash

Voortbouwend op de politiek van zijn vader, sjah Reza Pahlavi, voerde Mohammed Pahlavi beleid in dat de positie van de vrouw verbeterde en dat de modernisering van Iran zou ondersteunen. Als echtgenote en moeder moest de Iraanse vrouw mogelijkheden krijgen om zich te ontplooien. Maar zij moest haar rol binnen de familie niet vergeten. Zij moest zorgen voor haar man en zij moest haar kinderen opvoeden. Man en vrouw waren gelijk aan elkaar, maar niet identiek. Zij moesten gelijke mogelijkheden krijgen, maar zij hadden niet dezelfde verantwoordelijkheden. De nieuwe moderne en progressieve vrouw zou de modernisering ten goede komen, maar gelijkheid tussen man en vrouw was niet noodzakelijk voor het stichten van een modern Iran.

De modernisering onder Mohammed Pahlavi werd bereikt door middel van controlerende maatregelen waarin democratisering niet het doel was, maar juist het versterken van zijn positie als heerser van Iran. Deze vergrote invloed binnen de samenleving en politiek zorgde voor afbraak van veel onafhankelijke vrouwenorganisaties, maar leidde niet tot complete verdwijning van de vrouwenbeweging en vrouwenactivisme.

Georganiseerde vrouwenbeweging

De Iraanse vrouwenbeweging zou zich onder andere organiseren door de campagne voor vrouwenkiesrecht, het lobbyen voor onderwijs voor meisjes en het eisen van meer rechten voor de vrouw binnen de familie en op de arbeidsmarkt. Een belangrijke organisatie binnen de moderniseringskoers van de sjah was de Women’s Organization of Iran (1966-1978). Zij heeft gezorgd voor verschillende hervormingen die de positie van de vrouw binnen de samenleving en familie verbeterde. De georganiseerde vrouwenbeweging was meer aanwezig en invloedrijker binnen Iran in deze periode dan veel online artikelen doen voorkomen.

De Women’s Organization of Iran (WOI) bestond feitelijk uit verschillende vrouwengroepen die werden geleid door vrijwilligers. Takken van de WOI bevonden zich door heel Iran. Er werden lokale vertegenwoordigers gekozen die jaarlijks bijeenkwamen in een nationale algemene vergadering om het aankomende jaar te bespreken. Ashraf Pahlavi, de tweelingzus van Mohammed Pahlavi, stond aan het hoofd van de organisatie. Veel leden van de WOI hadden banden met het Iraanse hof of met Iraanse politieke partijen. Vaak werden (vrouwelijke) leden van het Iraanse parlement gevraagd om hun steun uit te spreken voor hervormingen die de WOI wilde doorvoeren.

In de beginperiode van de WOI werd de heersende opvatting over de vrouw binnen de familie benadrukt, om hervormingen of nieuwe programma’s door te laten voeren in het parlement. Zij beargumenteerde dat een verbeterde maatschappelijke positie of toegankelijker onderwijs zou zorgen voor een vrouw die haar taken binnen het gezin beter kon uitvoeren. De WOI nam in 1975 afstand van deze koers van emancipatie door de rol van de vrouw binnen het gezin te bekritiseren. Vrouwen en mannen moesten dezelfde verantwoordelijkheden dragen binnen het gezin en moesten gelijk zijn binnen de samenleving en wet.

Foto: Ashkan Forouzani via Unsplash

Dit resulteerde in het National Plan of Action dat in 1977 werd aangenomen door het parlement, nadat het inhoudelijk op veel punten en na uitvoerige onderhandelingen was aangepast. Het was minder radicaal dan de WOI gehoopt had, maar het was een concreet plan om gelijkheid tussen man en vrouw te verbeteren. Door het begin van de Iraanse Revolutie in 1978 kan er weinig gezegd worden over de uitvoering van het plan en de gevolgen voor Iraanse vrouwen.

Kritiek en tegenstand

Veel vrouwen die geen lid waren van de WOI waren tegen de modernisering van Iran en tegen de koers van de WOI. Het opleggen van het ontsluieren en de verwestering van de samenleving en economie door de staat, zonder inspraak van de bevolking, werd door deze vrouwen gezien als negatief. Daarentegen vonden anderen dat de hervormingen die de WOI had laten doorvoeren niet ver genoeg gingen. De positie van de vrouw binnen het gezin was nog steeds gebaseerd op een ondergeschikte positie aan de man. Deze onafhankelijke vrouwenactivisten ondernamen daarom ook actie buiten de staat.

De positie van Iraanse vrouwen in de jaren zestig en zeventig is dus genuanceerder dan vaak wordt gedacht. Foto’s van een flanerend Iraans publiek in een winkelstraat laten het moderniseringsproject van sjah Mohammed Pahlavi zien. Maar die foto’s tonen niet de andere kant. Hoewel de mogelijkheden voor vrouwen beperkt werden door heersende maatschappelijke opvattingen en controlerende maatregelen, waren zij wel degelijk ook actief in het bekritiseren en beïnvloeden van dit moderniseringsproject.

Bahrein: kleinste golfstaat, geopolitiek significant

Het is chaotisch en luidruchtig in de binnenstad van Al-Manamah, Bahreins hoofdstad. In de avondschemering arriveren de twee afgevaardigden van de Arabische Liga met wie ik een dinerafspraak heb. Ze zijn afkomstig uit de Saoedische havenstad Jeddah en zijn traditioneel gekleed in een thawb en getooid met een keffiyeh en agaal. Hun reis voerde via de King Fahd Causeway, een belangrijke verbinding over de wateren tussen Bahrein en het veel grotere buurland Saoedi-Arabië. De heren zijn overduidelijk vervuld van trots over dit staaltje engineering. Dat de King Fahd Causeway gerealiseerd is door de Nederlandse bouwmoloch Ballast Nedam verzwijg ik wijselijk maar.   

Bahrein bestaat uit een archipel van verzengend hete rotseilanden in het turquoise water van de Perzische Golf. Het beslaat een oppervlakte van slechts 750 kilometer en is daarmee kleiner dan de helft van de provincie Utrecht. Bahrein is de kleinste natie van het Midden-Oosten.

Het Koninkrijk Bahrein is een soevereine Arabische natiestaat in Azië, gelegen tussen het schiereiland Qatar en het vasteland van Saudi-Arabië. Aan de overzijde van de Perzische Golf ligt de Islamitische Republiek Iran. Als centraal gelegen golfstaat vervult Bahrein een belangrijke geopolitieke, economische en financiële positie binnen de oliewereld.

Foto: Erik J. Prins

Twee zeeën

De naam Bahrein betekent letterlijk ’twee zeeën’. Bahrein werd op 16 december 1971 onafhankelijk van het Verenigd Koninkrijk. Het koninkrijk is militair zeer belangrijk als standplaats en steunpunt van de Amerikaanse vijfde vloot in de Perzische Golf. De hoofdstad Al Manamah fungeert als centrum van de United States Navy in de regio, de marine van belangrijke bondgenoot de Verenigde Staten. Het land is een van de zes leden van de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (GCC). Naast de Verenigde Staten vormt Saudi-Arabië een belangrijke bondgenoot.

Tot Bahrein behoren ook de omstreden Hawar-eilanden. Bahrein-eiland is het grootste eiland en is 50 kilometer lang en 16 kilometer breed. Bahrein-eiland is door dammen verbonden met de internationale luchthaven op het eiland Muharraq en met het eiland Sitra, een industrieel gebied. De rotsachtige eilanden bieden een woestijnachtig aanzien, behalve in het uiterste noorden en noordwesten van het hoofdeiland waar zoetwaterbronnen vruchtbare landbouwgebieden mogelijk maken. Elders bestaat de plantengroei uit slechts woestijnplanten. Met name de met zand bedekte leembodems in Centraal-Bahrein zijn zilt, droog en daardoor nauwelijks begroeid.

Door middel van irrigatie, gevoed door zogeheten artesische bronnen, is langs de noordkust landbouw mogelijk (o.a. dadels). De traditionele middelen van bestaan waren botenbouw, weven, het maken van rieten matten en de parelvisserij, waarom Bahrein befaamd is. De parelvisserij is echter sterk achteruitgegaan.

Na mislukte pogingen van de Engelsen slaagden de Amerikanen er in 1932 in olie aan te boren. Een enorme olieraffinaderij verrees, die ook de uit Saudi-Arabië via een pijpleiding aangevoerde olie verwerkt. De olieconcessies zijn in handen van de Bahrain Petroleum Company (BAPCO). De royalty’s op de oliewinning vormen een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de regering.

Demonstraties

De dichtbevolkte Arabische Golfstaat telt ongeveer 1,7 miljoen inwoners. De bevolking is de laatste decennia sterk gegroeid. 80 procent van de bevolking is woonachtig in de stedelijke agglomeratie van Al-Manamah. Het zuidelijk deel van Bahrein is grotendeels onbewoond. De bevolking is overwegend Arabisch en islamitisch (sjiitisch). De regerende familie en veel van de rijkere en meer invloedrijke Bahreini zijn soennitisch. Dit verschil is een onderliggende oorzaak van spanning.

Foto: Erik J. Prins

Bahrein heeft een weinig florissante reputatie op het terrein van mensenrechten. In februari 2011 braken, net als in andere Arabische landen, protesten uit tijdens de ‘Arabische Lente’. Demonstranten eisten meer rechten voor de sjiitische bevolking. Op verzoek van de koning van Bahrein vielen veiligheidstroepen uit Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten op 14 maart Bahrein binnen. Dit verschijnsel wordt ook wel aangeduid als ‘bandwagoning’ (een zwakkere staat maakt  gebruik van en stemt het beleid af op een sterkere staat).  De veiligheidstroepen sloegen de demonstraties bloedig neer.

Hoewel Bahrein het kleinste land van het Midden-Oosten is, is het in geopolitiek en militair opzicht zeer belangrijk. Het blijft een belangrijke bondgenoot voor de andere Golfstaten en de Verenigde Staten. Volgens ingewijden zal Bahrein in navolging van de Verenigde Arabische Emiraten snel diplomatieke betrekkingen met Israël aanknopen. Daarmee breekt een nieuwe fase aan in de geopolitieke verhoudingen in de Golfregio en wordt de geopolitieke invloed van Bahrein verder onderstreept.

Liefde is cultuur: Abir Sarras over het educatieve platform Al-Hubb Thaqafa

‘Ya buwayda, ya buwayda, ana get!’ (Eitje, ik kom eraan!). Een zaadcel met glimmende ogen zwemt tegen een rode achtergrond op buwayda af, een eicel met een zwart brilletje, roze wangetjes en een spiegeltje in de hand. ‘Ben je alleen, of kom je met heel veel anderen zoals iedere keer?’, vraagt ze in Egyptisch dialect, terwijl ze een blik in het spiegeltje werpt. De zaadcel, met de anderen in zijn kielzog, is ervan overtuigd dat hij haar zal bereiken, maar dan wordt plots de toegang tot het eitje geblokkeerd door een zware deur. Hier verandert de cartoon in een beknopte factsheet over de morning-afterpil.

Ei- en zaadcellen als stripfiguurtjes, converserend in Egyptisch dialect: het is een van de manieren waarop Al-Hubb Thaqafa informatie over seks en seksualiteit op een lichtvoetige manier overbrengt. In een ander populair filmpje, ‘Feiten over het lichaam van de vrouw’, passeren groente- en fruitsoorten in allerlei formaties de revue, om de diversiteit van vrouwenlichamen te illustreren en de kijkers zich ervan bewust te maken dat de lichamen uit pornofilms geen afspiegeling vormen van de realiteit. Het team achter het platform gebruikt bewust aansprekende content voor moeilijke onderwerpen of taboes. Het fruit vormt bovendien een alternatief voor het tonen van lichaamsdelen, wat aan censuur onderhevig is en kijkers mogelijk zou choqueren.

Afgezien van deze lichtvoetige content hebben de meeste video’s een serieuzere insteek. Op het YouTube-kanaal en de Facebookpagina staan talloze filmpjes waarin verschillende vrouwelijke en mannelijke presentatoren en experts uit de Arabische wereld uiteenlopende thema’s behandelen. Een van hen is de beroemde Egyptische relatie-expert Marwa Rakha. Daarnaast zijn er gespeelde scènes over verlangen, intimiteit en seksuele intimidatie. Op de website zijn fora aanwezig waar gebruikers anoniem vragen kunnen stellen en adviezen kunnen inwinnen, van elkaar en van de beheerders. Een team van psychologen en artsen van het platform geeft antwoord, maar geen sturend advies.

Al-Hubb Thaqafa wordt uitgevoerd door een team in Caïro en gecoördineerd vanuit Hilversum. Het is onderdeel van het mondiale programma ‘Love Matters’ van RNW Media dat eerder projecten startte in onder meer India en Kenia. In 2019 had de website van het Arabische platform 7,5 miljoen bezoekers (op een totaal van 29 miljoen sinds 2014), waarvan 30 procent uit Egypte en 70 procent uit de rest van de Arabische wereld, maar ook uit Turkije en Duitsland waar grote groepen migranten en vluchtelingen wonen.

Abir Sarras is regiomanager van Noord-Afrika voor RNW Media, en binnen Love Matters verantwoordelijk voor de coördinatie van het team van tien werknemers in Egypte. Ze werkte eerder als journalist bij de Arabische afdeling van Radio Nederland Wereldomroep, tot de journalistieke omroep in 2012 werd opgeheven vanwege de intrekking van fondsen. In 2013 ging RNW Media verder als NGO gericht op internationale programma’s voor jongeren en het creëren van platforms voor sociale verandering. ‘Een wake-upcall voor RNW’, noemt Sarras de omslag nu, ‘om ons af te vragen waar we echt het verschil konden maken.’ Voorafgaand aan de lancering van Al-Hubb Thaqafa in 2014 werd een vooronderzoek gedaan in Egypte middels een enquête en focusgroepen. Hieruit volgde onder andere het besluit, op aanraden van veel jonge deelnemers aan het onderzoek, om religie en religieuze opvattingen over seksualiteit buiten beschouwing te laten, en de focus te leggen op medische en wetenschappelijke informatie.

Abir Sarras (foto: RNW Media)

Als journalist voor RNW had Sarras eerder geschreven over seksualiteit en seksueel geweld. Maar er was ook een meer persoonlijke motivatie om Love Matters Arabic te helpen opzetten. Sarras, die Sociale Wetenschappen studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en Communicatie en Journalistiek in Indiana in de Verenigde Staten, groeide op in de Palestijnse stad Beit Jala, nabij Bethlehem. Hier ondervond ze, vertelt ze, het totale gebrek aan seksuele voorlichting. Toen de enige biologieles over seksualiteit werd afgeblazen vanwege de politieke onrust van de Eerste Intifada, waren zowel de docent als de leerlingen opgelucht. Ze vertelt dat ze pas in de twintig was toen ze zich realiseerde dat het Arabische woord bazr clitoris betekent. Sarras: ‘We hadden geen idee hoe we over seks moesten praten. Het was echt door een gebrek aan kennis dat ik zelf geïnteresseerd raakte in dit onderwerp.’

Waarom werkt het team achter Love Matters Arabic vanuit Egypte?

‘In Egypte is er meer openheid over seksualiteit ten opzichte van andere landen in het Midden-Oosten. Daarnaast heeft Egypte een enorme bevolking en speelt het land een centrale rol in de Arabische wereld door de media, cultuur, en de taal. Egyptisch Arabisch wordt overal begrepen. Bovendien komen veel van onze ideeën over seksualiteit van Egyptische media en films, net als grapjes die we in ons dagelijks leven gebruiken. Toen ik opgroeide in Palestina citeerden we in bepaalde situaties bijvoorbeeld Adel Imam [een beroemde Egyptische acteur, red.]. Egypte is alleen niet het meest gemakkelijke land om te werken.’

Is het voor het lokale team de afgelopen jaren moeilijker geworden om te opereren in Egypte onder de repressieve regering van president Abdel Fatah al-Sisi?

‘We zijn heel voorzichtig met wat we publiceren in verband met censuur en kritiek. Maar zolang je in Egypte geen onderwerpen als burgerlijke vrijheden en democratie aanstipt, dan ben je oké. Ironisch genoeg ondervinden we nog de meeste censuur van Facebook. Daarnaast heeft Egypte een enorme bevolking en een groot probleem met gezinsplanning. Als daar niets aan gedaan wordt, heeft het land volgens de Egyptische Population Council in 2050 een bevolking van 150 miljoen. Het is dus in het beste belang van de regering om mensen te onderwijzen over seks en geboortebeperking. Wanneer we onszelf introduceren in Egypte, zeggen we dan ook dat we een ‘reproductive health project’ zijn. Verder zijn we vanaf dag één ‘onder de radar’ gebleven omdat je in Egypte als NGO geregistreerd moet staan en daarmee onder strenge controle valt.’

Is er kritiek op het feit dat het programma wordt aangestuurd vanuit Hilversum?

‘Het hele team dat Love Matters uitvoert zit in Egypte, maar het project wordt nog steeds vanuit Hilversum gecoördineerd. Dat is simpelweg om veiligheidsredenen. Als Love Matters een Egyptische website zou zijn, valt deze onder de mediawetgeving. De ruimte en vrijheid voor media in Egypte wordt steeds beperkter. Het is dus echt uit voorzichtigheid dat we alle media en de infrastructuur van het project in Nederland houden. We zijn ook niet geregistreerd in Egypte als een NGO, maar als een ontwikkelingsorganisatie onder een overkoepelend bedrijf in Egypte. Zij bieden ons de mogelijkheid om legaal te werken in Egypte.’

Na de Arabische Lente in 2011 en het vertrek van president Mubarak was er in Egypte veel meer openheid en publiek debat, waaronder discussie over thema’s als seksualiteit en seksuele intimidatie. Tijdens de revolutie vonden afschuwelijke maagdelijkheidstesten bij vrouwelijke demonstranten plaats door het leger in het Egyptisch museum, en aanrandingen en verkrachtingen op het Tahrirplein, maar we zagen ook de opkomst van ‘anti-harassmentgroepen’ tijdens demonstraties en in de metro. Heeft de Arabische Lente in jouw optiek een positief effect gehad op de manier waarop er over seksualiteit werd gesproken?

‘Als je, ondanks het falen van de Arabische Lente, naar de successen van de opstanden kijkt, dan kun je in het geval van de Egyptische revolutie zeggen dat er veel meer ruimte kwam om over seksuele rechten en vrouwenrechten, seksualiteit en relaties te praten. De maagdelijkheidstesten en ander geweld tegen vrouwelijke activisten, zoals Samira Ibrahim, hebben daar uiteindelijk ook aan bijgedragen. Er is heel veel gebeurd sinds we in 2014 online zijn gegaan. Het boek van Shereen El Feki Sex and the Citadel kwam uit en er verschenen platforms zoals Ahwaa, Ma3louma van OneWorld, en Raseef 22. Het Goethe-instituut startte onlangs een online platform over gender en seksualiteit, hoewel de website drie weken nadat het platform online was gegaan al werd geblokkeerd in Egypte. Al deze projecten laten zien dat er meer ruimte aan het ontstaan is om seks en seksualiteit te bespreken in de publieke ruimte.’

'Gezonde relaties zijn een gedeelde verantwoordelijkheid' (Facebookpagina Love Matters Arabic, Al-Hubb Thaqafa)

In discussies over het thema gender en seksualiteit in het Midden-Oosten en Noord-Afrika worden (westerse) noties van seksuele vrijheid soms als barometer gezien voor vooruitgang, democratie en vrijheid in de ‘Arabische wereld’. In westerse media en debatten worden seksuele taboes en gebrek aan seksuele vrijheid in de Arabische wereld vaak gekoppeld aan stereotypen over islam, religieus conservatisme, de positie van vrouwen, etc. Hoe verhoudt Love Matters zich tot het mogelijke spanningsveld tussen het doel om informatie te bieden en taboes te doorbreken aan de ene kant, en negatieve stereotypen over de Arabische wereld rondom seks en seksualiteit aan de andere kant?

‘Ik begrijp je vraag, en het is denk ik ook goed om te vragen waarom RNW Media, een Nederlandse organisatie, geïnteresseerd zou zijn in seksuele voorlichting in de MENA-regio, maar ons project wordt echt gedreven door lokale belangen. Het heeft een medische grondslag en is sterk gericht op het recht op informatie en het recht van ieder individu om lief te hebben en geliefd te zijn. We zijn niet bezig met hoe de westerse wereld seksualiteit in de Arabische wereld portretteert en om te veranderen hoe mensen in het Westen over mensen in de Arabische wereld en seksualiteit denken. Dat zijn interessante thema’s om van buitenaf te bekijken, maar de ‘gewone man’ in de Arabische wereld is daarin niet geïnteresseerd. We willen zorgen dat mensen zich gesterkt voelen, dat zij in staat zijn om over hun verlangens te communiceren met hun partner en te onderhandelen over hun relaties. Misschien is het een oriëntalistisch beeld dat er veel niet kan op het gebied van seksualiteit, want wat er in werkelijkheid gebeurt is totaal anders. Het is een feit dat de Arabische wereld een gebrek aan fatsoenlijke seksuele educatie heeft, zowel op scholen als thuis, en Love Matters probeert dat gat op te vullen.’

Een kwestie die veel internationale aandacht krijgt is de in Egypte wijdverspreide praktijk van FGM (Female Genital Mutilation). In Egypte stierf in februari nog een twaalfjarig meisje tijdens een FGM-operatie. Hoe gaat Love Matters Arabic met dit onderwerp om?

‘De timing van deze gebeurtenis kon niet slechter zijn, want 6 februari is ook de International Day of Zero Tolerance for Female Genital Mutilation. Het is een enorm probleem in Egypte. Hoewel de praktijk wettelijk is verboden, wordt het nog steeds veel gedaan. Door zowel dokters als families wordt FGM als een medische ingreep gepresenteerd die ook medische redenen zou hebben. Ons standpunt is dat FGM niet medisch is en dat niemand aan deze praktijk onderworpen zou moeten worden. Het is een verschrikkelijke misdaad en het verwondt een vrouw. We hebben hard nagedacht over hoe we dit thema zouden behandelen. Het wordt ook vaak genoemd, door zowel mannen als vrouwen, als reden voor een stukgelopen relatie. Maar ons perspectief is dat er leven is na FGM. We proberen het niet wit te wassen door te zeggen dat alles wel goed komt na een operatie. Op ons platform laten we zien dat het, zelfs als je deze vreselijke praktijk hebt ondergaan, nog steeds mogelijk is om seksueel plezier te hebben. We gebruiken ook geen nare beelden om vrouwen niet verder te traumatiseren, maar tonen bijvoorbeeld een bloem of een appel om de fysiologie van de ingreep uit te beelden. We proberen vrouwen echt hoop te geven. We hebben in het verleden ook de discussie geopend over clitorale hersteloperaties. Iemand verbonden aan de Cairo Universiteit bood deze hersteloperaties gratis aan, dus wij creëerden een platform waar vrouwen vragen konden stellen, een video van een ervaringsdeskundige konden bekijken, en in contact konden komen met andere vrouwen.’

Wat me opviel bij het zien van de content en video’s op de website en het YouTube-kanaal van Love Matters Arabic, is dat deze met name heteronormativiteit uitdragen, terwijl het project onder meer beoogt om non-heteroseksuele relaties bespreekbaar te maken. Hoe navigeren jullie tussen het doel om taboes te doorbreken en ‘low profile’ te blijven?

‘We hebben zeker ruimte op het platform voor het thema LHBTQ. We hebben een keer deelgenomen aan een IDAHOT-campagne [internationale dag tegen homofobie en transfobie, red.], en niemand heeft ons daarop afgerekend. Maar we benadrukken deze thema’s niet sterk omdat we eerst een veilige omgeving willen creëren om over een onderwerp als gender te praten. Zet ik een regenboogvlag op onze website waardoor deze mogelijk wordt geblokkeerd in Egypte, of opereer ik onder de radar en creëer ik nog steeds die ruimte? Toen het platform online kwam in 2014 zeiden sommige activisten dat we niet moedig genoeg waren. We zouden homoseksualiteit niet openlijk genoeg bespreken, of andere grenzen verleggen. Onze reactie was dat we wel meer grenzen kunnen verleggen, en veel aandacht genereren, maar dat dit ons alleen negatieve aandacht oplevert. We moeten langzaam beginnen, van binnenuit. Het klinkt vreselijk, maar vanuit redactioneel perspectief moet ik beslissen wie mijn beoogde publiek is. Ik hou er altijd rekening mee dat we te maken hebben met een enorm beperkende omgeving en massa’s jonge mensen die geen toereikende seksuele educatie hebben gehad en niet weten hoe hun lichaam werkt en wat zij voelen. Zij zijn het beweegbare midden, de massa mensen die we moeten bedienen.’

Is die meerderheid ook iets waar jullie over nadenken bij het creëren van de content, zoals video’s en afbeeldingen? Toen ik jullie filmpjes bekeek lette ik er bijvoorbeeld op of vrouwen daarin een hoofddoek droegen of niet, wat slechts in sommige filmpjes het geval was. Je kunt zeggen, we hebben het niet over religie, maar je wilt ook dat mensen zich herkennen in de content.

‘Dat is een van de kritiekpunten die we hebben gekregen, dat de grote meerderheid van de meisjes en vrouwen in Egypte een hoofddoek draagt en de vrouwen in onze video’s en afbeeldingen vaak niet. We denken er zeker over na en proberen beelden en modellen te gebruiken die er uitzien zoals wij. Wanneer we een fotoshoot doen, of een artikel publiceren met ‘tien tips voor het behandelen van je vrouw’, dan zetten we daar geen afbeeldingen van een blond meisje bij. Met ons beeldmateriaal willen we geen uniform beeld opleggen, maar allerlei uiterlijke kenmerken laten zien.’

'Zeg nee tegen seksuele intimidatie op de werkvloer' (Facebookpagina Love Matters Arabic, Al-Hubb Thaqafa)

Sarras laat het online forum zien waar gebruikers vragen kunnen stellen en wijst op een apart tabje over homoseksualiteit. In een reactie van een gebruiker staat het woord luwat voor homoseksuelen, afgeleid van de Bijbelse figuur Lot. Het brengt ons op het thema taal en de connotaties van Arabische termen rond seks en seksualiteit.

In een eerder interview met The Broker Online noemde je het Arabisch een ‘masculiene taal’ en vertelde je dat Love Matters Arabic bewust de vrouwelijke vorm van Arabische werkwoorden gebruikt, alsook de wij-vorm, om het gevoel van gemeenschap en gelijkheid uit te dragen.

‘Ja, en ook om te benadrukken dat er wat betreft seksualiteit geen afstand is tussen mij en jou. We zijn geneigd te praten over de ander, alsof wat je bespreekt niet over jezelf en over ons allemaal gaat, maar over hem of haar. Maar het gaat over ons, en onze lichamen. Verder merkten we toen we begonnen dat veel mensen zich comfortabeler voelen om Engelse termen te gebruiken wanneer zij over seksualiteit praten dan Arabische. Als je in het Engels over seksualiteit praat is dat op zich niet erg, maar je gaat het dan toch geleidelijk aan met westerse seksualiteit associëren, alsof seks iets is dat westerlingen doen, en Arabieren niet. Dus proberen we ons Arabische woorden toe te eigenen om ons comfortabeler te voelen met onze eigen taal. Dit doen we door woorden te introduceren die misschien geen onderdeel zijn van onze dagelijkse taal, maar waar mensen zich wel prettig bij voelen wanneer zij deze gebruiken.’

Sommige termen die worden gebruikt in de video’s en andere content lijken best complex. Als je een breed publiek wilt bereiken, hoe ga je dan om met de al bestaande termen, en het introduceren van nieuwe termen die ook verwarring kunnen oproepen?

‘In het geval van de gebruiker die luwat gebruikte, reageerden wij door te benadrukken dat wij dat woord niet gebruiken, en erop te wijzen dat wat hij bedoelt mithliyya jinsiyya is, een neutralere term voor homoseksualiteit. We zijn dus heel bewust bezig om het woordgebruik van mensen te veranderen. Zelfs het woord voor genot, mut‘a, is problematisch, aangezien dit de connotatie heeft van nikah al-mut‘a, het genotshuwelijk. Een ander voorbeeld is het Arabische woord voor masturbatie: istimna’. Het zou heel raar zijn om over masturbatie bij vrouwen te praten gebruikmakend van de term istimna’ – en dat is nog een aardig woord – dat verwijst naar sperma. Wij zeggen: je kunt het woord instimna’ niet gebruiken voor vrouwen, omdat vrouwen feitelijk geen sperma hebben. Dus hebben we het bij vrouwen over imta‘ al-dhat, wat zelfbevrediging betekent. Dat is geen gebruikelijke term in de Arabische wereld, maar wij staan erop om het te gebruiken.’

Creëert dat onbegrip?

‘Nee. Wanneer onze redacteuren artikelen of reacties plaatsen gebruiken we soms verschillende woorden. We laten bijvoorbeeld de Arabische term jins (seks) volgen door sks tussen haken, zoals het Engelse woord sex geschreven wordt. Of nik, een Arabisch woord voor seks dat veel in het dagelijkse taalgebruik voorkomt. We zetten deze woorden, samen met de termen die wij verkiezen, niet alleen online in om bewustzijn te creëren, maar ook om gebruikers op internet aan te trekken die verschillende zoektermen gebruiken. Voor ons is het een bijkomend voordeel wanneer iemand die wellicht op zoek was naar porno, op ons platform eindigt en daar de juiste educatie vindt.’

Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift ZemZem (jaargang 16, nr. 1 / 2020). 

Libanon: uniek land met grote uitdagingen

Vanaf Rafik Hariri International Airport (vernoemd naar de in 2005 vermoorde premier) voert de route via een zwaarbewaakte corridor door de – door Hezbollah gecontroleerde – zuidelijke buitenwijken van Beiroet. Ondanks de ingevallen duisternis is het op dit middernachtelijke tijdstip nog altijd broeierig warm. Het verkeer in deze uitgestrekte metropool is ook op dit late tijdstip chaotisch en luidruchtig. De weg is op veel plaatsen voorzien van roadblocks en crossbars, en overal staan controleposten opgesteld.

Het Franse mandaatgebied Libanon werd in 1943 officieel onafhankelijk. Van 1975 tot 1990 was Libanon in een langdurige burgeroorlog verwikkeld, met steeds wisselende allianties van bevolkingsgroepen met exotisch klinkende namen als maronieten en druzen, en met groeperingen die buitenlandse belangen behartigden. Daarbij is het kleine Libanon omgeven door strijd om de macht in de regio. Regionale grootmacht Iran, het soennitische machtsblok onder leiding van Saudi-Arabië, de Verenigde Staten, Rusland en Turkije doen allen hun invloed gelden.

18 religies

Libanon zelf telt 18 officiële religies, verdeeld over onder andere christenen (maronitisch, Melkitisch Grieks-katholiek, Grieks-orthodox, Armeens-orthodox, Armeens-katholiek, rooms-katholiek en protestants), islam (soennieten en sjiieten) en een minderheid van druzen. De Libanese bevolking is sterk verdeeld, en de Libanese christenen zijn politiek verdeeld: een deel steunt de sjiitische Hezbollah (met Iran op de achtergrond) en de pro-Syrische Amal-beweging, een ander deel steunt de soennitische minderheid, die wordt ondersteund door de Golfstaten (Saudi-Arabië).

Foto: Erik J. Prins

Joie de vivre

De miljoenenstad Beiroet is het commerciële, financiële en bancaire centrum van de regio. De agglomeratie telt niet minder dan 21 universiteiten, waaronder de prestigieuze Université Saint-Joseph, de Notre Dame Université en de American University of Beiroet. De medische zorg is van ongekend hoog niveau en de stad is het centrum van de plastische chirurgie in de Arabische wereld.

Sinds het Franse mandaat over Libanon is de stad ook een belangrijk centrum voor handel met de Franstalige wereld. Vanwege haar allure, financiële kernfunctie en de Franse flair uit de mandaatperiode werd de stad lange tijd beschouwd als het ‘Parijs van het Midden-Oosten’. Beiroet is de stad van de Libanese joie de vivre met een welhaast legendarisch en extravagant nachtleven in de wijken Gemmayzeh en Achrafiye en langs de Corniche (boulevard). Vastgoedinvesteerders uit de Golfregio en kapitaalkrachtige Libanezen laten grote torencomplexen, shopping malls en luxe appartementen verrijzen. Onbetaalbaar voor veel Libanezen, maar een bron van werkgelegenheid voor laaggeschoolde – veelal Syrische – arbeiders en straatarme Libanezen.

In het Central Business District rondom de Place des Martyrs, Place d’Etoile en nabij de Rue Damas bevindt zich de Green Line. Deze groene lijn was ten tijde van de burgeroorlog de frontline tussen de christelijke enclaves in het oosten en het islamitische west-Beiroet. Muren aan weerszijden van de straat vertonen kogelgaten en granaatinslagen en sommige panden zijn nagenoeg verwoest. Daar staat tegenover dat veel gebouwen weer in de oorspronkelijke (koloniale) stijl zijn hersteld.

Foto: Erik J. Prins

Land van de ceder

De kustlijn van Libanon, land van de ceder, telt 225 kilometer. Meer landinwaarts liggen de hoge toppen van het Libanongebergte, dat het land in tweeën deelt: de dichtbevolkte kustzone in het westen en de vruchtbare, maar bijna lege Bekaavallei in het oosten.

Libanon geldt als het ‘Monaco’ van het Midden-Oosten. Het bergachtige land is met zes skigebieden wintersportbestemming bij uitstek. Met uiterst exclusieve resorts, vooral gericht op vermogende Arabieren uit de Golfregio.

Sektarische verdeelsleutel

Met het Taif-Akkoord van 1989 werden grondwet en politiek bestel van Libanon ingrijpend gewijzigd. In Libanon wordt geen partijpolitiek in westerse zin bedreven, maar een sektarische verdeelsleutel toegepast. Dit geldt zowel voor de verdeling van zetels in het Libanese parlement als voor de verdeling van de drie Libanese politieke sleutelposities. De politieke macht ligt bij de trojka van de maronitische president, de soennitische premier en de sjiitische voorzitter van het parlement. Christenen, soennieten en druzen hebben ieder hun politieke partij. De grootste bevolkingsgroep, de sjiieten, zijn verdeeld over de pro-Syrische Amal-beweging en de door Iran gesteunde Hezbollah.

Lange tijd had buurland Syrië veel politieke invloed in Libanon. Echter, na de Syrische terugtrekking op 26 april 2005 en de internationale oproep voor Libanese autonomie, lijkt veel van die macht te zijn verdwenen.

Niet alleen de religieuze scheidslijn verdeelt de Libanese politiek. Ook de scheidslijn tussen pro- en anti-Syrië verdeelt het politieke landschap. Met name de moordaanslag op premier Rafik Hariri, de daaropvolgende terugtrekking van alle Syrische troepen uit Libanon, het VN-onderzoek naar de moordaanslag en het conflict tussen Hezbollah en Israël hebben deze scheidslijn tot de belangrijkste in de Libanese samenleving en politiek gemaakt.

Foto: Erik J. Prins

Veerkrachtig

Na een korte opleving is de toestand van de Libanese economie wederom precair te noemen. Het land heeft een excessief begrotingstekort en een duizelingwekkende staatsschuld. In vrijwel geen enkel ander land ter wereld is de staatsschuld zo uitzonderlijk hoog. De burgeroorlog in Syrië, de daaropvolgende politieke crisis en de komst van enkele miljoenen Syrische vluchtelingen hebben hun uitwerking op de Libanese economie niet gemist.

Bovenop alle problemen heeft het Libanese leger een gebrek aan materieel. Het moreel is laag, mede als gevolg van slechte beloningen en hoge risico’s. Het door Iran gesteunde Hezbollah beschikt over veel beter getrainde en bewapende manschappen dan het Libanese leger. Dit zet de verhoudingen extra op scherp. Inmiddels heeft de overwegend soennitische golfstaat Saudi-Arabië meer dan 3 miljard dollar uitgegeven in een poging het Libanese leger te versterken.

De uitdagingen waar Libanon zich voor gesteld ziet, liegen er dus niet om. Tegelijkertijd is het schitterende Libanon een van de meest bijzondere landen in het Midden-Oosten. In het verleden toonde het land zich immer veerkrachtig. Het zal zich ook nu door de problemen weten te slaan.

Crisis raakt ook kleuters in Libanon

Het Palestijnse vluchtelingenkamp Shatila ligt in het zuiden van de bruisende stad Beiroet en beslaat slechts één vierkante kilometer. Toen het kamp in 1948 werd gevestigd, was het bedoeld voor 3.000 Palestijnse vluchtelingen. Vandaag de dag wonen er meer dan 25.000 mensen. De straten zijn meestal overvol met mensen die zich langs elkaar en langs de marktkramen, vol fruit, groenten, vlees, textiel en huishoudelijke artikelen dringen. Tussendoor hoor je het toeteren van scooters, waarop jongens met adembenemende snelheid door de drukte navigeren. En je hoort het gekletter van kopjes, waarmee de koffieverkoper de aandacht trekt van mogelijke klanten.

Het kamp is een wereld op zichzelf. Zodra je de hoofdstraat verlaat, moet je je weg vinden door smalle, donkere steegjes. In de loop der jaren kon alleen in de hoogte gebouwd worden voor de groeiende bevolking. Dit betekent ook dat de appartementen beneden geen licht krijgen en vaak kampen met vochtproblemen en ruimtegebrek.

Schoon, vredig en stil

Dit is de omgeving waarin de kinderen van de Just.Childhood-kleuterschool opgroeien. De meeste leerkrachten groeiden hier ook op en wonen er nog steeds. In het midden van het kamp staat Bait al-Shams (Huis van de Zon), het eerste project van Just.Childhood. Zodra je de steile trappen hebt bedwongen en aankomt op de derde en vierde verdieping van het gebouw, bevind je je in een andere, vriendelijkere wereld; heldere, lichte ruimtes, geschilderd in warme kleuren en ingericht met simpele, kindvriendelijke meubels. Alles is er schoon en bovenal is het er vredig en stil. Een sterker contrast met de wereld buiten is niet denkbaar.

Hier huizen de drie kleutergroepen: de vogels, bijtjes en vlinders. Een team van zeven onderwijzeressen – allemaal geschoold en gecertificeerd in het vrijeschoolonderwijs – creëren een stimulerende, liefdevolle sfeer voor zestig kinderen tussen 3 en 6 jaar oud.

Bijzonder voor Shatila is de daktuin van de kleuterschool: hoog boven de huizen in het heldere zonlicht en de frisse lucht biedt de daktuin ruimte voor een natuurlijk houten klimtoestel met touwen en een grote zandbak. Een klein huisje, een schommel en liefdevol bijgehouden bloemperken maken de buitenspeelplaats af.

Foto: Reem Mohtar voor Just.Childhood

Spelenderwijs

Iedere groep heeft een vast dagritme. Door tegelijkertijd flexibel en onconventioneel te zijn, een van de vele krachten van de onderwijzeressen, maakt het team het beste van de omstandigheden. Scholen in Libanon gaan ervan uit dat kinderen bij de start van groep drie al Engels en Arabisch kunnen lezen en schrijven, en een basiskennis van rekenen hebben. Om de kinderen daarop voor te bereiden, is er dagelijks een korte les waarin ze kennismaken met deze eerste leerdoelen. Alles volgens de vrijeschoolmethode (Waldorf-onderwijs): spelenderwijs en beeldend.

Inmiddels strekken de zonnestralen van Bait al-Shams zich uit tot ver buiten de grenzen van Shatila. Het project trekt steeds meer aandacht van veel nationale en internationale bezoekers.

Iets goeds doen

Ik heb al achttien jaar een hechte relatie met Shatila en met de families die er wonen. Per toeval kwam ik er terecht. Ik was net klaar met mijn studie politicologie en werkte voor een Duitse politieke organisatie in Beiroet. Een vriend van me, een fotograaf, maakte een reportage over de twaalf Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon, en nam mij mee naar Shatila. De weekenden erna bleef ik komen, om huiswerkklassen Engels te geven en excursies buiten het kamp te organiseren. Ik had het idee iets goeds te doen, namelijk om een deel van mijn bevoorrechte leven met deze kinderen en jongeren te delend. Maar achteraf denk ik dat ik er vooral zelf iets aan had.

Daarom besloot ik om iets te gaan doen dat echt nodig en logisch was. Ik geloof dat het werken met de lokale gemeenschap het belangrijkste is. Alleen op deze manier kan iets tot stand komen dat blijvend deel uitmaakt van de gemeenschap. Maar waarom een kleuterschool?

Omdat kleuterscholen onvoldoende aanwezig zijn in het kamp. En als ze er al zijn, dan hebben ze te weinig ruimte voor spel en is de opzet erg schools. De kleuterscholen zijn in feite minischolen, zelfs voor kinderen van drie jaar. Vaak vindt er helaas ook geweld plaats, en ligt er grote academische druk op deze jonge kinderen. Ze zijn al uitgeput als ze aan school moeten beginnen en hebben geen zin meer om te leren. Het percentage van schooluitvallers is extreem hoog in de vroege jaren. Ik wist dat ik het anders wilde gaan doen met mijn team.

Foto: Reem Mohtar voor Just.Childhood

Warmte en liefde

Door het succes van het Shatila-project kreeg ik een verzoek vanuit Baalbek om een bestaande kleuterschool met 220 kinderen te gaan leiden, en om de bewezen succesvolle methoden zoals wij die gebruiken te introduceren. Het was geen gemakkelijke start, aangezien we de kleuterschool naast het Palestijnse Wavelkamp overnamen. Het omvormen van een kleuterschool die al bijna veertig jaar bestaat en zoveel kinderen en onderwijzers heeft, is een enorme opgave. Maar na het invoeren van de nieuwe benadering zagen de onderwijzers van Baalbek vrijwel meteen positieve en tastbare effecten op de kinderen.

Dit is wat onderwijzeres Marwa Adwan me vertelde, die al bijna tien jaar op deze kleuterschool werkt: ‘De Waldorf-pedagogiek heeft mij geholpen om beter met de kinderen te communiceren, en heeft de kinderen vaardigheden gegeven om zich naar andere kinderen te uiten. Door de gemengde leeftijdsgroepen kan ik de vaardigheden van de kinderen beter en dieper observeren en begrijpen, zeker bij de vijfjarigen. Toen we de voorbereidingen troffen voor deze nieuwe benadering was er vooral angst en weerstand. Maar nu zijn het warmte en liefde die de sfeer in de kleuterschool beïnvloeden.’

Voor Just.Childhood komen de grootste succesverhalen voort uit het benutten van het potentieel van ieder individu, kinderen en volwassenen. Na bijna vijf jaar professionele training zijn de onderwijzeressen van Shatila zelf trainers geworden. Zij zijn verantwoordelijk voor het trainen van de nieuwe onderwijzers in Baalbek. Ouders die in het begin van het project sceptisch waren, zijn een ‘katalysator van verandering’ geworden. Zij geloven in de waarden van dit project en brengen deze over naar andere mensen in het kamp.

Foto: Reem Mohtar voor Just.Childhood

Economische nood

Op dit moment wordt het project met een nieuwe, grote uitdaging geconfronteerd: een financiële uitdaging. De sociaaleconomische situatie in Libanon was al slecht voordat de coronacrisis de wereld overnam. Eind vorig jaar is het land in een serieuze economische crisis beland. Er is sprake van verborgen kapitaalcontrole, en een groot deel van de bevolking is zijn baan verloren of zag zijn salaris gehalveerd worden.

Door de corona-uitbraak en de complete lockdown is het publieke leven tot stilstand gekomen. Mensen kunnen nauwelijks overleven, vooral in de vluchtelingenkampen, omdat zij hun inkomen hebben verloren. De meeste mensen in de kampen kunnen zelfs basale benodigdheden niet meer kopen, aangezien de prijzen door het dak zijn gegaan als gevolg van inflatie en de dollarcrisis.

Voedselpakketten

Nu de kleuterschool in Shatila dicht is, heeft Just.Childhood de donoren gevraagd om een deel van de gelden te mogen gebruiken voor het verstrekken van voedselpakketten aan de families die aan dit project verbonden zijn. Maar die financiële middelen zijn nauwelijks genoeg. En bovendien alleen voor Shatila, niet voor het Wavelkamp in Baalbek.

Onze lokale staf heeft nauw contact met de families. Zij zien erop toe dat alle donaties terechtkomen bij de families die dit het meest nodig hebben. De namen en bedragen zijn doorgegeven aan betrouwbare winkeliers in de kampen, waar de families vervolgens zelf kunnen kiezen wat ze nodig hebben.

Just.Childhood doet dit op een maandelijkse basis, zolang de crisis voortduurt. Totdat de kleuterschool weer open kan en het publieke leven weer op gang kan komen.

Wilt u bijdragen aan de voedselhulp voor kwetsbare families in Shatila en het Wavelkamp? Doneer dan hier uw financiële bijdrage!

(Met dank aan Eveline Kokke voor de vertaling)

Qatar: klein maar invloedrijk

Langzaam komt de zon op boven het oneindige woestijngebied in het diepe zuiden van het fabelachtig rijke Golfstaatje Qatar. Ondanks het nog vroege tijdstip is de hitte overweldigend. Aan de overzijde van de azuurblauwe binnenzee Khor Al-Adaid doemt de woestijn op van het veel grotere buurland Saoedi-Arabië. Niets verraadt hier de spanningen tussen beide Golfstaten.

In het afgelopen decennium reisde ik veelvuldig door de Golfregio. Eerder dit jaar verbleef ik in het Golfstaatje Qatar, dat met 11.571 km² een van de kleinste landen in het Midden-Oosten is. Ter vergelijking: Nederland telt zo’n 42.000 km² en buurland Saoedi-Arabië is bijna 200 maal groter. In de Qatarese hoofdstad Doha sprak ik met expats, onder wie journalist Yarno Ritzen van het Al Jazeera Media Network en schrijfster Tessa Kollen.

Aardolie

In 1538 werd Qatar onderdeel van het Ottomaanse Rijk. Na de Turkse overheersing, die aan het begin van de Eerste Wereldoorlog eindigde, werd het een protectoraat van het Verenigd Koninkrijk. Daarvan werd het in 1971 onafhankelijk.

Sinds 1949 exporteert Qatar aardolie, waaraan het zijn grote rijkdom dankt. Deze rijkdom bracht een sterke immigratie op gang, die het beeld bepaalt van de huidige samenleving van Qatar. De overgrote meerderheid van de bevolking (2,88 miljoen inwoners) is uit andere landen afkomstig. Slechts een klein deel betreft Qatari. De immigranten komen voornamelijk uit India, Filipijnen, Iran, Pakistan, Jemen, Egypte en westerse landen (vooral het Verenigd Koninkrijk).

Ongekende welvaart

Doha, letterlijk de ‘grote boom’, is het economische en politieke hart van het land. De hoofdstad is gebouwd rond de Baai van Doha. De metropool beschikt over een indrukwekkende Corniche (zeeboulevard), premoderne, futuristische en kleurrijke architectuur en vele exclusieve shopping malls. Het fijnmazige en uiterst geavanceerde metrostelsel (76 kilometer) bestrijkt een groot deel van de uitgestrekte agglomeratie. Nabij Doha bevindt zich de hypermoderne internationale luchthaven, Hamad International Airport, een belangrijke hub en een van de grootste luchthavens wereldwijd.

Qatar, enkele decennia geleden nog slechts een leeg woestijngebied, beschikt met de hoofdstad Doha over een skyline van allure. Die skyline weerspiegelt de ongekende welvaart en macht van Qatar. De grootste exporteur van vloeibaar gas heeft mondiaal enorme financiële belangen in bedrijven als olie- en gasmaatschappij Shell, maar ook in bijvoorbeeld Braziliaanse koffie- en suikerconglomeraten.

Foto: Erik J. Prins

Internationale politiek

De regerende Al Thani-dynastie heeft een onevenredig grote invloed op regionale en zelfs internationale politiek. Het emiraat is zeer invloedrijk op diplomatiek, cultureel en economisch gebied. Qatar is niet alleen de thuisbasis van het wereldwijde medianetwerk Al Jazeera, maar ook van de grootste Amerikaanse legerbasis in de Arabische wereld. Qatar was een belangrijke speler tijdens de Europese financiële crisis, het is een showplace geworden voor gerenommeerde architecten, verschillende Amerikaanse universiteiten vestigden campussen in Doha en het land organiseert de FIFA World Cup 2022.

Blokkade

Medio 2017 besloot Saoedi-Arabië samen met Bahrein, Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten de handel en het transport met Qatar te blokkeren. Ze beschuldigden het land van inmenging in hun binnenlandse politiek, het steunen van terroristische organisaties en te nauwe banden met Iran, iets wat Qatar zelf altijd ontkende. De beschuldigingen zijn niet nieuw. Al decennia wordt de islamiseringsagenda van Qatar als een van de grote aanjagers van (politieke) instabiliteit in de regio beschouwd.

Saoedi-Arabië dreigde vervolgens een kanaal langs haar grens met Qatar te graven, en zo het rijke buurland te veranderen in een eiland. De plannen volgden op verscheidene maanden van oplopende diplomatieke en economische spanningen tussen beide landen.

Veerkracht

Qatar bleek onverwacht veerkrachtig. Na een aanvankelijke maatschappelijke onrust herpakte het land zich snel. Het knoopte nieuwe handelsbetrekkingen aan met andere landen in de regio, zoals Oman, Iran en Turkije. Formidabele financiële reserves en de aanwezigheid van Al Jazeera maakten dat het land zich prima staande wist te houden.

Naast Saoedi-Arabië en Iran en – in mindere mate Turkije en Egypte – is Qatar wederom een politieke en economische grootmacht in het Midden-Oosten gebleken. Het kleine oliestaatje maakt er geen geheim meer van krachtige ambities op het wereldtoneel te hebben.

Ongehoorden en Ongehoorzamen: Verhalen uit het Midden-Oosten

Het afgelopen jaar hebben de twee vrouwen van Audiocollectief Anomalie hard gewerkt aan een podcastserie die nu goed en wel klaar is voor het grote publiek. In hun serie Ongehoorden en Ongehoorzamen beloven de makers vijf afleveringen, waarin vijf landen en vijf thema’s aan bod komen. Intieme verhalen, op poëtische wijze verteld en begeleid door moderne Arabische muziek, nemen de luisteraar mee naar Syrië, Libanon, Palestina, Irak en Iran. Op een woensdagmiddag spreek ik met ze af in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam en vertellen ze honderduit over hun ambities als podcastmakers, hun band met het Midden-Oosten en de bijzondere verhalen die ze verzamelden op hun reizen. 

Opiniemakers met een missie

Maartje en Simone zijn verhalenverzamelaars met een missie: een gat opvullen in de berichtgeving over het Midden-Oosten. Hoewel er veel over het Midden-Oosten wordt gesproken, krijgen we weinig stemmen uit de regio te horen. Bovendien is het nieuws vaak veel te eentonig. Thema’s als oorlog, terrorisme en religie worden keer op keer herhaald, terwijl er nog zoveel andersoortige verhalen te vertellen zijn over de regio.

Audiocollectief Anomalie stelt zich ten doel om meertonigheid aan te brengen in het debat, door mensen aan het woord te laten in wie de gemiddelde Nederlander zich kan herkennen. ‘Wij zijn jonge opiniemakers die geëngageerde content over het Midden-Oosten willen creëren,’ legt Maartje uit. ‘Daar is ruimte voor in Nederland, en wij willen dat gat opvullen.’

Foto: Simone (Audiocollectief Anomalie)

Op een creatieve wijze willen de makers mensen betrekken bij het Midden-Oosten. Deze aanpak past bij hen en definieert bovendien hun samenwerking en vriendschap. Maartje en Simone leerden elkaar kennen toen ze voor Pakhuis de Zwijger samenwerkten aan verscheidene storytellingprojecten over thema’s gerelateerd aan het Midden-Oosten. Ze bouwden beiden voort op een fascinatie die ze al in hun studententijd ontwikkelden; Simone tijdens een periode in Libanon en Maartje in Iran. Ongehoorden en Ongehoorzamen is het eerste project dat ze als Audiocollectief Anomalie naar buiten brengen.

Tegendraadse karakters

In Ongehoorden en Ongehoorzamen willen de makers je meenemen op reis. ‘We hopen dat je meegevoerd wordt. Dat jij op die straathoek staat met ons in Tripoli, dat je daarna met ons de bergen van Koerdistan bewandelt en dat je vervolgens ook een beetje ongemakkelijk met ons in een undergroundcafé in Iran zit’, aldus Maartje.

Vanuit deze oorden krijgt de luisteraar gewone mensen met indrukwekkende verhalen te horen. Mensen die over het algemeen ongehoord blijven. ‘Het zijn verhalen waarin je je als mens kunt verplaatsen, ook al zijn ze afkomstig uit een heel andere context.’

De makers zijn op zoek gegaan naar inspirerende verhalen. Verhalen van mensen die ongehoorzaam zijn aan de status quo van hun staat, familie of gemeenschap, of aan het beeld dat wij in Nederland hebben van mensen in deze regio. ‘Alle karakters zijn op hun eigen manier op zoek ] hoe zijn hun leven willen leven. Je leert via hun verhalen iets over de context van het land waarin zij leven’, leggen ze uit.

Ze geven het voorbeeld van een negentienjarige filosofiestudente in een Syrisch vluchtelingenkamp in Libanon. Ondanks de conservatieve omgeving waarin ze opgroeit, kiest zij ervoor haar passie na te jagen. Dat inspireerde Simone en Maartje. ‘Haar ongehoorzaamheid zit ook in het feit dat haar keuzes ongehoorzaam zijn aan ons beeld bij het leven in een vluchtelingenkamp. Daar waren wij precies naar op zoek.’

Verhalenverzamelaars

Een zoektocht van verhaal naar verhaal, met als uitgangspunt dat iedereen een bijzonder verhaal te vertellen heeft. Dat is hoe Simone en Maartje hun reis door het Midden-Oosten beschrijven. De mensen die in de podcast aan het woord komen zijn dan ook divers: van een oud-werknemer van de VN-Veiligheidsraad tot een tienermeisje in een vluchtelingenkamp. ‘De verhalen zijn allemaal even belangrijk en even interessant om naar te luisteren,’ zeggen de makers.

Foto: Simone (Audiocollectief Anomalie)

Of ze ook al iets willen prijsgeven van die verzamelde verhalen? Het verhaal van Azad, een Koerdisch-Iraanse jongen die via Irak naar Syrië reisde om daar humanitaire steun te bieden en als vertaler te werken, maakte diepe indruk op Simone en Maartje. Uit solidariteit met de Koerdische kwestie verliet hij zijn familie en goede baan en ging naar een van de meest heftige oorlogsgebieden ter wereld. Hoewel Azad een extreme keuze maakte, leerden Maartje en Simone hem door de gesprekken steeds beter kennen en kwamen ze erachter dat ze veel gemeen hebben met elkaar.

‘Er zijn ontzettend veel van dat soort mooie verhalen te vertellen over het Midden-Oosten, maar je moet er wel voor openstaan. Dat hebben wij gedaan. We hopen dat de luisteraar zich ook kan verhouden tot Azad.’

Stay human

Voor Simone was het meest bijzondere aan het project dat zoveel mensen die ze tegenkwamen hun persoonlijke verhalen met hen wilden delen, zelfs wanneer het gevaarlijke onderwerpen betrof. Milad, een Palestijn uit een vluchtelingenkamp in Libanon, is daar een mooi voorbeeld van. Zijn verhaal gaat over doorzettingsvermogen, daadkracht en gemeenschapsgevoel. ‘In zijn kamp vond in 2007 een oorlog plaats. Ondanks alle gevaren besloot hij in het kamp te blijven, omdat hij als verpleger zijn gemeenschap kon helpen’, vertelt Simone. ‘Op een gegeven moment werd hij gevraagd om te komen helpen bij een spoedbevalling. Toen hij aankwam bij het huis bleek dat de vrouw die moest bevallen hoorde bij de terroristische groepering die het kamp had geïnfiltreerd. Het was een beslissend moment waarin hij moest bepalen: ga ik deze mensen, die in feite mijn vijanden zijn, helpen, of niet? Hij besloot toen om dit wel te doen en heeft het kind ter wereld gebracht, vanuit zijn motto stay human.’

Maartje vult daarop aan: ‘Je beleeft het verhaal door zijn ogen en krijgt zo een heel ander beeld van hoe oorlog beleefd kan worden. Dit is volgens ons de kracht van verhalen.’ 

Milad (foto: Simone, Audiocollectief Anomalie)

Intimiteit van podcasts

‘Het medium podcast past heel erg bij wat wij willen doen: persoonlijke verhalen dichtbij halen’, vinden de makers. ‘Wanneer je je oortjes in doet en je ogen dicht, is het bijna alsof je je daar bevindt. Alsof iemand echt tegen jou praat.’

Simone en Maartje hopen niet alleen mensen te bereiken die al geïnteresseerd zijn in het Midden-Oosten, maar ook een publiek dat weinig van het gebied weet. ‘Je kan het ook luisteren als je nog nooit in het Midden-Oosten bent geweest, of als je geen idee hebt of Libanon nu ten westen of ten oosten van Syrië ligt. Dat maakt allemaal niet uit, iedereen kan luisteren. Het is inhoudelijk, maar ook begrijpelijk. Door de kracht van de persoonlijke verhalen kan je ook als niet-kundige heel erg van deze podcast genieten.’

Lancering

Tijdens de feestelijke lancering op 16 maart in Pakhuis de Zwijger worden er fragmenten uit de podcast beluisterd, en wordt er genoten van Koerdische muziek en van verhalen van storytellers afkomstig uit het Midden-Oosten. De kracht van het delen van verhalen staat centraal tijdens de avond. Ook is er op de avond een expositie te bewonderen, met beelden die aansluiten bij de geluiden die Audiocollectief Anomalie heeft gevangen in Ongehoorden en Ongehoorzamen: Verhalen uit het Midden-Oosten.

Wil je bij de lancering zijn op 16 maart? Meld je dan nu aan! En luister nu alvast naar de teaser van de podcast.

 

Turkse wapenindustrie is geen mirakel, maar het gevolg van NAVO-beleid

Het buitenlandse en militaire beleid van Turkije wordt steeds assertiever en autonomer. Dat blijkt uit het optreden in Syrië, de levering van wapens aan Libische bondgenoten, en het belemmeren van samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO.

Het valt ook af te leiden uit de overeenkomsten voor defensiesamenwerking die president Erdoğan sluit met diverse landen, van Maleisië tot Senegal en Oekraïne, op een schaal die zelfs voor een regionale macht opmerkelijk is.

Toen Turkije in oktober 2019 Noord-Syrië binnenviel, werd veel gewezen op de Turkse wapenindustrie, die het land onafhankelijk zou maken van wapenimport. Maar hoe ver reikt nu werkelijk de militaire macht van Ankara?

Feit is dat de Turkse defensie-industrie niet moet worden overschat. De  uitbreiding daarvan is niet te danken aan miraculeuze slimheid van Ankara, maar aan een beleidskeuze van de NAVO. Wat, omgekeerd, betekent dat landen van diezelfde NAVO nu ook de middelen hebben de militaire macht van Ankara te stuiten als ze zich daar inmiddels zorgen om maken.

Wapenexporten

In 1993 onderzocht het Anti Militaristisch Onderzoeks Kollectief (AMOK) de wapenexporten naar Turkije en de ondersteuning van de Turkse strijdkrachten en defensie-industrie (gepubliceerd als De Turkije-connectie). Turkije werd destijds door de NAVO gecategoriseerd als een land met een ‘minder ontwikkelde defensie-industrie (Less Developed Defence Industry, LDDI). NAVO-landen als de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, met geavanceerdere strijdkrachten en bijbehorende bedrijfssector, voerden een beleid om deze LDDI-landen (naast Turkije ook Griekenland en Portugal) te helpen bij de opbouw van een militaire industrie. Zo staat de NAVO zelf aan de basis van de groei van de Turkse militaire industrie. Inmiddels verkoopt Ankara zijn drones aan onder andere Qatar.

Niet alleen de NAVO, ook Turkije zelf heeft aan die ontwikkeling bijgedragen. Het zette organisaties en infrastructuur op voor defensieproductie, en richtte een Ondersecretariaat voor Defensie-industrie op. Veel van de militaire industrieën die in de jaren tachtig zijn opgericht, bestaan tot op de dag van vandaag.

Defensie-uitgaven

Ook de Turkse defensie-uitgaven groeiden snel. In 1993 had Turkije 811.000 militairen en een budget van 11,2 miljard dollar, waarvan het 25,5 procent investeerde in materieel. Het defensiebudget van 2018 is bijna verdubbeld tot 22,1 miljard dollar (beide cijfers in valuta 2017), waarvan 38,6 procent wordt geïnvesteerd in aankoop van materieel (een van de hoogste percentages in de NAVO). Het aantal militairen werd teruggebracht tot 157.100.

Westerse technologie

Het creëren van een infrastructuur en het verhogen van de militaire budgetten maakt Turkije nog niet tot een onafhankelijke wapenproducent. Hoewel de Turkse autoriteiten beweren dat de Turkse defensie-industrie bepaalde voertuigen en een vliegtuig zelfstandig heeft ontwikkeld, wordt voor de productie meestal gebruik gemaakt van westerse technologie of van gepatenteerde kennis.

Vorig jaar publiceerde het Rojava Information Center een rapport over de betrokkenheid van westerse wapenbedrijven bij de opbouw van de Turkse militaire industrie. De schrijvers laten zien dat de zelfontwikkelde Altay-tank geproduceerd is met nauwe betrokkenheid van het Duitse Rheinmetall, dat al het mogelijke doet om wapenexportcontrole te ontwijken.

Het rapport vermeldt ook dat Thales-technologie wordt gebruikt voor de Turkse Göktürk-spionagesatelliet; dat Eurosam een contract is toegekend voor de capaciteitsstudie van een toekomstige Turks lucht- en raketafweersysteem (Long Range Air and Missile Defence System); en dat het Italiaanse Leonardo een recent uitgebreid dochterbedrijf in Turkije exploiteert onder de naam Selex ES Elektronik Turkey.

Het is niet gemakkelijk om een onafhankelijke wapenproducent te worden. Zo is er maar een beperkte groep landen dat zelfstandig straaljagers kan produceren (Frankrijk, Verenigde Staten, Rusland en het Verenigd Koninkrijk). Toen begin januari Turkse F-16’s opstegen vanaf vliegbasis Incirlik (als onderdeel van de gewapende confrontatie rond Idlib) waren deze voorzien van motoren van General Electric.

Turkish Aerospace Industries (TAI) co-produceert weliswaar F-16’s in zijn fabriek, maar dat betekent niet dat het complete vliegtuig met bewapening daar wordt gebouwd. TAI speelt ook een rol in de assemblage van de F-35, maar die wordt nu gehinderd door de Turkse aankoop van Russische raketafweerapparatuur. Deze aankoop bemoeilijkt de samenwerking met de Verenigde Staten, terwijl de assemblage van de F-35 nog steeds afhankelijk is van technologie uit onder andere de Verenigde Staten.

Nieuwe straaljagers

Turkije – met een militair budget dat groter is dan dat van Spanje en bijna even groot als dat van Italië – stopt hier echter niet. Het heeft ook zijn eigen straaljagerproject, de TF-X. Volgens de Turkse krant Hürriyet deed Rolls-Royce een aanbod om de motor te leveren. Maar in december werd de deal van 132 miljoen dollar opgeschort wegens meningsverschillen rondom technologieoverdracht.

Ankara heeft ook een oogje op samenwerking bij de nieuwe Britse straaljager Tempest: ‘Zweden, Japan, Italië en Turkije worden gezien als potentiële partners voor een programma waarbij de eerste vliegtuigen rond 2035 moeten vliegen’, meldde het goed geïnformeerde Defense News. Volgens Euractive is hierbij ook enige Nederlandse betrokkenheid. In hoeverre dit zal bijdragen aan de groeiende Turkse onafhankelijkheid met betrekking tot gevechtsvliegtuigen zal afhangen van de ontwikkeling van deze samenwerking.

Geen exportvergunningen

Het Verenigd Koninkrijk heeft onlangs zijn beleid ten aanzien van Turkije gewijzigd na de inval van het Turkse leger in noordoost Syrië. Het verleent ‘geen verdere uitvoervergunningen naar Turkije voor producten die mogelijk worden gebruikt bij militaire operaties in Syrië’. Dit is in overeenstemming met een EU-advies dat wordt gevolgd door een meerderheid van de lidstaten van de Europese Unie.

Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken schreef dat Turkije werd verwijderd uit de lijst van landen die onder dergelijke open vergunningen vallen.

Maar Turkije blijft een belangrijke klant voor EU-wapens. Zo heeft de Duitse overheid dit jaar al een kleine exportvergunning verstrekt.

Langetermijnbeleid

De Turkse staat en zijn krijgsmacht volgen een langetermijnbeleid om zich te ontwikkelen tot een regionale macht. Gezien het assertieve beleid in een van de meest gedestabiliseerde regio’s ter wereld kan Turkije een aantrekkelijke markt voor wapens zijn. Maar juist vanwege dat assertieve beleid en de machtsverhoudingen in de regio, is het verstandiger deze markt niet te laten voor wat hij is. Europese overheden moeten voorzichtig en bedachtzaam zijn als ze wapens verhandelen aan Turkije. Het is relatief eenvoudig om een wapenindustrie op te bouwen, zeker in vergelijking met de moeite die het kost om deze industrie vervolgens onder controle te krijgen. Maar zolang Turkije militaire technologie uit het buitenland nodig heeft, heeft datzelfde buitenland hier gelukkig zelf invloed op.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website van Stop Wapenhandel.

De signatuur van Suleiman

Hoe maak je films over een land, een volk en een geschiedenis die gekenmerkt worden door verlies en vernedering, door teleurstelling en verval? Hoe verbeeld je de Palestijnse identiteit in de uitzonderlijke omstandigheden waarin Palestijnen over de hele wereld leven? Elia Suleiman (Nazareth, 1960) heeft van de vertaling van deze vragen naar beelden zijn levenswerk gemaakt: zijn vier speelfilms hebben een volstrekt eigen signatuur.

Gezeten, gekeken en gezwegen

Wie van films houdt met een duidelijk plot en samenhangende verhaallijn, komt bij Suleiman niet aan zijn trekken. Ook liefhebbers van actie en snelheid zullen zijn werk niet waarderen. Evenmin zijn van hem activisme, politiek of stevige uitspraken te verwachten. Deze regisseur vraagt veel van zijn kijkers: geduld, aandacht en gevoel voor subtiliteit. Zijn films zijn opgebouwd uit korte scenes die ogenschijnlijk willekeurig aan elkaar gekoppeld zijn. Zijn personages zijn veelal anonieme figuranten. In die aaneenschakeling van scenes zien we het alledaagse leven van gewone mensen, dagelijkse rituelen en kleine onaanzienlijke gebeurtenissen. In Suleimans film wordt veel gezeten, gekeken en gezwegen. Sommige scenes komen meermalen terug als refreinen in een eentonig lied. Zijn vader en zijn moeder in hun kleine flat in Nazareth vormen een rode draad door zijn werk.

Onbewogen blik

Suleiman is niet alleen de scenarist en regisseur, hij figureert ook in al zijn films. Zwijgend en altijd met dezelfde melancholieke ogen en onbewogen blik observeert hij de wereld. In elke film zichtbaar wat ouder geworden, kijkt hij toe zonder een actieve rol mee te spelen of expliciet commentaar te geven. Maar de gebeurtenissen die hij bekijkt, zijn natuurlijk niet willekeurig – de scenes zijn weloverwogen geselecteerd. In een van zijn films zien we hem staan voor een muur vol keurig gerangschikte post-its, het raamwerk van een film.

Scene uit 'Time that remains' (2009).

Kroniek van dagelijks leven

De meest verhalende film in zijn oeuvre is The Time That Remains uit 2009. Suleiman blikt terug op zijn geschiedenis, te beginnen bij de capitulatie van Nazareth aan de Israëlische bezetters in 1948. Hij toont hoe zijn vader langzaam zijn strijdvaardigheid, hoop en gezondheid verliest. Suleiman is te zien als kleine jongen die als lid van de ‘Arabische minderheid’ op een Israëlische school zit, waar de kinderen een loflied zingen op de Israëlische onafhankelijkheid. Zijn moeder schrijft brieven naar de familie die is gevlucht naar Amman, en wordt oud op haar balkon met uitzicht op de Annunciatiekerk. Een buurman is zo wanhopig dat hij zich meermaals in brand probeert te steken, want “dit is geen leven”. Telkens weet Suleimans vader hem daarvan te weerhouden. Door de herhaling in de gebeurtenissen wordt ook de zelfmoordpoging een ritueel. We zien hoe het ooit zo goed onderhouden Nazareth in verval raakt, hoe de bewoners zich terugtrekken in de dagelijkse sleur. Suleimans films schrijven de kroniek van hun levens.

Knullig en onbenullig

Ondanks de melancholie valt er ook heel wat te lachen bij Suleiman. Zeker als politieagenten of militairen verschijnen – en dat gebeurt standaard in het Palestijnse dagelijks leven – slaan slapstick en absurdisme toe. Zo komt in Chronicle of a Disappearance (1996) een politiebusje met loeiende sirenes aanrijden in Oost-Jeruzalem. De deuren vliegen open, agenten rennen naar buiten, gaan op een rij tegen de muur staan pissen en vertrekken weer met loeiende sirenes. Bij deze actie verliezen ze een walkietalkie die in handen valt van een Palestijnse. Zij kan de politiewagens nu letterlijk alle hoeken van de stad laten zien. In Divine Intervention (2002) vraagt een toerist in Jeruzalem de weg aan een agent. Die weet het niet en haalt een geblinddoekte arrestant achter uit zijn bus om de route uit te leggen. Mannen in uniformen zijn knullig en doen onbenullige dingen, maar dat doen ze wel met veel vertoon, zo lijkt de boodschap.

Elia Suleiman in zijn film 'It must be heaven'.

Stilering en ballet

In Suleimans laatste film It must be heaven voeren Franse agenten op segways een ballet uit op straat. Ze denken iets op het spoor te zijn, maar geven het al snel op en vertrekken weer in formatie. Veel vaker blijkt Suleimans liefde voor stilering en ballet. Personages staan vaak in kunstzinnige opstellingen of maken bewegingen alsof ze gaan dansen. Zo rennen er regelmatig groepen met slag- of steekwapens voorbij over straat, kennelijk in achtervolging maar ook in een bepaald patroon en ritme. Ook vallen er nogal eens klappen, die echter buiten beeld blijven – geweld is hoorbaar en hoeft niet getoond te worden. Een slim gebruik van filmmuziek draagt bij aan de suggesties van dans en dreiging. Zo is schoonheid te ontdekken in alledaagse en zelfs intimiderende situaties.

Verbeelding is vrij

Van de dagelijkse sleur naar de magie van het buitengewone is voor Suleiman maar een kleine stap. De meest spectaculaire magische ingrepen zijn te zien in Divine Intervention. Een deel van deze film is gesitueerd rond het checkpoint Al Ram tussen Jeruzalem en Ramallah. We zien de verveling en de wrede willekeur van de Israëlische soldaten. Dan stapt plots een knappe jonge vrouw uit een auto. Ze loopt in de richting van het checkpoint. De soldaten zijn meteen in hoogste staat van paraatheid en sommeren haar te stoppen. Met soepele stappen loopt de vrouw echter aan hen voorbij, ze licht haar zonnebril op en kijkt hen spottend aan. De soldaten blijven verbijsterd achter en de metalen wachttoren komt met veel geraas naar beneden. De scene is duidelijk geïnspireerd door videoclips.

In zijn laatste film loopt Suleiman door een park in New York waar een vrouw met engelenvleugels haar trui uittrekt. Op haar borsten is een Palestijnse vlag geschilderd. Zij wordt achtervolgd door een groep agenten die haar ontblote lijf willen bedekken, maar als ze haar te pakken krijgen, hebben ze slechts de engelenvleugels in handen. Om de rechten en de waardigheid van Palestijnen te herstellen zijn bovennatuurlijke krachten nodig, lijkt Suleiman te zeggen. Maar tegelijk is onze verbeelding vrij om realiteiten om te draaien en op te rekken. Zo kan het gebeuren dat de regisseur met een polsstok over de afscheidingsmuur springt.

Jezus van Nazareth

De openingsscene van Suleimans laatste film (It must be heaven) is imposant en hilarisch. In de nauwe, steile straten van Nazareth is een processie zingend op weg naar de kerkpoort. De priester, gehuld in mijter en mantel van goudbrokaat, klopt aan de poort. Het wordt Pasen, de deur naar het leven (én naar de hemel) moet opengaan. Maar helaas: de deur blijft dicht en de priester moet via een zijingang naar binnen om de mannen die de deur hadden moeten openen ervan langs te geven. De scene lijkt erop te wijzen dat rituelen en liederen niet genoeg zijn om de deur naar de hemel te openen; daarvoor is ander ingrijpen en zelfs grof geweld nodig.

In deze film verlaat de regisseur vervolgens Nazareth, de toeristenwinkel en het Meer van Galilea en vertrekt, eerst naar Parijs, later naar New York. Hij blijft dezelfde onbewogen observator en ziet in het buitenland veel dingen die hem bekend voorkomen. Machtsvertoon met tanks en vliegtuigen, onbeholpen politieagenten, machtsspelletjes tussen mensen, armoede, dakloosheid en burgers die gewapend over straat lopen. Ook ver van Nazareth gaat de zoektocht naar thuis en identiteit verder. Als een taxichauffeur in de Verenigde Staten hem vraagt waar hij vandaan komt, geeft Suleiman voor één keer antwoord: “Ik ben Palestijn, ik kom uit Nazareth.” Hierop barst de taxichauffeur in schaterlachen uit en roept: ‘Karafat, Karafat’. Hij belt naar huis om te vertellen waar zijn passagier vandaan komt: “Uit Nazareth, je weet wel, van Jezus van Nazareth.”

Eigentijdse Palestijnse identiteit

Nooit komt Suleiman met een afgerond verhaal of uitgewerkte conclusie. Hij laat het aan de kijkers over om verbindingen te leggen tussen de verschillende scenes, of om genoegen te nemen met toeval en willekeur die ook in het echte leven gebeurtenissen vaak aan elkaar rijgen. Wel getuigt zijn werk van zijn grote liefde voor zijn land, zijn ouders en zijn geboortestad Nazareth. De verbeelding van een eigentijdse Palestijnse identiteit is een zoektocht die Suleiman, en met hem vele andere kunstenaars, blijft bezighouden. Tussen zijn derde en vierde film zat tien jaar; hopelijk laat een nieuwe film iets minder lang op zich wachten.

Heb je belangstelling om samen een of meer films van Elia Suleiman te bekijken en te bespreken? Neem dan contact met me op!

IDFA toont geweld én hoop in Syrië

Ik had het anders gepland als ik wat beter had nagedacht, want de documentaires The Cave en For Sama zijn emotioneel en heftig. Ook fysiek: ik voel angstzweet tijdens het kijken en heb na afloop van beide films een knoop in mijn maag. The Cave en For Sama gaan beide over de oorlog in Syrië. Niet over soldaten, niet over ISIS, maar over burgers. Beide documentaires werden getoond tijdens het IDFA.

In The Cave zien we Oost-Ghouta, dat vijf jaar lang werd belegerd. Terwijl bewoners geen kant uit kunnen, bedenken de artsen van het lokale ziekenhuis een manier om veilig te kunnen werken: een ondergrondse ruimte, the Cave, te bereiken via tunnels.

For Sama speelt zich af in Aleppo. Ook daar werden delen van de stad langdurig belegerd, en ook daar proberen artsen uit alle macht hun ziekenhuis open te houden. Intussen worden zowel Aleppo als Ghouta eindeloos en meedogenloos gebombardeerd. Na elk bombardement stromen de patiënten binnen.

Totale vernietiging

De ziekenhuizen zijn de centrale locaties van de documentaires. De filmmakers zijn niet terughoudend geweest met de beelden. Ze willen laten zien wat de Russische vliegtuigen, de vatenbommen en het gifgas van president Assad aanrichten. Gapende wonden, doden, eindeloos veel bloed. Kinderen die hun moeders verliezen, en moeders die hun kinderen verliezen. Totale vernietiging van de omgeving. In The Cave en For Sama zien we het slechtste dat mensen elkaar kunnen aandoen.

Maar ook het beste wat mensen kunnen doen, is te zien. Dat is waarom ik de films uit wilde kijken. Alle mensen die we zien leven hun droom van een vrij en democratisch Syrië. De artsen, de verplegers, de ingenieurs die de tunnel en het ondergrondse ziekenhuis bouwen, de koks en de ambulancechauffeurs. De oude ervaren chirurg in het ondergrondse ziekenhuis steunt de veel jongere vrouwelijke kinderarts als zijn teamhoofd, door dik en dun. Leeftijd, geslacht en afkomst werden onbelangrijk, en het experiment van solidariteit, dialoog en gelijkheid was een succes. Ondanks de honger, het gebrek aan medicijnen en de constante dreiging van bombardementen.

Strijd en hoop

De kracht van de documentaires zit in de hoofdpersonen, in het bijzonder twee vrouwen. Kinderarts Amani die de leiding heeft in het ziekenhuis in Ghouta, en burgerjournalist Waad die jarenlang vastlegt wat er gebeurt in het ziekenhuis van haar man in Oost-Aleppo. Waad en haar man willen een vrij land voor hun dochter en voor alle toekomstige generaties. Daarom blijven ze tot het bittere eind strijden, als journalist en als arts. Amani wil iets betekenen voor mensen. Daarom kiest ze niet voor de veiligheid van het huis en de tuin van haar ouders, maar is ze een baken voor haar collega’s en voor de kinderen die hulp krijgen in de chaos van het oorlogsziekenhuis.

Amani en Waad geven hoop. Hoop voor Syrië, hoop voor de mensheid. Zo diep als we met z’n allen gezonken zijn (want de wereld heeft het laten gebeuren en laat het nog steeds gebeuren in Idlib, Jemen en Gaza), deze vrouwen van nog geen dertig jaar oud laten niet over zich heen lopen. Ze bewaren hun menselijkheid en blijven bouwen aan hun samenleving, ook als die steeds kleiner en gevaarlijker wordt.

Amani en Waad zijn gevlucht uit Syrië. Maar hun vastberadenheid is niet minder en ze blijven zich inzetten voor Syrië. Het fijne is dat wij hen kunnen helpen.

Maak het verschil

Dr. Amani heeft een fonds opgericht om vrouwen in conflictgebieden te ondersteunen. Haar eigen rol als hoofd van het ziekenhuisteam was bepaald niet vanzelfsprekend. Ondanks de hoge nood en de oorlog hield een deel van de maatschappij vast aan het beeld dat vrouwen thuis voor het gezin moeten zorgen. Je kunt dit fonds financieel ondersteunen.

Ook is er een petitie die oproept om de waarheid boven tafel te krijgen over de mensenrechtenschendingen tegen Syrische burgers tijdens de oorlog. Er zijn geen andere beelden van de gifgasaanvallen op Ghouta in 2018, behalve de opnames die in The Cave zijn gemaakt. Deze beelden zijn een bewijs van oorlogsmisdaden. Voor de mensen die de belegering hebben meegemaakt, is het van groot belang dat de daders ooit terechtstaan. Ook wij, die buiten de conflictgebieden leven, moeten ons niet afsluiten voor oorlogsmisdaden die elders in de wereld worden gepleegd.

Waad is een campagne gestart om aandacht te vragen voor de voortdurende aanvallen op ziekenhuizen in Syrië. Het is duidelijk dat de ziekenhuizen doelwit zijn bij de bombardementen. Dat is verschrikkelijk. “Als zelfs het ziekenhuis wordt uitgeschakeld, verdwijnt de hoop bij de bevolking”, zegt Waad in For Sama.

Jouw financiële steun, handtekening, of activisme voor deze campagnes maken verschil. Voor Amani, voor Waad en voor de miljoenen andere Syrische vluchtelingen en ontheemden zijn ze een teken van steun. Voor internationale overheden en organisaties zijn ze hopelijk een drukmiddel: dit geweld en deze oorlogsvoering moeten stoppen. Zo lang dat niet gebeurt, hebben de burgers van Syrië recht op onze bescherming en hulp.

‘Pas wanneer je brein rust heeft, ben je veilig’

Volgens cijfers van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR zijn er momenteel bijna één miljoen vluchtelingen in Libanon geregistreerd, waarvan het overgrote deel uit Syrië komt. Veel organisaties, zoals UNICEF of War Child, bieden zorg en onderwijs aan vluchtelingen verspreid door het land. Dit is voornamelijk in de vorm van informeel onderwijs. In de meeste gevallen bevatten deze school- en onderwijsprojecten psychosociale hulp, vaak afgekort als PSS (psychosocial support).

Dit jaar groeide de focus op het belang van psychosociale hulp voor slachtoffers van crisissituaties aanzienlijk. Zo organiseerden Het Grote Midden Oosten Platform en Cordaid afgelopen juli de conferentie ‘Mental Health and Psycho Social Support in the Middle East and North Africa’. Dit leidde tot een rapport met een serie aanbevelingen voor ngo’s en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

In oktober organiseerde minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) de ‘Internationale Conferentie over Geestelijke Gezondheidszorg en Psychosociale Steun in Crisissituaties’. Tijdens deze conferentie werd nogmaals duidelijk dat de aandacht binnen ontwikkelingssamenwerking te lang heeft gelegen op wederopbouw, waarbij psychosociale hulp werd overschaduwd.

Maar wat is het belang van psychosociale hulp voor kinderen? Onlangs waren wij in Libanon, waar we kinderen tussen 8 en 18 jaar hebben gevraagd naar hun mening over de bestaande PSS-hulp. De namen van de kinderen in dit artikel zijn gefingeerd om hun identiteit te beschermen.

Zakenvrouw in de modewereld

Aisha (14 jaar) gaat zelfverzekerd zitten. Ze heeft een open houding en vertelt enthousiast over haar droom om zakenvrouw in de modewereld te worden. Tegelijkertijd geeft ze toe dat ze eigenlijk niet écht over de toekomst nadenkt, niet sinds de oorlog in Syrië is begonnen. Aisha komt uit Aleppo en is samen met haar ouders, zussen en broer zes jaar geleden het land ontvlucht. Ze woont pas sinds een jaar in Bourj-Hammoud, een etnisch diverse, maar ook hevig sektarische wijk in Beirut. Hoewel ze zich relatief veilig voelt waar ze woont, maakt het haar tegelijkertijd boos en verdrietig dat het zo moeilijk is voor haar broer en zussen om naar school te gaan. De subsidie voor een informele school die een groot vakkenpakket aanbood werd stopgezet. Daarna zijn ze meerdere malen afgewezen voor publieke scholen, omdat ze ‘uit Syrië komen’. Zo werd het steeds moeilijker om toegang tot onderwijs te krijgen.

Terwijl ze dit vertelt, schudt ze haar hoofd en zegt verontwaardigd: ‘School is toch een fundamenteel mensenrecht!’ Sinds februari gaat ze naar een onderwijscentrum van Mouvement Social (gesubsidieerd door de Nederlandse overheid via UNICEF), en is blij dat ze hier verder kan leren. Ze leert Engels, Arabisch, wiskunde en ‘levensvaardigheden’. Onderdeel van het laatste vak is PSS, waar Aisha positief over is. Met een lieve glimlach vertelt Aisha dat voordat ze PSS kreeg ze heel verlegen was, en absoluut niet durfde te praten over wat ze allemaal had meegemaakt. Daarnaast hielpen de sessies haar om haar droom – zakenvrouw binnen de modewereld – duidelijker te maken. Het liet haar zien dat je je dromen kunt nastreven, het gaf haar hoop voor de toekomst. De activiteiten tijdens de les, zoals rolspellen of praatsessies, leerden haar hoe belangrijk het is haar gevoelens niet op te kroppen, maar te delen. Ze legt uit dat ze zich nu beter voelt en zelfs veiliger, want ‘wanneer je brein rust heeft, dan ben je echt veilig’.

Een slachtoffer van terrorisme geeft voorlichting aan een klas in het kader van PVE (prevention of violent extremism).

Slapen zonder bang te zijn

Ook Amal (12 jaar) vertelt hoe de oorlog haar leven in Hama verwoestte. Haar huis werd gebombardeerd en ook dat van haar grootouders, die het niet overleefden. Samen met haar familie woont ze nu al vier jaar in een vluchtelingenkamp in de Bekaavallei, waar momenteel meer dan 340.000 vluchtelingen wonen). Ze is blij dat ze hier zijn, vooral omdat ze hier ’s nachts kan slapen zonder bang te hoeven zijn om gebombeerd te worden. Amal gaat naar een onderwijscentrum van de organisatie LOST, ook gesubsidieerd door UNICEF. Op school heeft ze nog geen PSS gehad; wel heeft een lokale organisatie in het vluchtelingenkamp waar ze woont een aantal PSS-sessies georganiseerd. Amal is positief over deze lessen. Ze leerde om even het verleden ’te vergeten’ en over de toekomst na te denken. Tegelijkertijd hoopt ze dat ze ook PSS op school krijgt, zodat ze nog beter kan leren hoe ze verder kan komen. Vóór de oorlog was haar grote droom om artiest te worden, maar nu niet meer. Zolang de oorlog nog niet over is, wil ze dokter worden. ‘Jullie mogen blij zijn dat er geen oorlog is in jullie land’, zegt Amal wanneer het interview afgelopen is.

Weer durven dromen

Verhalen zoals die van Aisha en Amal zijn er in veelvoud; gevoelens van woede, verdriet en onmacht komen in bijna alle gesprekken naar voren. Het is evident dat kinderen bij wie PSS wel in het lessenpakket verwerkt zit, of die op een andere manier PSS-sessies ontvingen, beduidend makkelijker hun gevoelens articuleren en zich zekerder voelen over de toekomst. Dit wordt bevestigd door de psychologen en andere hulpverleners die voor de verschillende projecten werken. Zo vertelt Alaa Kaddoura, programmabeheerder voor kinderbescherming bij URDA Lebanon, dat ze duidelijk verschil ziet in het gedrag van de kinderen aan het begin en het eind van de sessiecyclus. Kinderen zijn toegankelijker, geven aan minder angstig te zijn en lijken meer te durven dromen. In ons onderzoek komt het belang van (zowel formeel als informeel) onderwijs, in combinatie met deze PSS-sessies, duidelijk naar voren. Onderwijs biedt structuur en hoop op een betere toekomst. En, minstens zo belangrijk, een mogelijkheid om het kamp te verlaten en nieuwe vrienden te maken.

Afgelopen oktober maakte de Nederlandse overheid bekend een extra 60 miljoen euro te investeren in onderwijs in de MENA-regio, onder het motto ‘investeren in perspectief’. In de huidige onderwijsprojecten die de Nederlandse overheid binnen Libanon subsidieert, wordt het belang van PSS ook steeds duidelijker. Het basispakket dat de meeste organisatie aanbieden is BLN (Basic Literacy and Numeracy), dat in de meeste gevallen ook ‘levensvaardigheden’ bevat. Psychosociale hulp is hier een belangrijk onderdeel van. In het kader van breder onderwijs vormt PSS het begin van traumaverwerking, dat nodig is om kinderen een nieuw perspectief te bieden en zich op de toekomst te kunnen richten.

De bus komt niet meer

Hoewel het belang van PSS evident is geworden tijdens ons onderzoek, wordt ook almaar duidelijker dat er grote obstakels zijn die het voor kinderen en jongeren moeilijk maakt om mee te doen aan onderwijsprojecten. Zoals het verhaal van Aisha laat zien, vindt er structurele discriminatie plaats tegen Syrische kinderen (vooral binnen formeel onderwijs). Met name in Beiroet werd duidelijk dat het voor veel kinderen onmogelijk is een plek te bemachtigen op een publieke school.

Ook is vaak naar voren gekomen dat ‘de bus stopte met komen’. Hoewel kinderen onderwijsmogelijkheden hadden gevonden, moesten ze plots stoppen met school, simpelweg omdat de projectsubsidie werd stopgezet – vaak vanuit grote ngo’s en overheden. Voor de kinderen betekende dit dat ‘de bus niet meer kwam’, waarna ze zonder verdere uitleg of opties voor andere onderwijsmogelijkheden achterbleven. Het is een complexe situatie, waarin families afhankelijk zijn van de organisaties die onderwijs aanbieden, en de organisaties weer afhankelijk zijn van subsidiemogelijkheden.

Welkomstdans in een centrum van URDA in Arsal.

Werken in een tegelfabriek

Ahmad (11 jaar) is hier een pijnlijk voorbeeld van. Meer dan vier jaar geleden kwam zijn bus niet meer opdagen, en pas sinds twee weken gaat hij weer naar school bij een onderwijscentrum van War Child. Het was onmogelijk andere opties te vinden: er was geen plek en geen aanbod, en zijn familie had hem nodig. Ahmad werkt inmiddels al meer dan vier jaar in een tegelfabriek. Hij moet wel: zijn familie heeft geld nodig en zijn vader mag niet werken omdat hij niet de juiste documenten heeft. Natuurlijk mag Ahmad volgens de wet niet werken, maar de Libanese overheid controleert niet zo streng op kinderarbeid.

Het is een veel gehoord probleem dat kinderen moeten werken om hun familie in levensonderhoud te voorzien. Er zijn speciale programma’s voor deze werkende kinderen: ‘aangepaste-BLN’. Dit houdt in dat werkende kinderen maar twee dagdelen in de week naar school komen, zodat ze de rest van de week kunnen werken. Het lijkt een goede oplossing, maar er zijn veel kinderen die geen twee dagdelen vrij krijgen en zo helemaal niet naar school kunnen gaan. Ook zijn ze vaak uitgeput door het werk, waardoor naar school gaan een extra belasting wordt in plaats van een leermoment. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om kinderen die de oorlog ontvlucht zijn een kans te bieden op een betere toekomst.

Onderliggende problemen aanpakken

Het is duidelijk dat psychosociale hulp van cruciaal belang is voor veel vluchtelingenkinderen. Maar de focus op PSS alleen blijkt niet voldoende. Onderwijs in combinatie met PSS biedt perspectief voor de toekomst en geeft kinderen de ruimte om voorzichtig over de toekomst te dromen. Er is meer focus nodig op het überhaupt mogelijk maken van deze vorm van onderwijs voor (Syrische) vluchtelingenkinderen in Libanon. Onderliggende problemen zoals kinderarbeid, afhankelijke subsidiestromen en discriminatie zullen hiervoor moeten worden aangekaart én aangepakt.

‘Zie ik eruit als een bank?’

Vrouwen in het Midden-Oosten zijn vaak onderwerp van debat in tijdschriften, kranten en op televisie. Iedereen lijkt er een mening over te hebben – doordacht of niet. De Midden-Oosterse man fungeert in deze discussies hooguit als onderdrukker en dader, nauwelijks als een mens met eigen angsten en problemen. Weinigen realiseren zich dat het ook niet eenvoudig is om een man te zijn in het Midden-Oosten.

‘Ik word behandeld als een bank, maar zie ik eruit als een bank?’ Ik ben uit met een Koeweitse jongeman, die mij enig inzicht probeert te geven in wat er verwacht wordt van een man in mijn favoriete woestijnstaat. ‘Zij [de ex, in dit geval] wilde alleen maar businessclass vliegen, en verwachtte dat ik daar wel voor zou betalen.’ Een paar minuten eerder stond hij er nog op om de rekening te betalen, ondanks mijn aanstalten om voor mijzelf te betalen – zoals elke Nederlandse jongedame zou doen. ‘Als je niet als een bank behandeld wil worden, misschien moet je je dan ook minder als een bank gedragen’, is mijn suggestie.

Het is een vicieuze cirkel: als jij automatisch naar je beurs grijpt zodra de rekening komt, en je staat een jongedame nooit toe om te betalen, dan moet je niet verbaasd opkijken als dit verwende jongedames oplevert die verwachten dat jij voor alles betaalt.

Salaris als zakgeld

De jongeman uit dit voorbeeld is niet de enige die klaagt. Een andere Koeweitse vriend is van mening dat Koeweitse dames niets hebben om ontevreden over te zijn, omdat ze volgens de wet alle rechten in de wereld hebben. Er is inderdaad de letter van de wet, maar er is ook cultuur en traditie. Wanneer bijvoorbeeld een jong koppel in Koeweit trouwt, wordt verwacht dat de man voor het gezin zorgt. De vrouw mag zelf weten of ze gaat werken. En als ze werkt, is haar inkomen een soort zakgeld: ze kan het uitgeven waaraan ze wil, en er wordt niet verwacht dat ze met haar zelf verdiende salaris bijdraagt aan de kosten van de gezamenlijke huishouding.

Zo werkt een man omdat hij voor zijn familie moet zorgen, en een vrouw alleen omdat ze dat wil. In zo’n samenleving bepaalt het salaris van de man of hij een goede match is of niet. Als een man wil trouwen, kan hij maar beter vroeg beginnen met sparen.

Taxichauffeur, automonteur en koerier

Het is niet alleen een kwestie van financiën. Mannen worden gebruikt – en misbruikt – als taxichauffeurs, automonteurs en koeriers. Met een aan zekerheid grenzende vanzelfsprekendheid worden mannen overal naartoe gestuurd om dingen op te halen of af te geven voor moeders, zusters, tantes en nichtjes. Ik ben de tel verloren hoe vaak mannelijke vrienden op stel en sprong plannen moesten wijzigen om dingen te regelen voor vrouwelijke familieleden.

Ik heb meer kapotte auto’s en gestrande zussen gezien dan ik kan tellen op twee handen. Ik heb kleding, eten en pakketjes opgehaald, en ik heb geluisterd naar eindeloze verhalen over mannen die gordijnen moeten ophangen, televisies moeten reparen en een half dozijn zusters het hele land door moeten rijden. Ik moet de eerste man nog tegenkomen die hier nee tegen zegt. Familie gaat voor alles, en zeker voor eigen plezier. Het is niet eenvoudig om de enige man in een Arabisch gezin te zijn, zoveel weet ik inmiddels.

Mannen als tweederangsburgers

Maar een gedeelde verantwoordelijkheid, met vrouwen die bijdragen aan het huishoudinkomen, is tegelijkertijd een doos van Pandora. Aan de ene kant klagen mannen dat alles hun verantwoordelijkheid is en dat vrouwen zich dit wel heel gemakkelijk laten aanleunen. Maar aan de andere kant hebben ze kritiek op vrouwen die ‘zich gedragen als mannen’. Een van mijn vrienden, afkomstig uit een liberaler deel van de Golfregio, is een overtuigd tegenstander van feminisme en van ‘vrouwen die meer rechten willen dan mannen’. Andere vrienden uit uiteenlopende hoeken van het Midden-Oosten, hoewel niet altijd even uitgesproken, delen deze mening. En zij zijn niet allemaal aartsconversatief.

Wel hebben ze een duidelijk schrikbeeld voor ogen: een samenleving die gedomineerd wordt door vrouwen, waarin mannen tweederangsburgers zijn. De wereld op z’n kop, zeg maar. Daarbij gaan ze vrij gemakkelijk voorbij aan de hedendaagse wereld waarin elke man een beetje feminist zou moeten zijn – en zeker niet alleen in het Midden-Oosten. Wat deze mannen niet willen is duidelijk. Maar hoe dat te verenigen is met een veranderende realiteit blijft de vraag. Ook in Koeweit is de wereld in beweging. Mannen kunnen niet achterblijven.

Lucht, licht en de thermometer: een weergave van de klimaten van Caïro

Onderzoek naar steden behelst van oudsher een omschrijving van stadsontwikkeling en van de verschillende stadsdelen. Met deze ‘routine’ waarbij gebruik wordt gemaakt van vergelijkbare bronnen en cijfers, valt onderzoek vaak in herhaling. In dergelijke beschrijvingen krijgt het visuele landschap van de stad meestal de overhand en worden alternatieve mogelijkheden om de stad in beeld te brengen overschaduwd. Een alternatieve benadering benadrukt de geuren of de geluiden van een stad.

Dit artikel beoogt een portret van de Egyptische hoofdstad Caïro te schetsen aan de hand van het klimaat. Het overwegend warme klimaat speelt een relatief belangrijke rol in het leven van de mensen, vooral omdat zowel het aantal hittegolven als hun intensiteit de afgelopen decennia is toegenomen. Daarnaast kent de stad een verscheidenheid aan microklimaten die verschillende kanten belichten van het leven in de stad.

Het klimaat van Caïro, in cijfers en in proza

Caïro is gebouwd op beide oevers van de rivier de Nijl. Op de linkeroever ligt de historische kern. De diverse stadswijken belichamen grofweg de verschillende periodes in de geschiedenis van Caïro. Het gebied tussen de Citadel van Saladin en Bab Al-Nasr behoort tot Middeleeuws of islamitisch Caïro. Het op Parijs geïnspireerde Down Town maakt deel uit van het Khediviale Caïro (naar Khedive Ismail die de bouw in de negentiende eeuw lanceerde). Aan het begin van de twintigste eeuw verrezen de districten met een doorgaans bourgeois karakter zoals Heliopolis, en op de linkeroever, voorbij het eiland Gezira, Dokki met de daarbij behorende villa’s (in Giza) en in de vijftiger jaren Mohandesin. In zowel de westelijke als de oostelijke woestijngebieden rondom Caïro werden vanaf de jaren vijftig door opeenvolgende regeringen nieuwe steden gebouwd om de demografische groei bij te kunnen houden. Geen van deze geplande steden slaagde er echter in het verwachte aantal inwoners aan te trekken. In plaats daarvan werden, in de jaren tachtig en negentig, woningen gebouwd zonder officiële vergunning, op land dat dichter bij de stad lag. Deze gebieden worden informele nederzettingen genoemd, oftewel ‘ashwāyiāt, wat letterlijk ‘willekeurig’ betekent. Vandaag de dag bieden zij onderdak aan de meerderheid van de inwoners van Caïro en beslaan ze tevens het grootste deel van de stad, ondanks het feit dat ze de slechtste stedelijke voorzieningen ontvangen. In het afgelegen woestijngebied aan beide zijden van Caïro zijn particuliere compounds ontstaan, die vooral welgestelde families aantrekken.

Het klimaat van Caïro kan op verschillende manieren worden geduid. De standaardfactoren van temperatuur, vochtigheidsgraad en luchtsnelheid zijn in feite ‘objectieve factoren’, die weinig zeggen over hoe ze gezamenlijk op specifieke momenten worden ervaren, bijvoorbeeld tijdens het koken van warme maaltijden midden in de zomer. Dat betekent dat verschillende noties van ‘klimaat’ verschillende informatie geven. Het woord gaww in de Egyptische spreektaal verwijst naar het weer, maar duidt ook de sfeer en het gevoel van het moment en de plaats aan. Taqs betekent ‘weer’ in formeel taalgebruik, terwijl het woord manakh dichter in de buurt komt van ‘klimaat’ in wetenschappelijke zin. Aldus liggen de verschillende benaderingen tot het weer verankerd in haar semantische veld. Deze verschillen wijzen ook op het verband tussen de hitte en het dagelijks leven. In de spreektaal is er één term, ig-gaww, voor het klimaat en de algemene atmosfeer, in tegenstelling tot de wetenschappelijke en formele terminologie, die per definitie beperkt is tot de exacte aspecten van het klimaat, namelijk metingen en berekeningen.

Afb. 1. Gemiddelde temperaturen (lijnen) en neerslag (staven) in Amsterdam (links) en Caïro (rechts). Bron: Meteoblue, Universiteit van Basel, 2018

Van mei tot september is de luchtdruk hoog, waait de wind naar het noorden en is er een heldere lucht. Het is zomer en de gemiddelde temperatuur daalt niet onder de 22°C; de gemiddelde maximumtemperatuur in de warmste maand, juli, is 38°C (afb. 1). Vanaf oktober neemt, ondanks de hoge luchtdruk en het rustige weer, de windsnelheid af en dalen de temperaturen. De herfst duurt tot november gevolgd door de winter, wanneer de druk afneemt en de wind in zuidelijke richting waait. Er zijn meer wolken in december waardoor het wat regent en in januari bereikt de gemiddelde relatieve luchtvochtigheid 67%, het hoogste gemiddelde niveau. Het winterseizoen eindigt rond de maand februari. De lente strekt zich uit van maart tot eind april (begin mei), wanneer de luchtvochtigheid daalt tot het gemiddelde minimum van 38%, de luchtdruk stijgt en zuidelijke winden veranderen in depressies, Khamasin. Deze zuidelijke wind is vaak vol zand en stof, en kan onstuimig en beperkend zijn. Dan is alles okerkleurig en is het zicht beperkt, zoals een zanderige mist. Dit kan zich soms ook voordoen in de herfst en de winter, maar het gebeurt voornamelijk in de lente (afb. 2).

Afb. 2. Het zicht neemt af vanwege de Khamasin-wind, 5 januari 2019, 13:00 uur (Foto's: Marie Piessat)

5 januari 2019, 14:00 uur

5 januari 2019, 15:00 uur

Deze beschrijving is grotendeels gebaseerd op gestandaardiseerde metingen die zijn uitgevoerd met het oog op een eenvoudige vergelijking van het klimaat van Caïro met andere plaatsen. Het kan echter het gevoel ter plekke niet overbrengen. Proza leent zich daarentegen bijzonder goed om uitdrukking te geven aan de lichamelijke perceptie van het weer. De Franse ingenieur Julien Barois, die als algemeen secretaris van het ministerie van Openbare Werken in Egypte diende en belangrijk werk verrichtte op het gebied van irrigatie, analyseerde het weer vanuit een observatorium in Abasseyyah dat in 1868 werd opgericht. Zijn Notice sur le climat du Caire is een wetenschappelijk werk dat op een literaire manier is geschreven. Barois observeerde en verklaarde de veranderingen in temperatuur, luchtdruk, atmosferische vochtigheid, wind, enz. in tabellenreeksen, maar ook in de volgende prozaïsche bewoordingen:

‘Binnenkort zal de zomer zich aankondigen, met zijn brandende dagen, getemperd door het briesje uit het noorden, en met zijn licht afgekoelde nachten die de natuur enkele momenten van ontspanning geven in afwachting van de zon die opnieuw haar stralen in een uniform zuivere lucht zal afschieten op de aarde. Hoewel de droge hitte van de dag relatief gemakkelijk te verdragen is, en zich manifesteert zonder de snelle drukvariaties en de elektrische fenomenen die de zomer in de meeste landen van Europa vaak zo vermoeiend maken, doen de maandenlange hoge temperaturen de levensenergie verzwakken, de spieren verslappen en de geest inslapen; zij bevelen tot rust, althans tijdens de heetste uren van de dag. Niets evenaart de zuiverheid van de nacht in dit seizoen: een bijna onvoelbaar briesje  doet de bladeren bewegen, de duisternis is intens; de sterren hebben niet de glanzende schittering die ons in Europa treft door een scherpe kou of na een nacht van een hevige onweersbui, hun gloed is zachter; toch lijken de zichtbare grenzen van de sterrenhemel af te dalen in een soort oneindige diepte, alsof de aanblik gemakkelijker door de sterrenzwerm zou kunnen doordringen. En als de maan zo wit en zo stralend opkomt in deze transparante atmosfeer, wat een helderheid werpt zij dan, wat een geprononceerde en krachtige schaduwen markeert zij met haar prachtige en heldere licht. De kalmte van de dagen en de nachten, de hoge maar droge temperaturen, en de noordenwinden, dat zijn de meest opvallende fenomenen van de zomer.’

Al kan bovenstaande beschrijving verschillen van de huidige klimaatbeleving, zij schetst een beeld van het weer in Caïro zoals het destijds werd ervaren door een Europese waarnemer. Deze schrijfstijl onthult de beleving van het weer, hetgeen tegenwoordig zelden als een valide verslag wordt beschouwd in het klimatologische discours. Meteorologische studies laten over het algemeen alles buiten beschouwing wat niet fysiek meetbaar is met technologische apparatuur.

Het antropogene en antropocene stedelijke klimaat

Waar de beweging van de Nijl en haar invloed op luchtvochtigheid en mist duidelijk aanwezig zijn in deze Notice sur le climat du Caire, heeft de rivier vandaag de dag schijnbaar minder invloed op het weer. Op vergelijkbare wijze doet de geograaf Marcel Clerget in zijn proefschrift, gepubliceerd in 1936, verslag van de invloed van de Muqattam-heuvel (aan de oostelijke rand van de hoofdstad) op windsnelheid en windrichting. Tegenwoordig gaat de aandacht echter vooral uit naar luchtvervuiling, verkeer en industrie in de stad. Bebouwingsdichtheid is het belangrijkste element geworden van wat stadsfysici de ‘oppervlakteruwheid van de stad’ noemen. De gevels van gebouwen op grote boulevards lijken op ravijnen die de windsnelheid en windrichting beïnvloeden. Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw concurreren de verstedelijking en industrialisatie met de geologische krachten die van oudsher het plaatselijke weer vormgaven. Zo was de hittegolf van augustus 2015 die volgens officiële berekeningen gedurende een week 47°C bereikte, grotendeels te wijten aan antropogene factoren. Deze verschuiving van natuurlijke elementen die het klimaat beïnvloeden naar door de mens teweeggebrachte factoren, doet denken aan het zogenaamde Antropoceen. Dit neologisme duidt het geologische tijdperk aan dat volgt op het Holoceen, het tijdperk waarin we ons nu bevinden. Het wordt gekenmerkt door de onherstelbare impact van menselijk handelen op de aardse atmosfeer.

Tegenwoordig wordt het stadsklimaat van Caïro gevormd door verscheidene factoren. Ten eerste zijn de aanwezigheid van de woestijn, het reliëf, en de Nijl van blijvende invloed. Maar de stad verandert ook haar eigen klimaat. De concentratie van activiteiten, de aanwezigheid van fabrieken en het autoverkeer hebben duidelijk invloed op het lokale klimaat. Paradoxaal genoeg draagt de creatie van koele (micro-)klimaten in het hart van de stad, door het massale gebruik van airconditioners, bij aan de opwarming en vervuiling van de lucht. Luchtverontreiniging is inmiddels een wezenlijk kenmerk van Caïro en een ernstig risico voor de volksgezondheid. Volgens een studie uit 2014 sterven in Egypte jaarlijks 35.000 mensen aan de gevolgen van luchtvervuiling. Een recent rapport klasseert Caïro bovenaan de ranglijst van meest vervuilde steden, met een bijna twaalf keer hogere concentratie fijnstof in de lucht dan de Wereldgezondheidsorganisatie veilig acht. De stedelijke dichtheid veroorzaakt een verandering in temperatuur. Typisch stedelijke materialen als asfalt en beton hebben een laag albedo, wat betekent dat ze weinig zonlicht reflecteren; ze slaan de warmte op en geleiden deze. Gebrek aan windcirculatie zorgt voor hittestagnatie, en daarmee voor stedelijke warmte-eilanden, kenmerkend voor een stadsklimaat.

Socio-thermische cartografie

Een van de manieren om het stedelijk klimaat in kaart te brengen, is door gebruikmaking van satellietbeelden die de temperatuur van het landoppervlak weergeven met behulp van teledetectietechnieken (afb. 3). Wanneer we een luchtfoto van Caïro vergelijken met het satellietbeeld dan zien we dat gebieden waar de warmte het grootst is, overeenkomen met gebieden die het dichtst bebouwd zijn. Caïro is zeer sociaal gesegregeerd. In de dichtbebouwde gebieden wonen overwegend mensen met een relatief laag inkomen; deze overlappen met de ‘ashwayiat. De zones die in blauw op het satellietbeeld verschijnen, zijn woonwijken van de hogere middenklasse, zoals Mohandesin, of het luxueuze Maadi. Gebouwen zijn hier lager en de straten zijn breder. Bomen en parken bieden ademruimte in het stadsweefsel, wat bijdraagt aan de matiging van het microklimaat.

Afb. 3. Oppervlaktetermperatuur op land van de bebouwde gebieden van Caïro. De meest dichtbebouwde gebieden bereiken de hoogste temperaturen (zomer 2018) (Pierre Le Fur, Dalila Ghodbane)

Afbeelding 3 toont de thermische structuur op stadsschaal. Het satellietbeeld werpt licht op de verscheidenheid van microklimaten, in overeenstemming met de bouwstructuur, en onthult zo de ongelijkheden in hoe mensen het klimaat van de stad ervaren. Om die reden geven sommigen de voorkeur aan de term stedelijke hitte-archipel, in overeenstemming met de verscheidenheid aan naast elkaar bestaande microklimaten, in plaats van te spreken van een homogeen stedelijk warmte-eiland.

De stad Caïro, omringd door woestijn, heeft zich sinds de jaren vijftig uitgebreid naar de droge marges rond het stadscentrum om zo de landbouwgronden van de Nijlvallei te beschermen tegen de gevolgen van verstedelijking. De meest aantrekkelijke locaties vanuit maatschappelijk oogpunt bevinden zich in de verre buitenwijken zonder verkeersdrukte of krappe leefomstandigheden, waar de lucht overdag warmer is, maar ook schoner. De afstand veronderstelt de creatie van een microklimaat passend bij de hedendaagse levensstijl in een locatie die a priori onherbergzaam is. Hoewel er veel architectonische oplossingen zijn om het woestijnklimaat leefbaar te maken, ontwerpen architecten, vaak beperkt door de planning van de aannemers, zelden meer dan een airconditioningsysteem en spouwmuren. Toch leent de omgeving van een compound zich beter voor het reguleren van warmte dankzij de lage bebouwingsdichtheid en de aanwezigheid van beplanting.

Het stadscentrum is daarentegen overgeleverd aan problemen met infrastructuur en overbevolking, kenmerken die de antithese van de leefbare stad belichamen. Dit gaat gepaard met een discours dat de stad afschildert als het toneel van geweld: criminaliteit, immoreel gedrag, natuurrampen, verkeersdrukte, als ook een ongezonde promiscuïteit die gerelateerd zou zijn aan bevolkingsdichtheid, enzovoorts. De meest recente overheidsmaatregel die deze stigmatisering goed illustreert, is de ministeriële verordening om gebouwen met rode bakstenen gevels te schilderen. Natuurlijk bevinden deze gebouwen zich over het algemeen in de armste wijken. Het woord zahma, menigte, beschrijft het hectische tumult van de stad, en dat is nu precies wat mensen proberen te ontvluchten wanneer ze besluiten zich in de woestijn te vestigen. Dus zowel het thermische als het maatschappelijke klimaat maken de stad onherbergzaam. Deze status quo stimuleert de beweging naar de periferie. Inwoners van Caïro zijn niet gelijk als het gaat om hun mogelijkheden ten aanzien van het stadsklimaat. Dus men kan ongelijkheden zichtbaar maken door de lens van het microklimaat, of een aangenaam microklimaat creëren.

Thermische invloeden

Gebrek aan brandstof zorgt er in Cairo voor dat huishoudens slecht in staat zijn zich te weren tegen extreme hitte. Het thermisch comfort in woningen is afhankelijk van elektronische apparatuur met hoog energieverbruik, zelfs als slechts 12,7% van de stedelijke huishoudens in 2014 voorzien was van airconditioning. Gezinnen met een gemiddeld inkomen, waarvan het gemiddelde maandelijks verbruik wordt geschat op 215 kWh (ongeveer 400 kWh in Europa), zagen hun maandelijkse elektriciteitsrekeningen stijgen van 23 naar 79 Egyptische pond tussen 2013 en 2017, terwijl de valuta de helft van zijn waarde verloor in 2016. Het vooruitzicht van de afschaffing van energiesubsidies maakt het zoeken naar alternatieve oplossingen noodzakelijk. Zo zouden bestaande gebouwen kunnen worden aangepast door thermische isolatie en zonwering te installeren. Maar oplossingen om oververhitting tegen te gaan hebben zelden prioriteit als het gaat om huishoudelijke uitgaven.

De mogelijkheid om zelf een microklimaat te creëren is afhankelijk van de beschikbare middelen. De mate van agency die mensen hebben om hun thermische omgeving vorm te geven en te beheersen, is afhankelijk van verschillende factoren. Zelfs al beheerst de hitte het leven van elke inwoner van Caïro, de mate waarin dit gebeurt is afhankelijk van de vraag of iemand in een rijke compound of in een volkswijk woont. Als we rekening houden met de verschillende klimaatrealiteiten op het niveau van gebouwen en buurten, dan kunnen we milieuongelijkheden beter begrijpen in hun context, bijvoorbeeld door te kijken naar veranderingen en aanpassingen in de huiselijke sfeer.

Dit beknopte overzicht van de thermische omgeving van Caïro, van meteorologische data tot de tastbare gevolgen van de door de mens veroorzaakte stedelijke microklimaten, beoogt het begrip ‘klimaat’ te heroverwegen. De combinatie van verschillende manieren om de stad en haar klimaat te beschrijven en te onderzoeken blijkt daarbij uiterst relevant. De complexe relaties tussen de materiële, perceptuele en maatschappelijke dimensies van het thermische leven zijn tevens handvatten om klimaatproblemen in hun specifieke context te identificeren en passende maatregelen te formuleren om ze op te lossen.

Uit het Engels vertaald door Isabel de Kanter. Dit artikel verscheen eerder (incl. bronvermeldingen en eindnoten) in het tijdschrift ZemZem (jaargang 15, nr. 1 / 2019). 

‘Als we niet werken aan de volgende generatie, groeien ze op vol geweld en agressie’

‘I feel overwhelmed by hopelessness. I just can’t see any light at the end of all this darkness. I know I have to fight this awful despair I’m in, but I find it hard to care about anything. (…) I walk around the city with a broken soul, looking at all the other broken souls passing by. Each pair of eyes tells a different story, a different struggle.’
(Samer,
The Raqqa diaries: escape from ‘Islamic State’)

Samer is een 24-jarige jongen uit Raqqa, Syrië. In 2014 riep IS zijn stad uit tot hoofdstad van het kalifaat. Samer hield in die periode een dagboek bij, waarin hij het schrikbewind van IS en het dagelijkse leven in een bezette stad beschrijft. Hij vertelt over zijn vastberadenheid om te blijven leven, maar ook zijn sluimerende wanhoop en het groeiende besef dat hij hier niet kan blijven. Zijn angsten, zijn machteloosheid, zijn verdriet.

Als een samenleving jarenlang geteisterd wordt door oorlog, geweld en onderdrukking, dan is het niet meer dan logisch dat humanitaire steun niet alleen bestaat uit eten, een dak boven je hoofd en medische verzorging voor lijf en leden, maar ook uit zorg voor de geestelijke toestand van mensen. Als miljoenen mensen huis en haard moeten verlaten, als duizenden mensen hun naasten verliezen, dan moet er aandacht zijn voor hun psychische gezondheid.

Toch is mental health and psychosocial support, zoals het in de wereld van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp wordt genoemd, vaak een ondergeschoven kindje. In de aandacht die het krijgt in het politieke en publieke debat, bijvoorbeeld over ‘opvang in de regio’. Maar ook in budgetten, in keiharde euro’s en dollars.

Dit leerde ik onlangs bij een conferentie over psychosociale zorg in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, georganiseerd door Cordaid en Het Grote Midden Oosten Platform. Een belangwekkend thema, zo werd wel duidelijk.

Post-traumatische stressstoornis

Terugkomend op de keiharde euro’s en dollars: verreweg het grootste deel van het gezondheidsbudget binnen de ontwikkelingssamenwerking wordt besteed aan de bestrijding van hiv, en aan de gezondheid van moeder en kind. Daarna volgen de budgetten voor de bestrijding van malaria, van tuberculose en van andere infectieziekten. Ergens onderaan bungelt het budget voor geestelijke gezondheidszorg.

Tegelijkertijd zijn psychosociale problemen wereldwijd aan de orde van de dag. Met een indrukwekkende hoeveelheid cijfers en grafieken schetst Joop de Jong, emeritus hoogleraar culturele en internationale psychiatrie, een pijnlijk beeld. Depressie is de op twee na belangrijkste oorzaak van de zogeheten disability-adjusted life years: het aantal jaren waarin mensen leven in ziekte, of dat verloren gaat door vroegtijdige sterfte. Meer dan 20 procent van mensen in crisisgebieden kampt met geestelijke aandoeningen. Vaak sleept men deze problematiek jarenlang met zich mee. Zo’n 30 procent van de Syrische vluchtelingen in Europa kampt met depressies. Nog eens 30 procent heeft een post-traumatische stressstoornis.

Joop de Jong

Voor al deze mensen is nauwelijks goede zorg en hulpverlening beschikbaar. Men spreekt in dit verband van een treatment gap. Die kloof wordt duidelijk met een afbeelding van de wereldkaart: de regio’s met het meeste politiek geweld zijn ook precies de regio’s met relatief de minste hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg (psychiaters, psychologen, verpleegkundigen en sociaal werkers). ‘We leveren slecht werk’, besluit Joop de Jong. ‘Als dit de situatie zou zijn voor tuberculose of hiv, zouden we het niet accepteren.’

Agressie en geweld

Een dag lang spreken deskundigen in het Haagse Humanity House over psychosociale hulp in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het gaat vandaag over de geestelijke noden van veel mensen in een regio die geteisterd wordt door geweld en onderdrukking. Zo is er het verhaal van de meer dan vijf miljoen ontheemden en terugkeerders in het noorden van Irak, die op de vlucht sloegen voor het geweld van IS. Ontwikkelingsorganisatie Cordaid voert verschillende programma’s uit in die regio, waarmee ze medische basiszorg biedt aan duizenden mensen, vooral jezidi’s en christenen.

In het begin boden deze programma’s nog geen psychosociale zorg, vertelt Hala Sabah Jameel me de dag na de conferentie. Als health program manager coördineert zij de gezondheidsprogramma’s van Cordaid in Irak. Ze heeft er een paar drukke dagen in Nederland op zitten, met niet alleen de conferentie maar ook besprekingen met onder anderen Tweede Kamerleden. Ze vertelt hoe ze in Seje, een dorp in het noorden van Irak, onder de ontheemde jezidi’s veel meisjes zag, van een jaar of 15, met één, twee en soms zelfs drie kinderen. Ze sprak met de vaders en vroeg hen waarom zij hun dochters niet naar school stuurden. Geld bleek het probleem te zijn. ‘Ze hebben geen huis, geen baan, geen geld. Alleen al voor het vervoer naar school moeten ze 25 dollar per kind betalen.’ Hala werd geconfronteerd met de uitzichtloze situatie van de jonge vrouwen, en de wanhoop bij de vaders.

Tegelijkertijd zag ze veel agressie en geweld, vertelt ze. ‘Vaders waren agressief omdat ze geen werk hadden, hun eigen kinderen niet konden onderhouden.’ Vaak zijn de moeders het slachtoffer van dit huiselijk geweld. En natuurlijk de kinderen, die opgroeien in een gewelddadige omgeving. ‘Ook de kinderen zijn erg agressief. Ze weten niet eens hoe ze rustig moeten spelen.’

Hala stelde bij Cordaid voor om mentale hulpverlening op te zetten voor deze mensen. Dat begon met een jonge sociaal werker, die in de wachtruimte van de medische kliniek een praatje maakte met de wachtende mensen. ‘Zij is jezidi, dus spreekt ze de taal. Daardoor vertrouwen mensen haar en vertellen ze wat hen dwars zit.’ De sociaal werker biedt niet alleen een luisterend oor, maar organiseert ook creatieve activiteiten voor jonge vrouwen en kinderen. ‘We hebben kleurboeken voor de kinderen, en delen notitieboekjes uit waarin mensen hun herinneringen kunnen opschrijven. Ook liggen er boeken die ze kunnen lezen of mee naar huis kunnen nemen, en er is een televisie waarop we korte filmpjes laten zien. Vaak gaan die over verhalen van anderen. Daarmee laten we hen zien dat ze niet alleen zijn, dat er veel meer mensen zijn zoals zij.’

Hala Sabah Jameel (Foto: Mickael Franci / Cordaid)

Nieuwe generatie

In zekere zin is Hala zelf ook een van hen. In 2004 vluchtte zij uit haar geboortestad Bagdad naar het veiligere Erbil, in het noorden van Irak. ‘In die tijd werden kinderen ontvoerd. Dat overkwam twee vriendjes van mijn zoon, mijn zoon zou zeker de volgende zijn.’ In Bagdad overleed haar man plotseling. Hala bleef over met drie jonge kinderen, en verhuisde naar haar familie, die in Jordanië woonde. Ze kreeg de mogelijkheid om een nieuw leven op te bouwen in de Verenigde Staten, maar besloot terug te keren naar Erbil. ‘Voor de derde keer moest ik helemaal opnieuw beginnen. Ik had geen huis, geen baan, helemaal niets. Nog niets eens een lepel.’ Ze weet hoe het is om alles achter je te laten en in een nieuwe omgeving opnieuw te moeten beginnen. Dat helpt haar in haar werk. ‘Ze vertrouwen mij. Ze weten dat ik hen goed begrijp. Ik ben immers ook door dat proces van displacement gegaan.’

Inmiddels is het programma van Cordaid uitgebreid. Er is een aparte afdeling voor mental health and psychosocial support ingericht in de kliniek, en eens in de week houdt een psychiater spreekuur. Onlangs publiceerde Cordaid een prachtig artikel hierover, inclusief mini-documentaire. Zeker het lezen en kijken waard.

Ik praat erover door met Hala, die rustig maar vastberaden uitlegt waarom het zo belangrijk is om te investeren in de geestelijke gezondheid van al deze mensen. Ze maakt zich vooral zorgen over de nieuwe generatie: de duizenden kinderen die zoveel geweld hebben meegemaakt in hun nog jonge levens. ‘Ik zie het aan de manier waarop ze spelen. Ze maken geweren van hout en schieten op elkaar. Allahu akbar, roepen ze daarbij. Ze zijn gehersenspoeld. Als we niet werken aan deze generatie, groeien ze op als criminelen, vol geweld en agressie van binnen.’

Foto: Mickael Franci / Cordaid

Waar te beginnen?

Dit besef is ook doorgedrongen bij Nederlandse politici en beleidsmakers. In haar beleidsnota pleit minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) voor meer aandacht voor psychosociale zorg, met name voor getraumatiseerde vluchtelingen. Onlangs presenteerde ze het plan voor een internationale pool van experts, die binnen 24 tot 72 uur wereldwijd bij crises kunnen worden ingevlogen om acute psyosociale zorg te verlenen en organiseren. Daarnaast moeten medewerkers en vrijwilligers van onder meer het Rode Kruis worden getraind om ook psychosociale basisondersteuning te kunnen geven. Kaag vindt deze zorg ‘net zo belangrijk als voedsel en water’, zei ze onlangs in een praatprogramma. ‘Niets doen is absoluut een recept voor toekomstige rampen in mensenlevens.’

Natuurlijk heeft de minister gelijk. En het klinkt verstandig om niet allerlei nieuwe programma’s en initiatieven op te tuigen, maar om de bestaande hulpprogramma’s uit te breiden. Tegelijkertijd werd in datzelfde praatprogramma het terechte punt gemaakt dat het hier om een immens vraagstuk gaat. De vele oorlogen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de decennialange onderdrukking door dictators en autoritaire regimes, de grote schaal van huiselijk geweld en gender based violence, de gruweldaden van IS… grote aantallen mannen, vrouwen en kinderen zijn geestelijk beschadigd geraakt en hebben trauma’s opgelopen. Waar te beginnen?

Collectieve hulp

In ieder geval niet bij nul. Er is vele jaren ervaring met psychosociale hulp in conflictgebieden en er is veel onderzoek gedaan. Tijdens de conferentie gidst Joop de Jong ons door de (wetenschappelijke) kennis over mental health and psychosocial support in uiteenlopende gebieden in de wereld. Hij schetst de contouren van een algemeen model voor MHPSS, met een lijstje van principes en criteria, geïllustreerd met anekdotes uit zijn ervaring met onderzoek en praktijk in landen als Oeganda, Cambodja en Burundi. Zijn verhaal is theoretisch en empirisch onderbouwd, en biedt tegelijkertijd voer voor discussie. In hoeverre is zo’n algemeen model toepasbaar in specifieke contexten in het Midden-Oosten of Noord-Afrika? En heeft hij met dit model voldoende oog voor de (politieke en economische) ontwikkelingen die aan de basis liggen van grootschalige psychische problematiek?

In zijn verhaal benadrukt De Jong het perspectief van het collectief. Hij spreekt nadrukkelijk over public mental health, gericht op een populatie of gemeenschap, niet op een individu. Dat zet me aan het denken. Ik realiseer me dat trauma niet alleen een individueel fenomeen is, waarvoor één-op-éénbegeleiding nodig is met vele sessies en therapieën. Bij zo’n benadering is inderdaad de vraag legitiem: waar te beginnen? Maar hier hebben we het over collectieve en ook lichtere vormen van psychosociale zorg, aan grote groepen mensen. Interventies gericht op hele gemeenschappen om, in de woorden van Joop de Jong, ‘het sociale weefsel te herstellen’ en ‘mensen te remoraliseren’.

Stigma

‘In mijn werk kom ik continu mental health issues tegen. Of het nu humanitaire hulp is, of projecten rondom gender based violence of community leadership, mensen geven steeds aan bang te zijn, en getraumatiseerd. Het is een terugkerend thema.’ Ook in Libië ziet Inas Miloud de collectieve schaal waarop psychische nood zich manifesteert. Als activiste van de Tamazight Women Movement maakt zij zich hard voor de positie en rechten van vrouwen en minderheden in Libië. Ze is een van de sprekers tijdens de conferentie, en de dag erna praat ik verder met haar. Ze is duidelijk gewend om te spreken over deze thema’s – onlangs sprak ze nog de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties toe. Maar de emotie is niet ver weg wanneer ze vertelt. Het gaat hier immers ook om haar eigen leven, en dat van haar familie en gemeenschap, in een land dat na decennia van dictatuur in een nieuwe cyclus van oorlog en geweld is geraakt.

Inas Miloud (links)

De nood voor psychosociale zorg is hoog in Libië, vertelt Inas. Tegelijkertijd is de situatie moeilijk omdat het conflict blijft voortduren. En er heerst een groot stigma op psychische problemen, legt ze uit. ‘Van mensen die getraumatiseerd of depressief zijn, wordt gedacht dat ze niet normaal zijn. Ze zijn gek of bezeten. Dat heeft ook een grote sociale impact: als je als vrouw depressief bent, vind je moeilijk een huwelijkspartner. Mensen denken namelijk dat je jouw “ziekte” zult doorgeven aan je kinderen.’

Ook in het gesprek met Hala uit Irak komt dit stigma ter sprake. ‘Als je in Irak naar een kliniek voor psychische zorg gaat, denkt iedereen dat je gek bent. Niemand gaat naar zo’n plek.’ Daarom is in het Cordaid-programma de psychosociale zorg geïntegreerd in de algemene gezondheidszorgprojecten. De afdeling voor psychosociale zorg bevindt zich in de kliniek voor reguliere gezondheidszorg. ‘Het is heel normaal voor mensen om daarheen te gaan. Niemand zal hen raar aankijken. Uiteindelijk signaleren we daar 80 tot 90 procent van de casussen van gender based violence en psychosociale zorg.’

Volgens Inas komt het stigma deels voort uit onwetendheid. ‘Mensen weten niet wat het is, deze psychische problematiek. Ook begrijpen en herkennen veel mensen de symptomen niet. Zo komt het vaak voor dat een jongere depressief is, maar de familie zich dat niet realiseert. En dus ook niet de steun geeft die die persoon nodig heeft. De familie denkt vaak dat hun kind lui is, of chagrijnig.’

Lokale trainingen

Deze onwetendheid is een van de redenen voor Cordaid om in het project in Irak ook mensen voor te lichten over deze thema’s. ‘We trainen de staf in de gezondheidskliniek, zodat zij mensen kunnen doorverwijzen naar de sociaal werker’, zegt Hala. ‘Dit geldt voor iedereen die met patiënten in aanraking komt. De verplegers, maar ook de mensen achter de balie. Zij verlenen zelf geen psychosociale hulp, maar kunnen wel inschatten of iemand hulp nodig heeft.’

Ook worden jonge vrijwilligers uit de lokale gemeenschap zelf getraind, en gaat Hala in gesprek met community leaders, zoals de burgemeester van het dorp, de lokale priester en leerkrachten. ‘We kunnen niet voor altijd blijven, dus de lokale gemeenschap is belangrijk voor ons. Met hen gaan we in gesprek over de situatie van de gemeenschap en hun behoeften. Op een indirecte manier adviseren we hen hoe zij hun mensen kunnen ondersteunen.’

Foto: Mickael Franci / Cordaid

Hiermee moeten de inspanningen van Hala en haar collega’s een duurzaam karakter krijgen. Ook door bijvoorbeeld te investeren in sociaal werkers op de scholen in de regio, die met de kinderen in de klas werken aan hun geestelijke weerbaarheid en gezondheid. Maar de verkokering van de ontwikkelingssamenwerking en van de budgetten van donoren maakt dit soort investeringen moeilijk, legt Hala uit. ‘Mijn projecten vallen onder het thema ‘gezondheid’, maar de inzet van sociaal werkers op scholen wordt onder ‘onderwijs’ geschaard. Daardoor kan ik mijn budget niet daarvoor gebruiken.’

Trauma als politiek instrument

Daarmee komen we op een interessante vraag: zien we psychische problematiek, trauma en depressie niet teveel als geïsoleerde fenomenen? Als betreurenswaardige maar onvermijdelijke gevolgen van geweld en onderdrukking? Trauma ontstaat niet vanzelf, dus is het niet raadzaam om niet alleen de symptomen te bestrijden, maar ook de oorzaken aan te pakken? Zeker als je bedenkt dat het op grote schaal traumatiseren van mensen een politiek instrument kan zijn in handen van regimes die hun eigen bevolking onderdrukken.

Dit is het perspectief dat dr. Vivienne Matthies-Boon ons biedt. Als universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam doet zij onderzoek naar trauma in een politieke context, met name in Egypte. Haar boodschap is dat in landen als Egypte regimes trauma en voortdurende stress als instrument gebruiken om revoluties in de kiem te smoren, en om burgers uit te sluiten van deelname aan het politieke proces en het democratische gesprek.

Stelselmatige bedreiging, intimidatie, mishandeling en marteling, en het tegen elkaar opzetten van bevolkingsgroepen, zorgen voor constante stress en angst. Mensen zijn vooral bezig om te overleven, iedere dag weer, en komen niet eens toe aan nadenken over het politieke systeem, of over al dan niet meedemonstreren voor de eerbiediging van hun rechten.

Vivienne Matthies-Boon

In haar onderzoek interviewde Vivienne slachtoffers van opsluiting en marteling. Hun huiveringwekkende getuigenissen maken de angst bijna invoelbaar. De verhalen van deze jonge slachtoffers laten zien wat stelselmatige arrestaties, mishandeling en marteling met mensen doen. Ze breken. Mensen worden onverschillig, apathisch soms. Ze raken verdoofd, trekken zich terug, lijken zich minder te bekommeren om de wereld om hen heen. Dit is bruut machtsvertoon, dat laat zien wie de baas is. Mensen worden er hopeloos en moedeloos van.

Interessant aan haar verhaal is dat ze trauma hiermee uit het strikt medische of sociale domein haalt. In de context van een regime als dat van al-Sisi is collectief trauma keiharde politiek. Dit gaat over het doelbewust traumatiseren van mensen en het veroorzaken van continue stress, om zo mensen politiek te demobiliseren en revolutionaire bewegingen de kop in te drukken. Vivienne spreekt van een ‘politieke depressie’: jonge generaties raken gedesillusioneerd in politiek, in hun strijd voor vrijheid en de rechtsstaat. Ze trekken zich terug uit het politieke domein en richten zich op die dingen waar ze wel (enige) invloed op hebben: een huis, werk, familie.

Geen stem hebben

Dit gebeurt niet alleen in Egypte. Inas Moulid herkent deze patronen in haar eigen land, Libië. Ze vertelt hoe in de tijd van Khaddafi de Libiërs steeds opnieuw in stressvolle situaties werden gebracht. ‘Mensen dreigden hun baan te verliezen, de voedselprijzen gingen ineens omhoog, of de brandstofprijzen. Ze leefden iedere dag met het gevoel dat er iets kon gebeuren. Daardoor maakten ze zich niet druk om democratie of vrijheid. Ze moesten overleven. Op deze manier werden mensen buitengesloten van de politieke conversatie.’

Jezelf proberen af te sluiten van de ellende om je heen is een coping-mechanisme, weet Inas. ‘Ik kijk bijvoorbeeld niet meer naar het nieuws. Voor mij, en voor veel Libiërs, is dat een traumatische ervaring. Het haalt herinneringen naar boven waar ik niet aan wil denken.’

Minderheden, zoals de Amazigh in Libië, zijn hierbij extra kwetsbaar, weet Inas. Zo was het in Libië tot 2011 verboden om in het openbaar Tamazight te spreken. ‘Moet je je voorstellen: dit is de enige taal die je als kind spreekt, en dan is het verboden. Het geeft je het idee dat je geen stem hebt.’

Geëmotioneerd geeft ze het voorbeeld van haar jongere broertje, die op zijn zesde opeens stopte met praten. Door de oorlog was hij zijn taal gaan associëren met de revolutie, met geweld. Pas toen hij op school Arabisch leerde, begon hij weer te praten. ‘Hij dacht dat als hij Tamazight zou spreken, er iemand gewond zou raken of dood zou gaan.’

Foto: Mickael Franci / Cordaid

De voortdurende gewapende strijd in Libië zorgt ervoor dat voor veel Libiërs trauma op trauma wordt gestapeld. Toch wil Inas afsluiten met een optimistische noot. Volgens haar is mental health and psychosocial support veel meer dan de traditionele gang naar een therapeut. Het gaat ook om hechte gemeenschappen, waarin gezamenlijke activiteiten worden ondernemen, tradities en rituelen in ere worden gehouden, en families oog hebben voor elkaar. ‘Ik denk dat mensen dit soort activiteiten onderschatten. Dit zijn praktische dingen die we kunnen doen: plekken beschikbaar stellen, niet voor psychosociale zorg alleen, maar ook voor recreatieve activiteiten, voor de lokale gemeenschap. Dat zorgt voor meer cohesie en onderlinge steun, en dat is wat mensen nodig hebben. Zo creëren we een gezonde omgeving waarin mensen kunnen zijn wie ze willen zijn.’

Moedige initiatieven

Het is goed en nodig dat psychosociale zorg in het Midden-Oosten en Noord-Afrika op de agenda staat. Niet alleen tijdens een conferentie in Den Haag, maar vooral op de agenda van internationale organisaties, nationale overheden en maatschappelijke organisaties. Nieuwe initiatieven moeten worden aangemoedigd. De expertpool van minister Kaag. Maar zeker ook het belangrijke werk van moedige vrouwen als Hala Sabah Jameel en Inas Miloud.

 

‘I know that if I am to keep going and stay alive, I must not dwell on the sadness in my heart. I have to stay away from all that. I have to keep busy. So I do. I take on things that cause me trouble but keep me occupied both physically and mentally. It seems my journey is far from over.’ (Samer)

 

Welke koers voor de Euro-Mediterrane samenwerking?

Iedereen die regelmatig stukken leest over het Midden-Oosten herkent het beeld dat ‘migratie’ vaak de inhoud domineert. Het Grote Midden Oosten Platform wil dat beeld bijstellen en organiseerde in dat kader een debat over de toekomst van de EuroMediterrane samenwerking, samen met Maydan Association. Natuurlijk werd ook hier gesproken over migratie. Maar het debat ging verder dan dat.

Mare Nostrum

De middag wordt geopend door Abdelkader Benali, een man die de Middellandse Zee kent als geen ander. Hij brengt de thematiek van de middag op persoonlijke wijze onder woorden en warmt de zaal op krachtige wijze op voor een debat over het grote Midden Oosten.

In zijn verhaal combineert hij zijn persoonlijke levensverhaal met dat van bekende figuren als Johann Wolfgang von Goethe en Michel Houellebecq, met wie hij niet alleen de liefde voor romans deelt, maar ook die voor de Mediterranee. Zo maakten Goethe en Houellebecq beiden een Grand Tour langs de kustlijn van de oude Europese binnenzee.

Een binnenzee? Jazeker! De Romeinen noemden de zee niet voor niets Mare Nostrum: onze zee. Benali schetste op prachtige wijze het contrast tussen de manier waarop de Romeinen, Goethe en Houellebecq de Middellandse Zee bezien, en de realiteit van vandaag de dag. Waar de Mediterranee voorheen een natuurlijke grens was die werd gedeeld met de Afrikaanse en Aziatische zijde, is ze vandaag de dag praktisch toegeëigend door Europa. Voor Driss, Hajjar of Saloua behoort een Grand Tour allang niet meer tot de mogelijkheden. Streng Europees migratiebeleid, voortvloeiend uit de angst voor ‘vluchtelingenstromen’, heeft het begrip Mare Nostrum een nare bijklank gegeven.

In debat

Aan het debat nemen zeven kandidaten voor het Europees Parlement deel: Otto ter Haar (De Groenen), Chantal Hakbijl (CDA), Tineke Strik (GroenLinks), Sent Wierda (vandeRegio & Piratenpartij), Michael Pistecky (VVD), Samira Rafaela (D66) en Thijs Reuten (PvdA). Aan de hand van een drietal stellingen proberen zij zich van elkaar te onderscheiden. Dat blijkt aanvankelijk nog niet zo makkelijk: niet alleen is de materie erg specifiek, ook is vandaag duidelijk de laatste fase van een intensieve campagne.

Een schets van het debat, aan de hand van fragmenten uit het openingswoord van Abdelkader Benali.

Migratie

‘Het Middellandse Zeegebied heeft een imagoprobleem. Op vakantie gaan, ja, er zaken mee doen, liever niet. We bakken er graag in de zon, maar kijken weg wanneer er vluchtelingen aanspoelen. De crisis ontneemt ons het zicht op al die andere verhalen die er te vertellen zijn. […] Voor Marokkanen is Europa een fort geworden met een slotgracht in de vorm van een zee; maar voor de Spanjaarden aan de overkant is Marokko heel dichtbij en heel toegankelijk.’

Stelling: ‘Voor veilige landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika geldt: zonder migratieovereenkomsten geen ontwikkelingssamenwerking.’

Hoewel geen van de aanwezige politici deze stelling durft te onderschrijven, worden de verschillen op dit vlak wel duidelijk. Michael Pistecky (VVD) legt vooral de nadruk op de afname van migratie als gevolg van de Turkijedeal, terwijl Thijs Reuten (PvdA) pleit voor humanere formuleringen op het gebied van migratie. ‘De taal omtrent migratie is veel te negatief. De wens om op zoek te gaan naar een beter leven is juist legitiem.’

Chantal Hakbijl (CDA) maakt zich hard voor een integrale aanpak, waarin nadrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen échte vluchtelingen en mensen die misbruik maken van het systeem. Pistecky is het hiermee eens, en voegt daaraan toe dat de mate waarin een migrant iets kan toevoegen zwaarder moet meewegen. Later krijgt hij het lastiger, als vanuit de zaal wordt gevraagd hoe hij een migratiedeal met Libië voor zich ziet. Uiteindelijk moet hij zich erbij neerleggen dat dit voorlopig niet tot de opties behoort.

Het pleidooi van Thijs Reuten voor een humaner perspectief op migratie lijkt grotendeels aan dovemansoren gericht. Uiteindelijk blijken alleen Reuten zelf, Otto ter Haar (Groenen) en Sent Wierda (vandeRegio & Piratenpartij) ontwikkelingssamenwerking daadwerkelijk los te willen zien van migratieovereenkomsten.

Nabuurschapsbeleid

‘De Arabische lente heeft de stem laten horen van een jonge assertieve generatie jongeren. De meerderheid van deze jongeren wil zijn land niet verlaten. Ze willen bijdragen aan hun leefgemeenschap.’

Stelling: ‘De EU moet in haar nabuurschapsbeleid partnerlanden actief aanspreken op thema’s als democratie, mensenrechten, rechtsstaat en het maatschappelijk middenveld.’

Voor Tineke Strik (GroenLinks) is dit geen issue: natuurlijk moeten we partnerlanden scherper aanspreken. Maar volgens Strik is ‘alles tegenwoordig ondergeschikt aan migratie’. Als voorbeeld noemt ze de mishandeling van migranten in sub-Sahara-Afrika, met kennis van de EU nota bene.

Samira Rafaela (D66) pleit voor een aanpak gebaseerd op ‘internationale solidariteit’. Zonder erg concreet te worden, legt ze uit dat dit moet gebeuren door onder meer kennisuitwisseling en ondersteuning van de civil society. Zelfs zonder toestemming van dictatoriale regimes. Ook moet de EU notoire mensenrechtenschenders sanctioneren.

Pistecky (VVD) grijpt dit moment aan om Rafaela op de vrouw af te vragen of ze vindt dat de EU sancties moet instellen tegen de Egyptische president Abdul Fatah al-Sisi. Het zorgt voor het nodige vuurwerk, waarbij Rafaela de wat agressieve benadering van Pistecky slechts met moeite kan pareren.

Economische samenwerking

‘Het is voor niemand vanzelfsprekend om zijn taal, cultuur en familie te verlaten om in den vreemde een nieuw bestaan op te bouwen. Uit deze jongeren zullen de leiders van morgen opstaan. Ze werken in kleine groepen aan start-ups.’

Stelling: ‘De EU moet meer investeren in onze buurlanden aan de andere kan van de Middellandse Zee: een regio vol (economische) kansen en potentieel.’

Ook op dit vlak blijken de verschillen tussen de partijen niet zozeer te liggen in de mate waarin ze de stelling onderschrijven, maar in de invulling daarvan. Tineke Strik stelt dat de manier waarop de Europese buitengrens de facto steeds meer opschuift richting het zuiden, economische samenwerkingsverbanden als ECOWAS (Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten) eerder belemmert dan helpt. Landen in het grote Midden-Oosten moeten volgens Strik ook de mogelijkheid krijgen om hun eigen economie te versterken.

Chantal Hakbijl en Otto ter Haar blijken op het vlak van economische samenwerking mijlenver uit elkaar te liggen. Waar Hakbijl het initiatief van investeringen aan de lidstaten wil laten, vindt Ter Haar juist dat het initiatief voor ontwikkelingssamenwerking volledig overgeheveld moet worden naar de Europese Unie.

Samira Rafaela sluit af met een optimistisch geluid. De aard van de samenwerking moet veranderen en als belangrijkste uitgangspunten gelijkwaardigheid en investeringen hebben, waardoor het welvaartniveau kan stijgen. ‘Wellicht kunnen we het Erasmus-programma uitbreiden naar partnerlanden, zodat jongeren uit de regio de kans krijgen zich in Europa te ontwikkelen’, aldus Rafaela.

Grand Tour

Het zal voor Driss, Hajjar en Saloua als muziek in de oren klinken. Wie weet ligt er voor hen toch nog een Grand Tour in het verschiet.

 

Duurzaam bouwen aan echte stabiliteit in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

Dit jaar kunnen we van het ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw beleidskader verwachten, de opvolger van ‘Samenspraak en Tegenspraak’. Het nieuwe kader zal de basis zijn voor de financiële ondersteuning van (Nederlandse) maatschappelijke organisaties die actief zijn in lage- en middeninkomenslanden. We kunnen ervan uitgaan dat de invulling van het nieuwe beleidskader al grotendeels bepaald is in de beleidsnota ‘Investeren in Perspectief’ (2018). Met die nota heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken het heldere signaal afgegeven dat het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) weer op de agenda staan. Daarom overwegen veel grote en kleine hulporganisaties om (weer) actief te worden in de MENA-regio.

Stabiliteit?

Het Midden-Oosten en Noord-Afrika staat op de agenda vanwege een aantal redenen: opvang van vluchtelingen in de regio, het tegengaan van migratie naar Europa, wederopbouw van post-conflictlanden en het garanderen van een ‘ring van stabiliteit’ om Europa. Daarbij gaan in de beleidsnota ‘Investeren in Perspectief’ hulp en handel hand in hand. Hierdoor krijgen kansrijke markten (Golfstaten) en het maken van winst meer aandacht dan gebruikelijk is bij internationale samenwerking.

De beweegredenen van onze regering gaan vooral over het welzijn van Europa. Minder duidelijk is het principe dat we ons inzetten voor het welzijn van alle mensen in de wereld. Dat is jammer. Desondanks ben ik blij als de relaties met de Arabische landen worden versterkt. Europa en het Midden-Oosten zijn buren, en we zijn als buren op elkaar aangewezen. Maar als het ons menens is met het welzijn van Arabische landen, dan moeten we vanuit Europa zorgvuldig zijn bij het kiezen van partners. Nauwe relaties? Zeker. Maar niet met autocraten en patriarchen.

Hulp is nu bovenal gericht op het bevorderen van economische zekerheid en werkgelegenheid. Hoewel dat logisch klinkt, is verbetering van de economische perspectieven maar een deel van het verhaal. Zolang de corruptie welig tiert, meritocratie niet bestaat en burgers hun leven als mens met rechten en waardigheid niet zeker zijn, zal er geen sprake zijn van stabiliteit.

Lokale initiatieven

Als het doel van de Nederlandse regering is om langdurige stabiliteit en veiligheid te garanderen, dan mogen we niet de stelsels in stand houden die mensen het leven onmogelijk maken. Dat is geen economische kwestie – en al helemaal geen militaire. Kenmerkend voor de Arabische landen is dat ze centralistisch en ondemocratisch worden bestuurd. Mogelijkheden om zaken aan de orde te stellen bestaan daarom vooral op lokaal niveau. Daar gebeurt al veel, maar kan nog meer.

Zo wordt in landen als Jordanië, Egypte en Libanon het ene na het andere initiatief genomen om de leefomgeving en het milieu te verbeteren, sociale taboes te doorbreken, of jongeren te activeren. De Egyptische sociale onderneming Greenish werkt aan duurzame oplossingen voor milieuproblemen, en aan het vergroten van kennis rond milieubescherming. De Libanese jongerenorganisatie We Love Tripoli brengt jongeren in de stad in beweging rond cultuur, de inrichting van de publieke ruimte en sociale thema’s.

Lokale zaden voor de 'Palestijnse Zaden Erfgoed Bank' in Battir (Palestina), foto: Sylva van Rosse

Hulp van betekenis moet daarom ook gericht zijn op de opbouwende krachten die streven naar duurzame ontwikkeling van hun land en samenleving. Het toekomstideaal hierbij is dat de gevestigde orde in Arabische landen komt tot een nieuwe kijk op burgers: burgers als bron, als resource, in plaats van als bedreiging. Dit frame van burgers als bron kan deel uitmaken van activiteiten die vanuit het Westen in de regio worden uitgevoerd. Dit vraagt creativiteit en soms wellicht ongebruikelijke partnerschappen. Maar is dat niet veel logischer dan samenwerken met een dictator of oude patriarch die vooral zijn eigen familie verrijkt?

Milieu en urban planning

Hierbij zijn twee thema’s urgent, die op lokaal niveau vaak al zijn opgepakt en waarmee Nederland daadwerkelijk kan bijdragen aan ontwikkeling: milieu en urban planning.

De zorgen over het milieu zijn enorm, op allerlei terreinen (droogte, waterbeheer, vervuiling, etc.). Merkwaardig genoeg hebben grote internationale milieuorganisaties als Greenpeace en Friends of the Earth nauwelijks vertegenwoordiging of wortels in het Midden-Oosten. Maar op lokaal niveau bestaan er allerlei groene initiatieven, zoals het eerder genoemde Greenish. Op dit gebied is er veel te doen en veel winst te behalen. Activiteiten op het gebied van duurzame zorg voor het milieu kunnen bovendien mogelijkheden bieden voor werkgelegenheid en participatie van burgers.

Het tweede thema is urban planning en wederopbouw. Zowel in post-conflictlanden als Syrië en Irak als in metropolen als Caïro, Bagdad, Amman en Beiroet bieden bouwprojecten kansen om te werken met lokale burgers. Het werken aan weerbaarheid en duurzaamheid, die de regio nodig heeft, kan worden geïntegreerd in de manier waarop steden worden ontwikkeld. Als Nederlandse bedrijven of ontwikkelingsorganisaties betrokken zijn bij wederopbouwprojecten of urban planning kunnen ze het frame van lokale burgers als resource meenemen. Door lokale inwoners te betrekken bij de inrichting van publieke ruimten, bij wederopbouw en bij herstel van erfgoed, en door een gezamenlijke agenda te ontwikkelen voor een stad of gemeente, dragen projecten bij aan meritocratie, innovatie en actieve burger- en jongerenparticipatie.

Kansrijk

Het Midden-Oosten en Noord-Afrika vormen een rijke en kansrijke regio, pal naast Europa. ‘Investeren in perspectief’ is een reële en welkome mogelijkheid. Maar alleen als het gebeurt met kennis van de context, met creativiteit en met intensieve betrokkenheid van de jonge mensen die er wonen.

Gevluchte kunstenaars vinden nieuw moederland

Neem het verhaal van de gevluchte Iraanse schrijver die publiceerde over seksualiteit. Of zijn collega-documentairemaker die met zijn werk de positie van lgbtq-ers aan de orde wil stellen. Beiden kregen asiel in Noorwegen. Of neem de geschiedenis van een jonge Jemenitische acteur die niet alleen vanwege de oorlog maar ook uit angst voor vervolging zijn land moest verruilen voor Zweden, waar hij de vluchtelingenstatus kreeg. Al deze kunstenaars werden in staat gesteld om een jaar lang te werken in hun nieuwe moederlanden.

Op 29 mei zaten zij, met hun Zweedse en Noorse gastheren en –dames en nog driehonderd andere vluchtelingenkunstenaars, aan lange eettafels in Theater Rotterdam. PEN International en het International Cities of Refuge Network (ICORN) zorgen ervoor dat al deze bedreigde schrijvers en kunstenaars zich door vestiging in vrijplaatsen wél vrij kunnen bewegen, wereldwijd, zowel intellectueel en cultureel als fysiek.

Esseline van de Sande presenteerde deze bijzondere avond van het Stories for Freedom Festival. Eerder schreef ze voor Verhalenhuis Belvédère het essay Hier is daar, daar is hier. Het verhalenhuis als vrijplaats. Een Engelse vertaling ervan werd op deze avond gepresenteerd. Belvédère organiseerde deze bijeenkomst en heeft als enige ter wereld een vaste vrijplaats beschikbaar voor vluchtelingenkunstenaars.

Burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb verwelkomde de schrijvers en kunstenaars in zijn stad. Hij schetste het belang van de verbindende factor van kunst: ‘Je land verlaten, dat doe je alleen vanwege heel urgente omstandigheden. Ik ben ook immigrant en in zeker opzicht klimaatvluchteling. Toen ik vijftien was, kwamen wij naar Nederland, uit het Rifgebied in Marokko, waar het te droog werd om onze traditionele gewassen te verbouwen.’ Hij haalde beroemde Arabische dichters aan die waren vervolgd om hun woorden. ‘Je kunt beter maar bevriend zijn met dichters, waarom zou je ze tot vijanden maken?’

Voor het jaarlijkse festival, dat rouleert, komen bijzondere kunstenaars, dichters, artiesten, journalisten en schrijvers bijeen om muziek te maken, gedichten voor te lezen en van gedachten te wisselen. Samen eten nodigt uit tot het vertellen van én luisteren naar verhalen, die op deze avond onbegrensd waren in alle opzichten. Doel van de verhalenhuizen is om mensen in de steden van nu zichtbaar te maken. Om hen in de gelegenheid te stellen hun verhaal te vertellen, waardoor zowel zij als de ontvangende partij gelukkiger worden.

ICORN en PEN International ondersteunen in het bijzonder internationale artiesten en schrijvers die het moeilijk hebben. Neem Maher al Sabbagh, filmmaker en kok uit Syrie, die het eten verzorgde voor de avond. Op de vraag wat zijn droom was, antwoordde hij geëmotioneerd: ‘Vrede voor Syrie.’

Ondanks al hun bagage betekent immigratie voor velen een nieuw begin, mede door de uitwisselingen met de lokale bevolking die beide kanten inspireren. Sommigen zijn zo warm ontvangen dat ze naar eigen zeggen een nieuw moederland hebben gevonden. Een nieuw land waaraan ook zij een belangrijke culturele en verbindende bijdrage kunnen leveren.

Zonder vrouwen geen vrede in Jemen

Amat al Alim al Soswa is een krachtige vrouw met een imponerend cv. Ze was onder meer minister voor Mensenrechten, onder-secretaris-generaal van de UNDP en ambassadeur in Nederland, Zweden en Denemarken. Al Soswa staat bekend als voorvechtster van de rechten van vrouwen in haar land. Sinds het begin van de burgeroorlog, in 2014, heeft zij als missie om internationale aandacht voor de situatie in Jemen te vragen. Ook maakt zij zich hard voor de vitale rol van vrouwen in het vredesproces.

Al Soswa beschrijft zichzelf als trotse Taizi. De stad Taiz is bekend om haar rijke geschiedenis en koffieproductie, maar ook als culturele hoofdstad van Jemen. Een stad waar intellectuelen, kunstenaars en schrijvers zich verzamelden, en waar veel Jemenitische politieke leiders vandaan komen. Taiz is een van de meest ontwikkelde plekken van Jemen, en ligt in een van de dichtstbevolkte gebieden van het land. Ten tijde van het Jemenitische imamaat was de stad kortstondig hoofdstad van het land.

Geen stoel aan tafel

Volgens Al Soswa is Taiz dé stad waar in de jaren zestig en zeventig jonge Noord-Jemenieten, zoals zijzelf, de kansen werd geboden zich te ontplooien. Ze groeide op in een gezin met zeven broers en zussen. Haar moeder was analfabeet, haar vader werkte als islamitische rechter. Al Soswa was het eerste meisje in het gezin dat naar school kon. Ze behoorde tot de eerste generatie die profiteerde van de meisjesscholen, die in Noord-Jemen pas in 1962 opgericht werden. Terwijl in de Democratische Volksrepubliek (Zuid-Jemen) vrouwenrechten al vroeg behoorlijk actief nagestreefd werden en meisjesscholen een veel langere geschiedenis kenden, verliep de vrouwenemancipatie in Noord-Jemen moeizamer. Maar Al Soswa groeide op in een periode van veranderingen in Noord-Jemen, en greep de mogelijkheden volop aan.

Al jong sloot zij zich aan bij de padvinderij voor meisjes, waar zij zich opwerkte tot leider van zo’n duizend padvindsters. Zij leerde er vooral bij te dragen aan de gemeenschap, door bijvoorbeeld bomen te planten, vluchtelingen te helpen en het verkeer te regelen. Op deze manier ontwikkelde ze al in haar tienerjaren een rol als leider in de gemeenschap. Ook begon zij in deze tijd te werken als radiopresentatrice. Na de middelbare school verliet ze Taiz voor Sana’a, waar zij aan de slag ging als eerste vrouwelijke nieuwslezer op de Jemenitische televisie. Daar raakte ze betrokken bij de politiek. Als jonge politica was zij nog een van de weinige politiek actieve vrouwen in Sana’a. Deze positie is en blijft kenmerkend voor haar rol in de Jemenitische samenleving. Zij grijpt niet alleen kansen aan, maar creëert ook haar eigen kansen. ‘Als er geen stoel aan de tafel beschikbaar is, dan neem ik mijn eigen stoel mee.’

Ballingschap

Bij het uitbreken van de Arabische Lente in 2011 was Al Soswa al lang een gevestigde naam in Jemen. Ze had gediend als minister voor Mensenrechten, als ambassadeur in onder andere Nederland en als onder-secretaris-generaal bij het United Nations Development Program (UNDP). In 2012 keerde ze vanuit de Verenigde Staten terug naar Jemen om deel te nemen aan de – toen nog – hoopvolle periode van hervormingen. Ze nam zitting in de Nationale Dialoog, de organisatie die Jemen door een tweejarige transitieperiode zou leiden resulterend in democratische verkiezingen. Al Soswa ging aan de slag bij het bureau voor hulpbevordering, en was actief betrokken bij de staatshervormingen die doorgevoerd zouden worden in het land. Maar de burgeroorlog die in 2014 uitbrak, maakte een abrupt einde aan de positieve veranderingen in het land.

Zoals veel plaatsen in Jemen werd ook Al Soswa’s geboortestad Taiz zwaar getroffen door de oorlog. Het familiehuis waar ze opgroeide, werd ernstig beschadigd, evenals Al Soswa’s eigen huis in Sana’a. In 2015 verlieten Al Soswa en haar dochter hun huis en hun land, met de gedachte na enkele weken terug te keren als de rust in de stad wedergekeerd en hun huis weer veilig zou zijn. Inmiddels leven ze al bijna vijf jaar in ballingschap in de Verenigde Staten. Haar man woont nog steeds in Jemen, niet in staat het land te verlaten om zich bij zijn gezin te voegen. Zoals veel Jemenieten die het slachtoffer zijn van de oorlog, is Al Soswa’s familie verspreid over de verschillende provincies van Jemen, waar zij onderdak hebben gezocht tegen de strijd.

Vrouwen als de nieuwe leiders

De verwoesting van het land, het voortdurende geweld en de humanitaire crisis vormen een harde maar dagelijkse realiteit voor Jemenieten. Dit is wat Al Soswa drijft in haar missie om bij te dragen aan internationale bekendheid over het conflict. Ze vindt het niet alleen belangrijk om aandacht te vragen voor de oorlog, maar ook om bestaande initiatieven om de oorlog tot een halt te brengen te ondersteunen, op elke mogelijke manier. ‘Tijdens mijn bezoek aan Nederland wil ik een licht laten schijnen op een vooruitzicht op vrede, en op de veerkracht van de Jemenieten’, zegt Al Soswa.

De feministe zoekt de beëindiging van het conflict met name in een inclusief vredesproces. Alle partijen die betrokken zijn bij het conflict moeten met elkaar om de tafel . En alle segmenten van de bevolking moeten hierbij betrokken worden. Vooral de vrouwen zijn belangrijk. ‘Vrouwen betalen de hoogste prijs voor dit conflict, hoger dan ieder ander’, legt ze uit. Mannen zijn sinds de oorlog veelal afwezig, doordat zij mee (moeten) vechten of gedood zijn in het conflict. In deze situatie hebben Jemenitische vrouwen nieuwe rollen moeten aannemen. Zij hebben alsmaar meer leidersrollen op zich genomen én hebben voortdurend gepleit voor een beëindiging van het conflict. Het is nu dus niet alleen onwenselijk om vrouwen buiten het vredesproces te houden, maar ook ondenkbaar.

© Thana Faroq (www.thanafaroq.com)

Twintig jaar achteruit

Naast haar roep om een inclusief vredesproces legt Al Soswa de nadruk op het belang van maatschappelijke ontwikkeling. ‘Ontwikkeling kan niet bereikt worden zonder vrede, en vrede kan niet genoten worden als er geen ontwikkeling is.’ Met andere woorden, er is een onmiskenbare relatie tussen stabiliteit, vrede en sociale ontwikkeling. Jemen is een van de meest onderontwikkelde landen in het Midden-Oosten. Door de oorlog is alle mogelijke vooruitgang gestagneerd, of is er zelfs sprake van achteruitgang. Al Soswa sluit aan bij een recent rapport van de Verenigde Naties, waarin gesteld werd dat Jemen als gevolg van de oorlog twintig jaar in ontwikkeling achteruit is gegaan.

Epidemieën van ziekten als cholera, die niet meer voorkwam in het land, steken nu weer de kop op. De grote meerderheid van de bevolking, meer dan 80 procent, is afhankelijk van humanitaire hulp. Mensen gaan dood door verhongering. Gezondheidsvoorzieningen en andere sociale voorzieningen zijn veelal weggevallen, en economisch hebben de mensen het erg zwaar. Ook wijst Al Soswa op het gebrek aan kansen voor jonge Jemenieten, met name voor meisjes. De kansen die zij zelf wel had in haar jonge jaren zijn nu vaak niet meer beschikbaar voor jonge meisjes, denk aan toegang tot educatie. Het gebrek aan mogelijkheden voor jongeren zorgt er bovendien voor dat Jemen een enorme hoeveelheid aan menselijk kapitaal misloopt. Jongeren kunnen zich niet goed ontwikkelen en de samenleving kan niet profiteren van hun capaciteiten.

Een ander concreet probleem waar Al Soswa op wijst, is de verplaatsing van de Centrale Bank. Hierdoor hebben ambtenaren uit het noorden en westen van het land al zo’n twee jaar geen salaris ontvangen. De economische gevolgen van deze situatie zijn enorm.

Mensen leven in onmenselijke situaties, krijgen geen kansen om zich te ontplooien en kunnen zonder salaris hun familie niet of nauwelijks onderhouden: Al Soswa vindt het niet verwonderlijk dat geweld en extremisme alsmaar toenemen. Jemen kampt al langer met onderontwikkeling, maar de situatie van dit moment is ongekend.

Inclusief vredesproces

Vrede én ontwikkeling zijn een vereiste in Jemen. Geweld is niet nieuw, maar het niveau van het huidige geweld hebben we niet eerder gezien in Jemen. Volgens Al Soswa is het conflict inmiddels zo complex – een  mengeling van interne, regionale en internationale componenten – dat het vrijwel onmogelijk lijkt het nog te ontwarren. Waar moet men dan beginnen met een vredesproces? Deze vraag lijkt lastig te beantwoorden.

Wel is voor Al Soswa duidelijk dat een essentiële stap is dat de belangrijkste partijen in het conflict hun verantwoordelijkheid nemen. Het is hun taak om toe te werken naar een akkoord dat ervoor zorgt dat de Jemenieten een stuk rust terugkrijgen. ‘Het Jemenitische volk verdient het om in vrede en waardigheid te leven. De mensen in Jemen lijden en de situatie is onacceptabel’, is haar boodschap. Het belangrijkste is dat de verantwoordelijke partijen zich houden aan de rechten van mensen, en een inclusief vredesproces starten waarin alle leden van de samenleving worden vertegenwoordigd. Vooral de vrouwen.

‘Neus van Latakia’ creëert unieke parfums voor Nederland

Een trosje geurige blauweregen ligt tussen ons in op tafel. Mohammad Semhani (34) laat zijn neus erin verdwijnen, snuift geconcentreerd het aroma op en vertelt hoe je er parfum van kunt maken. ‘Heb je Het Parfum van Patrick Süskind gelezen? Daarin conserveert Grenouille bloemen in (dierlijk) vet en distilleert ze daarna.’

Ik had de bloem meegenomen omdat ik wilde weten of je het zwoele aroma van deze bloemen in een fles kan vangen. ‘Eigenlijk is dit de kern van het plan voor mijn bedrijf in parfum. Elk bedrijf, instelling, wie weet een gemeente die een eigen geur wil, zal ik helpen dat samen te stellen of te ontwerpen. Ik kan adviseren over het bouquet van hout, kruiden of bloemengeuren bijvoorbeeld. Daar krijg ik zelf ook weer ideeën van om nieuwe geuren te ontwikkelen. Het sluit ook aan bij mijn businessplan om unieke parfums te creëren voor ondernemingen, zoals in de kledingindustrie, winkels of kapsalons.’ Vandaar de naam van zijn bedrijf, Uniek Parfum, dat hij liever gisteren dan vandaag zou starten. ‘Ik creëer naar ieders wens. Parfumerie is een prachtig oud ambacht, dat ik hier in Nederland wil doen herleven’, vertelt hij – alles in uitstekend Nederlands. 

Van vloer tot plafond

Een decennium lang runde Semhani zijn parfum- en cosmeticawinkel annex industrie in de mondaine Syrische kustplaats Latakia. Een winkel, 200 m2, alle muren gevuld van vloer tot plafond met flesjes fragrances (bestaande geuren) en essences (van bloemen en kruiden), strak in het gelid opgesteld. Uiteraard begon hij klein, maar al snel wist hij er veel geld mee te verdienen.

Vanwege de politieke situatie in zijn land had hij eerder zijn studie rechten in Aleppo moeten afbreken, hoewel hij behoorde tot de studenten met de beste nationale resultaten. Hij was altijd al bezig geweest met parfums, hij experimenteerde met samenstellingen. Toen besloot hij dat het roer om moest. Zo werd hij de ‘Neus’ (parfumsamensteller) van Latakia.

Maar weer achtervolgde de politiek hem: het dorp en zijn huis werden verwoest door het leger van president Assad. Soldaten sloegen zijn winkel kort en klein. En hijzelf kreeg klappen op zijn hoofd en raakte ernstig gewond door messteken in zijn benen. Er bleef niets over dan te vluchten, naar Turkije, met zijn vrouw en twee kinderen. Een reis die zij ternauwernood overleefden: ‘Veel mensen verdronken toen we uit de boot gingen. Rondom ons dreven lijken.’

Mohammed Semhani

Altijd positief

Maar hij wilde verder. Semhani had zijn zinnen gezet op Nederland. Juist vanwege het parfum. ‘Ik had gelezen dat Nederland hoogwaardige alcohol produceert, voor de chemische en medische industrie. Verder zocht ik mogelijkheden om te werken in een klein stabiel land.’

‘In Voorburg, waar ik nu woon, keken de mensen in het begin niet al te vriendelijk naar ons. Maar dat is echt veranderd. Nu komen ze graag naar me toe. Ik denk dat dat komt omdat ik altijd positief ben. Ik legde mijn situatie uit en zei dat ik graag mijn bijdrage wil leveren aan Nederland. Ik kijk niet naar het verleden, maar naar de toekomst: een goede toekomst voor mij en mijn gezin. Over verloren geld moet je niet te lang nadenken, geld komt en gaat. Maar je kunt niet leven in een gevaarlijk land. Veiligheid, daar draait het om.’

In de bijna vijf jaar die hij in ons land woont, heeft hij cursussen ondernemerschap en Nederlands afgerond. ‘Parfum bestaat sinds de 14e eeuw. Ik werkte 14 jaar in de parfumindustrie, en samen met een consultant werkte ik 14 weken aan mijn businessplan. Het moet goed komen’, lacht hij.

Speciaal ontworpen flesjes

Vooralsnog heeft de gemeente Voorburg het plan voor een lening afgewezen. Semhani heeft geen rijbewijs en dat werd als een hindernis gezien. Maar hij is niet van plan op te geven. In de avonduren werkt hij in de horeca en ondertussen spaart hij voor zijn rijbewijs. Ik ben zeker van mezelf. Ik heb zoveel ervaring en kan Nederland unieke producten leveren. Stel je je eigen merk voor, in een speciaal ontworpen fles, met bijvoorbeeld een oosters tintje. Mijn netwerken heb ik overal: in Italië, Frankrijk en Duitsland. Dat is belangrijk voor de productie van flessen en voor de vormgeving. En de markt is aantrekkelijk: vooral in de Randstad, met een grote Arabische bevolking. Ik droom ervan om weer parfums te maken. Ik weet honderd procent zeker dat het gaat lukken.

Aan het einde van het gesprek vraagt hij naar de wetenschappelijke naam van blauweregen. Hij belooft me een parfum samen te stellen die deze hemelse geur tastbaar maakt.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.