Irak wil maar geen democratie worden, kijk maar hoe het met verdedigers van mensenrechten omgaat

Deze mensenrechtenverdedigers houden zich bezig met het promoten van politieke, economische, sociale en culturele rechten van burgers. Op deze manier willen zij bewustwording over mensenrechten als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering en betoging creëren. Het rapport benadrukt dat deze rechten moeten worden gewaarborgd, maar dat degenen die hiervoor opkomen voor risicovolle uitdagingen staan en worstelen met de restricties die hen worden opgelegd en met de schendingen van hun rechten. Dit rapport documenteert het buitensporige gebruik van geweld tegen mensenrechtenverdedigers en eindigt met een aantal aanbevelingen.

Het rapport onthult dat mensenrechtenverdedigers in Irak te lijden hebben onder repressieve overheidsmaatregelen, juridische intimidatie, lastercampagnes en sociale stigmatisering. Daarnaast is er ook meer digitale surveillance en zijn er cyberaanvallen om veilige communicatie te beperken. Het vaakst zijn mensenrechtenverdedigers die opkomen voor gemarginaliseerde groepen, zoals vrouwenrechtenactivisten, doelwit. Dit brengt de positie van deze groepen verder in gevaar. Het oogmerk is om activisten het zwijgen op te leggen en hun werk in diskrediet te brengen. Wat de situatie volgens Hoqoq Observatory for Human Rights Defenders verergert,, is dat er een cultuur van straffeloosheid groeit rondom de aanvallen op mensenrechtenverdedigers. Hiervoor moet verantwoordelijkheid worden genomen, zodat burgers voor mensenrechten kunnen blijven opkomen zonder in angst te hoeven leven.

De cultuur van straffeloosheid wordt mogelijk gemaakt door restrictieve wettelijke kaders. Doordat wetten vaak vaag zijn is er veel ruimte voor bijvoorbeeld willekeurige arrestaties en rechtszaken tegen de activisten.

Hoqoq Observatory for Human Rights dringt er in het rapport op aan dat de Iraakse autoriteiten actie ondernemen en het werk van mensenrechtenverdedigers beschermen. De voornaamste aanbevelingen zijn een uitgebreidere wetgeving in overeenstemming met internationale normen voor mensenrechten om zo de rechten van activisten te waarborgen. Wat de cultuur van straffeloosheid betreft, dringt de organisatie erop aan een onafhankelijk mechanisme in te stellen die de aanvallen op de activisten onderzoekt en uiteindelijk ook berecht. Het recht op vrijheid van meningsuiting is een belangrijke terugkerende component, het vormt volgens de organisatie de basis voor een veilige omgeving voor mensenrechtenverdedigers.

Ook de internationale gemeenschap speelt een rol. Internationale partnerschappen moeten worden versterkt om activisten te ondersteunen en solidariteit te stimuleren. Het is cruciaal dat internationale organisaties erkennen dat Irak wordt beïnvloed door milities die ongevoelig zijn voor maatregelen tegen corruptie.

De uitvoerend directeur medeoprichter* van de Tigris River Protectors Association, die nauwe banden heeft met de mensenrechtenorganisaties, voegt toe dat Irak voor meerdere uitdagingen staat. Momenteel wordt er een gerichte campagne gevoerd tegen het gebruik van de term ‘gender’, die wordt afgeschilderd als een morele bedreiging. Het gevolg van deze campagne, die wordt geleid door invloedrijke mensen binnen de Iraakse overheid, is dat de term wordt verwijderd uit officiële documenten. Deze kwestie wordt niet genoemd in het rapport, maar laat wel zien dat de aanpak van dit soort kwesties moet veranderen – namelijk dat juist de stemmen van mensenrechtenverdedigers en activisten moeten worden versterkt. En daar kunnen wij vanuit Nederland ook aan bijdragen.

*naam bij de redactie bekend.

Het volledige rapport is hier te lezen: https://www.iraqicivilsociety.org/wp-content/uploads/2023/07/Iraqi-Defenders-after-twenty-Years-of-Change.pdf

Een bitterzoet bezoek aan Palestina

Voor het eerst realiseer me ik hoe bang ik ben. Is het te laat om terug te gaan? Maryem, jjij wílt dit. Onderweg naar de gate probeer ik naar zoveel mogelijk mensen te glimlachen, niet te overdreven, maar precies genoeg. Als hijab dragende moslima in Nederland heb ik deze kunst onder de knie. Maar zo oncomfortabel heb ik mij nog nooit gevoeld, en eenmaal bij de gate aangekomen vermijd ik oogcontact met iedereen. In het vliegtuig val ik in slaap, ik huil achter mijn slaapmasker. Ik voel me misselijk, ik wil overgeven, ik wil terug. Waar ben ik in ‘s hemelsnaam aan begonnen?

Eenmaal geland verwacht ik het ergste. De ondervraging. Ik ontmoet een Nederlandse vrouw, ze is hier om haar zus te bezoeken. Ik ben hier als toerist, om dit prachtige land te zien. Bijna begin ik het te geloven wat ik mijzelf de afgelopen maanden heb verteld. Bij de paspoortcontrole vraagt de man mij maar liefst vier keer naar papa’s naam. Ik blijf cool, heb niets te verbergen. Of nou ja, ook weer wel. Of ik moslim ben, ja. Of ik even in de hoek wil wachten. Ik ga op de oranje stoelen zitten, kijk een aflevering van Wie is de mol, en wacht braaf de ondervraging af. De rest hou ik voor mezelf.

Ik wil zo snel mogelijk weg. Ik negeer de taxichauffeur in de eerste instantie: ‘Tel Aviv or Jerusalem?’ Geen van beiden, ik wil zo snel mogelijk naar Ramallah. Risico. Ik kan niet meer helder nadenken.
‘Ramallah?’ zeg ik.
‘Follow me!’
Oké, ik doe wat hij zegt en volg hem. We lopen terug het vliegveld binnen en even schiet ik in de stress. Tijdens mijn ondervraging had ik nog zo gezegd alleen in Tel Aviv en Jeruzalem te blijven. Had ik toch maar eerst naar Jeruzalem moeten gaan, met de trein, en vanuit daar met de bus. Was beter geweest. We lopen gelukkig naar een taxi en hij belooft me helemaal naar Ramallah te brengen. Ik schaam me nog steeds voor het bedrag dat ik hem betaalde. Mijn vrienden weten nou eenmaal hoe makkelijk ik te ‘scammen’ ben. We kletsen een beetje, vriendelijke man. Hij vertelt me over het ‘conflict’, maar onder de mensen is het absoluut niet te merken– ze leven in vrede. Ik knik, vertel niet over mijn studieachtergrond, ik weet wel beter.

We stoppen bij een soort overgang, hij zegt niet te mogen doorrijden. Ik kan gewoon om hulp vragen aan de soldaten, en weg is hij. Het dringt tot me door: ik sta bij een checkpoint. Qalandia checkpoint. Ik weet niet waar ik heen moet. Om hulp vragen? Voordat ik überhaupt een richting in kan bewegen zie ik een soldaat, met zijn geweer op mij gericht. Ik verstijf. Ik sta hier met twee grote koffers. Ik hoor niet wat hij zegt, besluit toch van hem weg te lopen. Juiste beslissing, nóg wel.

Hekken, kooien, draaideuren, camera's voor gezichtsherkenning. Dagelijkse realiteit voor Palestijnen in de bezette gebieden.

‘Je bent nu hier, de plek waar je al jaren naartoe wilde,’ zeg ik tegen mezelf. Ik heb nog niet stil kunnen staan bij wat ik hier écht kom doen. Mijn droom om Arabisch te studeren in het Midden-Oosten, Palestina of all places. Ik ben er nu écht. Ik ontmoet mijn huisbaas op de universiteit, een vriendelijke christelijke Palestijn. Hij brengt mij naar mijn nieuwe thuis, in Birzeit, een stad dichtbij Ramallah. Het is op loopafstand van de universiteit, waar ik de komende drie maanden Palestijnse en Arabische studies ga volgen. We kletsen nog wat, een beetje een mix van Engels en Arabisch. Mijn Algerijns-Marokkaanse dialect valt hier niet te verstaan, dus probeer ik het in een mix van Fusha (klassiek Arabisch) en Engels. Hij zegt te hopen dat ik hem  binnenkort ‘gewoon’ in het Palestijnse dialect kan aanspreken.

Het uitzicht vanuit mijn huis in Birzeit.

Die avond videobel ik naar huis: “Het is allemaal goed gegaan!” De soldaat die met zijn geweer op mij richtte voeg ik toe aan het niet-aan-thuis-vertellenlijstje, inmiddels geen lijst-je meer. Mama zegt: “Ik ben zo trots, je droom is uitgekomen.”

Tijdens de oriëntatiedag loop ik richting het gebouw waar ik de komende maanden les zal hebben. Heuvel af en dan weer op. Iets waar ik niet aan zal wennen. Onderweg naar de campus kom ik kleine lokale winkeltjes tegen, Abu Yaqoob zal de man worden die mij koffie aanbiedt wanneer ik haast heb en die mij verbetert als ik de verkeerde verbuiging gebruik. De campus is prachtig, ik word vrolijk begroet en ik krijg er een warm gevoel van. Overal hangen Palestijnse vlaggen en hoor je de adhaan, de gebedsoproep, vanuit de minaretten klinken. Ik voel me thuis. Iets wat mij in de afgelopen 4,5 jaar aan de Universiteit Leiden nooit is gelukt. Ik ontmoet enkele professoren en we krijgen een presentatie van de Right to Education Campaign. Een vrouw vertelt ons over het belang van educatie, juist onder de Israëlische bezetting waar politiek actieve studenten met regelmaat bedreigd en zelfs ontvoerd worden.

Die avond ontmoet ik mijn huisgenoot. We praten tot in de late avonduren, en zo wordt ons nieuwe thuis gevuld met hoopvolle geluiden. We bevinden ons op de twee banken die er al stonden. We zijn geen fan van het kleedje, bruine vierkanten omringd met beige rechthoeken. Maar deze banken zullen de plek worden waar mijn huisgenoot en ik al onze emoties kunnen uiten. Deze bruine vierkanten omringd met beige rechthoeken zullen  ons troosten wanneer we denken dat  dit onmogelijk is. Deze bruine vierkanten omringd met beige rechthoeken zullen geheimen bewaren die we niet mee kunnen meenemen  naar huis. De keuken, waarin we uren doorbrengen met het maken van traditionele Algerijnse recepten, bevindt zich in de woonkamer, gescheiden door de eettafel waar ik de komende tijd mijn woordjes Arabisch zal oefenen. Op de kale witte muren hangen we snel een kaart van Palestina, van voor 1948.

We willen allebei naar de heilige stad Jeruzalem. We willen bidden in de Al-Aqsa Moskee, waar één gebed gelijk staat aan 500 gebeden. We kijken op tegen de weg er naartoe. Niet zozeer voor onszelf, maar omdat we weten dat Palestijnen hier met regelmaat onmenselijk behandeld worden. Nu ervaar ik het zelf. Het is vrijdag en er staan tientallen mensen bij het checkpoint Qalandia, degenen met toestemming om naar Jeruzalem te gaan. Het is kil. Ik hoor stemmen die er niet zijn. Het checkpoint is zo ingericht om je te verwarren. De apartheidsmuur is goed te zien, een grote muurschildering van Arafat met een Keffiyeh, FREE PALESTINE en een heleboel sleutels zij erop geschilderd. Die staan symbool voor de terugkeer van vele Palestijnen die de sleutels van hun huis hebben bewaard. Ik denk: het is 75 jaar geleden sinds de Nakba, hoeveel meer Palestijnen zullen sterven zonder deze sleutel ooit nog te kunnen gebruiken?

Een schildering van de Palestijnse journaliste Shireen Abu Akleh, die vorig jaar werd vermoord, op de apartheidsmuur in Bethlehem.

Na de muur komen we in een rij terecht, in grote letters staat ‘Welcome to Qalandia Crossing.’ Ja, crossing, geen checkpoint dus. Zo noemen ze het liever niet. Op elke hoek staat een zwaarbewapende soldaat. De ijzeren draaideuren staan op enkele plekken, het is altijd een verrassing of je erin vast komt te zitten. Ik kijk omhoog, camera’s, o ja gezichtsherkenning. Maar ook automatische wapens zijn op ons gericht. Geen verkeerde beweging maken, zeg ik tegen mezelf. Ik vraag me af hoe vaak deze wapens zijn afgegaan, hoeveel Palestijnen hier hun laatste adem uitbliezen.

Duizenden vrouwen proberen Qalandia Checkpoint te oversteken op de tweede vrijdag van de Ramadan. Met de twee witte smalle deuren in het midden moesten we het doen.

Aan de andere kant van het checkpoint duwt een soldaat iedereen die in haar weg staat bruut aan de kant. Leeftijd maakt geen verschil.

Een oudere man staat voor ons in de rij, hij vertelt ons dat hij slecht ter been is, maar de wekelijkse reis naar de Al-Aqsa moskee voor het vrijdaggebed is wat hem – en vele andere Palestijnen – hoop geeft. Als hij aan de beurt is, wordt hij bruut geweigerd. Papieren zogenaamd niet op orde. Onze paspoorten worden gecontroleerd en we lopen via een soort brug naar de bussen. De rest van de reis naar Jeruzalem zijn mijn huisgenoot en ik stil.

Door de Islamitische wijk in de oude stad lopen we richting de moskee. Ik heb deze plek zo vaak voorbij zien komen, op instagram-filmpjes. Ik heb zo veel verhalen gehoord en gelezen  over de heilige stad, en elke keer hoopte ik dat ik hier ook ooit mocht rondlopen. Het ruikt naar falafel, iets wat ik de afgelopen dagen als ontbijt, lunch en avondeten heb gegeten. De verkopers drinken Arabische koffie en verkopen bijna allemaal hetzelfde; Palestijnse vlaggen, Keffiyehs en geborduurde Palestijnse jurken. Het borduurwerk heet Tatreez en is een politiek symbool voor de Palestijnse identiteit. Het is magisch.

Mannen ruimen de overblijfselen van de inval in de Al-Aqsa moskee op.

Ik koop een keffiyeh en de verkoper vertelt mij hoe ik me gelukkig mag prijzen dat ik de kans heb gekregen deze stad te bezoeken. Ik denk aan alle Palestijnen die hier niet heen mogen. Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, die Jeruzalem nooit zullen zien. Palestijnen in vluchtelingenkampen buiten Palestina, in Jordanië, Libanon, en Syrië – die Palestina nooit zullen zien. Ik sta voor de ingang, er staan een heleboel zwaarbewapende Israëlische soldaten voor mij. Ik zie ze haast niet. Ik loop door, en zie langzamerhand de goudkleurige rotskoepel — ik begin te huilen. Alles wat er het afgelopen jaar wel en niet is gebeurd, begrijp ik eindelijk. Ik ben zo intens dankbaar dat ik hier mag zijn.

De gouden rotskoepel verlicht het plein waar honderden families hun vasten onderbreken.

Die droom verandert langzaam in elke dag slecht nieuw. De magie verdwijnt als je elke ochtend daarmee wakker wordt. Elke dag wordt de Palestijnen onrecht aangedaan. Zo staakt de gehele Westelijke Jordaanoever een dag na mijn aankomst na een inval van het Israëlische leger in Nablus waarbij tien Palestijnen omkomen en honderden gewond raken. Nog vaker dan ‘incidenten’ met het leger, komen die met kolonisten voor. We raken bevriend met een Palestijn, hij weet ons meer nieuws te geven over wat er waar gebeurde.

Stelregel: je praat niet met kolonisten, je kijkt niet naar kolonisten, je komt niet in de buurt van kolonisten, want wat er ook gebeurt – je zal altijd verliezen van kolonisten. Ondanks de illegale nederzetting, zwijgt de wereld. Nee, niet waar. De voorzitter van de Europese Commissie feliciteert het regime dat verantwoordelijk is voor deze gruweldaden. De wereld zwijgt, luid. Ik denk dat het niet meer goed komt. De wereld is stil, en nog nooit heb ik stilte zo luid ervaren.

Ramallah is een bubbel, zo noemt onder anderen mijn professor het. Daarom bezoeken we met de universiteit een aantal andere plekken. Mijn professor, een man uit Jenin, heeft een hoop ervaring. Als jongentje werd hij gevangen genomen nadat hij zich bij een groep demonstranten voegde, na de begrafenis van iemand die door het Israëlische leger werd vermoord. Wist hij veel. Dit is dan de enige democratie in het Midden-Oosten. ‘Deze bezetting,’zegthij,‘is persoonlijk.’

In Salfit bezoeken we in het dorp Masha of wat ervan over is gebleven – het gezin van Hani Al-Amer, moge God hem genadig zijn. Tijdens de bouw van de apartheidsmuur, moest hij plaatsmaken voor 1) de muur, en 2) de illegale nederzetting Elkana. Alle Palestijnen zijn het dorp uit verdreven, zijn huis is het enige wat er nog staat.

Zelf is hij er niet meer. ‘Welkom in het land van Hani Al-Amer’ staat er op de muur die om zijn huis heen is gebouwd. Zijn vrouw ontvangt ons. Ze hebben als gezin ontzettend veel moeten doorstaan om in hun huis te blijven wonen. Er moet altijd iemand thuis zijn, anders komen de kolonisten. Volgens Israëlische wetgeving zijn de soldaten verplicht deze te beschermen. Ze ziet er moe uit. Ik vraag me af of ze nog hoop heeft.

“Welkom in het land van Hani Al-Amer” — geschilderd op de apartheidsmuur die zijn huis omringt in het dorp Masha in Salfit.

In Hebron bezoeken we een gezin waarvan het huis verwoest is door de komst van een nederzetting, wat vaker wel dan niet gebeurt. Bushra woont er met haar man en vijf kinderen. We lopen door een smalle gang naar boven. In de woonkamer, een van de twee kamers in het huis, eten we de maqluba, het Palestijnse gerecht dat bestaat uit laagjes gefrituurde groenten, geweekte rijst en desgewenst vlees of vis. die ze voor ons heeft gemaakt. Het is de lekkerste Maqluba die ik ooit op heb.

De afgesloten Al-Shuhada straat alias Apartheid straat in de oude stad van Hebron. Palestijnen rijden en lopen nu minstens 30 minuten langer om naar de andere kant te komen. Ook ik werd geweigerd, voor mijn eigen veiligheid. De soldaat in kwestie kon er niet voor instaan als ik werd aangevallen.

Door middel van een fundraiser hebben ze tot aan het Israëlische hooggerechtshof kunnen vechten tegen de verwoesting van hun huis. Het mocht niet baten. En zo belanden we bij hen op de bank en op de vloer. Op een matras in de smalle gang tussen de keuken en de woonkamer, reciteert haar dochter een vers uit de Koran voor mij. We zijn hier omdat Bushra wil dat zoveel mogelijk mensen het echte verhaal horen. De kinderen laten mij TikTok-video’s zien van hun oude huis. De herinnering aan hun oude leven zorgt voor een glimlach op hun gezicht, maar die verdwijnt ook snel. Ze missen thuis. Dit is de realiteit, dit is het échte verhaal.

We proberen er het beste van te maken. We bezoeken Nablus nu de weg naar de stad  eindelijk weer veilig is. Wekenlang was het onveilig door kolonistengeweld in Huwara, het dorp dat volgens de Israëlische topminister Smotrich had moeten worden uitgeroeid. De oude  stad kunnen we ook kort niet bezoeken. Degenen die het daar voor het zeggen hebben — de militante groep   Lions’ Den — kwamen erachter dat een van hen informatie naar de Israëliërs doorspeelden en schoten hem midden in de oude stad dood. Het Israëlische leger had een video in handen gekregen waarop te zien is hoe de man een seksuele relatie heeft met een andere man. Israël dwong hem praktisch een verrader te zijn. Maar in Tel Aviv wordt de Pride elk jaar uitbundig gevierd. Israël is het enige LHBTI- vriendelijke land, behalve als je Palestijn bent.

De kloktoren in de magische oude stad van Nablus.

Ik loop vol ongeloof door de oude stad van Nablus. Het is prachtig. We eten knafeh, een heerlijk nagerecht dat je eigenlijk wel moet eten als je in Nablus bent, kopen olijfzeepjes en genieten ‘s avonds van het uitzicht vanaf Sama Nablus. Anders dan in Jeruzalem zijn hier geen Israëlische soldaten gestationeerd. En anders dan de vele posters van Arafat in Ramallah, hangen hier posters van martelaren, degenen die hun leven verloren aan de bezetting. De Israëlische overheid ziet het als propaganda, de Palestijnen zien het als een manier om geëerd te worden. De soldaten zitten weliswaar niet in de oude stad, maar vinden vaak redenen om hier gerichte aanvallen uit te voeren. Even voelt het als een film, maar ook daar komt een eind aan. Iemand loopt naar ons toe, er gaat geen vervoer meer Nablus uit. Kolonisten hebben de weg geblokkeerd en gooien met stenen en traangas, en uiteraard worden ze beschermd door het leger. We besluiten een uurtje te wachten en gaan dan de weg op. Het duurt nog uren voordat we thuis zijn, maar het weerhoudt ons er niet van deze stad vaker te bezoeken.

Ik spreek inmiddels een aardig woordje Palestijns dialect, kan aardig met de winkeleigenaren en taxichauffeurs praten. Ik word bij mensen thuis uitgenodigd, vaak vanwege mijn deels Algerijnse achtergrond. ‘Het land van een miljoen martelaren’ wordt Algerije vanwege de bloedige onafhankelijkheidsoorlog genoemd. Het geeft Palestijnen hoop. Ik merk dat ik uit  mijn bubbel kom. Ik ben thuis. Tijdens de Ramadan leer ik een groepje vrouwen kennen in de moskee, ze brengen mij ‘s avonds lekkernijen, vooral van atayef, weer zo’n heerlijk Arabisch nagerecht, kan ik genieten. Als ik door de stad loop, hangt er een opgewekte sfeer, iedereen is blij dat de heilige maand is aangebroken. Voor het eerst voel ik mij gevierd.

Onze eerste iftar tijdens mijn eerste Ramadan in Palestina.

De heilige maand Ramadan betekent voor Palestijnen helaas ook chaos. Op vrijdagen — de enige dag dat de meeste Palestijnen naar Jeruzalem kunnen zonder vergunning — is het zo druk bij het checkpoint dat honderden vrouwen proberen door een deurtje naar de andere kant van de muur te komen. De soldaten lachen, maken foto’s, schreeuwen, spugen en duwen. Een oude vrouw die slecht ter been is loopt in haar eentje richting de deur, ze is de enige van haar familie met een vergunning om naar Jeruzalem te gaan. Ze is bang. Ik beloof haar om bij haar te blijven. Plots wordt er geduwd. De soldaten hebben het deurtje geopend en iedereen wil hun kans pakken – soldaten zijn onvoorspelbaar. Ik help haar een muurtje over  te klimmen, maar er wordt aan mij getrokken door een soldaat, ik mag niet helpen, ik moet doorlopen. Ik ben de wanhoop nabij.

Inmiddels ben ik terug in Nederland en wordt mij — door vrienden, familie en collega’s — gevraagd hoe het nou écht was. Ik kom vaak niet verder dan “het was zo bijzonder”. De waarheid is: niets dekt de lading. Het is bitterzoet. Hoe leg ik uit dat het de meest bijzondere periode uit mijn leven is én dat de realiteit is dat de situatie alleen maar verslechtert? Hoe leg ik uit dat ik woedend ben, maar ook weer hoopvol? Het niet-aan-thuis-vertellen lijstje geldt niet alleen voor thuis. Er zijn nu eenmaal dingen waar ik nog niet over kan praten. Één ding is duidelijk: het is niet ingewikkeld. Palestijnen leven onder een brute bezetting. Dat is te zien aan alles. En onder deze bezetting hebben zij het volste recht zich te verzetten.

Kleurrijke portretten van Afghaanse vrouwen

Toen Shami Hamiedie (47) ruim twintig jaar geleden voor het eerst voet op Nederlandse bodem zette, voelde ze zich in de maling genomen. Ze keek naar de voeten van de mensen in de aankomsthal in Schiphol en stelde tot haar verbazing vast dat die mensen gewone schoenen, sneakers en sandalen droegen. Geen klompen. Klompen waren in geen velden of wegen te bekennen. Hoe zat dat?

Thuis in Afghanistan, het thuis dat ze al jaren eerder had moeten ontvluchten voor het moorddadige puritanisme van de taliban – ze kwam in buurland Pakistan terecht – had ze geleerd dat Nederland een land van tulpen, molens, koeien en klompen was.

Omgekeerd is het net zo stereotiep om te denken dat Afghanistan een land is van kale bergen, bleke dorpjes en sombere boerka’s. Die vormen maar een deel van de waarheid. Er is ook een ander Afghanistan. Shami, en veel andere landgenotes met haar, vormen het bewijs. Een bewijs dat helaas te vaak verborgen blijft.

Land van kleuren
Behalve een land van armoede en oorlog en woestijn is Afghanistan een land van kleuren en diversiteit: het robijnrode en azuurblauwe van de provincie Badakhshan, het smaragdgroene van de Pansjirvallei, de druiven van Herat, de granaatappels van Kandahar. Al die de zintuigen strelende kleuren zijn ook terug te vinden in de prachtige, complexe gewaden waarin veel Afghaanse vrouwen zich voor feestelijke gelegenheden hullen. De foto’s van de vrouwen die ze dragen zijn te zien op de tentoonstelling Afghaanse vrouwen – Vrijheid is ware schoonheid. Frank Rozenberg, ex-wethouder van de gemeente Leidschendam-Voorburg, is de fotograaf.

De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met de Afghaanse Culturele Vereniging Leidschendam en de Stadscoalitie. De laatste is een organisatie die talent van nieuwkomers en gevestigde stads- en vakgenoten met elkaar in verbinding wil brengen. Om, ‘ver van de welzijnsgedachte van afhankelijkheid’, zoals Esseline van de Sande van de Stadscoalitie het uitdrukt, ‘ruimtes te creëren waarin van alles kan ontstaan’.

Bijzondere modeshow
Dan gaat het dus niet om wijkcentra met allerlei strikte voorwaarden, want in die benadering zijn nog steeds sporen terug te vinden van de koloniale mentaliteit, de ‘burden’ van de ‘white man’ die weet wat goed is voor de rest van de wereld, maar om bijvoorbeeld bazaars en zogeheten verhalenhuizen. Deze verhalenhuizen zijn evenementen waarin aan de hand van kunst, cultuur, persoonlijke anekdotes en culinaire geneugten zo veel mogelijk stadsbewoners met elkaar in contact worden gebracht, wat hun afkomst ook is.

En zo kon het gebeuren dat nog vóór de coronacrisis, tijdens een van deze verhalenhuizen in de Franse Kerk in Voorburg, een aantal Afghaanse vrouwen in traditionele kledij kwam opdraven en een bijzondere modeshow gaf. Daar wist de organisatie van tevoren niets van, want zoals eerder gesteld: de Stadscoalitie schrijft niks voor. Eigen initiatief staat voorop.

De kleurenpracht, en de trots waarmee die traditionele kledij werd tentoongespreid, maakten diepe indruk op Frank Rozenberg, wiens idee van de Afghaanse cultuur onmiddellijk een metamorfose onderging: ‘Ook ik had bij Afghanistan een kleurloos beeld van stof en rots. Nu zag ik in hoezeer dat bijstelling behoefde. Ik begreep dat deze cultuur en deze vrouwen het verdienen om in een heel ander daglicht te worden geplaatst.’

Shami Hamiedie in traditionele feestdracht Foto ©Frank Rozenberg

Kleuter als chaperon
Al snel kwam bij Rozenberg het idee op van een fototentoonstelling. Waarbij hij echter wel zo vrij was een voorwaarde te stellen. ‘Ik wilde de vrouwen ook fotograferen in hun dagelijkse, Europese kleding. Want de dames wonen hier, draaien mee in onze maatschappij, en mogen trots zijn op wat ze hier hebben bereikt. Daarnaast mogen ze tonen waar ze vandaan komen. Die twee aspecten wilde ik in volstrekte gelijkwaardigheid naast elkaar zetten, zodat er een compleet beeld zou ontstaan.’

De foto’s vertellen dus in een oogopslag een verhaal. Een verhaal dat nog iets wordt uitgediept in een begeleidend boekje. Daarin vertellen de vrouwen over zichzelf, op basis van vraaggesprekken die Esseline van de Sande met ze voerde. Zo lezen we hoe de eerder genoemde Shami Hamiedie terugkeerde naar Afghanistan om haar zieke moeder te bezoeken. Op last van de taliban, die toen, vlak voor 9/11, nog net aan de macht waren, mocht zij echter niet reizen zonder een mannelijke begeleider. Diens leeftijd deed er niet toe. Zelfs een kleuter mocht een vrouw chaperonneren in het Afghanistan van de taliban, zolang het maar een mannelijke kleuter was.

Waar haalde Shami zo’n begeleider in de gauwigheid vandaan? Ze besloot het hoofd van haar dochtertje kaal te scheren en haar jongenskleren aan te doen. ‘Zeg maar zo weinig mogelijk, en als je iets zegt, probeer dan als een jongen te klinken’, hield ze haar kind voor. De truc lukte. Het haar van Shami’s volwassen dochter is inmiddels aangegroeid.

Fietsen in de regen
En dan is er het verhaal van Soraya, die hier vrouwen zag fietsen, soms met een kind voor- en een kind achterop. Dat was nieuw voor haar, want in Afghanistan is de tweewieler aan mannen voorbehouden. Toch had ze, toen ze jong was, leren fietsen op het ouwe beestje van haar broer. Dus toen ze de Nederlandse vrouwen zag, dacht ze: dat wil en kan ik ook. Maar dan moest het niet regenen, daar had ze geen trek in. Probleem was dat het maar bleef regenen in dit land. Dus kocht ze regenkleding en laarzen en stapte toch op de fiets.

‘Ik genoot’, zo zegt ze in het boekje. ‘Ik voelde me groot en sterk en bevrijd. De regen werd mijn zon.’

Waarom deze tentoonstelling in Leidschendam-Voorburg? Is dat toeval? Misschien niet helemaal. De Stadscoalitie werkt landelijk maar is ook hier actief omdat, aldus Esseline van de Sande, ‘er in deze kleine stad veel diversiteit is, die echter niet op een goede manier haar weg weet te vinden. Het is allemaal heel Nederlands georiënteerd. Aan de andere kant heeft de plaats een historische achtergrond van tolerantie en vooruitstrevendheid. In de buitenplaats Hofwijck woonden in de zeventiende eeuw Constantijn Huygens en zijn zoon Christiaan. Bij hen kwamen Descartes en Spinoza, die van Portugees-Joodse komaf en was en wiens voorvaderen naar het noorden waren gevlucht, over de vloer. De buitenplaats is nu museum Huygens’ Hofwijck. Ik ben ervan overtuigd dat er iets van dat kosmopolitische verleden in de stenen van deze stad zit opgeslagen.’

Ex-wethouder en fotograaf Frank Rozenberg vult aan: ‘Dit is een tamelijk welvarende plaats waar men Den Haag als de grote broer ziet, en waar verder niet al te veel reuring is. Tegelijkertijd wonen hier zo’n vijfhonderd Afghanen, en dat is best veel. Ook is er hier een Afghaanse vereniging actief, die, anders dan sommige andere Afghaanse verenigingen, alleen de nadruk legt op cultuur, en niet op religie of etniciteit.’

’Van werken word ik energiek’
Om meteen maar een ander stereotype aan barrels te slaan: de meeste Afghanen in Leidschendam wonen weliswaar in een wijk met sociale woningbouw, zoals gebruikelijk bij veel groepen migranten, maar dit betekent niet dat ze een bescheiden maatschappelijke positie innemen. De meeste van de pakweg vijftigduizend Afghanen in Nederland doen het goed. Het CBS concludeerde al in 2004 dat er geen grote problemen zijn rond de integratie van Afghanen.

Shamie Hamiedie in haar dagelijkse Westerse kleding. Foto ©Frank Rozenberg

De vrouwen wier portretten nu in een Voorburgse foto-atelier hangen vormen geen uitzondering: ze zijn zwemlerares, docent Engels, verpleegkundige, volleybaltrainer. En hun kinderen mondhygiëniste, grafisch ontwerper, vliegtuigtechnicus, cloud-engineer, manager en zelfs Hollywoodactrice.

Shami Hamidie is misschien wel een van de succesvolste ondernemers van Voorburg. Ze runt een lunchroom in het kantorencentrum SQM, heeft een avondwinkel, en werkt in de zorg. Haar man helpt haar wel, maar of ze veel aan slaap toe komt? ‘Ach, een uurtje of vijf is genoeg’, zegt ze. ‘Van werken word ik alleen maar energieker.’

Stuk voor stuk verklaren de geportretteerde vrouwen het naar hun zin te hebben in Nederland, al was de begintijd meestal niet makkelijk. De vrijheid die ze in Nederland hebben, die roemen ze, stuk voor stuk. Vandaar de titel van de tentoonstelling: Vrijheid is ware schoonheid.

Zelfvertrouwen
‘Wanneer Nederlanders denken aan islamitische vrouwen, dan zien ze of slachtoffers, of heldinnen,’ zegt Esseline van de Sande. Bedoelt ze beklagenswaardige boerkadraagsters of vrouwen die op een kruispunt in Teheran hun hoofddoek heroïsch afrukken, met alle risico’s van dien, en niemand daartussen? Ze knikt. Er wordt een brede tussengroep genegeerd: De Vrouwen Die Zich Er Doorheen Slaan, met hun eigen leven, hun trots, en met wie ‘iedereen’ zich zou moeten kunnen identificeren.

De tentoonstelling betekent ook voor de vrouwen zelf veel. Niet alleen voor de moeders, ook voor de dochters, van wie er drie meededen en zich ook lieten portretteren. Zij zien hun moeders een keer met andere ogen, in die traditionele gewaden, en ervaren dat als een persoonlijke verrijking, soms zelfs als boost voor hun eigen zelfvertrouwen. Neem Yasmeen Kakar, die een tijdlang zonder haar ouders in Afghanistan verbleef. ‘Door te poseren voor de tentoonstellingen en wat over mijzelf te vertellen leer ook ik mijzelf te presenteren, rechtop te lopen,’ zegt ze in het boekje. ‘Je houding is belangrijk. We zijn weken bezig geweest om de kleding bij elkaar te zoeken. Het maakt me trots.’

En Shami Hamidie: ‘De dag dat ik poseerde voor de tentoonstelling was mijn mooiste dag in Nederland. Waarom? Niet eens alleen vanwege mijzelf. Maar ook vanwege het besef dat we onszelf hiermee wakker kunnen schudden. Ook wij hebben recht op een beetje spotlights. Zoals een van onze grootmoeders, die de tentoonstelling opende, een lintje doorknipte, na afloop zei: ‘In dertig jaar tijd heb ik nog nooit zoiets in Nederland gedaan’.’

Afghaanse vrouwen – Vrijheid is ware schoonheid, Foto Atelier BW5, Zwartepad 5, Voorburg

Tot en met 18 juni
Vrijdag en zaterdag van 13.00 tot 17.00 uur, zondag van 13.00 tot 16.00 uur. Toegang gratis.

Mei 2023: maand van de Nakba herdenkingen

Vandaag de dag leven ongeveer 5,7 miljoen Palestijnse vluchtelingen verspreid over de wereld, van wie velen nog steeds in vluchtelingenkampen in buurlanden van Israël wonen, zoals Jordanië, Libanon en Syrië. Deze vluchtelingen hebben vaak beperkte toegang tot basisvoorzieningen en hun leven wordt gekenmerkt door politieke en economische onzekerheid.

In Israël zelf wonen ongeveer 1,9 miljoen Palestijnen, die dagelijks worden geconfronteerd met discriminatie, marginalisatie en geweld. Ze worden gekneveld door discriminerende wetten, zoals de wet op de “natie-staat”, die de Joodse aard van de staat Israël benadrukt en de rechten van niet-Joodse burgers ondermijnt. Palestijnse dorpen en steden in Israël hebben vaak te maken met onderfinanciering, gebrek aan infrastructuur en discriminatie bij huisvesting. Palestijns-Israëlische burgers lijden onder beperking van bewegingsvrijheid, uitsluiting van werk, onderwijs en gezondheidszorg, landonteigening en huisuitzettingen.

In de bezette Palestijnse gebieden op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook  leven Palestijnen in het teken van een militaire bezetting en alles wat ermee gepaard gaat: onrechtmatige detentie, ongebreidelde nederzettingenbouw en een blokkade die de economie verwoest en de bewegingsvrijheid ernstig belemmert.

In de diaspora worstelen Palestijnen met de problemen van het leven in ballingschap, waaronder het verlies van cultuur, taal en erfgoed. Intussen wordt vanuit Israëlische instituties en overheid actief gewerkt aan het uitwissen van sporen van Palestijnse cultuur en geschiedenis, alsof Palestina nooit heeft bestaan. De pijn van de Nakba wordt aan elke Palestijn doorgegeven, waar ze ook geboren wordt.

De gevolgen van de Nakba zijn dus nog steeds voelbaar voor Palestijnen over de hele wereld, en daarom wordt de gebeurtenis elk jaar herdacht. Ook in Nederland en Vlaanderen vinden verschillende evenementen plaats ter herdenking van 75 Nakba.

Omdat na 75 jaar niet iedereen meer weet wat de Nakba precies was en welke betekenis die nu nog heeft, hebben podcastmakers Anomalie samen met Het Grote Midden Oosten Platform (en financiële steun van LWS en Pax) twee podcasts gemaakt over de Nakba. De eerste aflevering wordt deze maand gelanceerd (volg ons via de website of vind onze podcasts via jouw favoriete podcast kanalen).

Voor een historische analyse van wat eufemistisch ‘de Palestijnse kwestie’ wordt genoemd is er “De honderdjarige oorlog tegen Palestina” dat dit voorjaar verscheen bij Uitgeverij De Bezige Bij. In dit werk (een vertaling van het in 2020 gepubliceerde The Hundred Years’ War on Palestine: A History of Settler Colonialism and Resistance, 1917–2017)  beschrijft hoogleraar geschiedenis Rashid Khalidi het uitblijven van een Palestijnse staat overtuigend in termen van kolonialisme en zes ‘oorlogsverklaringen’ tegen de Palestijnen.

In Nederland en Vlaanderen worden in mei verschillende evenementen georganiseerd ter herdenking van de Nakba:

Vredesorganisatie PAX en Debatpodium Arminius organiseren op 12 mei in Rotterdam een avond met sprekers over de Nakba toen en nu (https://arminius.nl/75-jaar-nakba-het-palestijnse-verleden-heden/).

In Pakhuis de Zwijger organiseert One Democratic State, in samenwerking met het Grote Midden Oosten Platform, op 15 mei Redesiging the Holy Land. Tijdens dit evenement gaan sprekers in dialoog over hoe we ons de toekomst van wat sommigen het “Heilige Land” noemen, opnieuw kunnen voorstellen en het recht op terugkeer kunnen ontwerpen: https://dezwijger.nl/programma/redesigning-the-holy-land

Podium voor Palestina organiseert op 11 mei een onlineprogramma met muziek, verhalen, gedichten, liederen, beeldende kunst en memoires samengesteld uit het werk van Palestijnse kunstenaars van verschillende generaties en uit verschillende continenten. Thema: de invloed van de Nakba: herinneringen en toekomstplannen. Voor dit programma is geen voorbereiding nodig, wel graag even aanmelden.

Het Palestinian Film Festival Amsterdam organiseert van 12 t/m 15 mei 2023 de derde editie van PFFA in Rialto De Pijp. Dit evenement herdenkt 75 jaar Al Nakba met zestien films bestaande uit korte films, drama’s, animaties en documentaires: https://rialtofilm.nl/nl/specials/76/palestinian-film-festival-amsterdam

Op 14 mei vindt in de WG-woonkamer een herdenkingsbijeenkomst plaats, georganiseerd in samenwerking met DocP, Een Ander Joods Geluid, SP Amsterdam, de Socialisten, de IS en Amsterdam BIJ1 https://radar.squat.net/en/event/amsterdam/intimate-sessions/2023-05-14/75-year-commemoration-nakba 

In diverse steden in Nederland is er een Palestine Solidarity Week met events, zoals bijvoorbeeld in Groningen, in Den Haag en in Maastricht.

Paxchristi België, ism andere vredesgroepen, organiseert op 13, 14 en 15 mei 2023 in heel Vlaanderen stiltecirkels https://new.paxchristi.be/nakba2023

Palestina Solidariteit en de Association Belgo-Palestinienne organiseren op 21 mei de hele dag een conferentie, concerten, animaties, tentoonstellingen en een Palestijnse brunch in LaVallée in Brussel: https://palestinasolidariteit.be/de-nakba-catastrofe/

Mooi artikel in MO Magazine: https://www.mo.be/reportage/cycling-palestine-koers-het-land-van-nederzettingen-muren-en-militaire-controleposten

Ecofictie in Arabische literatuur – verhalen vanuit het perspectief van dieren

Voor het eerst werd ik op deze blinde vlek gewezen door het boek Companions in Conflict. Animals in Occupied Palestine geschreven door Penny Johnson (Melville House Printing, Brooklyn 2019). In thematische hoofdstukken beschrijft zij hoe ‘huisdieren’ als schapen, geiten, kamelen, koeien en ezels maar ook dieren in een wijdere kring daaromheen als hyena’s, jakhalzen, wilde zwijnen en gazellen, getroffen worden als hun leefgebied ingrijpend verandert, bijvoorbeeld door gebrek aan water en weidegebieden, oprukkende steden, hekken, muren en grenzen.

Penny Johnson vestigde zich in 1982 in Ramallah en wandelt veel met haar partner Raja Shehadeh door de heuvels van de de Westelijke Jordaanoever en van Galilea (zie hiervoor ook het boek van Raja Shehadeh: Palestinian Walks. Notes on a Vanishing Landscape. London, Profile Books, 2008). In die veertig jaar is het het paar getuige geweest van ingrijpende veranderingen in het landschap, niet zozeer door voor de hand liggende ontwikkelingen als stedengroei en verandering van landbouwmethoden, maar veel meer door brute menselijke interventies die vanzelfsprekende ontwikkelingen dwarsbomen.

Zo grijpen Palestijnse boeren terug naar zelfvoorzienende methoden omdat er onvoldoende water of materiaal is voor intensievere landbouw en rijden in Gaza de ezelskarren weer rond. Aan het lot van de dieren kun je soms nog beter zien hoe absurd de gevolgen zijn van bezetting en onderdrukking, zegt Johnson in haar introductie, verwijzend naar de arrestatie van een kudde koeien omdat ze een veiligheidsrisico zouden vormen (Deze gebeurtenis is treffend verbeeld in de film The Wanted 18 uit 2014). Als je inzoomt op het lot van dieren, zie je ook dat ze niet alleen passieve slachtoffers zijn. Dieren reageren als de relatie tussen mens en dier verandert door extreme omstandigheden. Dat kan positieve en negatieve gevolgen hebben.

Arabische traditie en hedendaagse zoölogische studies

Het gedrag van dieren, hun intelligentie en fijngevoeligheid, en de steeds veranderende dynamiek tussen hen en mensen zijn belangrijke thema’s in de verhalenbundel Animals in our Days van de Egyptische schrijver Mohamed Makhzangi. Het Arabische origineel dateert al uit 2006. In 2022 kwam de Engelse vertaling uit met een voorwoord van vertaler Chip Rosetti. Daarin noemt hij deze bundel ecofictie. Wellicht is deze term iets te modieus is voor een schrijver die al een heel leven geïnteresseerd is in het lot van dieren onder invloed van oprukkende technologie, dominant kapitalisme en kolonialisme.

Makhzangi woonde in Oekraïne ten tijde van de Tsjernobil-ramp en reisde door landen als Vietnam en Thailand tijdens oorlogen en schermutselingen. Ook schreef hij over Irak ten tijde van de invasie van de VS in 2003. Hij verdiepte zich in hedendaagse zoölogische studies over de psychologie en het gevoelsleven van dieren maar las ook de grote werken over dieren uit de Arabische traditie zoals Kitaab al Hayawaan (Het Boek der Dieren) door al-Jahiz uit 868, Ajaib al Makhluqaat (Het Wonder der Schepping) van de Perzische schrijver al-Qazwini uit 1283 en de zoölogische encyclopedie Hayat al Hayawaan al Kubraa (Het grote Compendium over het Leven van Dieren) van de Egyptische wetenschapper al-Damiri uit 1405. Het is opvallend, aldus de vertaler verwijzend naar het wetenschappelijk werk van islamoloog Annemarie Schimmel, dat in de Koran veel meer aandacht is voor dieren dan in de Bijbel. In de Koran staan dieren vaak symbool voor een spirituele waarheid of voor een waarschuwing aan de gelovigen.

Magie in communicatie zonder woorden

Makhzangi bouwt voort op die Arabische traditie en op de hedendaagse wetenschap, de verhalen in zijn bundel worden steeds voorafgegaan door citaten uit deze studies. Met zijn verhalen voegt hij daaraan een fictionele een poëtische dimensie toe. Door in te zoomen op het individuele en het collectieve gedrag van dieren en op hun reactie op menselijke interventies, blijkt dat ze ons als het ware een spiegel voorhouden. Hun sociale intelligentie en hun gevoeligheid maken indruk, verrassen en zetten ons, menselijke dieren, aan het denken.

Mohamed Makhzangi

Aangezien de communicatie tussen mensen en dieren zonder woorden verloopt is er veel meer aandacht voor de zintuigelijke ervaringen zoals ruiken, aanraken en voelen. En er komt meer ruimte voor het magische en bovennatuurlijke. Bij het lezen van deze verhalen ervaar je dat de grens tussen mensen en dieren vaak kunstmatig is en in bepaalde omstandigheden helemaal kan vervagen. Zoals in het verhaal ‘The Elephants go to Drink’ dat zich afspeelt in een Nationaal Park in Namibië. De ik-verteller en een fotograaf gaan op safari met een lokale gids. Deze blijkt zeer betrokken bij de dieren, in het bijzonder de Afrikaanse olifant, het grootste dier op aarde. Als ze ’s nachts een kudde olifanten gaan bekijken die op een ceremoniële wijze water gaat drinken, blijkt de gids daarna spoorloos verdwenen. Als de ik-verteller jaren later de foto’s van die ceremonie nog eens bekijkt, komt hij tot een wonderlijke ontdekking.

Deze bundel is een aanrader als je benieuwd bent naar het gedrag van dieren en hun reactie op historische gebeurtenissen. De citaten uit de Arabische studies laten zien dat deze zoologen al heel lang oog hebben voor de eigen schoonheid, intelligentie en fijngevoeligheid van dieren.

VerhalenPost, nieuwe literaire korte verhalenservice

Het mooiste verhaal in de bundel Animals in Our Days vond ik ‘The Sadness of Horses’. Bovendien een kort verhaal met een mooie opbouw. Beginnend in het dagelijks leven, toewerkend naar een verdichting in de tijd en een omslagmoment om daarna de draad van het dagelijks leven weer op te pakken.

Het verhaal speelt zich af op een eiland in de Rode Zee voor de Egyptische kust. Daar ontmoeten een arts en een paard elkaar, want het eiland ligt vol mijnen en alleen paarden kunnen door het mijnenveld laveren en mensen veilig van de ene kant naar de andere brengen. Samen maken ze de barre tocht, komen dichtbij de dood maar komen vooral nader tot elkaar. De verteller schept een mooi contrast tussen de schoonheid van de oceaan om het eiland en de fijngevoeligheid van het paard enerzijds en de norse menselijke eilandbewoners en brute daden van de Israëlische bezetters anderzijds. Het verhaal is heel poëtisch beschreven en neemt je mee in de dynamiek tussen man en paard.

Benieuwd om dit verhaal te lezen? Het is in Nederlandse vertaling, ‘Het verdriet van paarden’, opgenomen in VerhalenPost, een nieuwe literaire korte verhalenservice met verhalen van schrijvers uit het Midden-Oosten. ‘Het verdriet van paarden’ is het verhaal van de maand april.

Ga naar de website www.verhalenpost.org, maak een account aan om toegang te krijgen tot de verhalen. Behalve dit verhaal van Mohamed Makhzangi zijn verhalen opgenomen van de Libanese schrijver Rawi Hage, de Irakese Haifa Zangana, de Palestijns-Amerikaanse Sahar Mustafa en de Palestijnse schrijvers Maya Abu al-Hayat en Atef Abu Saif. Elke maand wordt een verhaal toegevoegd. De komende tijd zijn verhalen te verwachten van ondermeer Mahmoud Shukair, Samir Al-Youssef, Heba Hayek, Rasha Abbas, Alaa Hlehel en Hassan Blasim.

De noodzaak om één stem te laten horen – een gesprek met de Palestijnse politicoloog Assad Ghanem

Haast nodeloos te vermelden dat zionistische waarschuwingssites hem afschilderen als een man die Israel wil vernietigen. Onlangs maakte hij zich nog minder geliefd met zijn open brief aan de Oekraïense president Volodymyr Zelensky, die hij schrobbeerde voor diens steun aan Israel en foute vergelijking tussen Oekraïne en Israel.

 

Als wij hem even onder vier ogen mogen spreken na een met hoop en wanhoop vermengde voordracht in het Centrum Al-Quds in Rotterdam, ligt de eerste vraag voor de hand: hoe handhaaft zo’n man zich in een dergelijke arbeidsomgeving ?

‘Het valt niet altijd mee,’ erkent Assad Ghanem, Associate Professor Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Haifa, met een glimlach. ‘Een groot aantal van mijn studenten is joods en sterk gekant tegen mijn zienswijzen. En dat laten zij soms luid en duidelijk merken. Zij schreeuwen door mijn colleges heen dat ik propaganda verkondig. Zij kunnen het maar moeilijk accepteren wanneer ik zeg dat Israel geen democratie is, maar een staat die stoelt op en streeft naar joodse suprematie. En dat joodse en Palestijnse burgers van Israel slechts op één plek gelijk zijn: in het stemhokje. En daarbuiten alweer niet. Want een stem op een joodse partij kan leiden tot regeringsverantwoordelijkheid. Een stem op een Palestijnse partij nagenoeg nooit.’

Dat hij het hoofd weet te bieden aan al deze tegenstoom, heeft hij naar eigen zeggen te danken aan zijn directheid. ‘Ik ben heel expliciet en duidelijk in wat ik zeg. Wat ik hier in Rotterdam of elders buiten Israel verkondig, verkondig ik ook in Haifa. Ik spreek met één stem, daar hecht ik sterk aan. Om die reden word ik geduld. ‘Oké, Assad, wat jij vindt, dat vinden wij verschrikkelijk,’ zeggen de meeste collega’s inmiddels, je zit er helemaal naast, maar je hebt het recht om lucht aan je onzin te geven, de universiteit is geen politiek bolwerk, hier heerst vrijheid van meningsuiting.’ Heel belangrijk.

Wacht even. Staat dit mooie Voltairiaanse principe (‘ik veracht uw mening, maar zal mij doodvechten voor uw recht haar te ventileren’) dan niet op gespannen voet met de stelling dat Israel een ondemocratische apartheidsstaat is ?

Ghanem schudt zijn hoofd. ‘Op individueel niveau is er tolerantie. Maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Het gaat om collectieve rechten en die zijn allerminst gelijk verdeeld. Israelische apartheid is gestoeld op de inherente, onherroepelijke, bewust in stand gehouden dominantie van joodse instituties. Op geen enkel vlak is er gelijkheid. Behalve, nogmaals, in het stemhokje. En die gelijkheid heeft weinig waarde, want het gaat om wat er met jouw stem gebeurt. Zo is het ook met mijn rol op de universiteit. Ik mag zeggen wat ik vind omdat het een geringe impact heeft. Er zijn niet veel Palestijnse professoren in mijn positie. Zolang dat zo blijft, kan zo’n Palestijnse professor zijn zegje doen. Dat heeft niets met democratie te maken.’

Bovendien, stelt hij, kan hij zeker niet zo veel zeggen als zijn joodse collega’s. ‘Zolang ik aandring op democratie is het goed. Natuurlijk, democratie is toch het mooiste wat er is ? Maar als ik zou zeggen dat alle joden de zee in moeten worden gedreven, dat aanslagen op Israel gerechtvaardigd zijn, zou ik meteen van de universiteit worden geschopt. Nou ben ik helemaal niet van plan om dat te zeggen omdat ik helemaal niet wil dat alle joden de zee in worden gedreven en ook tegen aanslagen en geweld ben, maar mijn joodse collega’s kunnen wel straffeloos pleiten voor deportatie van alle Palestijnen naar Jordanië.’

Spreken met één stem dus. Dat is wat Ghanem ook bepleit voor de Palestijnse gemeenschap, wil zij nog enige toekomst hebben en nog enige kans maken op zelfbeschikking, op gelijkheid en gelijkberechtiging. Hij klinkt haast als Martin Luther King als hij geweldloosheid en democratie predikt en spreekt van de ‘droom’ die hij koestert, een droom die in zijn ogen echter ook ‘praktisch’ en ‘realistisch’ is, hoe moeilijk te verwezenlijken ook. Want praktisch en realistisch in die zin dat er geen keus is: ‘Ik ben bang dat de Palestijnen anders zullen verdwijnen.’

Hoe dat te voorkomen ? Door een einde te maken aan wat hij de vierde periode in de geschiedenis van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven noemt. Het is de langste van de vier – volgend jaar bestaat zij dertig jaar – en deze heeft tot de meeste fragmentatie geleid: de periode post-Oslo.

Tijd voor een kort historisch overzicht: ‘De eerste periode van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven begint aan het eind van de Eerste Wereldoorlog en de ineenstorting van het regime van Koning Faisal in Damascus,’ doceert Ghanem. ‘Palestijnse leiders begonnen toen na te denken over een staat in het Britse Mandaatgebied Palestina, dus los van Libanon, Syrië en (toen nog) Transjordanië. In april 1921 was er de derde Palestijnse vergadering in Haifa, waar werd opgeroepen tot onafhankelijkheid van Palestina. Dit streven naar stichting van een dergelijke entiteit eindigde met Al-Nakba – de Catastrofe van 1948 – toen honderdduizenden Palestijnen uit hun thuisland werden verjaagd, wat de weg vrijmaakte voor de Staat Israel.

Palestijns vluchtelingenkamp bij Betlehem, vlak na de Nakba in 1947.

Daarop trad de tweede fase van onze geschiedenis in, die een meerderheid van ons tot vluchtelingen maakte en ons land verdeelde in gebieden die onder Israelisch, Egyptisch en Jordaans bestuur kwamen. Maar dit was ook, tegen het eind, een fase waarin Palestijnen het heft in eigen hand namen, zich verzetten tegen de Arabisering van het conflict met Israel en zich niet langer afwachtend wilden opstellen ten aanzien van bijvoorbeeld de politiek van de Egyptische president Gamal Abdel Nasser. Zo ontstond de Palestijnse verzetsbeweging FATAH. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) was daarbij aanvankelijk een Arabische marionettenorganisatie, maar dat duurde niet lang.’

‘Met Al-Naksa – de Terugslag in de Juni-Oorlog van 1967 – eigenlijk de tweede Nakba, die voor Israels buurlanden op een catastrofe uitdraaide, brak een derde fase aan in onze geschiedenis. Het verschil tussen deze fase en de vorige is dat de eis van terugkeer van vluchtelingen nu minder dominant werd. Vanaf 1967 ging het vooral om een einde aan de Israelische bezetting van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Strook van Gaza. Dus niet meer de bezetting van 1948 ! Israel werd niet langer beschouwd als bezet Palestijns land. Een en ander mondde uit in de Eerste Intifada, die in 1987 begon, en in de eis van een Palestijnse staat naast de Israelische.’

‘In 1993 leek een belangrijke stap in die richting te worden gezet met de ondertekening van de Oslo-Akkoorden. Het historisch belang van die akkoorden wordt nu gebagatelliseerd omdat deze een Palestijnse staat niet dichterbij hebben gebracht, maar ik zie dat anders. Die akkoorden zijn van zeer groot historisch belang, zij het in zeer negatieve zin: de PLO keerde terug uit ballingschap in Tunis en werd het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. Tegelijkertijd kwam toen een sterke tegenbeweging op: HAMAS. De fragmentering van de Palestijnen was een feit. Want nu had je Palestijnen in de Bezette Gebieden die daar een staat wilden, je had Palestijnen in Israel die Israelisch staatsburger waren, dus niet in die toekomstige Palestijnse staat pasten, je had Palestijnen in vluchtelingenkampen met hun doodgebloede activisme, en je had Palestijnen in de diaspora.’

 

‘Het is een hopeloze situatie, een impasse die doorbroken moet worden. Hoog tijd voor fase vijf, voor een nieuw begin. Hoe ? Luister, ik heb daar geen pasklaar antwoord op. Verandering begint bij de oproep daartoe. En die moet in de eerste plaats een oproep zijn tot eenheid, want alleen zo kunnen wij onszelf als politieke gemeenschap redden.’

Het is wel duidelijk dat Ghanem een einde aan de PLO en de PNA noodzakelijk acht. ‘Er moet een organisatie komen die alle Palestijnen op democratische wijze vertegenwoordigt. Dat zou al een breuk zijn met de PLO en de PNA. Het maakt mij niet uit hoe die organisatie gaat heten, voor mij part heet zij ook PLO. Het belangrijkste is een oplossing voor onze langdurige leiderschapscrisis. Vaak is, na het overlijden van Yasser Arafat in 2004, om de komst van een nieuwe sterke man gebeden. Maar daar zie ik niet veel in, want een sterke man kan ook een catastrofe zijn. Zie Vladimir Poetin. Ik pleit eerder voor een collectief leiderschap. Hoe dat tot stand moet komen weet ik niet precies – in ieder geval democratisch – maar het is eerder gebeurd, eind jaren vijftig, met FATAH, onder omstandigheden die in een aantal opzichten beroerder waren dan nu. Dus waarom zou het, met de huidige communicatiemiddelen, niet nog een keer kunnen ? Het gaat om de wil. Wij moeten het willen.’

Een belangrijke rol ziet hij daarin weggelegd voor leden van zijn eigen gemeenschap: de Palestijnen in Israel. ‘In feite zijn wij, na de erkenning van Israel door de PLO en de door Israel en de PLO beleden twee staten-oplossing, van de Palestijnse zelfbeschikkingsstrijd uitgesloten. Ik heb PNA-president Mahmoud Abbas zelf tijdens een bijeenkomst tegen ons horen zeggen: “Jullie moeten de Palestijnse vlag niet hijsen, die is niet voor jullie bestemd. Jullie moeten jullie rol spelen als Israelische staatsburgers. Je mag ons steunen, maar je bent geen deel van onze strijd.” Zo niet, dan waren wij een sta-in-de-weg in zijn streven naar een Palestijnse staat naast Israel, op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza.’

Die uitsluiting van Israelische Palestijnen vindt Ghanem een kardinale fout, zo valt uit zijn woorden op te maken. Immers, zij waren degenen die achterbleven in historisch Palestina, dus zou de strijd om zelfbeschikking bij hen moeten beginnen, in plaats van te stoppen. Dat geldt nu des te meer omdat wat Israel binnen de eigen landsgrenzen doet steeds meer gaat lijken op wat het in de Bezette Gebieden doet en andersom: het voert een steeds agressievere onteigenings- of confiscatie-politiek. Dat is evident op de Westelijke Jordaanoever met de joodse nederzettingen, ‘maar ook,’ zegt Ghanem, ‘met de politiek van onteigening in de Naqab (Negev) en eerder in Galilea en Jeruzalem. Er zijn in Israel inmiddels zevenhonderd gemeentes waar je je als Palestijn niet langer kunt vestigen. Een enorm aantal.’

‘Bedenk ook dat Israel niet zozeer een Joodse staat is – een staat voor joden in Israel – maar een staat voor alle joden, waar die zich ook bevinden. Dat blijkt onder meer uit de verneveling van de Joodse Staat met internationale, onafhankelijke joodse instellingen. Als jij als Palestijn juridisch bezwaar maakt tegen onteigening van jouw grond, dan zegt de Israelische rechter: daar gaat de staat niet over, die grond is nu in bezit van het Joods Nationaal Fonds. Israel is meer dan een etnocratie, waarin een joodse meerderheid de baas is over een joodse minderheid: Israel is een staat die streeft naar joodse suprematie, op alle terreinen. Ook letterlijk. Aan weerszijden van de zogeheten Groene Lijn. Vandaar juist dat de twee staten-oplossing nooit een oplossing kan zijn. Israel en de Beztte Gebieden moeten plaatsmaken voor een multi-etnische democratische staat van de zee tot de Jordaan, met uiteraard ook Israelische joden. Ik spreek liever niet van een één staat-oplossingZo’n term draagt nog een soort kiem van verdeeldheid in zich. Wat voor staat is dat dan ? Ik zeg: stick tot the principle. One people, one nation, one land. Dat is wat ik wil.’

Kortom, er is alle reden om Palestijnen in Israel te betrekken bij de Palestijnse strijd om zelfbeschikking. Al was het maar omdat zij veel te bieden hebben. ‘Ons opleidingsniveau is in de loop der jaren omhooggeschoten. Bijna één op de drie studenten op het prestigieuze Technion in Haifa – het Israel Institute of Technology – is Palestijn, terwijl wij maar een vijfde deel van de bevolking uitmaken. Een ruime meerderheid van die studenten is vrouw. Dat ziet er goed uit’

Schuilt daarin dan niet het gevaar dat deze hoogopgeleiden zich afzijdig houden van de politiek, hun verworvenheden niet op het spel willen zetten voor een moeilijk te verwezenlijken ideaal dat hun misschien weinig oplevert?

‘Het levert hen wel wat op,’ zegt Ghanem. ‘Namelijk de redding van hun gemeenschap. Op de lange termijn verlies je als je de marginalisering van je gemeenschap toelaat te gebeuren.’

Ghanem lacht veel, en doet dat nu ook. ‘Neem mij. Ik ben een professor, het gaat mij redelijk voor de wind. Maar ik zou op persoonlijk vlak misschien nog meer kunnen bereiken als ik mij politiek gedeisd hield. Maar dan zou ik mijn gemeenschap in de steek laten, en dat wil ik niet. Aan mij om de mensen in mijn gemeenschap duidelijk te maken dat het belangrijker is elkaar te steunen dan uitsluitend aan jezelf te denken.’

Verscheen eerder in Soemoed, tijdschrift van het Nederlands Palestina Komité )https://palestina-komitee.nl/category/soemoed/)

“Gooi het niet in de Nijl, schurk”: het verhaal van VeryNile, eiland van duurzaamheid in Caïro

Het project stond onder leiding van het in 2018 gelanceerde Egyptische VeryNile. Deze milieugroep heeft als eerste in Egypte duurzame middelen ontwikkeld om de Nijl schoon te maken.

Screenshot van VeryNile's Instagram-pagina met de sloganمترميش في النيل يا منيل [‘Gooi het niet in de Nijl, schurk!’]

Ter gelegenheid van Wereld Opruimdag en de bouw van de plastic piramide vertelde Farah Abdel Baki van VeryNile aan CairoScene dat Egypte een van de grootste lozers van plastic afval is in de Middellandse Zee. ‘De ​​piramide is bij uitstek een Egyptisch symbool, en leek ons dus zeer geschikt om mensen de omvang van het probleem te laten zien, maar ook wat er kan worden bereikt als er elke dag plastic wordt ingezameld.’

VeryNile: van politiek tot economie

Deze opruimingscampagne kwam ongeveer twee maanden voor Egyptes gastheerschap van de 27e sessie van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP27). Ook tijdens COP27 hield VeryNile zich niet stil. Samen met andere lokale duurzame initiatieven en bedrijven werd een open brief opgesteld aan ‘het Egyptische presidentschap’. Deze  bevatte een lijst met verzoeken op het gebied van ecologische duurzaamheid, zoals  regulering van eenmalig gebruik’ en inschakelen van de lokale bevolking’. Het eerste verzoek betreft een minimale dikte en dichtheid van plastic opleggen, en ondertussen werken aan een volledig verbod op plastic voor eenmalig gebruik in 2023. Het tweede houdt in dat de behoeften, kennis en oplossingen van de lokale bevolking worden gebruikt om het probleem van plastic afval tegen te gaan. Vooral het tweede punt is effectief gebleken, gezien de directe samenwerking met de lokale bevolking – vissers en boeren-  die VeryNile op het Nijl-eiland Qursaya in Caïro tot stand heeft gebracht. De organisatie heeft er ook haar hoofdkantoor.

Screenshot gemeenschappelijke verzoeken.

Qursaya is tevens de thuisbasis van de VeryNile Workshop, een werkruimte voor lokale vrouwen om accessoires, hoeden, (laptop)tassen, T-shirts en andere producten te maken van gerecycled plastic. Vissers en vrijwilligers halen het plastic uit de Nijl. De eindproducten worden gedoneerd. Opvallend was de COP27 collectie ter promotie van de  ‘gemeenschappelijke verzoeken.

Tijdens deze uitzonderlijke maanden voor Egypte op milieugebied was ik zelf in Caïro voor mijn studie. Ik wilde heel graag meer te weten komen over VeryNile, en het eiland Qursaya bezoeken. Nou, dat kon! Oprichter en projectmanager van VeryNile Workshop  Salma El-lakany ontving mij hartelijk en beantwoordde al mijn vragen.

Salma El-lakany

“Ik kwam hier om het gebouw te schilderen”, vertelt ze temidden van bordurende, naaiende en lachende vrouwen. “Dat was twee jaar geleden. Al snel wilde ik meer doen. Zo is het project met de vrouwen ontstaan.” Ze bedoelt de workshop die ze is begonnen op basis van de behoeften van de lokale vrouwen. “Ze lieten mij weten dat ze graag werk dicht bij huis wilden, omdat ze vanwege tradities het eiland niet zomaar kunnen verlaten om elders te werken. Er was geen specifiek ambacht op het eiland, dus we stelden voor om een nieuw vak voor ze te creëren: het upcyclen van plastic tot producten.”

Het hoofdkantoor VeryNile Shop.

 

Handgemaakte plastic producten

VeryNile.Shop heeft momenteel twaalf lokale vrouwen en meisjes in dienst: acht fulltime, vier  parttime. Een managementgroep bestaande uit Salma, twee andere experts en een creatief directeur helpt de vrouwelijke medewerkers en andere vrouwen op projectbasis om hun capaciteiten te ontwikkelen door middel van training. “Het idee is dat wij het proces mede tot stand brengen en faciliteren, terwijl de vrouwen van Qursaya steeds meer creatieve en leidinggevende functies vervullen. Het gaat dus om samenwerking.”

Salma geeft een voorbeeld van hoe de lokale vrouwen steeds meer verantwoordelijkheden op zich hebben genomen. “Ik ben de oprichter en projectmanager van VeryNile.Shop, maar binnenkort neemt de creatief directeur mijn positie als projectmanager over. Deze werkplaats moet in de nabije toekomst volledig zelfstandig kunnen draaien. Het management van VeryNile zorgt dan alleen voor de marketing, en wie weet kunnen ze dat straks ook zelf.”

Dagelijks leven in de VeryNile workshop

Salma wil niet beweren dat alles steeds van een leien dakje gaat. “Het is niet perfect, maar we doen ons best. Onderwijs is heel belangrijk. De werkplaats telt zowel geletterde als analfabete vrouwen. We helpen ze  waar we kunnen met het volgen van de opleiding en training die ze nodig hebben om de werkplaats zelf te kunnen runnen. Zo krijgen we dit jaar computers. We gaan de vrouwen leren om die te gebruiken, zodat ze hun eigen inventaris kunnen beheren.”

Steun vanuit de regering

VeryNile beantwoordt zelf met gemak aan zijn eigen gemeenschappelijke duurzame verzoeken. Maar hoe zit het met de Egyptische regering waaraan die verzoeken zijn gedaan? Trekt die zich er iets van aan?  En zo ja, welke duurzame veranderingen kunnen en zullen er op nationaal niveau worden doorgevoerd? “We hebben contact gehad gehad met veel mensen van verschillende ministeries en VN-agentschappen”, vertelt Salma. Ze toont de speciale COP27-producten in de VeryNile workshop. “Ik heb die producten rechtstreeks aan verschillende ministers doen toekomen. Zoals de minister van planning, sociale solidariteit en milieu.” Ze merkt dat vooral dat de wat jongere  ambtenaren van ministeries het initiatief steunen en willen samenwerken.

Salma hoopt dat deze samenwerking heel snel kan beginnen. Als het zo ver is zijn VeryNile en zijn partnerorganisaties van plan een commissie te vormen om het contact met de bereikte ministeries een vervolg te geven. “Tijdens COP27 schroefden we onze activiteiten op dit gebied terug uit angst voor represailles van de overheid. Maar nu COP voorbij is kunnen we weer aan het werk.”

Ondanks de nu nog heersende onduidelijkheid is Salma van één ding overtuigd: “Het Ministerie van Milieu en met name de minister van irrigatie steunen ons initiatief. De minister accepteerde ons product en bezocht zelfs Qursaya, om met eigen ogen te zien wat we hier aan het doen zijn.”  Salma noemt geen reden voor deze steun, maar  in  een interview met news.cn zegt milieudeskundige Mona Kamal:  “De overheid kan niet in haar eentje bewustmaking van het publiek bewerkstelligen en moedigt niet-gouvernementele organisaties aan daarbij te helpen.” .

Toekomstige ambities 

Handen en voeten geven aan de open brief die de regering heeft gekregen is niet het enige wat VeryNile voor de nabije toekomst in petto heeft. Salma vertelt ​over opschalingsplannen in andere provincies. Hiervoor is de samenwerking van VeryNile met lokale vissers zeer belangrijk. “We starten onze projecten altijd met de vissers. Zij zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van de rivier. Plastic afval doodt echter de eens zo overvloedige visbestanden van de Nijl. Daarom biedt VeryNile deze gemeenschappen financiële hulp door vissers tien Egyptische Ponden (ongeveer € 0,30) te betalen voor elke plastic fles die ze inzamelen. We huren ook vissers in om deze flessen te sorteren en te comprimeren voordat ze naar fabrieken worden gestuurd voor recycling en herbestemming.”

Salma zegt dat het eiland Qursaya is gekozen als hoofdkwartier van VeryNile vanwege de gunstige geografische ligging in het midden van de Nijl. De vissers kunnen het verzamelde plastic daardoor gemakkelijk afgeven. “Dus wanneer we proberen op te schalen naar andere provincies, begint het proces altijd bij de vissers en daarna komt er een sociaal project.”

Vissersboot met ingezameld plastic.

Op Qursaya begon dit sociale project met de verzelfstandiging  van de lokale vrouwen. Er zijn ondertussen nieuwe ambities. Zo beoogt VeryNile een milieuvriendelijke collectieve keuken te creëren, met medewerking van lokale producenten, zodat er een milieuvriendelijke toeleveringsketen ontstaat. “Naast deze gemeenschapsontwikkeling willen we ook de gezondheid en het afvalbeheer op het eiland verbeteren” voegt ze toe. Vooral dat laatste is niet verwonderlijk: het eiland ligt nog steeds bezaaid met plastic afval.

Financiering en bewustwording

Ook voor dit project geldt: hoe meer financiering, des te meer de ambities werkelijkheid kunnen worden. Op dit moment is VeryNile nog grotendeels afhankelijk van beperkte inkomsten uit de directe verkoop van producten. “We vragen subsidies aan, alles wat op ons pad komt. Onze partners staan ons ook bij. Het Rode Kruis helpt ons bijvoorbeeld met gezondheidsontwikkeling,” Maar Salma geeft toe dat ‘meer’ nooit ‘genoeg’ lijkt te zijn.

Actieplan van VeryNile.Shop

Daarom steekt VeryNile veel energie in bewustmaking. “We organiseren bedrijfsevenementen, houden workshops, op het eiland, nodigen studenten en vrijwilligers uit om de Nijl en het eiland schoon te maken of oude vissersboten te renoveren, we verkopen onze producten op pop-up markten – en vergeet niet onze recente campagne voor gemeenschappelijke verzoeken.” Op deze manier probeert VeryNile voortdurend zijn invloedssfeer uit te breiden en bewustzijn en steun voor zijn zaak te vergroten.

Stalletje van VeryNile op een kerstmarkt in Maadi.

Raak zelf betrokken

Wellicht vraagt u zich nu af  hoe u VeryNile en soortgelijke initiatieven kunt steunen. Er zijn verschillende opties. VeryNile is altijd op zoek naar financierings- en samenwerkingsmogelijkheden. Dus als uw bedrijf, instelling, stichting of NGO op zoek is naar een gelijkgestemd initiatief in Egypte, zou de collaboratie voor beide partijen voordelig kunnen uitpakken.

Als je net als ik zonder al te veel middelen in Caïro woont, kun je VeryNile op andere manieren steunen. Zo ben je altijd welkom om plastic (tassen) te doneren. Je kunt het plastic zelf afgeven bij de werkplaats van Qursaya of naar een inleverpunt gaan, zoals Osana in Maadi. Als alternatief kun je VeryNile’s partner, de Egyptian Clothing Bank, bellen, die je donaties naar het eiland zal brengen. Of: steun VeryNile en haar vrouwelijke ambachtslieden door de producten van de vrouwen van Qursaya  te kopen. Zo lever je een bijdrage in de bestrijding van het eenmalig gebruik van producten.

Natuurlijk zijn er nog andere manieren om bewustzijn over dergelijke initiatieven te creëren. Schrijven hierover is er een van. Op deze manier kunnen we het beeld van Egypte nuanceren en humaniseren en samen werken aan een duurzamere toekomst voor iedereen.

Op naar Qursaya om plastic te doneren.

 

Tunesische verkiezingen: extreem lage opkomst, diepe politieke desillusie

De democratisch verkozen Saied riep op 25 juli 2021 de noodtoestand uit en ontbond het parlement. Sindsdien heeft hij zijn alleenheerschappij beetje bij beetje verstevigd door onder andere de controle over de kiescommissie te grijpen, en zijn macht uit te breiden via een grondwettelijk referendum. De oppositie sprak van een coup.

“De enige Arabische democratie”

Dat de verkiezingsopkomst zo dramatisch laag lag kwam ook door de oproep van de oppositie tot een boycot, naast de toenemende politieke desillusie onder de Tunesische bevolking van de afgelopen jaren. De verkiezingsdatum – 17 december – was symbolisch, omdat exact twaalf jaar geleden straatverkoper Mohammed Bouazizi zichzelf in brand stak bij wijze van protest tegen de lokale autoriteiten,  uitmondend in een protestgolf die ook wel de Arabische Lente wordt genoemd. Demonstranten in de hele Arabische Wereld gingen massaal de straat om politieke hervormingen en sociale rechtvaardigheid te eisen.

Saieds besluit om de noodtoestand uit te roepen en het parlement te ontbinden op 25 juli 2021, kwam voor velen als een verrassing. Tunesië was het enige land dat na de protesten van 2010/2011 erin slaagde een min of meer democratisch politiek systeem op te zetten. Westerse waarnemers en beleidsmakers prezen het Tunesische succesverhaal en doopten het land “de enige Arabische democratie”. Maar ze zagen de groeiende politieke desillusie onder de Tunesische bevolking over het hoofd, een bevolking die steeds meer ontgoocheld raakte door de welig tierende corruptie en economische malaise.

President Kais Saied

Vertolker van politieke onvrede

In dit vacuüm sprong voormalig professor constitutioneel recht Saied. Hij deed als onafhankelijk kandidaat mee aan de presidentsverkiezingen van 2019. De grijze, ietwat saaie Saied presenteerde zich als de ultieme buitenstaander van het politieke establishment, en gaf een stem aan de frustraties van een deel van de bevolking. Zijn opzienbarende verkiezingswinst steunde vooral op de stemmen van jonge Tunesiërs, die worstelen met hoge werkeloosheidscijfers en belabberde toekomstperspectieven.

Saied wordt door veel Tunesiërs gezien als een “schone”, ofwel niet-corrupte, politicus, in tegenstelling tot andere politici, die worden omgeven door corruptieschandalen. Deze buitenstaanderspositie benadrukt Saied in zijn speeches, die leunen op een populistische wij-zij-tegenstelling. Hij presenteert zichzelf als vertolker van de onvrede van het Tunesische volk. Daarbij benadrukt hij dat hij “de revolutie voortzet,” verwijzend naar de protestgolf van 2010/2011.  Volgens Saied is deze revolutie ontmanteld door het politieke establishment, dat hij ervan beschuldigt het volk te bestelen en te spioneren voor het Westen. Hij vergelijkt zijn politieke tegenstanders onder meer met insecten, hyena’s en kankercellen, die de staat van binnenuit verwoesten.

Dit vertoog resoneerde initieel onder een groot deel van de Tunesische bevolking. Toen Saied op 25 juli 2021 de noodtoestand uitriep en het parlement ontbond, gingen Tunesiërs massaal de straat om feest te vieren. In de voorafgaande maanden had de bevolking gedemonstreerd tegen de corruptie, de economische malaise,  het politiegeweld en de coronamaatregelen. Polls maten dat zo’n 80% van de Tunesiërs Saieds besluit goedkeurde. Velen waren opgelucht dat iemand eindelijk ingreep.

Gekookte kikker

Toen hij in de daaropvolgende maanden steeds meer macht naar zich toetrok, nam de kritiek toe. Toch bleven massale protesten uit en kon Saied relatief ongestoord zijn gang gaan. Het gebrek aan succesvolle oppositie tegen hem hangt samen met zijn clandestiene werkwijze. Saieds pad naar alleenheerschappij verloopt stapje voor stapje, bijna onopgemerkt.

Daarnaast verbergt Saied zijn machtsgreep achter een façade van juridische argumenten. Hij verwijst regelmatig naar zijn expertise op het gebied van de grondwet om zijn uitholling van de Tunesische democratie te rechtvaardigen. Volgens hem is zijn langzame machtsgreep perfect grondwettelijk, en zelfs noodzakelijk om het land te beschermen.

Saied vergelijkt zijn politieke tegenstanders onder meer met insecten, hyena’s en kankercellen, die de staat van binnenuit verwoesten.

Door deze werkwijze is het voor de oppositie lastig om Saieds machtsgreep te signaleren en een duidelijk breekpunt te kiezen om massaal in verzet te komen. De teloorgang van de Tunesische democratie is als de parabel van de kikker in de pan met water, die langzaam aan de kook wordt gebracht. Het beest springt niet uit de pan, maar blijft zitten en sterft.

Oppositie schiet tekort

De Tunesische oppositie heeft bovendien geen overtuigend weerwoord op het populistische discours van de president dat raakt aan de economische frustraties van de bevolking. Democratische waarden zijn mooi, maar wanneer mensen amper rondkomen, hebben ze vaak andere prioriteiten. De oppositie slaagt er niet in om mensen ervan te overtuigen dat democratische principes en economische gelijkheid hand in hand kunnen gaan. Dat ligt ook aan de corruptieschandalen die een deel van de politici omgeeft. Daarmee schiet het verzet tegen Saieds machtsgreep tekort.

De teloorgang van de Tunesische democratie is als de parabel van de kikker in de pan met water, die langzaam aan de kook wordt gebracht.

Bovendien keert de Tunesische elite zich steeds meer af van de nationale politiek. Veel hoogopgeleide, activistische jongeren migreren zodra ze de kans krijgen, gefrustreerd door het gebrek aan kansen en het uitblijven van politieke oplossingen. Hierdoor verliest het verzet tegen Saied zijn belangrijkste (toekomstige) aanvoerders. Veel Tunesiërs steunen Saieds langzame uitholling van de democratie inmiddels niet meer, maar zien geen politiek alternatief.

“Het volk zal in opstand komen wanneer de broodprijzen stijgen”

De belangrijkste hoop op succesvol verzet tegen Saieds langzame machtsgreep is wanneer gewone Tunesiërs massaal in opstand komen, net als tijdens de protesten van 2010/2011. Een Tunesische vriendin die ik afgelopen zomer sprak, zei tegen mij: “Het volk zal in opstand komen wanneer de broodprijzen stijgen.” Daarmee bedoelde ze dat armoede de belangrijkste impuls vormt voor gewone Tunesiërs om te demonstreren.

Dat moment is misschien niet ver weg. Tunesië kampt met een ernstige financiële crisis, die is verergerd door de gevolgen van de Russische invasie van Oekraïne. De oorlog heeft geleid tot hoge inflatiecijfers, stijgende energieprijzen en een en een gebrek aan basale levensmiddelen zoals suiker, melk, rijst en bakolie. In september gingen demonstranten al de straat op om te pleiten voor oplossingen voor de economische crisis. Woedende menigten scandeerden: “banen, vrijheid en nationale waardigheid,” “we kunnen deze absurde prijsstijgingen niet steunen,” en “waar is de suiker?”. Op sociale media zijn beelden te zien van lege schappen in supermarkten en klanten die vechten om een pakje suiker.

Nu blijkt dat ook de “schone” Saied geen concrete oplossingen biedt voor de armoede waarin veel Tunesiërs leven, keren zijn vroegere aanhangers hem de rug toe. Een politiek alternatief dat een stem geeft aan deze onvrede blijft tot nu toe echter uit. Ondertussen vervolgt Saied, stapje voor stapje, zijn pad richting alleenheerschappij.

Ode aan Ibn Arabi, de reiziger: Recensie Ibn Arabi’s Small Death door Mohamed Hasan Alwan

Onlangs bezocht ik in Damascus het mausoleum van deze mysticus met daarnaast de Ottomaanse moskee die midden tussen de kramen van de Salehiyye markt liggen. Ik bestudeerde ooit de soefi-spiritualiteit en heb sympathie voor deze stroming binnen de islam, die minder wettisch is, minder dogmatisch en meer gericht op een persoonlijke relatie met God op basis van spirituele oefening, studie en aanbidding. Daarom was ik extra benieuwd naar deze historische roman.

Mohamed Hassan Alwan, auteur van de historische roman over Ibn Arabi.

Reislust

Veel van de geschriften van Ibn Arabi (1165-1240) zijn overgeleverd. Hij staat bekend als een groot geleerde, maar zijn persoonlijke levensloop moet uit verschillende bronnen gedestilleerd worden. Daarom kon de Saoedische schrijver Mohamad Hasan Alwan in deze roman naast historisch onderzoek ook zijn verbeelding inzetten. In een interview verklaart Alwan gefascineerd te zijn door Ibn Arabi vanwege zijn reislust: “Deze soefimysticus werd nooit gedwongen te reizen om politieke of economische redenen. Hij hield ervan nieuwe plaatsen te ontdekken. Hij reisde door de hele Arabische wereld en vestigde zich voor een paar jaar in allerlei steden om daarna weer verder te trekken. Hij had te maken met vier verschillende rijken, leiders en regels en hij heeft ongelooflijk veel gezien. In deze roman kon ik in zijn hoofd kruipen en zijn herinneringen tot leven brengen.”

Dagelijks leven

Deze historische roman geeft een inkijkje in het grote, welvarende Arabische rijk van de twaalfde eeuw dat zich uitstrekte van het zuiden van Spanje, via het noorden van Afrika, naar de Levant en het Arabisch schiereiland. Ook al zijn er onderlinge rivaliteiten en is er verschil in welvaart, toch treffen Ibn Arabi en zijn gevolg in dit enorme gebied in elke stad een serail aan om te overnachten, een moskee om te bidden, een soek om inkopen te doen, talrijke ambachtelijk gemaakte goederen om een huis in te richten of een reis voor te bereiden en prachtige producten die worden vervoerd via handelsroutes van oost naar west.

Op hun reizen hoeven ze niet langs douanes, er zijn geen visa, paspoorten of verblijfsvergunningen nodig. Soms moet er geld worden gewisseld, soms verschillen de talen of het accent maar het dagelijks leven in al die steden is niet wezenlijk anders. In sommige steden blijft de mysticus een paar weken, in andere een paar jaar. Ibn Arabi kan overal werken in de moskeeën en khandaqs (verblijfplaatsen) van de soefi’s want overal melden zich leerlingen om door hem te worden onderwezen. Tussendoor schrijft hij boeken en bestudeert en bespreekt hij heilige geschriften. Aan de hoven van de kalief of de sultan waar hij regelmatig verkeert, is naast productie en studie van heilige geschriften, aandacht voor filosofie en recht, voor bouwprojecten en militaire strategie.

Mysticus

Ibn Arabi is een mysticus en dat betekent dat hij nogal eens in beslag wordt genomen door spirituele retraites -soms op een kerkhof-, openbaringen, visioenen, spirituele oefeningen zoals de dhikr (aanbidding), fikse huilbuien en extatische zang en dans. Maar hij is ook een man van de wereld die hevig verliefd kan worden op een vrouw, -hij trouwt vier keer-, zich kan ergeren als een van zijn vrouwen te passief is en teveel aankomt, als zijn kinderen te druk zijn of zijn leerlingen de kantjes eraf lopen. Hij heeft af en toe geldzorgen en lichamelijke kwalen en eindigt uiteindelijk arm en verguisd in Damascus. Opvallend zijn de hechte vriendschappen met zijn bedienden en trouwe volgelingen die overal met hem mee reizen. Zij zorgen voor de meester maar de meester zorgt indien nodig ook voor hen.

Soefisme

Zijn hele leven is Ibn Arabi op zoek naar zijn ‘pilaren’, de leermeesters die hem zullen begeleiden op zijn spirituele pad om wali (heilige man) te worden. Maar die pilaren moeten zich openbaren en dat gebeurt pas als je een rein hart hebt. Dit zoeken/wachten maakt hem vaak wanhopig. Hij wil dan weer op reis om elders nieuwe leermeesters te ontmoeten. Wat een leven: een paar jaar in Sevilla, dan weer in Marrakesh, een wat langere periode in Mekka, vervolgens naar Damascus, een tijdje in Bagdad om dan weer te vertrekken naar Turkije. In Konya zou hij ook de beroemde soefidichter Rumi hebben ontmoet en onderwezen.

Alleen zijn laatste jaren in Damascus krijgt hij het zwaar omdat er steeds meer kritiek komt op de aanhangers van het soefisme. Een belangrijk twistpunt: de soefi’s zouden Allah niet zien als transcendent maar als immanent, niet alleen de god van de moslims maar een goddelijke oorsprong in alle mensen. De ruimte voor zo’n visie neemt af tijdens Ibn Arabi’s leven. Schrijver Alwan vertelt in eerder genoemd interview zelf geen soefi te zijn en te weten dat soefi’s altijd controversieel zijn geweest in de traditie van de islam. Voor sommigen zijn het de ware gelovigen, voor anderen eerder ketters. Volgens de schrijver kunnen soefigeleerden een brug slaan tussen islam en andere geloven zoals christendom, tussen Mohammed en Jezus, omdat ze de eenheid van aanbidding benadrukken.

Manuscripten

Een mooie vondst in het boek zijn de hoofdstukken aan het eind van elk deel waarin we de handschriften van Ibn Arabi volgen door de wereld en de tijd. Het wordt opnieuw duidelijk hoe kwetsbaar zulke handschriften zijn en hoe bijzonder het is als ze bewaard blijven ondanks oorlog, brand, diefstal en verval. Een mooi hoofdstuk speelt zich af in Samarkand in 1401, een stad die op dat moment grote bloei doormaakt, waar de papiermolens draaien om riemen papier af te leveren bij de soefischool zodat leerlingen de manuscripten van Ibn Arabi, die op het punt staan te vergaan, kunnen overschrijven.

De reis van het manuscript eindigt in 2012 in Beiroet waar een Syrische vluchteling een handschrift te koop aanbiedt aan een vrouw die haar hele leven heeft gewijd aan de studie van Ibn Arabi en ook in zijn voetsporen heeft gereisd. Het handschrift zou de autobiografie van Ibn Arabi bevatten en zo krijgt dit boek nog een postmoderne twist. Want is niet elk boek doordesemd met andere teksten die ook weer overgeschreven zijn en door de wereld gezworven hebben? En is niet elk leven een tekst opgebouwd uit vele andere, eerdere teksten?

Engelse vertaling

De Engelse vertaling van deze historische roman hebben we te danken aan het feit dat Mohammed Hasan Alwan in 2017 de Internationale Prijs voor Arabisch Fictie (IPAF) kreeg voor het Arabisch origineel Mawtun Saghirun. De schrijver profileert zich net als Ibn Arabi als een reiziger. Hij werd geboren in 1967 in Riyad in Saoedi-Arabië en reist de laatste jaren tussen de VS, Canada en Saoedi-Arabië op en neer. Hij haalde zijn Master in Oregon, VS en promoveerde in marketing aan de Carlton Universiteit in Ottawa, Canada Daarnaast schreef hij columns, korte verhalen en romans in het Arabisch. Ibn Arabi’s Small Death is zijn vierde roman en verscheen in 2016. De vertaling door William M. Hutchins is van 2021 en uitgegeven bij Center for Middle Eastern Studies van de University of Texas at Austin.

‘Het is een dilemma’: Klimaatactivisten over hun zorgen en verwachtingen voor COP27 in Egypte

Tegelijkertijd plaatsen activisten vraagtekens bij Egypte als gastland, vanwege de hardhandige repressie en strikte inperking van vrijheid van meningsuiting onder president Abdel Fatah al-Sisi. De Amerikaanse NGO Freedom House, die jaarlijks de vrijheden van burgers wereldwijd meet, bestempelde het land in haar laatste rapport als “onvrij”, zowel wat betreft politieke rechten als burgerlijke vrijheden.

Het Grote Midden Oosten Platform interviewde drie jonge klimaatactivisten uit de MENA (Midden-Oosten en Noord-Afrika), die dit jaar de klimaattop zullen bijwonen, over hun verwachtingen en zorgen voor COP27. We spraken met Insaf Abdelmoula, junior klimaatonderhandelaar voor Tunesië; Neeshad Shafi, oprichter van een jeugdbeweging voor klimaatactivisme in Qatar; en Rawe Kefi, kilmaatactivist voor UNICEF in Tunesië.

Insaf Abdelmoula

Een Afrikaanse COP

De drie activisten zijn het erover eens dat de locatie van COP27 een uitgelezen kans is om hun interpretatie van het concept klimaatrechtvaardigheid onder de aandacht te brengen. “Ik denk dat dit het juiste moment is voor MENA-landen om samen te komen en hun verliezen en schade op tafel te leggen,” betoogt Neeshad. “Het is een belangrijke impuls voor regionale kilmaatactie.” Insaf onderschrijft dit: “Het is geweldig dat dit een Afrikaanse COP is,” zegt ze. “Dat betekent dat de nadruk meer zal liggen op thema’s als adaptatie en klimaatfinanciering.”

Met klimaatfinanciering doelt Insaf op de financiering die volgens de Verenigde Naties o.a. als doel heeft: “het verminderen van de kwetsbaarheid en het behouden en vergroten van de veerkracht van menselijke en ecologische systemen tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering.” Twaalf jaar geleden, tijdens de COP in Kopenhagen, beloofden rijke landen om vanaf 2020 jaarlijks 100 miljard dollar naar minder welvarende landen te sluizen om hen bij te staan in klimaatadaptatie. Deze belofte zijn de landen niet nagekomen. In 2020 werd slechts zo’n 83,3 miljard dollar aan klimaatfinanciering gemobiliseerd door welvarende landen.

Insaf zegt daarover: “Dat is laag. Het is nauwelijks genoeg voor één land om weerbaar te worden tegen klimaatverandering en dan moet je je bedenken dat dit een fonds is dat voor alle landen (in het Mondiale Zuiden red.) is bedoeld.” COP27 is voor de activisten een perfect moment om deze gebroken belofte onder de aandacht te brengen.

Historische verantwoordelijkheid

Ook Rawe benadrukt de historische verantwoordelijkheid die het Mondiale Noorden heeft tegenover het Mondiale Zuiden wat betreft klimaatrechtvaardigheid. “De CO2-uitstoot van Afrika vertegenwoordigt maar een klein percentage in vergelijking met de uitstoot van Europese landen, de Verenigde Staten en zelfs China (de uitstoot van Afrika bedraagt zo’n 3,8 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot red.). Dus, logischerwijs zou de focus hier moeten liggen op adaptatie,” redeneert Rawe. “Oké, we zijn allemaal verantwoordelijk, maar de verantwoordelijkheid is in feite gedifferentieerd. De ontwikkelde landen hebben een historische verantwoordelijkheid en die moeten ze ook nemen.”

Rawe stelt dat soevereiniteit centraal zou moeten staan in de aanpak van klimaatverandering in het Mondiale Zuiden. Klimaatfinanciering moet volgens haar niet een nieuwe manier zijn om bestaande neokoloniale machtsstructuren te bekrachtigen. De nadruk moet liggen op onafhankelijkheid. Ze stelt: “Wat ik nu zie is dat het narratief van klimaatverandering wordt ingezet om de afhankelijkheid (van het Mondiale Zuiden red.) te vergroten. Ik denk dat dit proces ook pogingen tot samenwerkingen binnen het Mondiale Zuiden verhindert, tussen Afrikaanse landen of op regionaal niveau. Het belet een land als Tunesië om richting Afrika te kijken voor investeringen. In plaats daarvan kijk het naar de Europese Unie.”

Neeshad Shafi

Verboden klimaatmars

Ondanks hun opgetogenheid over het feit dat COP27 in de MENA plaatsvindt, zijn de drie activisten kritisch over Egypte als gastland van COP27. Ze zijn bezorgd over de hardhandige repressie van oppositie onder het regime van president Abdel Fatah al-Sisi. “Ik weet niet zeker of Egypte de ideale plek is om te strijden voor klimaatrechtvaardigheid,” vraagt Rawe zich af. Ook Insaf maakt zich zorgen: “Ik heb zeker mijn bedenkingen dat het in Egypte is, gezien de politieke situatie,” stelt ze. “Ze hebben vorig jaar al aangekondigd dat er dit jaar geen klimaatmars zal zijn. Ik bedoel, dat is belachelijk, het is een traditie.”

Ook Rawe beklaagt zich over het verbieden van de jaarlijkse demonstratie: “Bij elke COP is er een demonstratie, een mooie demonstratie met activisten van over de hele wereld. Ik heb deelgenomen aan de demonstratie in Glasgow. Het was prachtig, veel kleuren en muziek,” vertelt ze. “Dit jaar is dit evenement verboden. Het voorwendsel is: Sharm el-Sheikh is hiervoor te klein. Dit kan de COP zijn gebruikelijke charme ontnemen.”

Propaganda

Het verbieden van de jaarlijkse demonstratie vloeit voort uit de autoritaire regeerstijl van president al-Sisi. Diens regime is berucht om zijn hardhandige onderdrukking van politieke oppositie, strikte inperking van vrijheid van meningsuiting en mensenrechtenschendingen. Onlangs rangschikte Reporters Without Borders het land op plaats 168 van de 180 gerangschikte landen, op basis van persvrijheid. Dat is net boven Noord-Korea, maar lager dan landen als Qatar, Rusland, Saudi-Arabië en Wit-Rusland. In Egypte hangt activisten, journalisten en politici die de politieke lijn van al-Sisi tegenspreken vervolging boven het hoofd, ook wat klimaatkwesties betreft. Egypte telt minstens 60.000 politieke gevangen.

Insaf verwacht dat al-Sisi COP27 zal inzetten als propaganda. “Al-Sisi zal COP gebruiken om zijn imago te verfraaien en zichzelf progressief te laten lijken,” zegt ze. De locatie Sharm el-Sheikh, een toeristisch kustplaatsje, draagt daar in haar optiek aan bij: “De locatie van COP is ook strategisch, in een toeristisch gebied. Het is propaganda om een ​​internationale conferentie organiseren in een toeristische omgeving. Dan zien mensen niet wat er werkelijk gaande is in Egypte, ze zien dat alles toeristisch en perfect is.”

Rawe concludeert over de keuze voor Egypte als gastland voor COP: “Het is politiek, het gaat vooral over macht. Soms heb je het gevoel dat het over alles gaat, behalve over klimaatrechtvaardigheid of mensenlevens.”

Rawe Kefi

Dilemma

Toch hebben de activisten besloten COP27 wel bij te wonen en de klimaattop niet te boycotten. Ze vinden dat de baten van COP uiteindelijk opwegen tegen de kosten. “Het is een dilemma,” stelt Rawe. “Ik ben me ervan bewust dat COP geen grote dingen gaat veranderen, omdat het vooral om macht draait. Maar toch moeten we er zijn. Want er is geen alternatief.” Neeshad schaart zich achter deze redenering: “Ik ben altijd hoopvol voor COP, maar wat we tot nu toe op COP hebben bereikt is heel beperkt.”

De activisten benadrukken dat COP voor hen een kans is om hun stem te laten horen. Insaf vertelt: “Voor mij is het van belang om te begrijpen wat er besproken wordt, om het te kunnen beoordelen. Deze conferenties creëren een kans om te lobbyen met politici, ministers en regeringsvertegenwoordigers.” Rawe vult aan: “Ik voel veel verantwoordelijkheid. Als je stil blijft, gaan de beslissingen aan je voorbij. (…) Ik weet dat het min of meer nutteloos is, maar toch moet je erbij zijn.”

Groeiend klimaatactivisme

Bovendien zijn de klimaatactivisten unaniem optimistisch over de groeiende klimaatbeweging in de MENA, die volgens hen hoofdzakelijk aangevoerd wordt door jongeren. Insaf betoogt: “Ik ben heel blij dat de klimaatbeweging groeit. Als je een paar jaar geleden vergelijkt met nu, zie je een enorm verschil. Het klimaatactivisme nu is dieper geworteld, serieuzer.” Ook Neeshad is hoopvol: “Arabische jongeren zijn beter opgeleid dan ooit,” zegt hij. “Er zijn nauwelijks mensen die niet in klimaatverandering geloven. Arabische jongeren moeten vooroplopen bij het eisen van klimaatactie. (…) Vier jaar geleden beschouwde men klimaatverandering niet als iets waar je je zorgen om moest maken. Nu is het anders. Nu zeggen mensen: ‘Yallah! Laten we aan de slag gaan om klimaatverandering tegen te gaan!’”

Sociaal ondernemen in de Arabische wereld, leer het van de ervaringsdeskundigen. Aflevering 3 (slot): Maximilian Abouleish-Boes

Allen werden voor gek verklaard omdat ze onmogelijke dromen zouden najagen en niet naar snelle oplossingen of succes zochten. Nu hun werk vruchten blijkt af te werpen, loont het de moeite van hen te horen wat er komt kijken bij idealistische ondernemen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hun aanpak is verschillend maar over enkele zaken zijn ze het eens: de regio is lang niet zo droog en onvruchtbaar – en dus geschikter voor landbouw – als veelal gedacht. Daarnaast biedt de hoogopgeleide bevolking veel kansen. Ten slotte hechten de drie veel belang aan de relatie met lokale gemeenschappen. Het betrekken van plaatselijke boeren, ondernemers en consumenten is de beste garantie om een werkelijk duurzame impact te hebben.

In drie portretjes stellen we ze aan je voor: Joslin Kehdy, oprichter en directeur van het Libanese Recycle Lebanon,  beet het spits af. Daarna was het de beurt aan Bashar Humeid, oprichter van Meezan.cc en medeoprichter van Yanboot.com. We sluiten het drieluik nu af met Maximilian Abouleish-Boes.

Maximilian werd geboren in Duitsland. Als student kwam hij in 2010 bij toeval terecht bij SEKEM, een onderneming die zich toelegt op duurzame ontwikkeling en in Egypte werd opgericht. Hij mocht onderzoek doen voor zijn Masters’ opleiding. Hij viel als een blok voor SEKEM, was zelfs een tijd getrouwd met de kleindochter van oprichter Ibrahim Abouleish, en is niet meer weg gegaan.

SEKEM werd in 1977 opgericht door Dr. Ibrahim Abouleish. De Egyptenaar had tussen zijn twintigste en veertigste in Europa gewoond. Tijdens een bezoek aan zijn vaderland zag hij hoe de traditionele landbouwmethodes in Egypte waren verdwenen. Duizenden jaren was de landbouwcultuur gebaseerd geweest op seizoensoverstromingen van de Nijl. Sinds de aanleg van de Aswandam, in het zuiden van Egypte, waren er geen overstromingen meer, en daarom ook geen vruchtbare slib-afzettingen. Boeren gingen massaal over op chemicaliën en landbouwgif.

De Aswan-dam, gezien vanuit de ruimte. Foto Public Domain/Wikimedia

Bij het zien van de uitputting van het land door de nieuwe landbouwmethodes kreeg Ibrahim Abouleish een idee om het weer duurzaam te ontwikkelen. Op een stuk woestijnland 60 km ten noorden van Cairo ging hij aan het werk om het woestijnland nieuw leven in te blazen met behulp van biodynamische landbouwmethoden.

Maximilian maakt inmiddels deel uit van het SEKEM-managementteam. Tijdens het bezoek aan Wageningen spreekt hij gepassioneerd over het bedrijf. De visie van de SEKEM-grondlegger op landbouw is volgens hem cruciaal geweest voor het succes. “Ibrahim voorzag dat de uitvoering van zijn idee wel 200 jaar zou duren en dat schrok hem helemaal niet af. Sterker nog, die visie was een inspiratie voor vele anderen, zowel Egyptenaren als bezoekende Europeanen.”

“Met hun eerste lening investeerde hij in een tractor en in een piano, dat zegt toch alles.”

Kenmerkend voor die visie is dat Abouleish consequent koos voor een holistische ontwikkeling van het bedrijf, waarin het economische, maatschappelijke, culturele en ecologische leven allemaal een plek hebben. Maximilian: “Met hun eerste lening investeerde hij in een tractor en in een piano, dat zegt toch alles.”

De SEKEM-gemeenschap is in de loop der tijd organisch uitgebouwd. Na 45 jaar wonen en werken er meer dan 2000 mensen. Er wordt winst gemaakt en waarde gecreëerd vanuit vijf bedrijven: ze produceren voedsel, textiel, medicijnen, in variatie om weerbaar te zijn, en er wordt geëxporteerd naar het buitenland. In de gemeenschap krijgen 2500 kinderen onderwijs. SEKEM startte bovendien in 2012 de Heliopolis Universiteit, de eerste universiteit in de regio met holistische duurzame ontwikkeling als hoofddoel. Daarnaast is SEKEM in de westelijke woestijn in Egypte aan een tweede gemeenschap begonnen, een replica van het moederlandbouwbedrijf en de moedergemeenschap.

Zicht op SEKEM

Maximilian had het als Duitser soms moeilijk met de onbekende cultuur van Egypte. “Het kan heel frustrerend zijn als mensen in een ander land niet hetzelfde belangrijk vinden als jij. Ik moest echt leren om dat los te laten. Maar nu geniet ik ervan hoe het er in Egypte aan toegaat, in het moment leven, het belang van relaties. En ik zie dat ik dingen heb bij te dragen vanuit mijn cultuur.”

Maximilian is inmiddels de Sustainable Development Lead voor het SEKEM-initiatief, dat het economische, maatschappelijke, culturele en ecologische leven integreert om urgente maatschappelijke problemen aan te pakken. De huidige prioriteiten zijn ontwikkeling van ecosystemen, mitigatie van klimaatverandering en biodiversiteit.

Een lange termijnvisie blijft voor hem fundamenteel. “Na het overlijden van Ibrahim in 2017 kwamen we bij elkaar en besloten dat we nog steeds voor de lange termijn moeten plannen: Waar willen we dat Egypte is over 40 jaar? En wat betekent dat voor onze rol? Zo hebben we een strategie ontwikkeld voor de komende tien jaar.” Onlangs is een grote stap gezet door te bepalen dat SEKEM geen familiebedrijf meer is maar eigendom van een trustfonds.

In de context van een wereldwijd streven naar verduurzaming van voedselproductie, en een roep om rechtvaardiger economische modellen, zou Maximilian graag zien dat producenten en consumenten samen in gesprek gaan. “Ze zouden elkaar in de ogen moeten kijken, onderzoeken welke behoefte er is en de waarde van iets bepalen. Die traditionele marktplaats bestaat niet meer, maar wij proberen bij SEKEM iets te ontwikkelen dat daarop aansluit en een microkosmos van de maatschappij vormt waarin alle verschillende elementen samenkomen. Als de systemen wereldwijd instorten zoals nu al in Libanon gebeurt, dan zouden de tweeduizend boeren en producenten die in onze microkosmos samenwerken overeind blijven.’

Op 31 augustus en 1 september spraken Joslin, Bashar en Maximilian tijdens een masterclass en een publieksevent op de universiteit in Wageningen. De opname van het publieksevent is terug te zien op ons YouTube kanaal.

De bijeenkomsten waren georganiseerd door het Grote Midden Oosten Platform in samenwerking met Vriendenkring SEKEM en StartHub Wageningen, en met steun van de Iona Stichting.

De bijeenkomsten sloten aan op het Green MENA Network project van het Grote Midden Oosten Platform, waarin duurzame initiatieven in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) in kaart worden gebracht. Het project heeft als doel mensen en organisaties in Nederland te motiveren om in het Midden-Oosten samenwerkingsverbanden aan te gaan die gebaseerd zijn op duurzaamheid en zorg voor milieu en samenleving. Meer informatie op deze webpagina of via info@hetgrotemiddenoostenplatform.nl.

Sociaal ondernemen in de Arabische wereld, leer het van de ervaringsdeskundigen. Aflevering 2: Bashar Humeid

Allen werden voor gek verklaard omdat ze onmogelijke dromen zouden najagen en niet naar snelle oplossingen of succes zochten. Nu hun werk vruchten blijkt af te werpen, loont het de moeite van hen te horen wat er komt kijken bij idealistische ondernemen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hun aanpak is verschillend maar over enkele zaken zijn ze het eens: de regio is lang niet zo droog en onvruchtbaar – en dus geschikter voor landbouw – als veelal gedacht. Daarnaast biedt de hoogopgeleide bevolking veel kansen. Ten slotte hechten de drie veel belang aan de relatie met lokale gemeenschappen. Het betrekken van plaatselijke boeren, ondernemers en consumenten is de beste garantie om een werkelijk duurzame impact te hebben.

In drie portretjes stellen we ze aan je voor: Joslin Kehdy, oprichter en directeur van het Libanese Recycle Lebanon, beet een paar dagen geleden het spits af. Nu is het de beurt aan Bashar Humeid, oprichter van Meezan.cc en medeoprichter van Yanboot.com.

Meezan is een non-profit onderneming die low-tech methoden ontwikkelt op het gebied van bouw, landbouw en energie-en waterbesparing voor Jordanië en het Midden-Oosten. Yanboot is het toonaangevende merk in Jordanië als het gaat om biologische landbouw en voedselproductie.

Bashar heeft een Duitse moeder, maar is geboren en getogen in Jordanië. Hij werkt nu aan zijn PhD over de relatie tussen hernieuwbare energie en politieke controle aan de Technische Universiteit van Darmstadt in Duitsland. Hij was met zijn Tesla vanuit Duitsland naar Wageningen gekomen om zijn ervaringen over ondernemerschap te delen met Nederlandse belangstellenden.

“Mijn opa was schoenmaker in Nablus, Palestina”, vertelt hij. “Mijn vader studeerde [nadat de familie in 1967 naar Jordanië gevlucht was voor de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever, red] voedingswetenschappen en werd voedselinspecteur. Maar in zijn hart was hij ondernemer. Zoals veel Palestijnen in Jordanië begon hij allerlei bedrijven. De laatste was een succes, een kaasfabriek. Hij experimenteerde eindeloos met schapenmelk en ontwikkelde de schapenkaas Farida, geproduceerd door een honderdtal kleine schapenboeren.”

De manier waarop zijn vader een bedrijf opbouwde is steeds meer een voorbeeld geworden voor Bashar. “Hij had geen kapitaal, alleen spaargeld, en leende wat van een paar vrienden. Hij slaagde erin zijn bedrijf  organisch te laten groeien. Hij noemt zich geen sociaal ondernemer, maar de manier waarop hij werkt is wel degelijk sociaal en duurzaam.”

De schapenkaas Farida, van Bashar Humeids vader.

Bashar kwam tot het besef dat het traditionele bedrijf van zijn vader heel veel impact had, simpelweg omdat het was ingebed in de lokale gemeenschap. Zonder ondersteuning van de VN, of als NGO, was het bedrijf sociaal en duurzaam. Het was voor hem een openbaring: “Die labels voegen op zich helemaal niets toe. De markt is van zichzelf sociaal, zonder al die overheidsinterventies.”

Bashar en zijn vader begonnen een bedrijf in biologische groente en fruit toen Jordaniërs nog nauwelijks geïnteresseerd waren in biologisch voedsel. Als hem gevraagd wordt hoe hij dan toch een dergelijk bedrijf kon ontwikkelen, zet hij uiteen dat in Jordanië veel kanker voorkomt, en er een groeiend besef is van een onder meer voedselgerelateerd probleem. We hebben publiek betrokken bij ons landbouwbedrijf, mensen uitgenodigd er te komen kijken en te eten. Zo hebben we stap voor stap een community opgebouwd. Het duurde zes jaar voordat we break-even waren, en dat kwam voor een deel omdat we vertrouwen moesten winnen.”

Inmiddels beschouwt hij het Midden-Oosten en Noord-Afrika als een gebied met enorm potentieel. dankzij het klimaat en een bevolking waarbij het ondernemerschap en de handelsgeest ingebakken zit. Bashar ontdekte dat de ‘markt’ als concept wortels heeft in de Arabische wereld, met dank aan de vele Arabische handelaren en ondernemers die de wereld over trokken, naar China, India en andere verre landen. “Dankzij deze Arabische handelaren hebben we nu gewassen als sinaasappels, mango’s, katoen. De kennis en techniek daarover kwamen in vroeger eeuwen van Oost naar West, en van Zuid naar Noord, anders dan nu,” aldus Bashar. Hij vindt het belangrijk dat we ons daarvan in het Westen bewust zijn.

Het feit dat boeren het in deze tijd zo moeilijk hebben wijt hij voor een deel aan internationale banken en overheden die iedereen aanmoedigden leningen af te sluiten. Hij heeft moeite met top-down oplossingen vanuit overheden of academici (waartoe hij zichzelf ook rekent). “Ik heb uit ervaring geleerd dat kennis van onderaf komt. Het is een verkeerde aanname dat wij academici meer weten over milieu en ontwikkeling dan boeren en lokale gemeenschappen. Of meer dan gewone kleine ondernemers.”

Daarom pleit hij ervoor dat startende ondernemers uit het buitenland ter plekke onderzoeken welke problemen de lokale bevolking heeft. “Probeer zoveel mogelijk te vergeten wat je op school en de universiteit hebt geleerd,” zegt hij stellig. “Ontwikkel geen businessmodel dat geen rekening houdt met de prioriteiten van lokale gemeenschappen. Vaar ook niet blind op de agenda’s van internationale donoren en NGO’s: Ook al hebben die de beste bedoelingen, ze corrumperen de bevolking met valse oplossingen. Echte oplossingen komen uit de markt en de gemeenschappen zelf.” Hij wijst in dit verband naar het schapenkaasbedrijf van zijn vader.

Bashar is heel kritisch over de oplossingen die op mondiale schaal worden aangedragen voor grote milieuvraagstukken. Hij is ervan overtuigd dat decentralisatie van beleidsontwikkeling een oplossing is voor veel problemen, of het nou gaat om de energietransitie of om een socialere markt. “Zoals de natuur decentraal is. Onze natuur heeft geen centraal controlesysteem nodig, en dat moeten we nu ook niet gaan creëren. De natuur creëert haar eigen weerbare en duurzame oplossingen voor problemen.”

Hij heeft dan ook grote bezwaren tegen bepaalde initiatieven die klimaatverandering moeten vertragen: “Nucleaire energie wordt nu ineens opgevoerd als duurzame oplossing, en moet centraal geregeld. Emissierechten die een markt zonder waarde vormen, ook weer centraal geregeld. Deze ‘oplossingen’ komen niet voort uit gemeenschappen. Het is belangrijk om je altijd af te vragen waar de oplossingen bedacht zijn en wiens probleem ze oplossen.”

De hele masterclass van Bashar Humeid is te zien op zijn youtube kanaal. Daarin legt hij ook uit hoe hij aankijkt tegen ontwikkelingen in de mondiale duurzaamheidsbeweging.

Sociaal ondernemen in de Arabische wereld, leer het van de ervaringsdeskundigen. Aflevering 1: Joslin Kehdy

Allen werden voor gek verklaard omdat ze onmogelijke dromen zouden najagen en niet naar snelle oplossingen of succes zochten. Nu hun werk vruchten blijkt af te werpen, loont het de moeite van hen te horen wat er komt kijken bij idealistische ondernemen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hun aanpak is verschillend maar over enkele zaken zijn ze het eens: de regio is lang niet zo droog en onvruchtbaar – en dus geschikter voor landbouw – als veelal gedacht. Daarnaast biedt de hoogopgeleide bevolking veel kansen. Ten slotte hechten de drie veel belang aan de relatie met lokale gemeenschappen. Het betrekken van plaatselijke boeren, ondernemers en consumenten is de beste garantie om een werkelijk duurzame impact te hebben.

In drie portretjes stellen we ze aan je voor: Joslin Kehdy, oprichter en directeur van het Libanese Recycle Lebanon, bijt het spits af.

Joslin Faith Kehdy is de oprichter en directeur van Recycle Lebanon. Ze woont zonder netaansluiting in het dorpje Baskinta in de bergen van Libanon. Daarvóór zat ze jarenlang in de hoofdstad Beirut, op Hawaï en in Londen. Ze werkte hard, en genoot van het goede leven.

In 2015 gebeurde er iets dat haar op een heel ander spoor zette. In Libanon ontbrandde een vuilniscrisis die de hele bevolking in rep in roer bracht. Duidelijk werd hoezeer Libanon een falende staat is, en hoe noodlottig alle publieke sectoren van corruptie zijn doortrokken.

Joslin legt het uit aan haar Nederlandse publiek: “De overheidssectoren zijn allemaal onderling verbonden. En dus houdt het vuilnisprobleem verband met problemen op het gebied waterbeheer, met de manier waarop landbouw is georganiseerd, met behoeftes van de bevolking, en ga zo maar door.”

Oplossingen voor de problemen in het land moeten volgens haar daarom zo veelomvattend mogelijk zijn, en niet vanuit kokers of op onderdeeltjes worden uitgedacht. En: “Als we onze maatschappij willen veranderen, moeten we onszelf veranderen, ons weer met ons hart verbinden met de aarde en met de mensen om ons heen.”

Joslin begon zich af te vragen wat er nodig was om de gebroken systemen te vervangen. “Hoe brengen we waarden als ‘liefde’ en ‘zorg’ terug in een maatschappij die mensen geleerd heeft om elkaar te beschadigen en leeg te trekken?” Het was deze vraag die Joslin in 2015 motiveerde om Recycle Lebanon op te richten, met als ondertitel ‘re-psycle our lineair mindset towards circular action’.

“De Mediterrane regio heeft een rijke cultuur van ambachten en natuurlijke producten, daar kan je op voortbouwen.”

Hoewel men haar voor gek verklaarde was Joslin vastberaden om op holistische wijze (“want alles hangt met elkaar samen”) het systeem te veranderen. Ze ging daarbij stap voor stap te werk. Haar eerste initiatief was Dive into Action’, een project rond stranden schoonmaken als manier om in gesprek te gaan met jongeren over plastic en verpakkingen van alles wat er te koop is. Ze begon ook te netwerken over deze thema’s, internationaal.

Daarna startte ze de EcoSouk, zogenaamd de eerste zero-waste shop in het Midden-Oosten, “wat natuurlijk onzin is, want in onze regio werden vroeger nooit verpakkingen gebruikt, dus was alles zero-waste. Het ging mij erom duidelijk te maken dat de plasticindustrie mensen heeft laten vergeten hoe het altijd was.”

Met ‘Terrapods’ in haar dorp Baskinta volgde ook nog een gecombineerde plek voor een arts residency, ecodesign en agroecology, “een speeltuin voor nieuwsgierigheid.”

De basis van alle initiatieven werd Regenerate Hub: een platform voor circulaire economie om natuurlijke oplossingen te versterken. Het woord ‘Hub’ staat zowel voor het Engelse ‘knooppunt’, als voor de Arabische betekenis van het woord Hubb, ‘Liefde’. “Want zonder liefde gaan we dit niet overleven”, aldus Joslin.

Screenshot van Regenerate Hub

Het digitale platform maakt zichtbaar welke initiatieven en bedrijven er zijn op het gebied van verweven thema’s als lucht, water, vervuiling, energie, recycling, grond. Aan de hand van ingenieuze filters kunnen er nog veel meer verbanden worden gelegd tussen thema’s en bedrijven. De data zijn beschikbaar voor iedereen die alternatieve systemen ontwikkelt of dat wil doen – voor activisten, ondernemers, industrie, NGOs en politici.

Aanvankelijk werkte Joslin welbewust zonder financiële ondersteuning om haar ideeën onafhankelijk te ontwikkelen. Toen de proefprojecten waren uitgevoerd was ze zover om geld aan te nemen van de Japanse ambassade en van de UNDP, het ontwikkelingsfonds van de Verenigde Naties. Zo bouwt ze op een organische manier haar initiatieven uit.

In de komende tijd hoopt ze dat Terrapods echt van de grond koopt, en dat het platform Regenerate Hub wordt uitgebreid naar buurlanden en naar Noord-Afrika. Ze ziet veel mogelijkheden voor startende sociale ondernemers, ook uit het buitenland. “De Mediterrane regio heeft een rijke cultuur van ambachten en natuurlijke producten, daar kan je op voortbouwen.” Ze doelt onder meer op de millennia oude landbouwculturen, die behalve granen ook hennep, vlas, en eindeloos veel groenten en fruit voortbrachten. “Maar”, zo roept ze aankomende ondernemers in Wageningen op, “vraag je altijd af wat de impact is van wat je doet op een gemeenschap, daar moet het om gaan in je bedrijf, daarna pas over hoeveel winst je maakt.”

De bijeenkomsten werden georganiseerd door het Grote Midden Oosten Platform in samenwerking met Vriendenkring SEKEM en StartHub Wageningen, en met steun van de Iona Stichting.
De bijeenkomsten sluiten aan op het Green MENA Network project van het Grote Midden Oosten Platform, waarin duurzame initiatieven in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) in kaart worden gebracht. Het project heeft als doel mensen en organisaties in Nederland te motiveren om in het Midden-Oosten samenwerkingsverbanden aan te gaan die gebaseerd zijn op duurzaamheid en zorg voor milieu en samenleving. Meer informatie op deze webpagina of via info@hetgrotemiddenoostenplatform.nl.

 

Recensie: Grenzen tussen genres losgelaten, verbinding via waterwegen en lichamen

Sabrina Mahfouz heeft een boek afgeleverd zoals ik het nog niet vaak gelezen heb. Een mix van uiterst openhartige memoires met informatie en documentatie over de rol van water in de koloniale geschiedenis tussen het Britse Rijk en het Midden-Oosten en het belang van water in het Midden-Oosten nu. Als een professionele theatermaker – want dat is ze – springt ze van de ene scene naar de andere, van persoonlijk naar politiek, van historisch naar maatschappelijk en rijgt al die elementen associatief en lenig aan elkaar. Als lezer wordt je meegevoerd in alle verhaallijnen en spring je mee van het ene niveau naar het andere.

De titel, ‘These Bodies of Water’, verwijst tegelijk naar het microniveau van het lichaam, dat voor zeventig procent uit water bestaat, het macroniveau van zeeën en rivieren die zo’n belangrijke rol spelen in de geschiedenis en het tussenliggende niveau van het belang van schoon drinkwater om te overleven. Mahfouz vertelt hoe ze door onderzoek erachter kwam hoe belangrijk water is (geweest) in de confrontaties tussen het Britse Rijk en het Midden-Oosten. Er wordt vaak gezegd dat alles draait om olie, maar water speelt zeker zo’n belangrijke rol. De macht over het Suezkanaal en de Rode Zee om het transport van olie en andere grondstoffen veilig te stellen, de toegang tot havens in Jemen, Koeweit en Bahrein en de pogingen om zout water zoet te maken in de Golf, het zijn allemaal belangrijke geopolitieke onderwerpen waar het Britse Rijk bij betrokken is of was.

Het Midden-Oosten, terecht beschreven als een koloniale term, en het Britse Rijk komen samen in de auteur Sabrina en in heel veel van haar vrienden, the diasporic dreamers, aan wie ze het boek heeft opgedragen. Hun ouders zijn opgegroeid in een van de kolonies van dit wereldrijk en zijn naar Londen getrokken, ook een beetje hun hoofdstad. Sabrina is tegelijk een echte Londenaar en een wereldbewoner, ze bracht haar jeugd grotendeels door in Cairo waar haar vader vandaan kwam en voelt verwantschap met Guyana, het oorspronkelijke land van haar moeder. Voortdurend moet ze zich in Londen verantwoorden voor haar lichte huid, haar Arabische achternaam en de plaatsen waar ze heeft gewoond. Rode draad in dit boek is het interview dat de ik-persoon heeft met een ‘Vetting Officer’, een ambtenaar van het Ministerie van Defensie die haar moet keuren en beoordelen of zij promotie kan maken en daardoor toegang mag krijgen tot geheime informatie. Deels is dit interview autobiografisch en deels een narratief kader waarmee we door het boek worden geleid.

Sabrina Mahfouz ©Borsht/Wikipedia

De compositie verdient sowieso extra aandacht want aan de hand van prachtige titels die allemaal verwijzen naar water, reizen we langs verschillende landen in het Midden-Oosten. We gaan aan boord in Haven 1 (Egypte) om dan langs Getijden (Jemen), Bronnen (Bahrein), Zijrivieren (Koeweit), Drooglegging (Irak), Verdamping (Palestina), Poreus (VAE) en Samenloop (Jordanië) weer aan te meren in Haven II (Engeland). Als een kapitein laveert de schrijfster ons als passagiers langs alle waterwegen, havens en wetlands die belangrijk zijn (geweest) in de koloniale verhoudingen en het leven in het Midden-Oosten nu. Ondertussen leren we hoe de Egyptische obelisk Cleopatra’s Needle langs de oever van de Theems terecht kwam, welke belangen Engeland nog steeds heeft in het Suez Kanaal, welke macht de piraten hadden in Jemen, waarom er een Britse marinebasis is in Bahrein, hoe de grondwet van de Koeweit gunstig uitpakte voor de vrouwen daar, welke gevolgen de drooglegging van de moerassen had in Irak, waarom er open riolen zijn in Gaza, welke ontziltingsprojecten er zijn in Dubai en waarom er zoveel vrouwelijke loodgieters zijn in Jordanië. En alsof dat nog niet genoeg is, leren we ook de ik-verteller steeds beter kennen. Openhartig deelt ze haar heftige levenservaringen en laat ze zien wat er kan gebeuren als een jonge Londenaar zonder beschermende familie en bijbehorend kapitaal toch een universitaire opleiding wil doen en toegang wil krijgen tot een carrière bij de overheid. Hoe ver zij in deze carrière komt, is de spanningsboog in dit boek want een en ander hangt af van het interview met de Vetting Officer.

Sabrina Mahfouz koos uiteindelijk voor de kunst (theater, performance, literatuur) als de omgeving waar ongelijke verhoudingen, onrecht en macht kunnen worden onderzocht, ter discussie gesteld en geheeld. Ze koos ook voor het body work, de inzet van het eigen lichaam om te reageren op instituties van macht en geweld. Dit leidde in 2019 tot de theatervoorstelling A History of Water in the Middle East, gespeeld in het Royal Court Theatre in Londen. Voor degenen die die voorstelling gemist hebben, is er nu dit boek. Een collage van teksten waarbij de grenzen tussen genres zijn losgelaten en de verbindingen lopen via waterwegen en lichamen, bodies of water.

De Shrinking Civic Space in de MENA-regio: Abdulrahman (Irak), Aram (Jemen), Saif (Tunesië) en Fariba (Iran) vertellen over hun ervaringen met shrinking civic space in hun land

In de civic space, de openbare of publieke ruimte, kunnen zowel individuen als groepen bijdragen aan beleidsvorming die van invloed is op hun leven. Dit doen ze door informatie te vergaren, dialoog aan te gaan, lucht te geven aan onenigheid of een meningsverschil, en door samen te komen om een gezamenlijk standpunt uit te dragen. In een situatie waarin deze ruimte aan het krimpen is en er dus sprake is van een shrinking civic space, worden bovenstaande zaken niet meer, of minder, getolereerd. Zo wordt het niet alleen individuele burgers, maar ook burgerorganisaties en met name ngo’s moeilijker gemaakt om zich in te zetten voor de maatschappij. Met name activisme wordt niet gewaardeerd, of het nu gaat om politiek, milieu of mensenrechten.

Voor dit artikel interviewde ik een aantal jonge mensen uit de MENA-regio, van wie het werk wordt bemoeilijkt door de shrinking civic space in hun land: Abdulrahman (26) uit Irak, Aram (24) uit Jemen, Saif (24) uit Tunesië en Fariba (aangepaste naam op verzoek) (26) uit Iran. De situaties waarin de geïnterviewde personen zich bevinden zijn totaal verschillend, maar allemaal hebben ze te maken met een shrinking civic space – of zoals sommigen het zelf beschreven: een already shrunken civic space. Tijdens de online interviews stelde ik iedereen dezelfde zes vragen, die betrekking hadden op hun achtergrond en werk, hoop en dromen, grootste uitdagingen/moeilijkheden, gevaarlijke situaties/ervaringen, prestaties/successen en eventuele oplossingen.

Abulrahman (26), Irak

Abdulrahman Nasir is 26 jaar oud en woont in Erbil, de hoofdstad van de federale staat Iraaks-Koerdistan. Hij studeerde in 2018 af aan Cihan University (Erbil, Irak) in English Translation Studies. Tijdens de afgelopen jaren heeft hij zich voornamelijk beziggehouden met het voorkomen van gewelddadig extremisme, de Sustainable Development Goals en de Youth, Peace and Security (YPS) 2250 resolutie van de Verenigde Naties. Momenteel is Abdulrahman werkzaam als Human Rights and Freedoms Program Manager en Youth, Peace and Security Advisor bij de Peace and Freedom Organization (PFO).

Hoop/dromen: “Onze droom in Irak is om als jonge mensen veel meer deel te kunnen nemen aan besluitvorming. Sinds de revolutie in Irak in oktober 2019 zijn er dingen aan het veranderen. Het gaat heel langzaam en stapje voor stapje, maar de volwassenen en ambtenaren die alles controleren in ons land beginnen een beetje respect te hebben voor jonge mensen. Sommige ambtenaren gaan nu in gesprek met jongeren en luisteren naar wat ze te zeggen hebben omdat ze zagen dat Iraakse jongeren anders gingen protesteren. We willen magische oplossingen maar zo werkt het niet. We moeten vertrouwen houden en doorgaan tot het einde, ooit zullen we de situatie hier veranderen.”

Grootste uitdagingen/moeilijkheden: “De veiligheidssituatie in Irak is het grootste probleem. Mensen buiten Irak denken dat alle Iraakse burgers zijn zoals IS en dat ons land niet beschaafd is, we moeten iedereen bewijzen dat we geen slechte mensen zijn. Ook de media beschrijven ons met zulke stereotypen. Maar we kunnen net zoals jullie leven en net zoals jullie zijn, bovendien is in vrede leven een fundamenteel mensenrecht. Op een dag zal de wereld zien wat Irak is en waartoe het Iraakse volk allemaal in staat is, we hebben zoveel geweldige en slimme Irakezen. Helaas vertrekken veel van die mensen naar het buitenland omdat ze zich hier niet veilig voelen. Maar we hebben hoop, en we moeten ons altijd blijven inzetten voor een betere realiteit en toekomst voor Irak.”

Gevaarlijke situaties/ervaringen: “Eén keer, toen ik in Bagdad was voor een activiteit van PFO, werd ik daar bedreigd, de dag erna ben ik meteen terug naar Erbil gegaan. Als je hier in vrede wil werken en leven, dan moet je de overheid te vriend houden. Je moet echt de overheid in gedachten houden bij alles wat je doet. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit iets dat gerelateerd is aan mijn werk op mijn Facebookpagina of op mijn Instagram geplaatst en slechts een aantal mensen in mijn omgeving weten wat voor werk ik überhaupt doe, je kunt niemand vertrouwen. Wanneer ik spreek op internationale evenementen of in interviews, voel ik me alleen maar veilig omdat alles in het Engels gaat en de meeste Irakezen het daarom toch niet begrijpen. De civic space in Irak is vaak niet veilig, je kunt in veel gevallen niet vrijuit spreken. Veel Irakezen willen gehoord maar ook beschermd worden. Zelf ben ik een aantal weken geleden voor het eerst vader geworden en nu ik een zoon heb, maak ik me ook een stuk meer zorgen.”

Prestaties/successen: “Ik ben ontzettend trots dat ik eraan heb meegewerkt om ervoor te zorgen dat de Iraakse overheid in december 2020 de nationale coalitie voor Youth, Peace and Security heeft opgericht. Dit was echt een mijlpaal voor mij. Verder ben ik trots op het feit dat ik veel bekenden die een slecht beeld hadden van het maatschappelijk middenveld en van ngo’s, heb overtuigd dat hun ideeën waren gebaseerd op stereotypen. Zij hebben nu een positieve indruk van maatschappelijke organisaties.”

Oplossingen: “Belangrijk is dat de internationale gemeenschap, ngo’s en donoren niet op slechts één persoon in Irak vertrouwen wanneer het aankomt op geld. In Irak is veel corruptie en daardoor gaat er veel geld verloren dat bedoeld was voor goede dingen. Het is belangrijk en beter om maatschappelijke organisaties en lokale ngo’s te vertrouwen. Het is wel belangrijk om erop te letten  of deze organisaties geen gepolitiseerde agenda hebben of een agenda die in strijd is met bepaalde mensenrechten want er zitten ook organisaties tussen die bijvoorbeeld een bepaalde politieke partij in Irak volgen. Daarnaast hebben we de internationale gemeenschap nodig om druk uit te oefenen op onze regering: die moet de rechten van het Iraakse volk, en vooral het grote aantal jonge mensen in ons land, respecteren; 69% van de Irakezen is jonger dan 30 en het is onze droom om de huidige situatie in Irak te veranderen. Ik geloof dat op een dag jonge mensen het verschil zullen maken.”

Aram (24), Jemen

Aram Mahmood is 24 jaar oud en woont in Aden, Jemen. Ze studeerde in 2020 af aan de University of Aden in Architectural Engineering. Ze is momenteel werkzaam als Programmes and Projects Manager bij de organisatie Three tracks, die zich bezighoudt met ontwikkeling, identiteit en vredesopbouw. Tijdens de afgelopen zeven jaar –dus sinds het begin van de burgeroorlog in Jemen – heeft Aram zich voornamelijk beziggehouden met het betrekken van jongeren bij ontwikkeling en identiteit, en met conflictgevoeligheid en het versterken van vreedzaam samenleven.

Hoop/dromen: “Ik heb veel hoop en ambities en er zijn veel dingen die ik wil veranderen. Ik woon in een land waar een conflict gaande is en wil een betere toekomst voor mij en mijn familie, voor de mensen in dit land. Verder wil ik Jemenitische mensen kennis bijbrengen over universele mensenrechten, zodat ze om deze rechten zullen durven vragen. Daarnaast zou ik willen dat meisjes en vrouwen een beter leven krijgen en dat ze een belangrijkere rol kunnen spelen in de samenleving door bij alle sectoren betrokken te worden, ook in de politiek bijvoorbeeld. Jemen doet zich misschien voor als een democratisch land maar dat is het niet, en je leven kan vernield worden als je je over bepaalde dingen uitspreekt. Verder hoop ik dat in de toekomst, jonge mensen en vrouwen meer betrokken worden bij besluitvormingsprocessen in ons land. Ik wil een inclusievere regering, waarin de samenleving van Jemen vertegenwoordigd wordt zoals deze is.”

Grootste uitdagingen/moeilijkheden: “De grootste uitdaging is het aanhoudende conflict in Jemen, en daarmee samenhangend de verdeeldheid en verschillende regeringen in ons land. Momenteel hebben we in het noorden van Jemen één regering en in het zuiden van Jemen twee regeringen. En alle drie zijn ze niet geïnteresseerd in het veranderen van de huidige situatie in Jemen. De regering in het noorden is erg conservatief en staat lokale organisaties niet toe projecten uit te voeren die te maken hebben met ontwikkeling of peacebuilding. Alleen puur humanitaire projecten en noodhulp zijn toegestaan. Daarnaast is het in het zuiden van Jemen vaak niet duidelijk welke van de twee regeringen er precies regeert en welke van de twee het voor het zeggen heeft over bepaalde zaken. Het is daardoor bijvoorbeeld niet duidelijk aan wie we precies toestemming moeten vragen voor bepaalde projecten, alles gaat erg moeizaam. De situatie in Jemen is onstabiel en dat heeft veel invloed op de uitvoering van projecten, vooral wanneer deze gericht zijn op ontwikkeling of peacebuilding.”

Gevaarlijke situaties/ervaringen: “Helaas heb ik veel ervaring op dat gebied. Tijdens het aanhoudende conflict in Jemen zijn al veel willekeurige gebouwen gebombardeerd, waaronder een keer ons huis. Gelukkig waren we toen al vertrokken. De andere ervaringen hebben betrekking op mijn werk en op de uitvoering van bepaalde projecten. Twee keer heb ik meegemaakt dat ik in een bepaalde regio aankwam voor een project en dat een groep mensen met wapens op ons afkwam en ons bedreigde en ons vertelde weg te gaan. Verder zijn er veel conservatieve religieuze groepen die ons lastigvallen wanneer we projecten uitvoeren met betrekking tot de empowerment van vrouwen en vrouwenrechten. We worden dan uit bepaalde gebieden verbannen omdat we volgens deze groepen de heersende tradities en religie zouden veranderen.”

Prestaties/successen: “Er zijn veel prestaties en successen waar ik trots op ben, maar ik zal wat vertellen over de twee die het belangrijkste zijn voor mij. Als eerste een project dat bedoeld was om vreedzaam samenleven in Jemen te bevorderen. Tijdens het uitvoeren van dit project hebben we een enorm succes geboekt door jonge social media influencers uit het noorden en het zuiden van Jemen samen te brengen. We hebben hen trainingen gegeven over peacebuilding en over het promoten van vreedzaam samenleven. Dit project had een grote impact op deze jongeren en resulteerde in de vorming van een jongerenplatform dat gericht is op het promoten van co-existentie, de acceptatie van verschillen, en het bouwen van gemeenschappen die deze principes ondersteunen. De tweede prestatie waar ik erg trots op ben is mijn deelname aan de Jemenitische delegatie voor The Youth Forum in the Arab Region 2019 in Tunesië, waar ik heb bijgedragen aan het voorbereiden en opstellen van de Arab Youth Charter.”

Oplossingen: “Om te beginnen, zou de internationale gemeenschap ons kunnen helpen door meer druk uit te oefenen op de verschillende regeringen in Jemen om één verenigde regering te vormen. Verder denk ik dat we alvast vooruit moeten kijken naar het stadium dat na afloop van het conflict gaat komen. We moeten ons dan richten op de generatie die de oorlog heeft meegemaakt en proberen deze mensen te betrekken bij de wederopbouw van hun land, bijvoorbeeld door hen te betrekken bij verschillende projecten. Ook moeten er tegen die tijd banen gecreëerd worden voor ex-strijders, jongeren en vrouwen, zodat ook zij een financiële basis kunnen hebben. Jemen heeft ontzettend veel natuurlijke hulpbronnen en de regering zou de inkomsten daarvan moeten gebruiken om onze mensen te helpen.”

Saif (24), Tunesië

Saif Edinne Sliti is 25 jaar oud en woont in Tunis, de hoofdstad van Tunesië. In zijn CV omschrijft hij zichzelf als Technician in civil engineering / Senior technician in public works. Daarnaast is hij al vanaf de oprichting betrokken bij het G12 initiatief, is hij één van de oprichters van de Downstream Sugar Campaign en is hij de CEO van IDO. Deze organisaties houden zich voornamelijk bezig met ontwikkelingsprojecten, de Sustainable Development Goals en milieukwesties.

Hoop/dromen: “Mijn belangrijkste zorg op dit moment is het werken aan de Sustainable Development Goals. Ik richt mijn hoop op deze en de volgende generatie en wil iedereen informeren over zijn/haar rechten. Mijn focus ligt op vergroting van het bewustzijn van de mensen en op het verdedigen van hun rechten. Door de veranderde politieke situatie sinds de nieuwe president worden mensenrechten, democratie, sociale en politieke rechten en vrijheid, onder andere van demonstreren, bedreigd. Het is erg belangrijk om deze rechten te blijven propageren.”

Grootste uitdagingen/moeilijkheden: “De grootste uitdaging is de veranderde politieke situatie. We hadden een democratie, we hadden het recht om onze stem te verheffen en om over alles te praten, het land werd geregeerd door meerdere mensen. Maar het huidige regime controleert alles. De president kan op elk moment wetten uitvaardigen en al het werk wat we hebben gedaan stilleggen en tenietdoen. Dit alles begon op 25 juli 2021 toen de huidige president een coup pleegde en het leger er niets tegen deed, sindsdien zijn er veel dingen veranderd. Zowel binnen Tunesië als ook wat betreft de relatie van Tunesië met andere Arabische landen en met Europese landen, dit zal ons land op verschillende manieren beïnvloeden. De huidige president is erg controlerend en wil niet dat iemand tegen hem ingaat of iets zegt over rechten of de vrijheid in Tunesië. Maar onze hoop is er nog steeds, we werken samen met andere organisaties en vechten voor politieke rechten en persoonlijke vrijheden. Mijn generatie moet de prijs betalen voor wat er nu gebeurt. We doen dit voor de volgende generatie, om uiteindelijk in een maatschappij te kunnen leven waarin iedereen zijn en haar rechten en vrijheden heeft en iedereen gelijk is. Wij, de mensen, zijn niet het bezit van het land of van de staat, het volk heeft de macht.”

Gevaarlijke situaties/ervaringen: “Geen commentaar.”

Prestaties/successen: “Er zijn veel redenen dat ik trots ben. Ik begon ooit met het werken aan een project rond een enorme vuilnisbelt hier in de regio, we waren met slechts drie personen. Inmiddels zijn we met een grote groep, geven we veel workshops en zijn we een organisatie geworden. Verder ben ik erg trots dat ik Tunesiër ben en mij hier inzet voor de rechten van alle Tunesiërs. Als je onderdrukt wordt maar opstaat tegen je onderdrukker, dan is dat iets om trots op zijn.”

Oplossingen: “Met het oog op de Sustainable Development Goals waarvoor ik me inzet, zijn gedeelde inspanningen nodig, op zowel regionaal als internationaal niveau. Het is erg belangrijk om ervaringen te delen en om naar elkaar te luisteren. Luister naar Tunesische mensen, activisten en organisaties, deel ervaringen met regionale en mondiale organisaties en leer van elkaar. Wat betreft oplossingen voor de huidige situatie in Tunesië heb ik geen commentaar.”

Fariba (26), Iran

Fariba (aangepaste naam op verzoek) is 26 jaar oud en woont in Teheran, Iran. Ze heeft een universitair diploma in Business Administration. Daarnaast is ze de oprichtster van een organisatie die door jonge vrouwen wordt geleid. Deze organisatie geeft workshops aan jongeren tussen 15 en 25 jaar oud over diverse onderwerpen: zowel over begrippen als cultureel geweld,  structureel geweld, positieve vrede en negatieve vrede, als over hoe jongeren beter kunnen communiceren met hun omgeving over wat ze zelf eigenlijk willen. Daarnaast doet Fariba onderzoek naar de huidige realiteit en obstakels van MENA-peacebuilders, met betrekking tot financiële duurzaamheid, mobiliteit en bescherming.

Hoop/dromen: “Ik wil dat iedereen in de wereld mobiel is en overal naartoe kan gaan en alles zelf kan zien en ontdekken. Vertrouw niet op stereotypen maar ontdek zelf dingen, dat is zo belangrijk. Zo kun je de wereld zien door de lens van verschillende mensen en ben je in staat banden aan te gaan met mensen die soms heel anders zijn dan jij. Je wordt nieuwsgieriger en gastvrijer en staat open voor verschillende culturen en levensstijlen. Verder hoop ik dat de nieuwe generatie geleerd wordt dat het oké is om hulp te vragen en dat je niet alles alleen hoeft te doen. Ik denk dat de nieuwe generatie behoefte heeft aan acceptatie en tolerantie en aan het idee dat het goed is om anders te zijn. Het is belangrijk om toe te leven naar een wereld waarin mensen vrij zijn om te kiezen wat echt belangrijk is voor henzelf en om daar vreedzaam naartoe te werken.”

Grootste uitdagingen/moeilijkheden: “Gebrek aan steun, gebrek aan mensen die dezelfde visie delen, gebrek aan donoren, gebrek aan begrip voor onze context. Vaak kun je alleen financiering ontvangen wanneer je een internationale bankrekening hebt en wanneer je als organisatie geregistreerd staat, wat in ons geval onmogelijk is. Eén keer hadden we bijna financiering gekregen, maar toen werd er van ons verwacht dat we video’s van ons werk op YouTube of Instagram zouden plaatsen of anders een blog met foto’s zouden bijhouden, zoiets is onmogelijk vanwege de huidige veiligheidssituatie maar dat lijkt men niet te begrijpen.”

Gevaarlijke situaties/ervaringen: “Geen commentaar.”

Prestaties/successen: “Er zijn veel mooie momenten en prestaties geweest. Ik kan het samenvatten door te zeggen dat ondanks alle risico’s, wij ons werk blijven doen juist vanwege die grote prestaties en mooie momenten die we erdoor beleven, en omdat ze zo levensveranderend en geweldig zijn. Wanneer jonge meiden na een workshop naar me toe komen en zeggen dat ze zo dankbaar zijn omdat ze nu beter weten hoe ze hun ouders kunnen duidelijk maken dat ze dingen willen veranderen, bijvoorbeeld  hun studierichting, of dat ze willen verhuizen naar een andere stad, dan voel ik me heel trots. Ook hebben we een keer een workshop georganiseerd voor kinderen onder de tien jaar en het was verbazingwekkend om te zien dat zulke jonge mensen het concept vrijheid echt leken te begrijpen, en ook leken in te zien dat het soms nodig is een prijs te betalen om voor vrijheid te vechten. Dit was heel mooi om te zien en maakte mij erg trots.”

Oplossingen: “Vertrouwen is ontzettend belangrijk. Vertrouw ons alsjeblieft als we zeggen dat de veiligheidssituatie op dit moment erg slecht is. Denk niet dat we overdrijven en denk alsjeblieft niet dat je weet wat onze context is. Vertrouw de Iraanse jeugd als deskundigen van hun eigen realiteit, ook wanneer het gaat om beslissingen over thema’s voor financiering. Daarnaast is het belangrijk om het de jeugd niet te moeilijk te maken met enorme bergen papierperk, de situatie is al moeilijk genoeg. Tenslotte, kijk niet alleen maar naar aantallen. Kijk niet naar het aantal volgers op mijn social media maar vertrouw erop dat ik mensen bereik. Elk individu heeft een ander verhaal en we zijn meer dan slechts getallen.

Om veiligheidsredenen zijn niet alle geïnterviewden bij hun echte naam genoemd en daarnaast zijn er bepaalde gebeurtenissen of opmerkingen weggelaten. Om nog duidelijker te maken dat de shrinking civic space in veel landen in de MENA-regio een serieuze en ernstige zaak is, wil ik echter een aantal dingen die mij verteld zijn, hier toch benoemen – zonder daarbij namen of landen te vermelden.

Eén persoon vertelde mij dat zijn familie en hijzelf al tien jaar lang in gevaar leven. In 2012 ontving hij bedreigingen van een bepaalde islamitische groepering. In 2014 werd hij opnieuw bedreigd en werd zijn broer drie maanden gevangengezet. In 2015 ontving zijn vriendin bedreigingen van de nationale partij van het land. In 2016 moest hij iemand omkopen die informatie over zijn ondergrondse activiteiten wilde doorgeven aan de autoriteiten. In 2018 zijn hij en zijn vriendin verhuisd naar een ander gebied, maar nog steeds moet al hun werk onder de radar blijven. Toch blijft deze jonge man hoop houden, want “de vrede die we hier proberen op te bouwen, die hebben we nodig.” Verder sprak ik een persoon die mij vertelde dat hij vrij recent tijdens een demonstratie is opgepakt. Hij zat vier dagen vast en werd geslagen door de politie. Na zijn vrijlating kreeg hij het label “oppositie” en vanaf dat moment tot op heden zijn zijn rechten en vrijheden ingeperkt.

Als laatste sprak ik nog een persoon waarvan verschillende vrienden werden opgepakt. Zij en hun laptops werden meegenomen, het onderzoek naar hen duurde zes weken. De jonge vrouw die ik sprak zei dat dit de eerste keer was dat ze besefte dat ook zij gevaar loopt, en dat ze vanaf dat moment niet meer dezelfde persoon was als daarvoor.

Het achterliggende idee bij het delen van de bovenstaande informatie en het schrijven van de portretten, was om het begrip shrinking civic space en de moeilijkheden die dit met zich meebrengt minder abstract te maken. De vele krantenkoppen en artikelen gaan over echte mensen, en dit artikel biedt kennismaking met enkelen van hen. Het doel van dit artikel was niet alleen maar om het Nederlandse publiek over de problematische shrinking civic space in de MENA-regio te informeren, maar ook om te laten zien dat ondanks alle moeilijkheden die er zijn en de gevaarlijke situaties waarin mensen verkeren, er wel degelijk mensen zijn die opkomen voor hun eigen en andermans rechten. Deze mensen proberen wat er nog over is van de civic space in hun land in stand te houden, en het is aan ons om deze mensen daarin te steunen en hier aandacht voor te vragen, in plaats van te doen alsof onze neus bloedt.

‘Als je je wortels kent, kan je tot bloei komen’: gesprek met Rosh Abdelfatah van het Arab Film Festival

‘Het Rotterdam Arab Film Festival werd geboren in een opmerkelijk jaar. Een jaar waarin de relaties tussen oost en west veranderden door de aanslagen op 11 september. Deze tragische en onomkeerbare gebeurtenis gaf het nog prille culturele festival een extra lading. Er ontstond een dominant politiek frame van voor- en tegenstanders. Dit had enorme gevolgen voor de rol en de verwachtingen over het festival.’

‘Toen we bijvoorbeeld als openingsfilm enkele jaren laten een Egyptische komedie vertoonden, vroeg het publiek zich af waarom er niet meer politieke films waren. Alsof de wereld eendimensionaal is. Het festival is een artistiek platform dat ruimte biedt voor open gesprekken over kunst, mensenrechten, emancipatie, politieke vrijheid, humor, verhalen over vriendschap, liefde en ontmoeting.’

‘Het festival is tweeëntwintig jaar geleden opgericht door de Tunesische journalist, politicus Khaled Chouket, de Iraakse fotograaf Intishat Tamimi en de Palestijnse dichter Mohammed Abu Leil. Vanaf de start ben ik bij het festival betrokken geweest. Eerst als technicus, later als programmamaker en sinds 2011 ben ik de artistieke leider.’

Rosh Abdelfatah

HOOGTEPUNTEN ARAB FILM FESTIVAL 2022

‘Dit jaar reflecteren we tijdens ons festival op de actualiteit en we lopen niet weg van de huidige problematiek in de Arabisch wereld. We brengen deze onder de aandacht en willen achtergronden verdiepen. We selecteren inhoudelijk relevante films, in nauwe samenwerking met makers en partners in de MENA-regio. Ons filmaanbod is breed en specifiek, doorbreekt stereotypen en geeft een overzicht van de belangrijkste films die afgelopen jaar zijn verschenen.’

DE VREEMDELING EN KOMEDIE

‘Onze vijf hoofdthema’s dit jaar zijn: De vreemdeling, water- en voedselveiligheid, jongeren, ‘ladiesnight’ en komedie. De openingsfilm ‘The Stranger’ is de debuutfilm van de Syrische Ameer Fakher Eldin die zelf op de Golanhoogte woont. De beeldtaal van Eldin is universeel, maakt dat je een andere tijd beleeft en kan zich overal afspelen. De manier van filmen, het tempo, de stiltes en de reflectie zetten je als kijker aan het denken over wat het betekent om ergens ‘vreemd’ te zijn. Tegelijk wordt voelbaar dat juist door de ontmoeting het ‘andere’ onderdeel wordt van je eigen verhaal.’

Still uit The Stranger

‘Opvallend is daarnaast de komedie Ashman uit Koeweit, een land waar de filmindustrie nog in de kinderschoenen staat met deze kaskraker over de Arabische Superman. Daaruit spreekt voor mij veerkracht: dat ondanks alle ontwikkelingen zoals klimaatverandering, politieke onderdrukking nieuwe films worden gemaakt die een groot publiek bereiken. Films met een hoge artistieke kwaliteit, waarbij elk shot een schilderij is dat met veel zorg en aandacht is gemaakt. De Marokkaanse film ‘Collapsed Walls’ is hier ook een goed voorbeeld van.

Arabische Superman

VOOROORDELEN

‘Het gespannen klimaat dat de geboorte van het festival kenmerkte zette zich het afgelopen decennium voort met de komst van de Arabische lente en met de gebeurtenissen die erop volgden. Tijdens het festival werden steden in Syrië gebombardeerd maar ook tijdens de aanslag in Parijs in 2015 moesten onze gasten en filmers overhaast terug naar hun families in Parijs. De gevolgen van deze politieke dynamiek vertaalden zich niet alleen in de verwachtingen over de programmering maar ook op persoonlijk vlak, wat de ander van je denkt en vindt. Ik moest altijd dezelfde vragen beantwoorden: Hoe ben je hier gekomen als vluchteling? Vragen waarop niemand zin heeft antwoord te geven. De ruimte is al ingevuld door vooroordelen die een oprecht gesprek soms in de weg staan. De politieke ontwikkelingen hadden grote gevolgen op internationaal vlak maar ook nationaal en lokaal. Het eerder zo betrokken Ministerie van Buitenlandse Zaken raakte op afstand en het festival werd uit het Rotterdamse cultuurplan gehaald. Dit leidde bij mij tot momenten van twijfel of het festival onder deze omstandigheden wel kon overleven.’

ONVERWACHTE ONTMOETING

‘We zijn de afgelopen jaren kleinschalig doorgegaan en ik ben persoonlijk veel in het festival blijven investeren. Ik geloof enorm in de rol en de invloed die het festival heeft. Er zijn gedurende het jaar weinig momenten waarop de cultuur uit het Midden-Oosten onder de aandacht komt. Ook zijn er bijna geen Arabische films te vinden in de Nederlandse bioscopen. Er is geen plek waar jonge filmmakers in een sfeer van vrije uitwisseling en discussie kunnen samenkomen om elkaar te onverwacht te ontmoeten. Dat gebeurt nu juist wel tijdens onze festivals, zo ontstaan vaak nieuwe ideeën voor urgente films en samenwerkingen.’

ARABISCHE NETFLIX EN OSCAR NOMINATIE

‘Het Rotterdam Arab Film Festival heeft de afgelopen tweeëntwintig jaar de nodige bijdragen geleverd aan thema’s die dankzij onze filmprogrammering op de agenda kwamen. Een voorbeeld uit 2012 is een film over de Egyptische Joden ‘Jews in Egypt’. Maar ook recenter, tijdens de Coronapandemie, moesten we creatief zijn. Mijn inzicht was: mensen lezen kranten en willen als ze geraakt worden verdiepende films kijken. Dit leidde tot het opzetten van ons online filmplatform CMENA.nl Hier komen literatuur, journalistiek en de Arabische cinema samen. In 2020 maakten we ook een terugblikprogramma na tien jaar Arabische lente met filosofische thema’s over de zwarte kant van de sociale media, over hoe films bewust worden gebruikt om het publiek te manipuleren. Maar ook over de rol die de filmmakers tijdens de Arabische revolutie speelden.’

KWEEKVIJVER VAN TALENT

‘Sommige filmmakers begonnen hun carrière bij het Rotterdam Arab Film Festival en kregen zelfs een Oscar-nominatie. Zo smokkelde de Syrische filmmaker Talal Dirki via een chip zijn film het land uit om deze tijdens ons festival voor het eerst te vertonen. Zijn film ‘Return to Homs’ was een paar jaar later de openingsfilm van het IDFA. Zijn tweede film ‘Fathers & Sons’ werd genomineerd voor een Oscar. Talal liep over de rode loper en zijn film was in 2019 de enige niet Amerikaanse film die was genomineerd voor de beste documentaire van deze 91e editie van de Oscar-uitreiking.

In de wereldwijde beeldenstrijd hebben meerdere makers hun korte film tijdens ons festival vertoond en zijn nu toonaangevende makers van films die wereldwijd een groot publiek bereiken. Ik geloof erin dat we een kweekvijver zijn van talentvolle jonge makers die we een podium bieden en dat werkt. Dit maakt me blij en hoopvol.’

CULTURELE WORTELS

‘Mijn hoop voor de toekomst is dat het draagvlak voor ons unieke festival groter wordt, voor het publiek en de jonge filmmakers en voor ons achter de schermen. Ik zie dat ook voor de jonge generatie die haar wortels heeft in de Arabische wereld, het festival iets kan betekenen. Een plek waar zij op hun eigen manier vorm aan kunnen geven. Tijdens screenings ervaar ik dat tweede en derde generaties Nederlanders met een Arabische achtergrond vaak nauwelijks iets weten van hun achtergrond of eigen cultuur. Hierin kan het festival iets betekenen, duiding geven en inzichten opleveren. Oftewel zoals podcastmaker Peggy Bouva het treffend formuleert: ‘Als je je wortels niet kent, kun je niet tot bloei komen.’

Reis door Rotterdam Arab Film Festival 22e editie 2022. De geselecteerde vijf hoogtepunten resulteren in een festivalprogramma met kaskrakers, artistieke, politieke, urgente sociale en culturele films. Het festival start woensdagavond 15 juni en duurt tot en met zondag 19 juni:

 

  1. DE VREEMDELING

    Vluchten, oorlog en leven onder bezetting zijn pijnlijk actueel.

    THE STRANGER – openingsfilm en debuut van de Syrische Ameer Fakher Eldin
    EUROPA –  een Italiaanse film van Haider Rashid
    THE CAPTAINS OF ZAATARI – een Egyptische film van Ali El Arabi

  2. WATER- & VOEDSELVEILIGHEID

Water is de bron van alle leven. De directe samenhang met voedselveiligheid wordt opnieuw door de oorlog in Oekraïne in het Midden-Oosten urgent voelbaar.
Kenners gaan in gesprek over actuele films van Al Jazeera Documentary.
WIDOWS OF THE SEA – film van regisseur Mostafa Bouazzaoui uit Qatar, Senegal
BREAD AND BUTTER –  film van regisseur Marwah Jbara-Tibi uit Palestina, Qatar

JONGEREN

De afgelopen jaren zaten jongeren klem tijdens de pandemie. We zien een explosie van creativiteit als het gaat om films waarin jongeren centraal staan:
HARD SHELL, SOFT SHELL – Een Franse film van Emma Benestan
CASABLANCA BEATS – Een Marokkaanse film van Nabil Ayoush
A TALE OF LOVE AND DESIRE – Een Franse film van Leyla Bouzid
GHODWA –  Een Tunesische film van Dhafer L’Abidine

Scène uit Hard Shell, Soft Shell van Emma Benestan

 

  1. LADIESNIGHT (18 juni)

Tijdens het Arab Film Festival is ladiesnight een terugkerend fenomeen. Dit jaar met DAUGHTERS OF ABDULRAHMAN–  van de Jordaanse filmmaker Zaid Abu Hamdan. Een feestelijke avond met livemuziek, handgemaakte parfum, henna en Arabische delicatessen.

 

  1. KOMEDIE Met het hele gezin naar de nieuwste Arabische supermanfilm:

ASHMAN – de humoristische film van Abbas Al-Yousefi uit Koeweit
DE ANDERE (Wahed Tany) van komedie-star Ahmed Helmy, kaskraker van dit jaar.
HAMEL EL-LAQAB – een film van Hisham Fathy uit Egypte
BARA AL MANHAJ – Een film van Amr Salama uit Egypte

Plus:
Vrijdag 17 juni, 13u-18u, diverse films en tentoonstelling ‘Nakba betekent veel voor mij’ in Verhalenhuis Belvédère, Rechthuislaan 1, Rotterdam-Katendrecht.

Kijk voor de precieze data, trailers, films en het programma op:  www.arabfilmfestival.nl

Israëlische Apartheid en de media: stilzwijgen in Nederland, talloze publicaties in Israël

Vorig jaar verscheen een lijvig rapport van Human Rights Watch (HRW), waarin wordt gesteld dat Israël een apartheidsstaat is en ook zo genoemd moet worden. Daarvoor kwam B’tselem al met een publicatie van dezelfde strekking. Opvallend is de minimale aandacht voor deze twee onderzoeken, gedaan door internationale mensenrechtenorganisaties, in de Nederlandse media. Ook het onlangs verschenen verslag van Amnesty International kon niet rekenen op veel belangstelling van serieuze journalisten. Het werd vooral een online speelbal op sociale media van internettrollen, die alle kritiek op de staat Israël afdoen als antisemitisme.

Deze drie rapporten, elk binnen een jaar van elkaar gepubliceerd en zeer kritisch als het gaat om de behandeling van de Palestijnse bevolking en mensenrechtenschendingen, roepen veel vragen op. Het valt op dat de opvattingen over de relatie tussen apartheid en Israël aan verandering onderhevig zijn, vooral de laatste paar jaar.  Dat geldt niet alleen voor de wetenschap, maar ook voor NGO’s, kranten en blogs. Alleen de Noordwest-Europese media lijken achter te blijven met publicaties of hoofdredactionele opiniestukken.

HA’ARTEZ EN APARTHEID
Voor dit artikel heb ik onderzocht hoe er in de Israëlische media over apartheid wordt geschreven. Ik deed het eerder voor een research paper. De focus heb ik gelegd op het Israëlische dagblad Ha’aretz. Ha’aretz staat bekend als een onafhankelijke kwaliteitskrant, liberaal maar niet radicaal links of rechts georiënteerd. De krant schrijft over internationale en binnenlandse gebeurtenissen en is zich ervan bewust een rol te spelen in de vorming van de publieke opinie. De zoekterm ‘apartheid’ in Ha’aretz van januari 2017 tot januari 2022 in Factiva, levert 915 gepubliceerde artikelen op. De manier waarop de term ‘apartheid’ wordt gebruikt, kan veel zeggen over het ingenomen standpunt.

Frequentie is het gemakkelijkste deel om inzicht in te krijgen. Hierbij wordt gekeken naar hoeveel artikelen in de loop der jaren zijn verschenen en hoe vaak het woord apartheid in elk artikel voorkomt. Prominentie heeft te maken met waar in de tekst het woord voorkomt: wordt het alleen in de koppen gebruikt, is het hele artikel gewijd aan het onderwerp of slechts een citaat? De toon van het artikel is het best te omschrijven als van een afstand of dichtbij. Neemt de journalist afstand, dan worden er vaak aanhalingstekens gebruikt. Dit kan ook een indicatie zijn dat het niet serieus wordt genomen.

Wat opvalt, is dat huidige toon in de artikelen van Ha’aretz een breuk lijkt te vormen met de afgelopen jaren. Waar voorheen de steun aan de staat Israël onvoorwaardelijk was, lijkt de krant zich nu meer aan te passen aan de langzaam verschuivende publieke opinie. Het zal overigens nog wel even duren voordat de term apartheid werkelijk wordt geaccepteerd.

GELOOFWAARDIGHEID ARTIKELEN HA’ARETZ
De kwestie rondom apartheid is nog steeds gepolitiseerd. Er wordt liever gesproken over “tijdelijke bezetting”, alhoewel het na ruim vijftig  jaar onduidelijk is wat er precies wordt bedoeld met “tijdelijk”.  Oren Yiftachel stelde in mei 2021 dat apartheid vele vormen kent en niet per se een kopie hoeft te zijn van Zuid-Afrika. De belangrijkste vraag lijkt te zijn hoe nu verder in een conflict dat muurvast zit.

In een tweestatenoplossing gelooft zelfs de grootste positivo niet meer. Wie echter wel langzaam maar zeker terrein en aanhang lijkt te winnen is A Land for All, een gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse organisatie die onder meer streeft naar democratie, vrijheid van beweging voor alle mensen en een gedeeld Jerusalem. Een van de initiatiefnemers voor dit project is journalist Meron Rapoport.

Al in 2007 werd in het wetenschappelijke tijdschrift International Security een artikel gepubliceerd over de betrouwbaarheid van de opiniestukken en analyses die verschijnen in onder andere Ha’aretz over apartheid, mensenrechten en het Arabisch-Israëlische conflict. De conclusie is dat er zelden tot nooit getwijfeld wordt aan de inhoud van de artikelen omdat ze feitelijk accuraat zijn. Het is een van de redenen dat Human Rights Watch gebruik heeft kunnen maken van deze publicaties om hun claim dat Israël een apartheidsstaat is kracht bij te zetten zonder aan geloofwaardigheid in te boeten.

Straatbeeld van Hebron, rechts de souq, al jaren gesloten ter bescherming van een handvol kolonisten. ©Foto Travel to Palestine/Wikimedia Commons

 AFWIJZING DOOR IDENTIFICATIE
De afwijzing van de term ‘apartheid’ door Israëli’s heeft te maken met de claim dat de staat Israël niets anders doet dan zich verdedigen tegen terroristen. De meerderheid van de bevolking heeft geen moeite met illegale nederzettingen en is bereid om met miljoenen tweederangsburgers samen te leven. Ze staan als natie voor een keuze die de Zuid-Afrikanen eerder maakten: vóór democratie en afstand nemen van apartheid en alles wat daarbij hoort, of doorgaan zonder verandering op de ingeslagen weg, zonder dat dit veranderingen teweegbrengt.

Dat het gebruik van het woord ‘apartheid’ problematisch is voor Israëli’s en het publieke debat moge duidelijk zijn. Aan de ene kant zijn er veel wetenschappers en journalisten in Israël die direct gebruik van de term vermijden. Het zou bijdragen aan het creëren van een negatief imago – niet alleen van de staat Israël, maar ook van de Joodse identiteit. De andere kant is hoe Ha’aretz ermee omgaat. Veel recent verschenen artikelen gebruiken de term  in de kopregels en in de stukken zelf zonder aanhalingstekens. Dit is een indicatie dat er sprake is van een langzame verandering.

OPINIE EN TERMINOLOGIE
Yehudit Karp schreef in oktober 2021 een opiniestuk over de vraag waarom het woord ‘apartheid’ wordt gemeden. Ze stelt dat de gemiddelde lezer met afschuw vervuld raakt en stopt met lezen als hij het idee krijgt dat het woord verwijst naar Israël. Apartheid, dat is iets wat gebeurde tussen 1948 en 1990 in Zuid-Afrika en waar je tegen ging demonstreren. Apartheid gekoppeld aan Israël, dat is een leugen die antisemitisme uitdrukt en die alleen wordt gebruikt door radicaallinkse Israël-bashers met een diepgewortelde haat voor  eigen land en volk.

Wat blijkt uit onderzoek en het gebruik van het woord ‘apartheid’, is dat lang voordat de Europese en Amerikaanse media schreven over de problemen die worden veroorzaakt door bezetting en illegale nederzettingen, Ha’aretz al aandacht besteedde aan de humanitaire crisis die er gaande is. Nu, anno 2022, zijn er meer en meer joodse en Israëlische critici die de term recentelijk in hun publicaties gebruiken, zowel journalisten als wetenschappers als bloggers.

EEN NIEUWE TOON
De laatste paar weken verschijnen er steeds kritischere stukken in Ha’aretz – niet alleen over apartheid, ook over corruptie binnen de Israëlischeregering. Over schaamte na 32 jaar deel te hebben uitgemaakt van de Israeli Defence Forces en de zinloosheid van het doden van 65 kinderen bij de meest recente vergeldingsaanval op Gaza, een gebeurtenis die het nieuws niet eens meer haalde. Over hoe Israël de radicale islam gebruikt als rechtvaardiging voor bezetting. Over de immorele quasi-neutraliteit van Israël die de regering ervan weerhoudt om Rusland te veroordelen op hetzelfde moment dat de Holocaust wordt herdacht, terwijl er volgens Haaretz een nieuwe genocide gaande is op Europees grondgebied. Over de invloed van het geld van Russische oligarchen op de Joodse samenleving en de veilige haven die ze vinden in Israël.

Israëlische tanks, pantserwagens en bulldozers bij de grens van Gaza. ©Foto IDF/Wikimedia Commons

Over hoe de basisrechten van Palestijnen worden geschonden, hun huizen worden vernietigd en hun bewegingsvrijheid wordt ingeperkt. Het woord ‘apartheid’ mag dan wel niet worden gebruikt, de gevolgen zijn hetzelfde. Maar ook, hoe roddel en achterklap kunnen leiden tot verspreiding van nepnieuws met uitbarstingen van geweld tot gevolg. De Tempelberg ligt al gevoelig genoeg zonder dat verhalen de ronde doen dat de Israëlische regering er een plaats voor alleen joden van wil maken.

En over hoe Israël een apartheidsstaat is en zo genoemd zou moeten worden, na lezing van het HRW-rapport en de inspanningen van mensenrechtenorganisatie B’Tselem die als eerste het “A-woord” gebruikte om de levensomstandigheden van de Palestijnen te omschrijven. Over hoe meer en meer het besef komt, ook in Tel Aviv, dat het een kwestie van tijd is voor de wereld het ook zo gaat zien met alle gevolgen van dien.

WOORDEN DOEN ERTOE
Woorden hebben een grote impact en kranten wegen ze zorgvuldig af voordat ze een artikel publiceren. Het heeft niet eens altijd met de informatievoorziening zelf te maken. Het woordgebruik kan bepalend zijn voor het discours of standpunten binnen de publieke opinie. Uiteindelijk is een artikel goed als mensen erover praten bij de koffieautomaat op kantoor of op sociale media. Vaak visualiseren kranten hun verhalen met foto’s om een grotere impact te hebben; een afbeelding, luidt het gezegde immers, is ‘krachtiger dan duizend woorden’.

Nieuws heeft door  de enorme vlucht die het internet en technologische ontwikkelingen hebben genomen een transnationaal karakter gekregen. Met de Engelse versie van Ha’aretz die sinds 1997 bestaat, sluit het Israëlische dagblad zich daarbij aan. Sociale media zijn vooral een vehikel dat diaspora’s en geschiedenissen met een muisklik met elkaar verbindt. Het is onmogelijk om in de media een eensluidende benadering van de term ‘apartheid’ te vinden. Wel kan worden gesteld dat Ha’aretz, zeker de afgelopen vijf jaar, het onderwerp niet uit de weg is gegaan en het als fenomeen in veel artikelen heeft benoemd.

Volgens John Dugard is de belangrijkste reden voor het niet (willen) benoemen van Israëlische apartheid door Europese media de angst om van antisemitisme te worden beschuldigd. Dezelfde reden wordt in Ha’aretz ook gegeven. Een rondje Twitter leert al gauw dat deze angst niet ongegrond is. Mensen met de Israëlische vlag in hun profiel die het land op een blinde kaart niet aan kunnen wijzen, staan vooraan om anderen te beschuldigen van Jodenhaat bij de geringste kritiek. En zolang mensen niet het verschil weten tussen antisemitisme en antizionisme, is er nog een lange weg te gaan voor kritiek op de staat Israël kan worden gegeven.

De internationale politiek en Afghanistan: steunbetuigingen met een patriottische ondertoon

De Afghaanse kwestie

Begin augustus 2021 veroverden de Taliban gebieden die ze al twintig jaar niet meer hadden bezet. Op 6 augustus viel de eerste provinciehoofdstad Zaranj en binnen drie dagen volgden nog acht andere provinciehoofdsteden. Op 15 augustus trokken de militie de hoofdstad Kabul binnen, en ondervond daarbij nauwelijks tegenstand. Binnen elf dagen hadden de Taliban heel Afghanistan in handen.

Ruim zeven maanden na deze verovering organiseerden de Verenigde Naties in samenwerking met de regeringen van Groot-Brittannië, Qatar en Duitsland een internationale bijeenkomst om de aandacht te vestigen op – en geld op te halen – voor de humanitaire crisis in Afghanistan.  António Guterres, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, opende de bijeenkomst, die via een livestream was te volgen. Gutteres riep de internationale gemeenschap op tot vrijgevigheid en benadrukte de alarmerende situatie in Afghanistan:  ‘Sommige Afghanen hun kinderen en lichaamsdelen verkopen om maar niet te hoeven omkomen van de honger.’ Hij moedigde de aanwezige landen aan tot  ‘onvoorwaardelijke en flexibele financiering’. Volgens hem  is er 4,4 miljard dollar nodig om het land te helpen.

Daarnaast drong hij er bij de VS en de Wereldbank op aan om de Afghaanse fondsen, die sinds de terugkeer van de Taliban waren geblokkeerd, vrij te geven. Het bevriezen van activa is een politiek machtsmiddel dat kan worden ingezet om druk op de regering van een staat uit te oefenen. Dit kan echter drastische gevolgen hebben voor de economie van een land en in het geval van Afghanistan draagt het bevriezen van de activa bij aan een enorme stijging van de toch al wijdverbreide armoede in het land. Een afgevaardigde van UNICEF zei daarom dat ‘we de toekomst van Afghaanse kinderen niet mogen laten gijzelen door de politiek.’

Daarop volgden er openingsstatements van Groot-Brittannië, Qatar en Duitsland, waarin Groot-Brittannië benadrukt dat er geen easy fixes zijn voor de Afghaanse problematiek. Martin Griffiths, VN-ondersecretaris-generaal voor humanitaire zaken en coördinator voor noodhulp, benadrukte dit door te stellen dat ‘we een hoop geduld, dialoog en begrip nodig hebben om de noden van Afghanistan aan te pakken en te lenigen.’

Maar wat zijn de noden van de Afghaanse burgers?

Allereerst: voedsel. De voedselzekerheid is gedaald in een nooit elders in zo’n korte periode vertoond tempo. De statistieken die tijdens de conferentie op tafel kwamen zijn schrijnend: de helft van de Afghaanse bevolking leidt onder acute honger, voor 9 miljoen mensen geldt een noodtoestand – volgens de VN het hoogste aantal wereldwijd. Meer dan de helft (56%) van de bevolking – ofwel 24,4 miljoen mensen – heeft humanitaire hulp nodig, onder wie ruim 12 miljoen kinderen. ‘We moeten niet vergeten dat er echte mensen schuil gaan achter dit enorme aantal noodlijdenden,’ aldus een Belgische afgevaardigde.

Ondervoeding is vooral onder kinderen een serieus probleem in Afghanistan. Ziekenhuizen hebben niet genoeg capaciteit om zorg te dragen voor alle patiënten en de druk op medische diensten is haast ondraaglijk. De VN schat dat meer dan de helft van alle kinderen onder de vijf jaar in 2022 te maken zal krijgen met acute ondervoeding. Het is belangrijk dat boeren en herders die kampen met droogte en de ineenstorting van hun levensonderhoud steun krijgen om zo de lokale voedselvoorziening in Afghanistan op te schalen. De crisis in Oekraïne zal zorgen voor meer druk op de wereldwijde voedselsystemen, waardoor de voedselonzekerheid in Afghanistan de komende tijd alleen nog maar meer zal toenemen.

Een vrouw en kind krijgen een fles voedingssupplement door een gebroken raam van een kliniek in Afghanistan - http://www.directrelief.org/

Na de openingsstatements volgde er een paneldiscussie waarin de huidige humanitaire situatie in Afghanistan werd besproken, met name voor vrouwen en kinderen. Sterk de aandacht trok Fatima Gailani, een Afghaans politieke leidster, vrouwenrechtenactiviste en voormalig voorzitter van de Afghaanse Rode Halve Maan.  Zij benadrukte als een van de weinigen het belang van Afghaanse hulp op lokaal niveau. De steun betuigende landen zijn volgens Gailani het waardevolst wanneer zij op lokaal niveau een dialoog aangaan met Afghanen over hun behoeften, zodat de donaties zo goed mogelijk terecht komen. Om de burgermaatschappij nieuw leven in te blazen dienen lokale actoren, zoals non-gouvernementele organisaties, van binnenuit te worden gesteund. Non-gouvernementele organisaties moeten samenwerken met de lokale bevolking om vrouwen een stem te geven. Volgens haar zal een “quick fix” van buitenaf niet baten omdat de Afghaanse bevolking uiteindelijk zelf het werk moet verzetten.

De ban op onderwijs voor vrouwen

In het volgende deel van de bijeenkomst was de schending van de rechten van vrouwen in Afghanistan door de Taliban het hoofdthema.

De vraag waarmee iedereen zich bezig hield sinds de Taliban afgelopen zomer de controle over het land overnamen is of ze daadwerkelijk waren veranderd. Toen het regime van 1996 tot 2001 aan de macht was, verboden de Taliban vrouwen om naar school te gaan en te werken. Hoewel de Taliban na hun machtsovername in de zomer van 2021 de internationale gemeenschap hadden beloofd de rechten van de vrouwen te beschermen, besloten ze afgelopen maand een verbod op het secundair onderwijs van meisjes in te voeren. Op 23 maart, de eerste dag van het schooljaar in Afghanistan, arriveerden vrouwelijke studenten gedesillusioneerd bij hun scholen. De klaslokalen waren leeg en voor de gesloten poorten stonden gewapende Taliban-bewakers.

Deze loze belofte van de Taliban zorgde voor veel frustratie bij de landen op de conferentie. De minister van Buitenlandse Zaken van  IJsland wees de aanwezigen erop dat de uitsluiting van vrouwen van onderwijs niet alleen zeer zorgwekkend is, maar ook schadelijk voor de toekomst van Afghanistan. Australië deelde deze zorg door te stellen dat ‘vrouwen en meisjes niet alleen het vermogen hebben om bij te dragen aan de maatschappij waarin zij leven, maar ook het recht hebben om mee te werken aan de toekomst van Afghanistan.’

Het uitsluiten van vrouwen van onderwijs betekent ook het uitsluiten van vrouwen van de Afghaanse economie. Dit kan drastische gevolgen hebben voor de financiële situatie van Afghanistan op lange termijn. ‘Geen enkel land kan zich ontwikkelen wanneer het de rechten van de helft van de bevolking ontzegt,’ aldus Guterres.

De Afghaanse vrouwen hoeven ook niet te rekenen op Sheikh Mawlawi Noorulla, de Afghaanse minister van Onderwijs die in september 2021 werd aangesteld. Hij zet namelijk vraagtekens bij het belang van onderwijs in het algemeen en sprak eerder de internationale gemeenschap toe met de woorden: “Geen doctoraat of masterdiploma is tegenwoordig waardevol. U ziet dat de moellahs en Taliban die aan de macht zijn en geen doctoraat, master of zelfs een middelbare schooldiploma hebben, maar ze zijn de grootste van allemaal.

Het is opmerkelijk dat in de Koran en de Hadith, de heilige geschriften waarop de Taliban hun wetgeving baseren, juist veel waarde wordt gehecht aan het verkrijgen en verspreiden van kennis. In de Hadith wordt de profeet aldus geciteerd: “Verkrijg kennis en geef het aan de mensen.” En: “Het zoeken naar kennis is verplicht voor elke moslim.” Kortom: in de islam zijn vrouwen net als mannen verplicht om kennis na te streven. De ban van de Taliban op het onderwijs van meisjes wijst dus  op een verkeerde toepassing van islamitische principes.

In 2019 lanceerde Het Ontwikkelingsprogramma van de VN een door de Europese Unie gefinancierd project waardoor vijftig Afghaanse studentes kunnen studeren aan universiteiten in de nabij gelegen landen Kazachstan en Oezbekistan. Al in 2019 kregen Afghaanse vrouwen te maken met onevenredige belemmeringen voor onderwijs en werk in vergelijking met mannen. Met de ban op onderwijs voor vrouwen die de Taliban vorige maand invoerden is een sterke doorvoering van het project noodzakelijker dan ooit.

Mukhtar Tileuberdi, minister van Buitenlandse Zaken van Kazachstan, kondigde tijdens de internationale bijeenkomst aan dat Kazachstan de opvang van Afghaanse vrouwelijke studenten zal voortzetten. Het initiatief zal naar verwachting helpen nieuwe kansen te creëren voor de vrouwen en hun gemeenschappen in Afghanistan.

 De toekomst van Afghanistan

De donorconferentie werd overschaduwd door het spijtige besluit van de Taliban om het secundair onderwijs voor meisjes te verbieden. Martin Griffiths zei bij aanvang van de conferentie al dat er veel dialoog nodig is om de behoeften van Afghanistan aan te pakken en te vervullen, maar is er wel genoeg dialoog tussen de internationale gemeenschap en de Afghaanse meisjes en vrouwen zelf?

Het is opmerkelijk dat tijdens deze conferentie, waarin de rechten van vrouwen zo centraal stonden, slechts twee vrouwelijke Afghaanse sprekers te horen waren. Had deze conferentie niet meer tijd moeten steken in het in kaart brengen van de behoeften van Afghaanse vrouwen en meisjes? Het is natuurlijk mooi om te zien dat zo veel landen hun steun betuigden voor Afghanistan, maar veel van deze verklaringen werden gekleurd door een patriottische ondertoon waarin continu werd benadrukt wat het betuigende land in het verleden al wel niet gedaan had voor Afghanistan.

Het is opmerkelijk dat tijdens deze conferentie, waarin de rechten van vrouwen zo centraal stonden, slechts twee vrouwelijke Afghaanse sprekers te horen waren.

Hoewel ik op den duur het gevoel kreeg dat ik naar een grote aaneenschakeling van campagnevideo’s aan het kijken was, hebben de landen tezamen wel toegezegd om een grote som geld aan Afghanistan te doneren. Uiteindelijk heeft de internationale conferentie gezorgd voor een toezegging 2,44 miljard dollar van 41 donoren voor humanitaire hulp in Afghanistan en de buurlanden.

Dit is net iets meer dan de helft van het bedrag van 4,4 miljard waar Guterres aan het begin van de bijeenkomst om vroeg. Het is zeker niet genoeg om het leven van iedere Afghaan persoon te verbeteren, maar het is een begin.  De boodschap die de conferentie hopelijk naar Afghanistan heeft uitgestuurd is dat de wereld de Afghaanse bevolking niet is vergeten. ‘’We moeten desillusie vervangen door hoop,’’ aldus een afgevaardigde van Engeland.

De Taliban zullen onvermijdelijk lijden onder hun misplaatste beleid om de academische ontwikkeling van meisjes te onderdrukken, met name in hun zoektocht naar internationale erkenning en legitimiteit.  Het is belangrijk dat de internationale gemeenschap naast donaties en humanitaire hulp ook druk blijft uitoefenen op het beleid van de Taliban. Het legitimeren van de beweging moet voorwaardelijk zijn en onderhevig aan positieve veranderingen in het gedrag van de Taliban in Afghanistan.

Een schrijnende ontmoeting tussen de Holocaust en de Nakba in Yad Vashem

Drie jaar geleden maakte ik een reis door Palestina en Israël. Yad Vashem trok me in het bijzonder door een foto die ik had gezien van het balkon van het museum. Toen ik aan het einde van de museumroute daar uitkeek over de glooiende heuvels van West-Jeruzalem, werd ik overweldigd door de conflicterende gevoelens die dat landschap in me opriep. Deze balkonscene riep bij mij de vraag op hoe de geschiedenis van het Joodse volk en die van de Palestijnen samenkomen in Yad Vashem, hoe (weder)opbouw zich verhoudt tot verwoesting, en hoe herdenking hand in hand lijkt te gaan met vergetelheid.

In dit artikel bespreek ik hoe de Holocaust en de Nakba samenkomen in de fysieke en symbolische gedaante van Yad Vashem. Deze vraag gaat in bredere zin over de totstandbrenging van een dialoog tussen de Holocaust en de Nakba en tussen de Israeli’s en Palestijnen. Zowel de Holocaust als de Nakba spelen belangrijke en concurrerende rollen in de nationale narratieven van het huidige Israël en Palestina, rondom motieven van slachtofferschap en verlies. Hoe zou een gedeelde grammatica van trauma in Israël-Palestina deze concurrerende narratieven van slachtofferschap kunnen verenigen, en het samenleven tussen Israëli’s en Palestijnen kunnen bevorderen?

Het embleem van Yad Vashem

Yad Vashem
Yad Vashem (‘gedenkteken [lett.: hand] en naam’) is opgericht in 1953 (de eerste plannen dateerden van de jaren veertig). Net als soortgelijke complexen in Berlijn, Washington en Auschwitz, is Yad Vashem een internationale herdenkingsplaats voor de Holocaust. Het complex ligt in West-Jeruzalem op de Herzlberg. Naast het graf van Theodor Herzl, grondlegger van het zionisme, liggen ook meerdere Israëlische nationale leiders begraven op het complex, zoals Golda Meir en Yitzhak Rabin. Yad Vashem is echter meer dan alleen een museum en herdenkings- en rustplaats: het heeft een eigen uitgeverij, een academisch tijdschrift en een onderwijsmodule die onderzoek naar en onderwijs over de Holocaust stimuleert. Het invloedrijke Yad Vashem wordt dan ook vaak omschreven als een hoofdrolspeler in het mondiale veld van Holocaustherdenking.

Bij de ingang van Yad Vashem. Op de muur staat een Bijbelpassage uit Ezechiël (37:14) © Amos Goldberg

Yad Vashem heeft ook een duidelijke politieke functie. Elk jaar worden internationale leiders ceremonieel ontvangen op het complex door Israëlische premiers om de diplomatieke banden met Israël te bekrachtigen, en bij aanvang van de militaire dienstplicht worden jonge Israëlische soldaten rondgeleid op het complex. Er wordt aan Yad Vashem dus een betekenis van nationale Israëlische identiteit toegekend.
Hoe ziet het verhaal van Yad Vashem eruit als we ook de Nakba erin betrekken?

Holocaust – zionisme – Nakba
De geografische ligging van Yad Vashem, en van talloze andere plaatsen in Israël weerspiegelt immers niet alleen een geschiedenis van de opbouw van de nieuwe staat, maar tegelijkertijd een geschiedenis van verwoesting die gepaard is gegaan met die opbouw – de Palestijnse Nakba. Het zionistische project is in dit tweezijdige verhaal van Holocaust en Nakba de belangrijke spil, rondom welk verwoesting en wederopbouw zich in meer dan één richting afspelen. Hoe medieert Yad Vashem deze twee geschiedenissen, als de ongemakkelijke gastheer van zowel de Holocaust en de Nakba?

Toen in de jaren veertig de Jodenvervolging in Europa uitmondde in de Holocaust, en de zionistische inname van Palestina vorm kreeg, werden de eerste plannen voor Yad Vashem opgetekend. Mordechai Shenhavi, een belangrijk figuur binnen de Kibboetsbeweging in Palestina, stelde in 1942 voor om een herdenkingsplaats te maken in Palestina. Nadat Shenhavi’s voorstel een paar jaar later was goedgekeurd, werd het gebied van het huidige Yad Vashem – Khirbet al Hamama – in 1948 geannexeerd door zionistische troepen. De specifieke locatie was zorgvuldig uitgekozen door Shenhavi: het agrarische landschap van West-Jeruzalem zou een symbolische verbinding vormen tussen de Holocaustslachtoffers enerzijds, en de gesneuvelde zionisten in Palestina anderzijds. De heuvels van West-Jeruzalem zouden de herinnering aan de Holocaust dus verbinden aan een nationale Israëlische identiteit.

In deze plannen zien we hoe er nog voor de annexatie van Palestina in 1948 een verband werd gelegd tussen de verwoesting van het Joodse volk in Europa enerzijds en de wederopbouw van het Joodse volk in Palestina anderzijds – een verband tussen de Holocaust en de stichting van Israël. In Israël valt de nationale Holocaustherdenkingsdag tevens samen met de herdenkingsdag voor de Joodse soldaten die in de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 gesneuveld zijn. De Knesset zegt op haar website dat ‘deze samenloop symbolisch uiting geeft aan de historische transformatie van catastrofe naar wedergeboorte’. Hierin valt goed te zien hoe het trauma van de Holocaust een belangrijke functie vervult voor een Israëlisch narratief van wederopbouw. Yad Vashem verbindt deze twee narratieven.

Maar dit citaat gaat voorbij aan het Palestijnse verhaal. ‘De historische transformatie van catastrofe naar wedergeboorte’ had namelijk ook een catastrofe voor de Palestijnen tot gevolg – de Nakba. Hiermee is het verband tussen de Holocaust en de wederopbouw van Israël per definitie ook een verband tussen de Holocaust en de Nakba. Yad Vashem herdenkt als complex en instelling de zes miljoen Joden die in Europa zijn vermoord, maar de fysieke locatie van het complex geeft tegelijkertijd uiting aan – en bestaat bij de gratie van – een andere rampzalige episode in Palestina: de Nakba. Verwoesting, wederopbouw, verwoesting: de ontmoeting tussen de Holocaust en de Nakba op Yad Vashem is dus een schrijnende.

Israëlische soldaten bij de ingang van het museum © Amos Goldberg

Een Joodse Israëli en een Palestijn die langs Yad Vashem lopen hebben dus waarschijnlijk sterk conflicterende percepties van het complex, als het gaat om de ruimtelijke en historische betekenissen die het gebouw uitdraagt. Voor de Joodse Israëli symboliseert Yad Vashem wederopbouw na verwoesting, voor de Palestijn de verwoesting die gepaard ging met de wederopbouw van de ander. En als gevolg van die verwoesting blijft de Nakba onzichtbaar. Zo medieert Yad Vashem dus twee verschillende trauma’s op twee uiterste manieren: representatie en uitwissing. Hoewel het museum één verhaal vertelt, zijn de Holocaust en de Nakba met elkaar verstrengeld in de fysieke gedaante van het complex, van het landschap, en van het land. Voor mij kwam dit allemaal samen op het balkon.

De balkonscene
Ik neem je mee naar binnen in Yad Vashem. Het centrale museum op het complex bestaat uit één langgerekte en donkere hal, die met haar driehoekige vorm een ijzige en benauwende indruk maakt. Hoewel de hal zelf niet meer dan honderd meter lang is, loop je er als bezoeker zo uren in rond, in zigzaggende beweging langs honderden onmenselijke verhalen, die met kille afstandelijkheid van documenten en voorwerpen zijn uitgestald. Het is een verontrustende en akelige plek om te zijn. De intensiteit van de tentoonstelling wordt op dramatische wijze opgebouwd naarmate je verder loopt, en tegen het einde van de tentoonstelling word je geraakt door Holocaustoverlevenden die je in hun videogetuigenissen te woord staan. Je kunt je het onvoorstelbare even voorstellen.

En dan sta je plots op het balkon. De tentoonstelling is voorbij, en van de donkere en nauwe ruimte word je naar een weids licht vervoerd. De hoeken van de hal krullen zich letterlijk naar buiten, en het gevoel van ruimte en openheid overspoelt je. Het daglicht verblindt je even voordat de heuvels van West-Jeruzalem zich aan je openbaren. Voor mij was dit een moment van opluchting. Ik was blij dat de tentoonstelling achter de rug was. Ik merkte dat de tentoonstelling mijn emotionele indruk van het vergezicht over de heuvels kleurde. ‘Het is maar goed ook dat ze dit nu hebben’, dacht ik even. Het balkon is zo gebouwd dat het in de lucht lijkt te zweven, op de rand van de afgrond. ‘Het is maar goed ook’, dacht ik weer. Maar ik stond ook al snel kritisch tegenover die gedachte.

Het uitzicht vanaf het balkon aan het einde van de museumroute © Amos Goldberg

Er scholen verschillende problemen in. Ten eerste een vereenzelviging tussen het Joodse volk en de staat Israël; een vereenzelviging die niet klopt. Zo’n twintig procent van Israëls bevolking is niet Joods, en hoewel Israël zich presenteert als spreekbuis voor alle Joden wereldwijd, voelt een groot deel van de Joodse gemeenschap zich absoluut niet vertegenwoordigd door Israël. Maar belangrijker is dat ik met die gedachte – het is maar goed ook – impliciet een Israëlisch narratief onderschreef van verwoesting en wederopbouw. Ik ging voorbij aan de catastrofale gevolgen van die wederopbouw voor de Palestijnen. Met de Holocaust in de rug ging ik voorbij aan de Nakba die zich voor mijn eigen ogen uitstrekte.

Daar op het balkon bedacht ik me dat ik, zo na de tentoonstelling, eigenlijk niet anders had kunnen doen dan sympathiseren met het narratief van het museum; het Israëlisch narratief van verwoesting en wederopbouw. De kracht van Yad Vashem is dat het een voorstelling maakt van het verleden waaraan een betekenis wordt gegeven voor het heden. Verwoesting en wederopbouw. Maar de ene herinnering overschaduwt de ander. Yad Vashem vertelt een eenduidig verhaal, maar laat het pijnlijke verhaal dat ook bij museumcomplex hoort, de Nakba, buiten beschouwing. Dit laat zien dat het museum niet neutraal is, maar juist één politiek narratief onderschrijft, en het ander smoort.

Wat is dan precies de relatie tussen de Holocaust en de Nakba? Het zou te simpel zijn om te stellen dat de Holocaust tot de Nakba heeft geleid; zo’n vergelijking gaat voorbij aan een lange en complexe geschiedenis van antisemitisme in Europa en de opkomst van het zionisme. Wat we in het geval van Yad Vashem wel kunnen zeggen is dat de Holocaust is ingezet om gestalte te geven aan een nationaal Israëlisch vertoog. Vanuit een Israëlisch perspectief zijn de Holocaust en Israël onlosmakelijk met elkaar verbonden rondom narratieven van verwoesting en wederopbouw, en deze narratieven worden belichaamd in de fysieke en symbolische gedaante van Yad Vashem. De Nakba was, en is, echter de voorwaarde geweest voor de wederopbouw van het Joodse volk in Palestina. De Holocaust en de Nakba zijn in Israël onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Een gedeelde grammatica van trauma
Het in één adem noemen van de Holocaust en de Nakba is een heet hangijzer, en voor velen stuit iedere vergelijking hen tegen de borst. Zo maakt de Israëlische Nakba-wet het mogelijk om overheidssteun stop te zetten aan Israëlische instanties die de Nakba herdenken. Hoewel de twee trauma’s ontzettend complex, eigenaardig en pijnlijk zijn, is het belangrijk om ze gezamenlijk te bespreken, omdat het bewustzijn en de identiteit van Israëli’s en Palestijnen voor een groot deel berust op narratieven rondom de Holocaust en de Nakba.

Met het voorbeeld van Yad Vashem zien we hoe twee geschiedenissen samen belichaamd worden in het complex, hoe het narratief van verwoesting en wederopbouw zijn fysieke en symbolische tegenhanger kent in de Nakba, en hoe de ene geschiedenis de ander overschaduwt en verstoort. Yad Vashem is een belichaming van de herinnering aan de Holocaust én aan de Nakba, via representatie van de Holocaust, en uitwissing van de Nakba.

De Holocaust en de Nakba concurreren met elkaar en verstevigen wederzijds buitensluitende slachtofferidentiteiten. Met name de Holocaust heeft een aura van ‘onvergelijkbaarheid’. Elke onmenselijke episode heeft zijn eigen unieke aard, maar tegelijkertijd laat alles zich vergelijken. Zo’n vergelijking legt niet alleen een verhullende geschiedenis bloot, maar wijst ook op gedeelde kenmerken, zoals verlies en leed.

In plaats van de Holocaust en de Nakba als twee afzonderlijke geschiedenissen te bespreken, pleit het voorbeeld van Yad Vashem voor het gezamenlijk bespreken van ‘Holocaust en Nakba’, waarin die combinatie historisch, geografisch en cultureel zinnig is. Een dialoog tussen de Holocaust en de Nakba op basis van die gedeelde kenmerken, op basis van een gedeelde grammatica van dat leed, verlies, en trauma, zou de concurrerende slachtofferidentiteiten in hoopvolle richting kunnen doen kantelen en zou een politieke horizon van Israëli’s en Palestijnen open kunnen breken die voorbijgaat aan exclusieve slachtofferidentiteiten, en juist gemeenschappelijkheden in samenleven benadrukt.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.