‘Voedselsoevereiniteit is voor veel Tunesiërs een watermeloen’

Zes jaar later leefde 25,3% van de Tunesiërs in matige of ernstige voedselonzekerheid, tegen 18,1% in 2015; en 10,7% in ernstige voedselonzekerheid, vergeleken met 9,1% in 2015 (in 2021 werd dit percentage voor heel Afrika geschat op 23,4%, vergeleken met 1,5% in Europa en Noord-Amerika).  En eind 2020 kondigde de Tunesische zadenbank aan dat 1755 monsters van originele Tunesische zaden waren opgedoken in Australië.

Nog eens twee jaar later, te midden van torenhoge voedselprijsstijgingen door klimaatverandering, gewelddadige conflicten, de oorlog in Oekraïne en naweeën van covid 2019, publiceerden internationale organisaties alarmerende rapporten over ‘toenemende honger en een wereldwijde voedselcrisis’.  Foto’s van lege supermarkten en ellenlange rijen voor bakkerijen circuleerden op Tunesische sociale media. Nauwelijks meel, melk, plantaardige olie, rijst, suiker, koffie en nog meer – Tunesiërs hadden ‘ineens een dagtaak aan boodschappen doen’.

Het is de schuld van ‘speculanten die tekorten creëerden om de regering omver te werpen’, beweert de huidige president Kais Saied. Analisten wijzen onderwijl op ‘s lands sterke importafhankelijkheid en het enorme begrotingstekort. Bij wijze van noodmaatregelen ging de regering over tot een importstop op minder noodzakelijke producten zoals suiker, en een gunstige deal met Rusland over de invoer van tarwe.

President Marzouki’s woorden van toen zijn nu onderdeel van een discours dat logisch en bekend aandoet. ‘Voedselsoevereiniteit is voor Tunesië niet langer een keuze, maar dwingende noodzaak’, concludeerde het grote landelijke dagblad La Presse onlangs. ‘Vandaag de dag, met de wereldwijde voedselcrises, merken we hoe afhankelijk ons land is van andere landen en hun handelsbeleid.’

Voedselsoevereiniteit is voor Tunesië niet langer een keuze, maar dwingende noodzaak’

Europese regeringsleiders hebben intussen vergelijkbare conclusies getrokken, gevoelig als ze zijn voor de onrust en de protesten tegen de inflatie.  De Franse en Italiaanse regeringen veranderden de namen van hun ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwmiddelen in ministerie van Voedselsoevereiniteit, Land- en Bosbouw.

Hoewel de voedselzekerheid van Europeanen ook volgens hun leiders niet wordt bedreigd – Europa is netto-exporteur van tarwe, zuivel-en vleesproducten – besloten de EU-lidstaten in 2022 de voedselzekerheid te versterken en de afhankelijkheid van de belangrijkste geïmporteerde landbouwproductiemiddelen te verminderen.

Kijk uit, blogde de Tunesische econoom Fadhel Kaboub onlangs. ‘Weet dat ‘‘voedselzekerheid’’ een gevaarlijk neokoloniaal technisch concept is, ontworpen om landen in het mondiale Zuiden (een verzamelterm voor landen met een lager inkomen vergeleken met landen in het mondiale Noorden), gevangen te houden in hoge schulden, hun landbouw en milieu te vernietigen en hun afhankelijkheid van het mondiale Noorden te vergroten.’

De Tunesische econoom Fadhel Kaboub.

Toch is voedselzekerheid precies waar het Europese beleid van uitgaat; zie onder meer de ‘van Boer tot Bord strategie’, onderdeel van de Europese Green Deal, het traject naar een klimaatneutraal Europa in 2050. Het concept werd in de jaren zeventig bedacht door de FAO, de Voedsel-en Landbouw Organisatie van de VN,  als ‘garantie dat alle mensen op elk moment fysiek en economisch toegang hebben tot voldoende, veilig en goed voedsel dat voldoet aan hun voedingsbehoeften’.

Wie, wat en waar produceert, maakt voor de voedselzekerheid dus niet uit. Met als gevolg dat veel landen voor hun voedselvoorziening afhankelijk zijn geraakt van internationale markten, stellen Fadhel Kaboub en andere critici. Vergeet niet, analyseren zij, dat de introductie van voedselzekerheid destijds samenging met de verdere ontwikkeling van de Europese landbouwsubsidies. Daar was goed over nagedacht: alle mogelijke handelsvoordelen uitbuiten door subsidie te geven voor die producten die een land toch al verhoudingsgewijs goedkoop kan produceren.

Gevolg één: Europese boeren, en later ook hun Russische collega’s, konden tegen spotprijzen voedsel verbouwen en dumpen in landen als Tunesië.

Gevolg twee: miljoenen failliete boeren in Tunesië en andere Afrikaanse landen. Naar hun granen, erwten en andere producten was ineens geen vraag meer.

De echte oorzaak van de voedselcrisis is ‘de manier waarop het voedselsysteem in elkaar zit’, concludeerde ook het platform Solidair onlangs. Die kritiek op het voedselsysteem krijgt handen en voeten in het streven naar voedselsoevereiniteit.  Het gaat uit van een internationaal recht van bevolkingen, regeringen of gemeenschappen om een landbouwbeleid te voeren dat het meest voorziet in hun behoefte, zonder dat dit een negatief effect heeft op hun omgeving.

Voedselsoevereiniteit is voor veel Tunesiërs een watermeloen. In hun jeugd waren de watermeloenen anders. Courgettevorm, pistachegroen, rozerood vruchtvlees. Als je erin beet, proefde je de ‘heerlijke smaak van een echte watermeloen’. Tegenwoordig liggen op de markt alleen nog ‘Amerikaanse’ watermeloenen. Die zijn ovaalrond en hardgroen met knalrood vruchtvlees. Omdat ze naar ‘pesticiden en medicijnen’ smaken en je erna steeds naar de wc moet, hebben velen een hekel aan die ‘Amerikaanse kankerverwekkers’.

Courgettevorm en pistachegroen: zo ziet de authentieke Tunesische watermeloen er uit.

Voor ‘de goede watermeloenen’ reizen sommigen naar heinde en ver, vertelt boer Naceur Bourquiba aan de telefoon vanuit Touza in Centraal-Tunesië. ‘Neem een goede vriend en collega. Zelf verbouwt en verkoopt hij Amerikaanse watermeloenen, maar hij eet alleen die van mij.’

Op zijn eigen land teelt Bourquiba naast meloenen ook appels, frambozen en vooral groenten, tomaten, uien, pepers. Alles biologisch. ‘De ‘ziekmakende chemische rotzooi’ – meststoffen, pesticiden en geïmporteerde hybride zaden – heeft hij principieel afgezworen, ook al heeft hij de omstandigheden, de plek en de Tunesische en internationale wetgeving, tegen.

Telen doet hij ‘puur voor eigen consumptie of om weg te geven aan vrienden en kennissen’, legt hij uit. ‘Ik ben gepensioneerd en kan het mij permitteren. Voorheen werkte ik altijd ernaast. Mijn biologische producten doen het niet goed op de markt. Vanwege de kleine hoeveelheden moet ik hele hoge prijzen rekenen. Soms gaat tweede derde van mijn oogst verloren door vervuilende omliggende fabrieken en ziektes. Omwille van een fatsoenlijke opbrengst plempen mijn collega’s alles vol met chemische producten, ook met pesticiden die in Europa verboden zijn.  De overheid treedt niet op. Groenten en fruit koop ik nooit in de supermarkt.’

De problemen zijn niet eenvoudig op te lossen, vervolgt Naceur Bourquiba. ‘Het is een catch-22: óf je gaat voor zoveel mogelijk oogst en dus – als je geluk hebt – voldoende inkomen, maar met ongezonde en milieu-vernietigende chemische rotzooi, óf je kiest voor gezondheid en natuurbehoud, en accepteert dat je er nooit van kunt rondkomen. Ingrijpen is in deze omstandigheden geen optie voor de overheid. Zeker niet nu er toch al zoveel boeren failliet gaan door de aanhoudende droogte en het gebrek aan irrigatiewater.’

Bourquiba onderzocht de exportmogelijkheden, maar liep aan tegen de Europese normen voor biologische landbouw. ‘Bij testen en steekproeven zullen ze zeker sporen van vervuiling en chemische producten vinden. Wat wil je met een spijkerbroekenfabriek pal naast de deur? Zoals ik het zie: de Fransen zijn weg, maar Tunesië is nog steeds gekoloniseerd.’

En dan vertelt hij het verhaal van de Tunesische landbouw, dat model kan staan voor veel andere voormalige kolonies. Het begon toen de Franse overheersers eind negentiende en begin twintigste eeuw het landbouwsysteem ‘moderniseerden’ en daarvoor grond- en watervoorraden onteigenden met het oog op verhoging van de productie voor export naar Frankrijk en de rest van de wereld. Na de onafhankelijkheid in 1956 consolideerden opeenvolgende Tunesische regeringen dit beleid. De investeringen – geselecteerde zaden, mechanisatie, invoer van chemische kunstmeststoffen – gingen uitsluitend naar de grote bedrijven, zodat kleine boeren, de overgrote meerderheid, in de marge werden gedrukt. Op zeker moment moest Tunesië, ooit de ‘graanschuur van Rome’, granen importeren. Dat droeg bij aan de enorme exportafhankelijkheid en bracht het land eind jaren zeventig ernstig in de financiële problemen.

In de jaren tachtig schoten internationale geldschieters, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds voorop, financieel te hulp, waarmee ze zichzelf opdrongen als nieuwe hoofdrolspelers in het verhaal van Tunesië. Het land moest industrialiseren, overheidsbemoeienis beperken en meer ruimte maken voor internationale handel, eisten ze. Vrije invoer van hybride zaden en pesticiden zou nodig zijn om de landbouwproductie op te krikken.

Alles bij elkaar gooiden de maatregelen – verlaging van de productiesubsidies, liberalisering van de landbouwprijzen en wijziging van het kredietsysteem – het hele landbouwsysteem in Tunesië omver, met ingrijpende gevolgen voor de bestaanszekerheid van boerengezinnen, ontdekten onderzoekers.

Alles bij elkaar gooiden de maatregelen – verlaging van de productiesubsidies, liberalisering van de landbouwprijzen en wijziging van het kredietsysteem – het hele landbouwsysteem in Tunesië omver

Met hybride zaden ging het als met het paard van Troje, weet Bourquiba. ‘Je reinste koppelverkoop. Tegelijk met de zaden moet je de pesticiden van hetzelfde bedrijf kopen.  Hybride zaden leveren betere oogsten op, maar er kunnen geen nieuwe zaden uit worden gewonnen. En de bedrijven zijn patenteigenaar, dus je komt elk jaar bij dezelfde leverancier terecht.’

Daarbij ondervonden de boeren dat de veredelde zaden niet zijn afgestemd op de klimatologische omstandigheden in Tunesië. Zo gingen oorspronkelijke door regen gevoede gewassen verloren en raakten de boeren afhankelijk van schaars en duur irrigatiewater.  Langzamerhand verloren zij de lokale zaden die ze van generatie op generatie hadden doorgegeven en daarmee ook de lokale knowhow die hen in staat stelde om deze zaden te selecteren, te vermeerderen en te bewaren voor de komende jaren

Mubarak Ben Naceur, directeur van de Tunesische zadenbank, vatte het verhaal van de hybride zaden in 2020 samen in een interview met mediaplatform Al Jazeera: ‘Plundering en smokkel van originele monsters van Tunesische zaden in ruil voor het overspoelen van de markt met hybride zaden die de boer in eerste instantie misschien verleiden door hun opbrengst te vergroten, maar  minder voedingswaarde bevatten en uiteindelijk niet goedkoop maar duurkoop zijn. Dit gaat nog steeds door.’

Uit het onderzoek Food Barons naar marktmacht in de agrarische sector, in 2022 gepubliceerd door het Canadese onderzoeksbureau ETC, blijkt dat het Chinese zadenbedrijf Chemchina & Sinochem (24,6%) en het Duitse Bayer (16%) samen inmiddels 40% van de wereldwijde zadenmarkt in handen hebben.

‘En hebben jullie al een oplossing?’, vraagt boerin Hedia Ayari, als we op een zomerse middag haar erf in Ariana, nabij Tunis, oplopen. Over de kurkdroge aarde gaat ze ons voor naar de magere koeien, die met kettingen vastgebonden in een kring staan. ‘Vorig jaar hebben we de meeste koeien moeten verkopen. Het kostte meer geld dan het opleverde. Die dieren eten zoveel. Veevoer is door de stijgende graanprijzen nauwelijks te krijgen en onbetaalbaar. Door de droogte groeit er geen natuurlijk voedsel meer. Niemand die in deze situatie nog koeien wil, dus we kunnen er bijna niets voor vragen. Een deel van de opbrengst hebben we gebruikt om voor mijn zoon een smokkelbootreis naar Italië te betalen. Hier is geen toekomst meer.’

Islamitische milieubeweging: een uitkomst?

Verandering is broodnodig. De verwachting is dat grote delen van het Midden-Oosten de komende decennia onleefbaar worden door extreme hitte of door overstromingen. In Irak worstelt zestig procent van de boeren met watertekorten en verminderde oogsten door droogte. Afghanistan heeft juist te maken met overstromingen. Het land verloor dit jaar 130 mensen aan ongebruikelijke hoeveelheden regen.  Veel landen in de regio krijgen te maken met tekorten aan schoon drinkwater en voedsel.

De regio zucht onder de gevolgen van klimaatverandering, maar veel mensen zien geen verband tussen eigen acties en klimaatverandering, aldus antropologe Hanane Benaddi, onderzoekster naar de rol van religie bij de aanpak van klimaatverandering. Volgens haar leggen veel islamitische landen zichzelf niet graag westerse concepten van milieubehoud op, en hebben moeite toe te geven aan de druk van landen die al geïndustrialiseerd zijn. Het zijn de historisch opgebouwde emissies van die industrialisatie waar andere landen last van hebben.

Groene Islam
Het gebruik van islamitische principes om een dialoog te beginnen onder moslims kan uitkomst bieden. Nouhad Awwad is campaigner bij Ummah for Earth, een samenwerkingsverband met als doel klimaatverandering tegen te gaan met een aanpak gebaseerd op het Islamitische geloof. Zij benadrukt dat bewust omgaan met je omgeving goed past bij Islamitische waarden. Als voorbeeld citeert Nouhad de profeet Mohammed: “Verspil geen water ook al woon je naast een rivier”. In de koran staan ongeveer 200 verzen over het milieu, bijvoorbeeld “de schepping van de hemel en de aarde groter is dan de schepping van de mens”.

“Verspil geen water ook al woon je naast een rivier”

Ummah for Earth is een snelgroeiende alliantie met inmiddels 27 organisaties die islamitische leiders actief oproepen tot klimaatactie. Zo ontwikkelden ze een handboek voor een ‘groene Hajj’, een duurzame versie van de pelgrimstocht naar Mekka, maar stimuleren ze ook het gebruik van fatwa’s. Een fatwa is een advies, uitgegeven door een bevoegde religieuze autoriteit. Deze autoriteit kan een islamitische geleerde zijn, zoals een mufti, een imam, of een islamitische rechter. Deze adviezen zijn niet verplicht, maar hebben aanzienlijk moreel gewicht onder de moslimbevolking.

Nouhad Awwad van Ummah for Earth.

Nouhad was in 2023 betrokken bij de totstandkoming van een bijzonder fatwa in Indonesië, door  de hoogste autoriteit op het gebied van Islamitische wetgeving in het land. “Het is een lang proces, waarbij je de religieuze leiders moet overtuigen, en andere betrokken organisaties en financiering moet regelen”. Het is de eerste fatwa die specifiek over klimaatverandering. Het advies kent twee hoofdpunten: alle handelingen die de natuur kunnen schaden en de impact van de klimaatcrisis kunnen verergeren zijn ‘haram’, verboden. Hetzelfde geldt voor grootschalige ontbossing en het veroorzaken van bosbranden en overtollige emissies. Over het effect van de fatwa zegt Nouhad: “Dat zijn we nu aan het meten. Pas over een paar jaar kunnen we daar echt iets over vertellen”.

Klimaattop
Het Egyptische Dar al-Ifta, de organisatie die fatwa’s in Egypte uitspreekt, kwam ook met een ‘klimaatfatwa’, in de aanloop naar de 27e klimaattop in Egypte in 2022. Tegelijkertijd bracht de prestigieuze Al-Azhar Universiteit in Egypte een twitter- en facebookbericht uit. De Groot-Imam Sheikh Ahmed el-Tayeb pleitte ervoor om serieuze actie te ondernemen tegen klimaatverandering.

Deze berichten hebben veel bereik licht Hanane Benaddi toe. Als de Groot-Imam van Al-Azhar iets zegt, dan is dat dat tegen alle soennitische moslims gericht. Maar dit specifieke bericht kreeg veel kritiek. Niet het broeikaseffect, maar de hebzucht van mensen zou leiden tot natuurrampen. God straft meteen. Twitter (X) staat vol met berichten van deze strekking.

Andere zorgen
Hanane is minder hoopvol over het gebruik van fatwa’s. “De reguliere imams van moskeeën spreken een fatwa uit naar aanleiding van een vraag van een ‘gewone’ moslim”. Dit is anders dan een Groot-Imam die reageert op brede ontwikkelingen in de maatschappij. De reguliere imams die zij heeft gesproken zeggen geen vragen te krijgen over klimaatverandering. Het speelt dus eigenlijk niet. Veel mensen hebben andere zorgen, bijvoorbeeld hoe ze eten op tafel kunnen krijgen, of hooguit de morele vraag: “Ben ik slecht geweest en zijn er daardoor droogtes of overstromingen?”.

“Zij zijn niet schuldig aan die carbon footprint”

Veel mensen zien geen verband tussen hun eigen gedrag en het gevolg voor het klimaat. “Het heeft veel met taal te maken, het idee dat de gevolgen van klimaatverandering het einde kan betekenen voor de mensheid, gaat er bij moslims moeilijk in. Dat is immers in de handen van god”. Ook termen als carbon footprint (koolstof-voetafdruk) sluiten niet aan bij de gemiddelde Egyptenaar, die nog nooit gevlogen heeft en geen auto bezit. Het effect van dat taalgebruik is eerder averechts. Zij zijn niet schuldig aan die voetafdruk, dus waarom zou het Westen niet hun verantwoordelijkheid nemen voor de schade?”.

Betere aansluiting
Nouhad is positiever over de ontwikkelingen. “In korte tijd zie je meer fatwa’s ontstaan. Een maand geleden nog, op 18 mei, werd er een fatwa uitgesproken in de Libanese stad Tripoli. Deze imam kan klimaatverandering plaatsen in relatie tot God en hoe belangrijk het is om de aarde te bewaken tegen beschadiging. Religieuze leiders hebben de taal in handen die beter aansluit bij de gewone mens”.

“Religie kan een belangrijke rol spelen bij de aanpak van klimaatverandering, maar er is veel tijd nodig om deze goed aan te laten sluiten bij islamitische waarden” zegt Hanane. “Mensen ontkennen klimaatverandering niet,  maar voelen zich niet moreel verantwoordelijk. Bij een goed narratief kan deze morele religieuze kijk veranderen.”

Het geluid van de straat – een gesprek met Egyptische mensenrechtenactiviste Esraa Abdel Fattah

Vrijdag 1 december, tijdens het D66 Night of the Middle East, ontmoet ik Esraa voor het eerst. Als hoofdgast komt zij spreken op een avond die in het teken staat van activisme, vrijheid en veerkracht van mensen uit het Midden-Oosten. Het is de eerst keer dat Esraa naar het buitenland reist sinds haar detentie en de beëindiging van haar reisrestricties. Een bijzonder moment, zeker voor haar, omdat zij na een lange periode weer een publiek evenement in het buitenland opluistert. Spannend, vond ze het.  Ze voelde zich onzeker over haar Engels, omdat ze gedurende haar twee jaar durende gevangenschap deze taal niet had gesproken. Uiteindelijk sprak Esraa echter inspirererende woorden.

Twee dagen later krijg ik de kans om individueel met haar in gesprek te gaan. Op de dag dat ze weer terugvliegt naar Cairo ontmoet ik haar op een winterse ochtend in de ontbijtzaal van een hotel in het centrum van Amsterdam. Haar koffers, gevuld met cadeautjes voor familie, staan al klaar. Onder het genot van een kop warme koffie hebben we het over hoe het voor haar was om weer in het buitenland te spreken. En over haar activisme, de revolutie, haar arrestaties, Egypte en Gaza. Maar Esraa’s lievelingsonderwerp is Fakartany, haar platform waarin ze ‘iedereen een stem wil geven’.

Esraa glimlacht als ze reflecteert op het publieke interview tijdens The Night of the Middle East: ‘Het was absoluut niet eenvoudig om weer voor een groot publiek te spreken. Eerder deed ik online mee aan een Frans evenement, maar daar las ik alleen wat voor.’

Tijdens deze avond in Amsterdam werd Esraa geïnterviewd in een zaal, vanaf een groot podium, waarna het publiek de kans kreeg vragen te stellen. ‘Tijdens het online Franse evenement was er geen interactie met het publiek. Daarom vond ik deze avond extra spannend. Het is belangrijk voor mij om met nieuwe mensen contact te maken, om hun ideeën te horen en tegelijkertijd mijn verhaal te vertellen.’

Facebook Girl

In 2008 begon Esraa haar activisme op Facebook. De arbeiders van El-Mahalla El-Kubra eisten hogere inkomens omdat de prijzen van levensmiddelen destijds enorm toenamen in Egypte. ‘Ik zei dat we de arbeiders moesten steunen. Als mensen opkomen voor hun rechten, dan hebben zij daar hulp bij nodig. De prijsverhogingen gingen overigens niet alleen de arbeiders aan: ze waren een probleem voor alle Egyptenaren. We voelden de urgentie om te helpen, en vanuit die gedachte startte ik de Facebookgroep waarin we de mensen in Egypte opriepen om thuis te blijven en niet naar hun werk te gaan. De leus was “you can be at home”, blijf thuis en leg je werk neer.’

Op de ochtend van de aangekondigde stakingen, 6 april 2008, werd Esraa op straat in Cairo gearresteerd. Ze zucht: ‘Het was een erg gevaarlijke dag, mensen konden zich niet in groepen op straat ophouden. Werd je ergens van verdacht, dan moest je mee naar het politiebureau.’ Het regime van Hosni Mubarak tolereerde de protesten niet. Esraa zat 18 dagen vast.

Protesten in 2008 in El-Mahalla El-Kubra @Foto Jameskbuck/Wikipedia

Aan die periode hield Esraa de naam “Facebook Girl” over. Ze moet erom lachen, juist omdat zij die naam graag draagt: ‘Het is niet vervelend, ik heb hem ook niet van de overheid of een organisatie gekregen. De naam komt van de mensen zelf. Zij zagen het belang van Facebook voor mijn activisme, vandaar. Ik geloof in mensen en ik wil de verhalen geloven die zij mij vertellen, daarom is de naam “Facebook Girl” zo mooi. Twee dingen die ik belangrijk vind komen erin samen: het verhaal van de mensen, en het belang van Facebook voor mijn activisme.’

2011 Revolutie

Tijdens de Arabische Lente en de Egyptische revolutie van 2011 speelde Esraa Abdel Fattah’s activisme ook een prominente rol. Hoe zag deze periode er voor haar uit? Waar hield zij zich zoal mee bezig? Esraa kijkt mij ernstig aan: ‘Al vóór de revolutie hadden wij een idee wat er zou kunnen gebeuren. Maar een revolutie voorzagen we niet. Samen met andere activisten hadden we leuzen en teksten voorbereid die we tijdens de protesten konden gebruiken. Tot onze verassing hadden de andere mensen die de straat opgingen, ook leuzen bedacht, die vroegen om het directe aftreden van het regime.’ Esraa denkt dat deze slogans, die van de mensen zelf kwamen, cruciaal zijn geweest voor het verloop van de revolutie. ‘Het was de eerste keer dat mensen hoorden dat er zo specifiek om het aftreden van Mubarak werd geroepen. Maar het kwam uit henzelf voort, en dat leidde tot verandering – niet de leuzen die wij als activisten hadden bedacht.’

‘Ook al duurt de lente nog zo lang, we weten zeker dat de zomer komt en de zon zal doorbreken.’

Over het effect van de revolutie lopen de meningen uiteen. Mubarak belandde in de gevangenis. Esraa stelt dat dit eigenlijk het belangrijkste is geweest. Ze kijkt me in de ogen en vertelt: ‘We hebben de wereld laten zien dat als mensen iets willen, ze dit kunnen bereiken. Daarom geloof ik dat dit overal in de wereld, dus ook in Egypte, nog een keer kan gebeuren. De Egyptenaren hebben Mubarak gevangen gezet met het geluid van hun stem. Dit is vervolgens ook gebeurd met Morsi. De stem van de mensen bracht ook hem in de gevangenis.’

Esraa neemt een slok koffie, kijkt even opzij en vertelt verder: ‘We hebben laten zien dat er niemand boven de wet staat of boven de wil van de bevolking. Egypte heeft tijd nodig om nog grotere dingen te bereiken. Ook al duurt de lente nog zo lang, we weten zeker dat de zomer komt en de zon zal doorbreken.’

Twee jaar gevangenschap

In 2019, onder het bewind van Abdel Fattah el-Sisi werd Esraa samen met andere activisten, journalisten en rechters gevangen gezet. Dit was een poging van de regering om oplaaiende protesten de kop in te drukken. Internationale organisaties als Amnesty International veroordeelden deze arrestaties als mensenrechtenschendingen. Na twee jaa werd Esraa op 18 juli 2021 vrijgelaten. Ze weet niet veel meer van die periode. Het leek of de eerste vijftien dagen die ze vastzat zich steeds opnieuw afspeelden: ‘Totdat ik na twee jaar werd vrijgelaten.’

Het is tijd voor een pauze, wat koffie, en even de benen strekken. Esraa vertelt vervolgens over hoe ze na haar vrijlating de kracht vond door te gaan met het verspreiden van ‘de stem van de mensen’: ‘Het duurde even voordat ik hersteld was van mijn gevangenschap. Het is een kwestie van mindset, als je blijft hangen in de gedachte dat je niet beter wordt, dan gaat het ook niet lukken. Ik moest uit bed komen en weer terug aan het werk voor mezelf en voor Egypte.’

Fakartany

Esraa is duidelijk bezield van wat zij momenteel doet: het bestieren van haar platform Fakartany. Al tijdens The Night of the Middle East onderstreept zij het belang ervan. Daar borduurt ze graag op voort: ‘Het platform was een van de eerste dingen waar ik aan dacht na mijn vrijlating. Het is het project van mijn leven’.  Fakartany is Arabisch voor “denk nog eens na” . Dat is precies wat Esraa wil dat de mensheid doet: ‘Het is goed als mensen hun mening veranderen, zolang je je principes en waarden maar behoudt.’

Esraa neemt als voorbeeld de revolutie van 2011: ‘Niet iedereen sloot zich er bij aan. Mensen waren bijvoorbeeld bang voor hun veiligheid. Tijdens zoiets groots als een revolutie is het van belang om elkaars verschillen in opvattingen te omarmen. Luister naar elkaar en respecteer de ander zijn opinie zonder elkaar aan te vallen op de verschillen. Zodra je iemand de tijd en ruimte geeft om ergens over na te denken, kan je dichter bij elkaar komen.’

Al tussen 2017 en 2019 was Esraa bezig met Fakartany. Ze schreef over politici, journalisten, en mensenrechtenactivisten. Toen ze in 2019 werd opgepakt, verwijderde het regime de domeinnaam. ‘We konden het platform niet meer vinden, waarschijnlijk was het geblokkeerd door de regering. Na mijn vrijlating heb ik een nieuwe domeinnaam gekocht, en doordat er een backup was konden we het weer gemakkelijk opstarten’.

Sinsdien probeert Esraa het publiek van het platform uit te breiden door een breder scala aan onderwerpen aan te bieden. ‘Tegenwoordig hebben we een sectie over minderheden en proberen we verslag uit te brengen over wat er gebeurt met gewone mensen.’ Egypte heeft momenteel namelijk te maken met moeilijke economische omstandigheden. Door verhalen te schrijven over de doorsnee Egyptenaren probeert het platform hun zorgen te delen.’

‘Het viel een van mijn vrouwelijke journalisten op dat veel winkelend publiek eigenlijk niks kocht. Het werd winter en mensen hadden winterkleding nodig en toch keek men alleen maar. Wij vroegen wij die mensen waarom ze niks kochten. De reden? Alles was simpelweg te duur. Naar aanleiding hiervan plaatsten wij op Fakartany een artikel over hoe mensen zich hierover voelen. We publiceren zo een eenvoudig verhaal dat eigenlijk een belangrijke boodschap aan de regering is.’

Een kritische boodschap richting het regime; een stukje ruimte dat je jezelf maar lastig kunt veroorloven in Egypte.

‘Wij verkondigen de stem van de gewone Egyptenaar. Grote platforms, zoals het recent geblokkeerde Mada Masr, houden zich bezig met verhalen die de elite aangaan.

Een soortgelijk voorbeeld komt van een journalist die ook moeder is. ‘Zij vond dat het wel erg duur was geworden om een lunchbox te maken voor haar schoolgaande kinderen. Als je brood en kaas moet kopen, kost dit gewoon te veel. We gingen we met moeders in gesprek en maakten een verhaal voor Fakartany, hoe de lunchbox onbetaalbaar is geworden voor de middenklasse.’

Esraa vertelt wat Fakartany volgens haar uniek maakt: ‘Wij verkondigen de stem van de gewone Egyptenaar. Grote platforms, zoals het recent geblokkeerde Mada Masr, houden zich bezig met verhalen die de elite aangaan. Met Fakartany nemen we een klein stukje ruimte in door de stem van het volk te verspreiden.’

Op de website van Fakartany valt inderdaad het brede scala aan onderwerpen op: mango’s, huiselijk geweld, elektriciteit, onderwijs, economie. Veel artikelen bevatten een kritische noot. Wat ook in het oog springt is de ruimte die wordt gegeven aan minderheden, wat ongebruikelijk is in Egypte. Esraa: ‘De slogan van onze website is dat het een platform is voor iedereen. Dan moet je dat ook voor iedereen in Egypte waarmaken. We laten verhalen horen van mensen uit bijvoorbeeld de LGBTQIA+ gemeenschap, de Nubische gemeenschap, vluchtelingen, gehandicapten. Wij als platform hebben de macht om minderheden een stem te geven. Dan moet je ook daadwerkelijk iedereen laten horen.’

Een item op Fakartany over huiselijk geweld.

Als ik vraag wat Esraa hoopt te bereiken, lichten haar ogen enthousiast op. ‘Ik zou graag verder willen op het gebied van multimedia. We willen het platform aantrekkelijker maken voor de jeugd. Door niet alleen maar aanwezig te zijn op Facebook en Youtube, maar straks ook via kanalen als TikTok en podcasts. Dat is mijn droom, dat Fakartany echt een plek voor iedereen wordt, dus ook voor de jonge generatie.’

Veiligheid

Het is bewonderenswaardig hoe Esraa sinds haar vrijlating doorgaat met waar ze voor haar gevangenschap ook mee bezig was. Tijdens The Night of the Middle East en ons gesprek heeft ze het vaak over tools, handvatten, die nodig zijn om ruimte te vinden in wat je wel of niet kan uitdragen. Dat die ruimte beperkt is, blijkt alleen al uit het feit dat er in Egypte meer dan 60,000 mensen om politieke redenen gevangen zitten. Esraa: ‘Door te leven onder een regime als dat in Egypte ontwikkel je een soort zelfcensuur. Je moet een rode lijn vinden, waar je niet overheen kan gaan voor de veiligheid van jezelf, en die van je naasten. Voordat we op Fakartany iets publiceren, is het van levensbelang dat we de bron verifiëren. Anders riskeer je die rode lijn te overschrijden, en wordt het platform geblokkeerd.’

‘Dat de Egyptische regering het vorige maand bijvoorbeeld mogelijk maakte om te protesteren tegen de Israelische aanvallen in Gaza,’ zo stelt Esraa, ‘maakt de ruimte wellicht iets groter. Veel jonge Egyptenaren gingen voor het eerst de straat op en lieten hun stem horen. Zo hebben grote bedrijven als Starbucks en Coca Cola die Israël supporten het momenteel erg lastig doordat jongeren deze bedrijven boycotten. Een gedeelde maatschappelijke zorg van zowel de regering als de bevolking over Gaza en de Palestijnen creëert zo een relatief veilige plek om je uit te spreken. Wellicht opent het deuren voor jongeren om zich te verenigen en zich in de toekomst misschien ook over andere problemen te kunnen uitspreken. Jongeren leren hoe het is om deel te nemen aan een maatschappelijk debat. Dat geeft hoop voor de toekomst.’

Gaza

De strijd voor de mensenrechten richt zich wat Esraa betreft niet alleen op Egypte. Tijdens The Night of the Middle East draagt zij een symbool van Palestijns verzet om haar nek, de keffiyeh. Gezien de huidige ontwikkelingen in Gaza en de moord op duizenden onschuldige Palestijne burgers, ontkomen we er tijdens ons gesprek niet aan het hier ook over te hebben.

Esraa denkt even na en buigt zich dan naar mij toe: ‘Als je een voorstander bent van mensenrechten, in een land waar het internationaal gerechtshof zetelt, dan mag je je niet afzijdig houden. Zolang Europese landen zich niet uitspreken tegen de Israelische gruweldaden tegen de Palestijnen, maken zij zichzelf ongeloofwaardig wanneer ze zich wel uitspreken over het schenden van mensenrechten in bijvoorbeeld Egypte. Mensenrechten, normen en waarden gelden over de hele wereld, daar is geen discussie over mogelijk.’

De cultuur in Gaza wordt vernietigd en uitgewist, maar getuigen houden de herinneringen levend

Op de site www.getuigenvangaza.nl wordt literair werk van Gazaanse getuigen samengebracht en steeds aangevuld met nieuwe getuigenissen. Door hun werk te lezen, te bewonderen, erover te praten, het te delen en ons erdoor te laten inspireren, houden we de herinneringen levend.

Cultuur in Gaza vernietigd

De ongekende slachting en etnische zuivering van burgers in Gaza is niet alleen gericht tegen burgers en hun leefomgeving maar ook tegen alles en iedereen die de cultuur en het erfgoed van het Palestijnse volk behoeden en vorm geven. Musea, archieven, culturele centra, bibliotheken, boekhandels en historisch erfgoed zijn verwoest en onbruikbaar gemaakt. Een levendige cultuur met een lange historie en een eigen identiteit dreigt te worden uitgewist.

Een rapport van het Palestijnse Ministerie van Cultuur meldde begin december de beschadiging en verwoesting van 21 culturele centra, 9 bibliotheken en uitgeverijen en 20 historische locaties waaronder de Byzantijnse kerk van Sint Porphyrius uit de 4e eeuw, de Grote Omari moskee in Gaza-Stad, met een minaret uit de 7e eeuw, en de haven van Anthedon, die vermeld staat op de werelderfgoedlijst. Veel gearchiveerde documenten en objecten zijn voorgoed verloren gegaan.

Bovendien zijn veel kunstenaars vermoord: schrijvers, dichters, kalligrafen, fotografen, schilders, theatermakers, musici, zangers en dansers. Of ze zijn door ontberingen en gebrek aan hulpmiddelen niet meer in staat om te werken.

Getuigen van Gaza

Grootschalige verwoesting en uitwissing maken de rol van getuigen extra belangrijk. We worden afhankelijk van getuigenissen van kunstenaars over het leven in Gaza, zoals het was, zoals het is en zoals het misschien nooit meer wordt. We hebben getuigen nodig die een beeld schetsen van het dagelijks leven op straten, pleinen en markten. Die vertellen hoe het landschap er uitzag, welke bomen er stonden, waar de stad was en waar het platteland. Die een inkijkje geven in de gemoedstoestand van mensen, hun dromen en vragen, hun plannen en teleurstellingen. Die vertellen over maaltijden, feesten, muziek, zang en dans en die uitleggen hoe Palestijnen zich verhouden tot religie, familie, politiek en cultuur. We hebben verhalen nodig waardoor we het leven in Gaza van binnenuit begrijpen en kunnen meeleven met de grote en kleine gebeurtenissen, de dilemma’s, conflicten en tegenstellingen en de worsteling van elke Gazaan om te leven in vaak onmogelijke omstandigheden.

  • Ahmed Masoud, auteur en theatermaker

Ahmed Masoud is zo’n getuige. Zijn romans en theaterstukken zijn allemaal gesitueerd in Gaza. Ook al woont hij er zelf niet meer, hij komt er nog vaak en ziet de Gazastrook als zijn biotoop. ‘Zoals Ruiz Zafon alleen maar schreef over Barcelona, schrijf ik alleen over Gaza’, zei hij onlangs in een online interview. De smalle straatjes in de vluchtelingenkampen, de kleine huizen bevolkt met grote families, de cafeetjes met terrassen aan zee, de ruïnes en ingestorte panden, de scholen en universiteiten, ze vormen allemaal het decor van zijn boeken en bepalen de couleur locale van zijn verhalen. ‘Maar op dit moment schrijf ik niet’, zei hij in datzelfde interview, ‘Want wat nu in Gaza gebeurt en de berichten die ik dagelijks ontvang, zijn zo aangrijpend dat ik aan niets anders kan denken.’

Tijdens het festival Arabische Literatuur in Den Haag begin december werd zijn toneelstuk The Shroud Maker opgevoerd als leesvoorstelling, ondersteund met live muziek. Hoofdpersoon van dit stuk is Hajja Souad, een 84 jarige Palestijnse vrouw die haar brood verdient met het maken van lijkwaden. Ze woont in het vluchtelingenkamp Jabaliya, een wijk die nu grotendeels is ontvolkt, belegerd en gebombardeerd door Israëlische troepen. Ook in het verleden was dit kamp vaak doelwit van aanvallen. Oorlog en verwoesting zijn constanten in het leven van Hajja Souad maar ze is een overlever, mede dankzij haar sarcasme en zwarte humor. Ze neemt geen blad voor de mond als ze vertelt over het dagelijks leven in Gaza: het tekort aan geld en grondstoffen, de tunnel-economie, de vrouwen die steeds vaker een hoofddoek dragen en het grote aantal kinderen.

Haja Souad heeft echter ook een andere, gevoelige kant en een veelbewogen levensverhaal. Dat begint in Jeruzalem, waar ze tijdens het Brits Mandaat in huis werd genomen door de vrouw van de Engelse gouverneur, en loopt via vluchtelingenkampen, eerst in de Westbank en later in Gaza. Tijdens haar vlucht uit Jeruzalem vindt ze een kind dat is achtergelaten en adopteert dat. Zo wordt ze gelijktijdig wees, vluchteling, maagd en moeder. Haar zoon en later haar kleinzoon brengen haar geluk maar ook groot verdriet en weerspiegelen hoe in Gaza trauma’s overgaan van generatie op generatie.

Fragment uit The Shroud Maker:

… Four years ago, I could hardly keep up with the demand. I ended up selling yards and yards of cheap crap in customers too grief-stricken to know the difference. ‘Oh yes, finest organic Palestinian muslin, handwoven in Gaza by virgins from the purest East Indies cotton (fairly traded, of course) that‘ll be a thousand shekels. So sorry for your loss.’

It’s what I do. I make money when people die. But now and again, I make a signature shroud just for me. Like this one I am making now, inspiration descends, you hit a run of lucky stitches and you end up with a really pukka, grade A, twenty-four-carat burial garment and you think, Hamdullah, it’s all been worthwhile: the Nakba, the Occupation, the Siege – everything. Just for this: a shroud to make you proud.

Tonight may be the night to finally wear it. I can almost hear the Israeli tanks moving across the border. I better be ready for their royal arrival. They’re coming to destroy some smugglers’ tunnels which they apparently forgot to bomb four years ago. And they’ve chosen to do it today. Om my birthday! Eighty-four years young today! How kind of them to provide some genuine fireworks to mark the occasion – F16 rockets no less!

A burial shroud is like your wedding dress and christening robe rolled into one. .. A shroud is an once-in-a-lifetime investment, you only wear it once, so you’d better make sure it fits comfortably. Your last opportunity to make a good impression – last pose for posterity, so don’t scrimp on the fabric. You can’t take it with you, so why not go out looking like a million dollars?

Listen habibi, we are all going to die. Allah has provided two guarantees for this – the Angel of Death and the Israelis and before you ask this is not pure cotton, hence the lower price tag. In fact it is not cotton at all, it’s polyester.

How are we supposed to get cotton in Gaza? Since the fucking Egyptians destroyed the tunnels, there’s barely a scrap to be had. But I have my ways. I buy it from old Abu Shihada, down in the old market in Gaza City, another indefatigable octogenarian like me, and he gets it through Refaat, the mechanic on Salah Eddin Street. Cotton from a mechanic, eh? Only in Gaza.

Hello, you’ve reached Hajja Souad, Shroud Manufacturers & Suppliers. Due to unprecedented demands on our services all of our lines are currently busy, but your call is important to us. If you’d like to place an advance order press 1, for prices and special offers press 2, and if you’re the Israeli army press any button – I don’t give a shit and you can stick it up your arse.

In zijn romans is Masoud echt een chroniqueur van gewone mensen met uitzonderlijke levens. Hij schreef er twee die zich beide afspelen in Gaza: Vanished.The mysterious disappearance of Mustafa Ouda (2015), opgezet als een thriller, en Come what may (2022) in de vorm van een detective. In beide romans zijn de spanningen en conflicten tussen buren, familieleden en vrienden invoelbaar. Want in Gaza wonen de mensen dicht op elkaar en hebben ze dagelijks te maken met armoede, frustraties, geweld en intimidatie. Ook schildert hij de loyaliteit en solidariteit tussen mensen en de veerkracht om in bizarre omstandigheden overeind te blijven.

Fragment uit Vanished:

“Yes, of course I will look after you,” my masked companion said. “You will have to wear that scarf if you want to leave. However, you cannot go anywhere near your home, masked or not. Do you understand?” He continued to give me instructions as Um Marwan disappeared. There was only one windowless room in the house where we could turn a light on, the rest had to stay dark. Food could only be cooked during the day, so that the light from the cooker wouldn’t show in the dark. Tea or coffee could be made in the daylight and saved in two large flasks. There was no heating and fire was not allowed; we should have to make do with the plentiful of blankets they had. There was a small portable Sony radio player that had to be kept low. The maximum volume allowed was marked clearly with a small piece of blue tape. I sat there listening to all instructions, trying to take them all in. Finally, he asked if I had any questions.  “Where are we?” “I will show you in the morning. No doubt you will recognise where you are,” he said as he took his pistol apart and began to clean it with a cloth. “Do you know how to use this?” “No, we don’t study weapon handling at school.”

He laughed loudly at this, which made me nervous. He had a distinctive laugh and a high-pitched voice that made him sound like one of these evil jinns from the One Thousand and One Nights.

“Well, consider this school from now on. You will not be able to go to classes anymore. In fact, you will not be able to go anywhere the Israelis might look for you.”

 

  • Refaat Alareer (1979-2023), schrijver en docent

Een andere getuige die niet onvermeld mag blijven is Refaat Alareer (1979-2023). Hij werd op 7 december vermoord bij een Israelisch bombardement, samen met een aantal familieleden, waaronder vier kinderen. Aangezien Alareer zijn verhalen, gedichten en artikelen in het Engels schreef en onder andere publiceerde op social media, werd zijn werk wereldwijd veel gelezen. Heel bekend werd zijn column uit 2021: My child asks, ‘Can Israel destroy our building when the power is out?

Behalve schrijver en dichter, was hij ook geëngageerd docent Engelse literatuur en creative writing aan de Islamitische Universiteit van Gaza. Daar besprak hij met zijn studenten het werk van Shakespeare, moderne poëzie en literatuur. Tegelijk stimuleerde hij hen om over hun eigen levens te schrijven in het Engels. Dit leidde tot de bundel ‘Gaza Writes Back. Short Stories from Young Writers in Gaza, Palestine (2014). In deze bundel getuigen jonge schrijvers van eigen ervaringen of van gebeurtenissen die ze om zich heen hebben gezien. Hun verhalen zijn schrijnend, onthullend en getuigen vaak van een bittere humor. Twee verhalen uit deze bundel zijn beschikbaar in Nederlandse vertaling via VerhalenPost. www.verhalenpost.org

Zijn laatste gedicht plaatste hij in november 2023 op X, een hartverscheurend testament:

If I must die,

you must live

to tell my story

to sell my things

to buy a piece of cloth

and some strings,

(make it white with a long tail)

so that a child, somewhere in Gaza

while looking heaven in the eye

awaiting his dad who left in a blaze—

and bid no one farewell

not even to his flesh

not even to himself—

sees the kite, my kite you made, flying up

above

and thinks for a moment an angel is there

bringing back love

If I must die

let it bring hope

let it be a tale

Er zijn gelukkig veel getuigen van Gaza, schrijvers van korte verhalen, poezie en dagboeken, en hun werk is indringend en van grote schoonheid. Als lezers kunnen we dit werk levend houden. Door er kennis van te nemen, het te bewonderen, erover te praten, het te delen en ons erdoor te laten inspireren.

Het catastrofale succes van Hamas

Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid en Robert Soeterik van het Nederlands Palestina Komitee moeten daar tot hun verdriet het antwoord vooralsnog schuldig op blijven. Wat zeker niet betekent dat ze weinig over de huidige crisis te melden hebben. Maar naar perspectief zoeken is op dit moment nauwelijks aan de orde. Beter is het de publieke opinie te waarschuwen voor alle verschrikkelijke scenario’s die nog in het verschiet liggen. Misschien dat dit uiteindelijk, na tientallen jaren collusie met Israël, zal bijdragen tot een kentering in de houding van Westerse machten tegenover de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Al is de hoop daarop vooralsnog beperkt.

Volgt een somber, maar eloquent gesprek van nog altijd gedreven, prominente activisten, die elkaar al een hele tijd kennen, en in de loop der jaren steeds meer naar elkaar zijn toegegroeid. Want waar Robert Soeterik het zionisme nooit heeft aangehangen, heeft Jaap Hamburger het stilaan afgezworen.

Robert Soeterik (l.) en Jaap Hamburger

‘Hoe kon het gebeuren?’ Die vraag dreunt een maand na de aanval van Hamas nog na. Hoe kon een van de modernste legers ter wereld zich zo voor schut laten zetten door vijftienhonderd licht bewapende opstandelingen? Hoe kon een veiligheidsapparaat van een land met Veiligheid als allesoverheersend mantra het zo hebben laten afweten? Hoe was het mogelijk dat een van camera’s, sensoren en wachttorens vergeven high-tech barrière tussen de Gazastrook en Israël zo eenvoudig onklaar werd gemaakt en doorbroken?

Die vragen zijn een traktatie voor complotdenkers, maar in de ogen van Hamburger en Soeterik juist vrij eenvoudig te beantwoorden. Hun verklaring luidt: structurele zelfoverschatting, die weer het gevolg is van ideologische verblinding.

Misschien is het zoals de Palestijns-Amerikaanse historicus Rashid Khalidi onlangs formuleerde: ‘Op 7 oktober is Israël keihard op de futiliteit van zijn strategie ten aanzien van de Gazastrook gestuit.’

Hoe dat zo? Daarvoor moeten we volgens Jaap Hamburger vooral kijken naar de situatie op de Westelijke Jordaanoever. ‘Het beleid van deze en vorige Israëlische regeringen is erop gericht om zo veel mogelijk delen van dat gebied te annexeren. Dus is het zaak de Palestijnen er het leven  zo moeilijk te maken dat ze weggaan. De kolonisten mogen het vuile werk opknappen, zij zijn de stoottroepen, beschermd en bijgestaan door het leger. Dit hele handelen is ideologisch gemotiveerd, we hebben het hier over de droom van een Groot-Israël. Ideologie maakt blind, niet in het minst omdat ze een groot geloof in de eigen superioriteit stipuleert en een racistisch ongeloof in de capaciteiten van  de tegenstander. Dat alles heeft onder de huidige regering, de meest ideologische ooit in Israëls geschiedenis, geleid tot een steeds grotere militaire concentratie op de Westelijke Jordaanoever, een massale overheveling van troepen daar naartoe, en een veronachtzaming van de Gazastrook, zonder oog voor de gevaren.’

Soeterik vult aan: ‘Mensen zitten ook buiten Israël misschien te veel vast aan het beeld dat het land de zaken tot in alle uithoeken onder controle heeft. Dat dacht het, ja, maar dat getuigde juist van een enorme arrogantie, een pijnlijke misperceptie van de situatie. Men beschikte ook kennelijk niet over de middelen om erachter te komen dat er iets groots in voorbereiding was. Dat zegt veel, maar het is minder bijzonder dan menigeen denkt. De Mossad heeft wel vaker geblunderd. We kunnen zelfs terug naar de Oktober Oorlog van 1973, toen Israël de gecombineerde aanval van Egypte en Syrië helemaal niet voorzag.’

Dat Israël snapt wat er gebeurt en daar doeltreffend naar handelt, is dus een mythe, maar de belangrijkste conclusie is wellicht dat het veronderstelde Israëlische veiligheidsbeleid schromelijk wordt overschat. Als er in werkelijkheid nogal nonchalant met die veiligheid wordt omgesprongen, gaat het daar kennelijk niet in de eerste plaats om. De barrière om de Gazastrook staat er slechts in beperkte mate om de Israëlische bevolking te beschermen tegen de Palestijnen. Mogelijk hield ze plegers van zelfmoordaanslagen adequaat tegen, maar niemand achtte het Palestijnse verzet tot zo’n spectaculaire en vernietigende uitbraak in staat. Die kwam, ondanks die voortdurende nadruk op veiligheid, als een totale verrassing.

‘Hamas is een georganiseerde gewapende beweging die niet stil zit, niet zomaar alles over zich heen laat komen, en  om die reden in de gaten gehouden wordt,’ zegt Soeterik. ‘Maar in wezen draait het inderdaad om heel iets anders.’

Dat Israël de slagkracht van Hamas onderschatte is volgens hem de uitkomst van een vrij lange ontwikkeling. ‘Als je kijkt hoe het gegaan is sinds 2005, het jaar dat Israël unilateraal zijn leger en joodse kolonisten terugtrok uit de Gazastrook: de blokkade begon toen eigenlijk al meteen, en niet pas na de machtsgreep van Hamas in 2007, zoals je altijd leest. De terugtrekking was dus eerder een hergroepering dan een echt vertrek. Zonder kolonisten die het moest beschermen, kon Israël de Gazastrook immers veel efficiënter onder controle houden en een verdeel-en-heers politiek voeren.’

Soeterik brengt de in 2006 door Hamas gevangen genomen Israëlische militair Gilad Shalit in herinnering. ‘Ik wil niet geringschattend doen over het belang hem vrij te krijgen, maar diens vijf jaar durende detentie bood Israël een extra voorwendsel de Gazastrook te blijven isoleren: de blokkade als een poging om hem vrij te krijgen. Wat in 2006 daarnaast nog gebeurde was dat Hamas de Palestijnse parlementsverkiezingen met ruime meerderheid won. Aan de Hamas-regering voor heel Palestina, die toen heel kort heeft bestaan, stelde het Midden-Oostenkwartet – de VN, de VS, EU en Rusland – een  drietal eisen: afzweren van de gewapende strijd, respecteren van de Oslo-Akkoorden, en erkenning van Israëls bestaansrecht. Daaraan wilde Hamas niet geheel voldoen, waarop nog meer verdeel-en-heers politiek volgde: die werd alleen maar interessanter nadat Hamas in 2007 de macht greep in Gaza – overigens een reactie op een mislukte staatsgreep van de VS en Israel, met als doel de wettig gekozen Hamas-regering ten val te brengen en een Fatah-regering in het zadel te helpen.’

Poster van Hamas waarop de ruil van Gilad Shalit tegen Palestijnse gevangenen in Israël wordt geëist. ©Tom Spender, CC BY 2.0 , via Wikimedia Commons

In 2011 brak met de vrijlating van Shalit een nieuwe fase aan, betoogt Soeterik verder. ‘Het drong tot de Israëlische regering door dat je met Hamas aan de macht in Gaza, het zogenaamde vredesproces kon blokkeren. Zolang Hamas bestond, zou het niet kunnen worden genegeerd in politieke onderhandelingen – maar Hamas was geen partner. Het weigerde immers te voldoen aan alle drie de voorwaarden die de PLO wél had aanvaard. Zo kwam het onderhandelingsproces stil te liggen: precies wat Israël wilde. De blokkade duurde voort en trok een vreselijke wissel op de bevolking van de Gazastrook. Af en toe ging Hamas over tot de aanval met raketbeschietingen, daarop antwoordde Israël met brute kracht, waarop er vrij snel, dankzij bemiddeling van Egypte of Qatar, een nieuwe situatie ontstond, die eigenlijk steeds op hetzelfde neerkwam: terugkeer naar de status quo, met ietsje meer vrijheid voor Gaza. Deze cyclus heeft in Israël het idee bevestigd dat dit conflict met Hamas te managen was. En dat daarmee meer ruimte kwam voor de grotere agenda: Palestijnen buiten een overleg houden waarop de internationale gemeenschap druk zou kunnen zetten.’

Alles verschoof eigenlijk door de normalisering van Israëls betrekkingen met een aantal Arabische staten. ‘De Palestijnen weten wel dat ze weinig van de machthebbers in de Arabische wereld te verwachten hebben, maar toch: toen het laatste belangrijke Arabische regime – Saoedi-Arabië – ook op weg leek naar normalisering met Israël, was dat voor hen het teken dat ze er definitief niet meer toe deden. Maatschappelijk waren ze al gemarginaliseerd: iedere gewapende en politieke verzetsstrijd moet een draagvlak hebben, maar dat wordt al decennia onder de Palestijnen weggeslagen door de verwoesting van hun samenleving. Wat kan er dan uiteindelijk van dat verzet komen? De consternatie die ontstond na de Saoedisch-Israëlische flirt en twee zeer bloedige jaren op met name de Westelijke Jordaanoever, plus nog eens de uitermate wreed neergeslagen, grotendeels vreedzame Grote Mars van de Terugkeer bij het hek om de Gazastrook, én ook nog eens het aantreden van de meest extreemrechtse regering in de Israëlische geschiedenis – al die ontwikkelingendreven Hamas ertoe een grootscheepse aanval uit te voeren. Met als doel dat de Palestijnse zaak in ieder geval weer acuut in de belangstelling kwam en hopelijk weer op de politieke agenda terugkeerde.’

Jaap Hamburger vult aan: ‘Met deze Israëlische regering heerste er minder hoop dan ooit dat er iets aan de blokkade zou gebeuren, terwijl de problemen zich opstapelden. Weliswaar waren er de laatste jaren meer vergunningen voor werk in Israël, en stond Israël grif toe dat er geld van Qatar in de kassen van Hamas vloeide, het perspectief op een einde aan het isolement was met het aantreden van dit kabinet volledig achter de horizon verdwenen. Het dreigende akkoord met de Saoedi’s was de druppel. Riyad had tal van redenen zo’n akkoord na te streven – een Israëlisch/Amerikaans fiat om een kerncentrale te bouwen, bescherming tegen Iran – maar voor Israël waren de Saoedi’s ook de hoofdprijs. Zoals een Israëlische minister zei: als we dat voor elkaar weten te boksen, vallen de Palestijnen helemaal over de rand.’

Soeterik: ‘Er is nog iets. Het in Beijing bekrachtigde herstel van verhoudingen tussen Saoedi-Arabië en Iran beschouw ik als wisselgeld: een poging van Saoedi-Arabië om in de context van normalisering met Israel meer los te krijgen van de VS – waaronder meer militaire samenwerking, een  kerncentrale en natuurlijk volledige rehabilitatie van Mohammed Bin Salman na de brute moord in Istanboel op de Saoedische journalist Jamal Kashoggi. Want de Amerikaanse invloed in het Midden-Oosten mag dan afnemen, de Golfstaten zijn voorlopig nog sterk van Washington afhankelijk. Ook het naburige Bahrein huisvest een grote Amerikaanse militaire basis. Washington weet dat wanneer het Saoedi-Arabië geen kerncentrale levert, Rusland of China dat zullen doen. Kortom, Saoedi-Arabië probeert er zoveel mogelijk uit te slepen. Die normalisering erkent Hamas als zeer bedreigend. Verdere versterking van de betrekkingen tussen Saoedi-Arabië en de VS, plus normalisering met Israel, betekent dat de herstelde relatie van Saoedi-Arabië met Iran weer snel zal vervliegen. Wat weer een verzwakking inhoudt van de zogeheten As van verzet, een bondgenootschap in het grotere Midden-Oosten tussen Iran, Hezbollah, Hamas, Syrië en het Houthi-regime in Jemen, die gemeen hebben dat ze sterk gekant zijn  tegen Israëlisch-Amerikaanse dominantie in de regio. Een bekoeling tussen Iran en Saoedi-Arabië betekent een verzwakking van de Iraanse positie en daarmee van die hele as, waartoe ook Hamas behoort.’

Als laatste reden voor de actie van Hamas noemt Soeterik simpelweg de deplorabele toestand van de Palestijnen in Gaza. ‘Bedenk hoe die er na al die jaren van afzondering en geweld aan toe zijn: trauma’s, ondervoeding, bedplassen, op grote schaal bloedarmoede, nierproblemen, dwerggroei – een onhoudbare situatie, zoals jaren eerder al door de VN is geconstateerd.’

Straatbeeld in Gaza. ©Ehabich CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons.

Hamburger: ‘Ik vind het heel acceptabel om die uitbraak van Hamas te vergelijken met de woede-uitbarstingen van gekoloniseerde volken. Denk aan de Bersiap in Indonesië, toen groepen veelal jonge inlanders op gruwelijke wijze wraak namen op de kolonisatoren en hun medestanders. Die werden soms getjingtjangd, in mootjes gehakt. Dat gebeurde weliswaar in een machtsvacuüm, maar de overeenkomst is dat Palestijnen ook een gekoloniseerd volk zijn, en dus waarschijnlijk dezelfde psychologische processen vertonen als andere gekoloniseerde volken. We weten dat hun opstanden hele heftige uitbarstingen van geweld opleveren. Het zijn uitzinnige ontladingen van wraak.’

De Israëliers, vervolgt Hamburger, zijn op hun beurt diep gekwetst in hun illusie van veiligheid, wat volgens hem de enige reden is dat het recht van zelfverdediging zo nadrukkelijk naar voren wordt geschoven. ‘Dat gevoel van veiligheid moet hersteld, ten koste van alles. Ik heb heel in het begin een sommetje gemaakt. We weten uit ervaring dat het Israëlische idee van veiligheid voorschrijft dat er tegenover één dode Israëliër tien tot vijftien dode Palestijnen staan. Vermenigvuldig nu het aantal van veertienhonderd dode Israëliërs met tien tot vijftien, en je komt op veertienduizend tot eenentwintigduizend dode Palestijnen. Ik denk dat Israël dat laatste aantal niet gaat halen. Maar veertienduizend? Het zou mij niet verbazen. Dat moet dan het gevoel van veiligheid terugbrengen. Wat Rutte herstel van afschrikking noemt…’

"Afschrikking" van Israël in Gaza, 2023... Palestinian News & Information Agency (Wafa) in contract with APAimages, CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons

Rest de vraag of Hamas in zijn opzet is geslaagd. Tellen de Palestijnen weer mee? ‘Daar mag je grote vraagtekens bij zetten,’ zegt Soeterik. ‘Want wat is er gebeurd: de overrompeling door Hamas-strijders van het noordelijke checkpoint Eretz en de inname van ruim twintig militaire steunpunten. Die aanval is te rechtvaardigen, het waren immers militaire doelen, en gewapend verzet tegen een bezettingsmacht is legitiem volgens het internationaal recht. Maar daarop volgde er een slachtpartij in naburige kibboetsen en op een rave. Dat was een aanval op non-combattanten en dus een oorlogsmisdaad. Niet te verdedigen. Het  getuigt ook van een gebrek aan discipline. Dat is kwalijk voor een politieke organisatie die wapens draagt. Je begrijpt dat dit Israël de gelegenheid heeft geboden een en ander te framen als een pogrom, en een verband te leggen met hetzij de Holocaust, hetzij jihadisme in zijn rauwste vorm: zo maak je van Palestijnen Nazi’s, of van Hamas IS, en zijn ze daarmee ieders vijand.’

Jaap Hamburger: ‘Israël heeft nooit nagelaten om zijn problemen te linken aan wat wij zelf vrezen. Zo noemde Sharon Arafat de Bin Laden voor Israël.’

Wat is het toekomstperspectief? Het is een platitude om dat grimmig te noemen. Zoals het zich nu lijkt te ontvouwen, stevenen we volgens Soeterik af op een humanitaire catastrofe zonder weerga, en mogelijk op een etnische zuivering. ‘De Israëlische strijdkrachten kunnen Hamas alleen een zware klap toebrengen als ze het  noorden van de Gazastrook ‘schoonvegen’. Voor het Westen heeft Hamas als politieke factor afgedaan. Wat we verder nog kunnen hopen voor de Palestijnen? Voor we kunnen gaan hopen, zie ik grote bedreigingen. Palestijnen in het noordelijk deel van de  Gazastrook zullen naar het zuiden moeten vluchten om niet in het oorlogsgeweld te worden afgeslacht. De Gazastrook is tien keer zo dichtbevolkt als Nederland, dus dan zal het zuiden nog veel dichter bevolkt raken. Je wilt je niet voorstellen hoe dat humanitair uitpakt. En hoe dat maanden, zo niet jaren zal doorwerken. Tien procent van de bebouwing in het noorden ligt nu al in puin en as. Etnische zuivering ligt ook op de loer. Maar dat kan een moment zijn dat de publieke opinie zich tegen Israël gaat keren. Dan krijgen we misschien een situatie die we nu nog niet kunnen voorzien.’

Jaap Hamburger: ‘Het spijt me, maar ik geloof niet dat de publieke opinie in dit geval enige invloed heeft op de politieke leiding. Voor wat het waard is: ik heb gelezen dat dit dossier het minst beïnvloedbaar is door de publieke opinie. Anders hadden we ook allang een verandering in de houding van politici gezien. Hoe negatiever de reacties op wat Israël doet, hoe dichter die politici de kaarten juist tegen de borst houden. Dat hele model om langs de weg van de publieke opinie politieke veranderingen teweeg brengen – ik geloof er eerlijk gezegd niet in.’

‘Maar Jaap,’ verzucht Robert, ‘dan kunnen we er beter mee stoppen. Onze enige hoop is nog de publieke opinie!’

Jaap Hamburger: ‘We stoppen er niet mee omdat we het niet kunnen laten door te gaan.’

‘Goed,’ zegt Soeterik. ‘Maar waarom hebben de Verenigde Staten marineschepen samengetrokken in de Oostelijke Middellandse Zee? Dat is om Hezbollah van deelname aan de strijd af te houden, dat weten we. Er is Washington veel aan gelegen dat te doen. Want stel dat de situatie escaleert, wanneer Hezbollah en Iran zich in het conflict mengen: dan zal de Arabische straat zich roeren, wat de Arabische regimes weer in verlegenheid brengt. De Arabische publieke opinie staat achter de Palestijnen en daar hebben die regimes hoe dan ook rekening mee te houden. Al die instabiliteit komt de Amerikanen heel slecht uit. Die willen zich niet meer zo bezig houden met het Midden-Oosten, die zijn meer gepreoccupeerd met China. Daarom zijn zij aan op een aantal fronten aan het de-escaleren. Achter de schermen, wel te verstaan. Vóór de camera slaan Blinken en Biden Netanyahu op de schouders. Maar ze zijn niet voor niets kort achter elkaar naar Israël gegaan. Dat is om Israël onder controle te houden. Wat nu gebeurt staan de Amerikanen toe. Maar massale verdrijving van de Palestijnen niet. Want dan escaleert de zaak. En die verdrijving blijf een reële mogelijkheid, als je ziet hoe het er op de Westelijke Jordaanoever toegaat, en getuige documenten die nu opduiken waarin wordt voorgesteld de bevolking van de Gazastrook ‘voorlopig’ in de Sinaï onder te brengen.’

Blinken en Netanyahu tijdens recent overleg. ©U.S. Department of State, Public domain, via Wikimedia Commons

Er is altijd de wens geweest de bevolking van Gaza te deporteren, zegt Soeterik. ‘Na de Juni-Oorlog van 1967 had toenmalig premier Levi Eshkol een plan om er zestigduizend naar Paraguay over te brengen. Het is niet vreemd dat Egypte sinds jaar en dag zo gretig meewerkt aan de afgrendeling van Gaza. Het weet dat als het dat niet doet, het probleem naar Egypte wordt verplaatst. De twee grenslanden Egypte en Jordanië moeten dus hun grenzen dicht houden om een etnische zuivering voorkomen. Zullen ze dat kunnen blijven doen? Ik weet het niet. Ik heb daar een onrustig gevoel over. Bovendien kun je op de Westelijke Jordaanoever ook een interne zuivering hebben. Misschien is die al aan de gang.’

‘Wat me ook somber stemt is het volgende: als je kijkt naar wat destijds de formule was van het ANC in Zuid-Afrika – een succesvolle bevrijdingsbeweging tegen een soortgelijk regime -, dan rustte die op drie pijlers. Er was de geweldloze politieke strijd in Zuid-Afrika, er was de gewapende strijd vanuit de buurlanden, en er was de internationale solidariteitsbeweging. Die hebben de omwenteling uiteindelijk mogelijk gemaakt. Toegegeven, de politieke verhoudingen in de wereld lagen destijds anders dan nu. Hoe dan ook, de succesformule van het ANC ligt voor de Palestijnen buiten bereik. De politieke strijd staat door de onderlinge verdeeldheid op een laag pitje, de gewapende strijd moet nu een zware klap incasseren, en de internationale solidariteitsbeweging zal het erg moeilijk krijgen met de effecten van de aanval van Hamas. Hoe moeten wij pleiten voor een eenstaatoplossing, voor gelijkheid en gelijkberechtiging, terwijl er nogal wat Israëliërs kunnen zeggen:  in dat avontuur gaan wij ons niet storten, na wat we hebben meegemaakt? Ik denk dat we ook los daarvan behoorlijk verzwakt een politieke strijd moeten gaan voeren.’

Soeterik richt zich tot zijn gesprekspartner: ‘Jaap, ik neem aan dat men jou nu vanuit zionistische hoek voor de voeten werpt dat je naïef bent geweest: Zie je wel, Israël laat zijn schild even zakken, en kijk eens wat er gebeurt.’

Hamburger moet het beamen: ‘Ik krijg te horen dat ik zou worden afgeslacht door Hamas op een wijze die niet onderdoet voor hoe de Einsatzgruppen van de SS de joden afmaakten. De joodse gemeenschap heeft een beperkte blik: totaal verpletteren van Hamas, dan is het varkentje gewassen en gaan we op de oude voet verder. Ze denken ook niet verder terug. Een analyse over hoe het zo ver gekomen is, ontbreekt. En als je niet terugdenkt, kun je ook niet vooruit denken.’

Is dit een soort mentale struisvogelpolitiek? ‘Het is veel meer dan dat,’ zegt Jaap Hamburger. ‘Het is een diep en fundamenteel wantrouwen tegenover de buitenwereld, hoe voorkomend die zich ook opstelt. Want je weet nooit of daarachter zich toch geen antisemitisme verschuilt. Altijd op je hoede zijn is het parool, de eenheid bewaken. Interne kritiek is niet welkom, want die verzwakt de eigen positie alleen maar. In mijn ogen is er vaak sprake van verworven trauma, in plaats van doorleefd trauma. De Nederlands-joodse psychiater Louis Tas noemde dat cumulatieve traumatisering. De joodse herdenkingscultuur gaat altijd over wat het joodse volk is aangedaan, en dat gaat makkelijk terug tot ver voor Christus. Dat moeten we maar blijven herdenken, elk jaar weer. En dan is er in de werkelijkheid van vandaag de dag dus maar een kleinigheid nodig, of men zegt: zie je nou wel? Het is weer zo ver. Dat ligt als het ware al klaar. De ultieme uiting van dat gevoel was de jodenster die de Israëlische VN-ambassadeur Gilad Erdan op zijn revers had aangebracht. En er is een foto waarop niet alleen hij, maar de hele delegatie die op heeft!’

De Israelische delegatie bij de VN met omstreden jodenster. Gilad Erdan op de voorgrond. ©Screenshot via Maariv.

Dan valt er, tegen het eind van dit gesprek, toch het woordje ‘positief’. Het komt uit de mond van Robert Soeterik: ‘Dat dacht ik, toen ik dat zag, met die jodenster: positief voor ons. Dit is weer zo’n voorbeeld dat Israël zich overschreeuwt. Het gebeurde al eerder met die belachelijke tekening waarmee Netanyahu de Iraanse nucleaire dreiging in de vorm van een bom presenteerde: dat was zo absurd en infantiel. Als je zo gelijk moet halen, met zo veel demagogie, dan is dat een teken van zwakte.’

Hamburger: ‘Wat Erdan deed was de ultieme uiting van het gevoel dat joden altijd de dupe zijn. Het gevolg daarvan is volgens mij dat men niet in staat is een ander als slachtoffer te zien. Laat staan als slachtoffer van het eigen handelen. Medeleven met mensen die worden getroffen door een overstroming in Afrika, dat lukt nog wel. Maar dat Palestijnen de dupe zijn van Israëlisch optreden, dat is niet één, maar twee bruggen te ver. Het is bijzonder schadelijk wanneer mensen lijden aan slachtofferwaan en ook nog eens beschikken over heel veel macht.’

Robert Soeterik: ‘Daar komen het contextloze praten over 7 oktober en alle verwijzingen naar het verleden vandaan. Het is van het allergrootste belang dat dit destructieve spoor wordt verlaten. Jaap, zie jij een taak voor jezelf om daar, vanuit Een ander joods geluid, in je stukken op te wijzen?’

Jaap zucht: ‘Robert, ik doe wat ik kan.’

En zo nemen de twee voor nu afscheid, maar zullen ze – naar valt te hopen en te verwachten – elkaar nog vele malen gepassioneerd spreken. Of het helpt of niet.

Jaap Hamburger (1950) werd geboren uit joodse ouders. Zijn zusje kwam om in Bergen Belsen, net als alle familie van vaderszijde; Hij had een  loopbaan bij UWV en rechtsvoorgangers, in allerlei functies. Hij is voorzitter van Een Ander Joods Geluid sedert 2008, bestuurslid van het Rights Forum tot 2022. Inmiddels antizionist en voorstander van één staat tussen de zee en de rivier met gelijke burgerrechten voor de wet voor alle bewoners. 

Robert Soeterik (1951) is antropoloog, Midden Oosten-regiospecialist en voorzitter van het Nederlands Palestina Komitee. Eveneens antizionist en voorstander van één staat tussen de zee en de rivier met gelijke burgerrechten voor de wet voor alle bewoners.

Irak wil maar geen democratie worden, kijk maar hoe het met verdedigers van mensenrechten omgaat

Deze mensenrechtenverdedigers houden zich bezig met het promoten van politieke, economische, sociale en culturele rechten van burgers. Op deze manier willen zij bewustwording over mensenrechten als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering en betoging creëren. Het rapport benadrukt dat deze rechten moeten worden gewaarborgd, maar dat degenen die hiervoor opkomen voor risicovolle uitdagingen staan en worstelen met de restricties die hen worden opgelegd en met de schendingen van hun rechten. Dit rapport documenteert het buitensporige gebruik van geweld tegen mensenrechtenverdedigers en eindigt met een aantal aanbevelingen.

Het rapport onthult dat mensenrechtenverdedigers in Irak te lijden hebben onder repressieve overheidsmaatregelen, juridische intimidatie, lastercampagnes en sociale stigmatisering. Daarnaast is er ook meer digitale surveillance en zijn er cyberaanvallen om veilige communicatie te beperken. Het vaakst zijn mensenrechtenverdedigers die opkomen voor gemarginaliseerde groepen, zoals vrouwenrechtenactivisten, doelwit. Dit brengt de positie van deze groepen verder in gevaar. Het oogmerk is om activisten het zwijgen op te leggen en hun werk in diskrediet te brengen. Wat de situatie volgens Hoqoq Observatory for Human Rights Defenders verergert,, is dat er een cultuur van straffeloosheid groeit rondom de aanvallen op mensenrechtenverdedigers. Hiervoor moet verantwoordelijkheid worden genomen, zodat burgers voor mensenrechten kunnen blijven opkomen zonder in angst te hoeven leven.

De cultuur van straffeloosheid wordt mogelijk gemaakt door restrictieve wettelijke kaders. Doordat wetten vaak vaag zijn is er veel ruimte voor bijvoorbeeld willekeurige arrestaties en rechtszaken tegen de activisten.

Hoqoq Observatory for Human Rights dringt er in het rapport op aan dat de Iraakse autoriteiten actie ondernemen en het werk van mensenrechtenverdedigers beschermen. De voornaamste aanbevelingen zijn een uitgebreidere wetgeving in overeenstemming met internationale normen voor mensenrechten om zo de rechten van activisten te waarborgen. Wat de cultuur van straffeloosheid betreft, dringt de organisatie erop aan een onafhankelijk mechanisme in te stellen die de aanvallen op de activisten onderzoekt en uiteindelijk ook berecht. Het recht op vrijheid van meningsuiting is een belangrijke terugkerende component, het vormt volgens de organisatie de basis voor een veilige omgeving voor mensenrechtenverdedigers.

Ook de internationale gemeenschap speelt een rol. Internationale partnerschappen moeten worden versterkt om activisten te ondersteunen en solidariteit te stimuleren. Het is cruciaal dat internationale organisaties erkennen dat Irak wordt beïnvloed door milities die ongevoelig zijn voor maatregelen tegen corruptie.

De uitvoerend directeur medeoprichter* van de Tigris River Protectors Association, die nauwe banden heeft met de mensenrechtenorganisaties, voegt toe dat Irak voor meerdere uitdagingen staat. Momenteel wordt er een gerichte campagne gevoerd tegen het gebruik van de term ‘gender’, die wordt afgeschilderd als een morele bedreiging. Het gevolg van deze campagne, die wordt geleid door invloedrijke mensen binnen de Iraakse overheid, is dat de term wordt verwijderd uit officiële documenten. Deze kwestie wordt niet genoemd in het rapport, maar laat wel zien dat de aanpak van dit soort kwesties moet veranderen – namelijk dat juist de stemmen van mensenrechtenverdedigers en activisten moeten worden versterkt. En daar kunnen wij vanuit Nederland ook aan bijdragen.

*naam bij de redactie bekend.

Het volledige rapport is hier te lezen: https://www.iraqicivilsociety.org/wp-content/uploads/2023/07/Iraqi-Defenders-after-twenty-Years-of-Change.pdf

Een bitterzoet bezoek aan Palestina

Voor het eerst realiseer me ik hoe bang ik ben. Is het te laat om terug te gaan? Maryem, jjij wílt dit. Onderweg naar de gate probeer ik naar zoveel mogelijk mensen te glimlachen, niet te overdreven, maar precies genoeg. Als hijab dragende moslima in Nederland heb ik deze kunst onder de knie. Maar zo oncomfortabel heb ik mij nog nooit gevoeld, en eenmaal bij de gate aangekomen vermijd ik oogcontact met iedereen. In het vliegtuig val ik in slaap, ik huil achter mijn slaapmasker. Ik voel me misselijk, ik wil overgeven, ik wil terug. Waar ben ik in ‘s hemelsnaam aan begonnen?

Eenmaal geland verwacht ik het ergste. De ondervraging. Ik ontmoet een Nederlandse vrouw, ze is hier om haar zus te bezoeken. Ik ben hier als toerist, om dit prachtige land te zien. Bijna begin ik het te geloven wat ik mijzelf de afgelopen maanden heb verteld. Bij de paspoortcontrole vraagt de man mij maar liefst vier keer naar papa’s naam. Ik blijf cool, heb niets te verbergen. Of nou ja, ook weer wel. Of ik moslim ben, ja. Of ik even in de hoek wil wachten. Ik ga op de oranje stoelen zitten, kijk een aflevering van Wie is de mol, en wacht braaf de ondervraging af. De rest hou ik voor mezelf.

Ik wil zo snel mogelijk weg. Ik negeer de taxichauffeur in de eerste instantie: ‘Tel Aviv or Jerusalem?’ Geen van beiden, ik wil zo snel mogelijk naar Ramallah. Risico. Ik kan niet meer helder nadenken.
‘Ramallah?’ zeg ik.
‘Follow me!’
Oké, ik doe wat hij zegt en volg hem. We lopen terug het vliegveld binnen en even schiet ik in de stress. Tijdens mijn ondervraging had ik nog zo gezegd alleen in Tel Aviv en Jeruzalem te blijven. Had ik toch maar eerst naar Jeruzalem moeten gaan, met de trein, en vanuit daar met de bus. Was beter geweest. We lopen gelukkig naar een taxi en hij belooft me helemaal naar Ramallah te brengen. Ik schaam me nog steeds voor het bedrag dat ik hem betaalde. Mijn vrienden weten nou eenmaal hoe makkelijk ik te ‘scammen’ ben. We kletsen een beetje, vriendelijke man. Hij vertelt me over het ‘conflict’, maar onder de mensen is het absoluut niet te merken– ze leven in vrede. Ik knik, vertel niet over mijn studieachtergrond, ik weet wel beter.

We stoppen bij een soort overgang, hij zegt niet te mogen doorrijden. Ik kan gewoon om hulp vragen aan de soldaten, en weg is hij. Het dringt tot me door: ik sta bij een checkpoint. Qalandia checkpoint. Ik weet niet waar ik heen moet. Om hulp vragen? Voordat ik überhaupt een richting in kan bewegen zie ik een soldaat, met zijn geweer op mij gericht. Ik verstijf. Ik sta hier met twee grote koffers. Ik hoor niet wat hij zegt, besluit toch van hem weg te lopen. Juiste beslissing, nóg wel.

Hekken, kooien, draaideuren, camera's voor gezichtsherkenning. Dagelijkse realiteit voor Palestijnen in de bezette gebieden.

‘Je bent nu hier, de plek waar je al jaren naartoe wilde,’ zeg ik tegen mezelf. Ik heb nog niet stil kunnen staan bij wat ik hier écht kom doen. Mijn droom om Arabisch te studeren in het Midden-Oosten, Palestina of all places. Ik ben er nu écht. Ik ontmoet mijn huisbaas op de universiteit, een vriendelijke christelijke Palestijn. Hij brengt mij naar mijn nieuwe thuis, in Birzeit, een stad dichtbij Ramallah. Het is op loopafstand van de universiteit, waar ik de komende drie maanden Palestijnse en Arabische studies ga volgen. We kletsen nog wat, een beetje een mix van Engels en Arabisch. Mijn Algerijns-Marokkaanse dialect valt hier niet te verstaan, dus probeer ik het in een mix van Fusha (klassiek Arabisch) en Engels. Hij zegt te hopen dat ik hem  binnenkort ‘gewoon’ in het Palestijnse dialect kan aanspreken.

Het uitzicht vanuit mijn huis in Birzeit.

Die avond videobel ik naar huis: “Het is allemaal goed gegaan!” De soldaat die met zijn geweer op mij richtte voeg ik toe aan het niet-aan-thuis-vertellenlijstje, inmiddels geen lijst-je meer. Mama zegt: “Ik ben zo trots, je droom is uitgekomen.”

Tijdens de oriëntatiedag loop ik richting het gebouw waar ik de komende maanden les zal hebben. Heuvel af en dan weer op. Iets waar ik niet aan zal wennen. Onderweg naar de campus kom ik kleine lokale winkeltjes tegen, Abu Yaqoob zal de man worden die mij koffie aanbiedt wanneer ik haast heb en die mij verbetert als ik de verkeerde verbuiging gebruik. De campus is prachtig, ik word vrolijk begroet en ik krijg er een warm gevoel van. Overal hangen Palestijnse vlaggen en hoor je de adhaan, de gebedsoproep, vanuit de minaretten klinken. Ik voel me thuis. Iets wat mij in de afgelopen 4,5 jaar aan de Universiteit Leiden nooit is gelukt. Ik ontmoet enkele professoren en we krijgen een presentatie van de Right to Education Campaign. Een vrouw vertelt ons over het belang van educatie, juist onder de Israëlische bezetting waar politiek actieve studenten met regelmaat bedreigd en zelfs ontvoerd worden.

Die avond ontmoet ik mijn huisgenoot. We praten tot in de late avonduren, en zo wordt ons nieuwe thuis gevuld met hoopvolle geluiden. We bevinden ons op de twee banken die er al stonden. We zijn geen fan van het kleedje, bruine vierkanten omringd met beige rechthoeken. Maar deze banken zullen de plek worden waar mijn huisgenoot en ik al onze emoties kunnen uiten. Deze bruine vierkanten omringd met beige rechthoeken zullen  ons troosten wanneer we denken dat  dit onmogelijk is. Deze bruine vierkanten omringd met beige rechthoeken zullen geheimen bewaren die we niet mee kunnen meenemen  naar huis. De keuken, waarin we uren doorbrengen met het maken van traditionele Algerijnse recepten, bevindt zich in de woonkamer, gescheiden door de eettafel waar ik de komende tijd mijn woordjes Arabisch zal oefenen. Op de kale witte muren hangen we snel een kaart van Palestina, van voor 1948.

We willen allebei naar de heilige stad Jeruzalem. We willen bidden in de Al-Aqsa Moskee, waar één gebed gelijk staat aan 500 gebeden. We kijken op tegen de weg er naartoe. Niet zozeer voor onszelf, maar omdat we weten dat Palestijnen hier met regelmaat onmenselijk behandeld worden. Nu ervaar ik het zelf. Het is vrijdag en er staan tientallen mensen bij het checkpoint Qalandia, degenen met toestemming om naar Jeruzalem te gaan. Het is kil. Ik hoor stemmen die er niet zijn. Het checkpoint is zo ingericht om je te verwarren. De apartheidsmuur is goed te zien, een grote muurschildering van Arafat met een Keffiyeh, FREE PALESTINE en een heleboel sleutels zij erop geschilderd. Die staan symbool voor de terugkeer van vele Palestijnen die de sleutels van hun huis hebben bewaard. Ik denk: het is 75 jaar geleden sinds de Nakba, hoeveel meer Palestijnen zullen sterven zonder deze sleutel ooit nog te kunnen gebruiken?

Een schildering van de Palestijnse journaliste Shireen Abu Akleh, die vorig jaar werd vermoord, op de apartheidsmuur in Bethlehem.

Na de muur komen we in een rij terecht, in grote letters staat ‘Welcome to Qalandia Crossing.’ Ja, crossing, geen checkpoint dus. Zo noemen ze het liever niet. Op elke hoek staat een zwaarbewapende soldaat. De ijzeren draaideuren staan op enkele plekken, het is altijd een verrassing of je erin vast komt te zitten. Ik kijk omhoog, camera’s, o ja gezichtsherkenning. Maar ook automatische wapens zijn op ons gericht. Geen verkeerde beweging maken, zeg ik tegen mezelf. Ik vraag me af hoe vaak deze wapens zijn afgegaan, hoeveel Palestijnen hier hun laatste adem uitbliezen.

Duizenden vrouwen proberen Qalandia Checkpoint te oversteken op de tweede vrijdag van de Ramadan. Met de twee witte smalle deuren in het midden moesten we het doen.

Aan de andere kant van het checkpoint duwt een soldaat iedereen die in haar weg staat bruut aan de kant. Leeftijd maakt geen verschil.

Een oudere man staat voor ons in de rij, hij vertelt ons dat hij slecht ter been is, maar de wekelijkse reis naar de Al-Aqsa moskee voor het vrijdaggebed is wat hem – en vele andere Palestijnen – hoop geeft. Als hij aan de beurt is, wordt hij bruut geweigerd. Papieren zogenaamd niet op orde. Onze paspoorten worden gecontroleerd en we lopen via een soort brug naar de bussen. De rest van de reis naar Jeruzalem zijn mijn huisgenoot en ik stil.

Door de Islamitische wijk in de oude stad lopen we richting de moskee. Ik heb deze plek zo vaak voorbij zien komen, op instagram-filmpjes. Ik heb zo veel verhalen gehoord en gelezen  over de heilige stad, en elke keer hoopte ik dat ik hier ook ooit mocht rondlopen. Het ruikt naar falafel, iets wat ik de afgelopen dagen als ontbijt, lunch en avondeten heb gegeten. De verkopers drinken Arabische koffie en verkopen bijna allemaal hetzelfde; Palestijnse vlaggen, Keffiyehs en geborduurde Palestijnse jurken. Het borduurwerk heet Tatreez en is een politiek symbool voor de Palestijnse identiteit. Het is magisch.

Mannen ruimen de overblijfselen van de inval in de Al-Aqsa moskee op.

Ik koop een keffiyeh en de verkoper vertelt mij hoe ik me gelukkig mag prijzen dat ik de kans heb gekregen deze stad te bezoeken. Ik denk aan alle Palestijnen die hier niet heen mogen. Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, die Jeruzalem nooit zullen zien. Palestijnen in vluchtelingenkampen buiten Palestina, in Jordanië, Libanon, en Syrië – die Palestina nooit zullen zien. Ik sta voor de ingang, er staan een heleboel zwaarbewapende Israëlische soldaten voor mij. Ik zie ze haast niet. Ik loop door, en zie langzamerhand de goudkleurige rotskoepel — ik begin te huilen. Alles wat er het afgelopen jaar wel en niet is gebeurd, begrijp ik eindelijk. Ik ben zo intens dankbaar dat ik hier mag zijn.

De gouden rotskoepel verlicht het plein waar honderden families hun vasten onderbreken.

Die droom verandert langzaam in elke dag slecht nieuw. De magie verdwijnt als je elke ochtend daarmee wakker wordt. Elke dag wordt de Palestijnen onrecht aangedaan. Zo staakt de gehele Westelijke Jordaanoever een dag na mijn aankomst na een inval van het Israëlische leger in Nablus waarbij tien Palestijnen omkomen en honderden gewond raken. Nog vaker dan ‘incidenten’ met het leger, komen die met kolonisten voor. We raken bevriend met een Palestijn, hij weet ons meer nieuws te geven over wat er waar gebeurde.

Stelregel: je praat niet met kolonisten, je kijkt niet naar kolonisten, je komt niet in de buurt van kolonisten, want wat er ook gebeurt – je zal altijd verliezen van kolonisten. Ondanks de illegale nederzetting, zwijgt de wereld. Nee, niet waar. De voorzitter van de Europese Commissie feliciteert het regime dat verantwoordelijk is voor deze gruweldaden. De wereld zwijgt, luid. Ik denk dat het niet meer goed komt. De wereld is stil, en nog nooit heb ik stilte zo luid ervaren.

Ramallah is een bubbel, zo noemt onder anderen mijn professor het. Daarom bezoeken we met de universiteit een aantal andere plekken. Mijn professor, een man uit Jenin, heeft een hoop ervaring. Als jongentje werd hij gevangen genomen nadat hij zich bij een groep demonstranten voegde, na de begrafenis van iemand die door het Israëlische leger werd vermoord. Wist hij veel. Dit is dan de enige democratie in het Midden-Oosten. ‘Deze bezetting,’zegthij,‘is persoonlijk.’

In Salfit bezoeken we in het dorp Masha of wat ervan over is gebleven – het gezin van Hani Al-Amer, moge God hem genadig zijn. Tijdens de bouw van de apartheidsmuur, moest hij plaatsmaken voor 1) de muur, en 2) de illegale nederzetting Elkana. Alle Palestijnen zijn het dorp uit verdreven, zijn huis is het enige wat er nog staat.

Zelf is hij er niet meer. ‘Welkom in het land van Hani Al-Amer’ staat er op de muur die om zijn huis heen is gebouwd. Zijn vrouw ontvangt ons. Ze hebben als gezin ontzettend veel moeten doorstaan om in hun huis te blijven wonen. Er moet altijd iemand thuis zijn, anders komen de kolonisten. Volgens Israëlische wetgeving zijn de soldaten verplicht deze te beschermen. Ze ziet er moe uit. Ik vraag me af of ze nog hoop heeft.

“Welkom in het land van Hani Al-Amer” — geschilderd op de apartheidsmuur die zijn huis omringt in het dorp Masha in Salfit.

In Hebron bezoeken we een gezin waarvan het huis verwoest is door de komst van een nederzetting, wat vaker wel dan niet gebeurt. Bushra woont er met haar man en vijf kinderen. We lopen door een smalle gang naar boven. In de woonkamer, een van de twee kamers in het huis, eten we de maqluba, het Palestijnse gerecht dat bestaat uit laagjes gefrituurde groenten, geweekte rijst en desgewenst vlees of vis. die ze voor ons heeft gemaakt. Het is de lekkerste Maqluba die ik ooit op heb.

De afgesloten Al-Shuhada straat alias Apartheid straat in de oude stad van Hebron. Palestijnen rijden en lopen nu minstens 30 minuten langer om naar de andere kant te komen. Ook ik werd geweigerd, voor mijn eigen veiligheid. De soldaat in kwestie kon er niet voor instaan als ik werd aangevallen.

Door middel van een fundraiser hebben ze tot aan het Israëlische hooggerechtshof kunnen vechten tegen de verwoesting van hun huis. Het mocht niet baten. En zo belanden we bij hen op de bank en op de vloer. Op een matras in de smalle gang tussen de keuken en de woonkamer, reciteert haar dochter een vers uit de Koran voor mij. We zijn hier omdat Bushra wil dat zoveel mogelijk mensen het echte verhaal horen. De kinderen laten mij TikTok-video’s zien van hun oude huis. De herinnering aan hun oude leven zorgt voor een glimlach op hun gezicht, maar die verdwijnt ook snel. Ze missen thuis. Dit is de realiteit, dit is het échte verhaal.

We proberen er het beste van te maken. We bezoeken Nablus nu de weg naar de stad  eindelijk weer veilig is. Wekenlang was het onveilig door kolonistengeweld in Huwara, het dorp dat volgens de Israëlische topminister Smotrich had moeten worden uitgeroeid. De oude  stad kunnen we ook kort niet bezoeken. Degenen die het daar voor het zeggen hebben — de militante groep   Lions’ Den — kwamen erachter dat een van hen informatie naar de Israëliërs doorspeelden en schoten hem midden in de oude stad dood. Het Israëlische leger had een video in handen gekregen waarop te zien is hoe de man een seksuele relatie heeft met een andere man. Israël dwong hem praktisch een verrader te zijn. Maar in Tel Aviv wordt de Pride elk jaar uitbundig gevierd. Israël is het enige LHBTI- vriendelijke land, behalve als je Palestijn bent.

De kloktoren in de magische oude stad van Nablus.

Ik loop vol ongeloof door de oude stad van Nablus. Het is prachtig. We eten knafeh, een heerlijk nagerecht dat je eigenlijk wel moet eten als je in Nablus bent, kopen olijfzeepjes en genieten ‘s avonds van het uitzicht vanaf Sama Nablus. Anders dan in Jeruzalem zijn hier geen Israëlische soldaten gestationeerd. En anders dan de vele posters van Arafat in Ramallah, hangen hier posters van martelaren, degenen die hun leven verloren aan de bezetting. De Israëlische overheid ziet het als propaganda, de Palestijnen zien het als een manier om geëerd te worden. De soldaten zitten weliswaar niet in de oude stad, maar vinden vaak redenen om hier gerichte aanvallen uit te voeren. Even voelt het als een film, maar ook daar komt een eind aan. Iemand loopt naar ons toe, er gaat geen vervoer meer Nablus uit. Kolonisten hebben de weg geblokkeerd en gooien met stenen en traangas, en uiteraard worden ze beschermd door het leger. We besluiten een uurtje te wachten en gaan dan de weg op. Het duurt nog uren voordat we thuis zijn, maar het weerhoudt ons er niet van deze stad vaker te bezoeken.

Ik spreek inmiddels een aardig woordje Palestijns dialect, kan aardig met de winkeleigenaren en taxichauffeurs praten. Ik word bij mensen thuis uitgenodigd, vaak vanwege mijn deels Algerijnse achtergrond. ‘Het land van een miljoen martelaren’ wordt Algerije vanwege de bloedige onafhankelijkheidsoorlog genoemd. Het geeft Palestijnen hoop. Ik merk dat ik uit  mijn bubbel kom. Ik ben thuis. Tijdens de Ramadan leer ik een groepje vrouwen kennen in de moskee, ze brengen mij ‘s avonds lekkernijen, vooral van atayef, weer zo’n heerlijk Arabisch nagerecht, kan ik genieten. Als ik door de stad loop, hangt er een opgewekte sfeer, iedereen is blij dat de heilige maand is aangebroken. Voor het eerst voel ik mij gevierd.

Onze eerste iftar tijdens mijn eerste Ramadan in Palestina.

De heilige maand Ramadan betekent voor Palestijnen helaas ook chaos. Op vrijdagen — de enige dag dat de meeste Palestijnen naar Jeruzalem kunnen zonder vergunning — is het zo druk bij het checkpoint dat honderden vrouwen proberen door een deurtje naar de andere kant van de muur te komen. De soldaten lachen, maken foto’s, schreeuwen, spugen en duwen. Een oude vrouw die slecht ter been is loopt in haar eentje richting de deur, ze is de enige van haar familie met een vergunning om naar Jeruzalem te gaan. Ze is bang. Ik beloof haar om bij haar te blijven. Plots wordt er geduwd. De soldaten hebben het deurtje geopend en iedereen wil hun kans pakken – soldaten zijn onvoorspelbaar. Ik help haar een muurtje over  te klimmen, maar er wordt aan mij getrokken door een soldaat, ik mag niet helpen, ik moet doorlopen. Ik ben de wanhoop nabij.

Inmiddels ben ik terug in Nederland en wordt mij — door vrienden, familie en collega’s — gevraagd hoe het nou écht was. Ik kom vaak niet verder dan “het was zo bijzonder”. De waarheid is: niets dekt de lading. Het is bitterzoet. Hoe leg ik uit dat het de meest bijzondere periode uit mijn leven is én dat de realiteit is dat de situatie alleen maar verslechtert? Hoe leg ik uit dat ik woedend ben, maar ook weer hoopvol? Het niet-aan-thuis-vertellen lijstje geldt niet alleen voor thuis. Er zijn nu eenmaal dingen waar ik nog niet over kan praten. Één ding is duidelijk: het is niet ingewikkeld. Palestijnen leven onder een brute bezetting. Dat is te zien aan alles. En onder deze bezetting hebben zij het volste recht zich te verzetten.

Kleurrijke portretten van Afghaanse vrouwen

Toen Shami Hamiedie (47) ruim twintig jaar geleden voor het eerst voet op Nederlandse bodem zette, voelde ze zich in de maling genomen. Ze keek naar de voeten van de mensen in de aankomsthal in Schiphol en stelde tot haar verbazing vast dat die mensen gewone schoenen, sneakers en sandalen droegen. Geen klompen. Klompen waren in geen velden of wegen te bekennen. Hoe zat dat?

Thuis in Afghanistan, het thuis dat ze al jaren eerder had moeten ontvluchten voor het moorddadige puritanisme van de taliban – ze kwam in buurland Pakistan terecht – had ze geleerd dat Nederland een land van tulpen, molens, koeien en klompen was.

Omgekeerd is het net zo stereotiep om te denken dat Afghanistan een land is van kale bergen, bleke dorpjes en sombere boerka’s. Die vormen maar een deel van de waarheid. Er is ook een ander Afghanistan. Shami, en veel andere landgenotes met haar, vormen het bewijs. Een bewijs dat helaas te vaak verborgen blijft.

Land van kleuren
Behalve een land van armoede en oorlog en woestijn is Afghanistan een land van kleuren en diversiteit: het robijnrode en azuurblauwe van de provincie Badakhshan, het smaragdgroene van de Pansjirvallei, de druiven van Herat, de granaatappels van Kandahar. Al die de zintuigen strelende kleuren zijn ook terug te vinden in de prachtige, complexe gewaden waarin veel Afghaanse vrouwen zich voor feestelijke gelegenheden hullen. De foto’s van de vrouwen die ze dragen zijn te zien op de tentoonstelling Afghaanse vrouwen – Vrijheid is ware schoonheid. Frank Rozenberg, ex-wethouder van de gemeente Leidschendam-Voorburg, is de fotograaf.

De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met de Afghaanse Culturele Vereniging Leidschendam en de Stadscoalitie. De laatste is een organisatie die talent van nieuwkomers en gevestigde stads- en vakgenoten met elkaar in verbinding wil brengen. Om, ‘ver van de welzijnsgedachte van afhankelijkheid’, zoals Esseline van de Sande van de Stadscoalitie het uitdrukt, ‘ruimtes te creëren waarin van alles kan ontstaan’.

Bijzondere modeshow
Dan gaat het dus niet om wijkcentra met allerlei strikte voorwaarden, want in die benadering zijn nog steeds sporen terug te vinden van de koloniale mentaliteit, de ‘burden’ van de ‘white man’ die weet wat goed is voor de rest van de wereld, maar om bijvoorbeeld bazaars en zogeheten verhalenhuizen. Deze verhalenhuizen zijn evenementen waarin aan de hand van kunst, cultuur, persoonlijke anekdotes en culinaire geneugten zo veel mogelijk stadsbewoners met elkaar in contact worden gebracht, wat hun afkomst ook is.

En zo kon het gebeuren dat nog vóór de coronacrisis, tijdens een van deze verhalenhuizen in de Franse Kerk in Voorburg, een aantal Afghaanse vrouwen in traditionele kledij kwam opdraven en een bijzondere modeshow gaf. Daar wist de organisatie van tevoren niets van, want zoals eerder gesteld: de Stadscoalitie schrijft niks voor. Eigen initiatief staat voorop.

De kleurenpracht, en de trots waarmee die traditionele kledij werd tentoongespreid, maakten diepe indruk op Frank Rozenberg, wiens idee van de Afghaanse cultuur onmiddellijk een metamorfose onderging: ‘Ook ik had bij Afghanistan een kleurloos beeld van stof en rots. Nu zag ik in hoezeer dat bijstelling behoefde. Ik begreep dat deze cultuur en deze vrouwen het verdienen om in een heel ander daglicht te worden geplaatst.’

Shami Hamiedie in traditionele feestdracht Foto ©Frank Rozenberg

Kleuter als chaperon
Al snel kwam bij Rozenberg het idee op van een fototentoonstelling. Waarbij hij echter wel zo vrij was een voorwaarde te stellen. ‘Ik wilde de vrouwen ook fotograferen in hun dagelijkse, Europese kleding. Want de dames wonen hier, draaien mee in onze maatschappij, en mogen trots zijn op wat ze hier hebben bereikt. Daarnaast mogen ze tonen waar ze vandaan komen. Die twee aspecten wilde ik in volstrekte gelijkwaardigheid naast elkaar zetten, zodat er een compleet beeld zou ontstaan.’

De foto’s vertellen dus in een oogopslag een verhaal. Een verhaal dat nog iets wordt uitgediept in een begeleidend boekje. Daarin vertellen de vrouwen over zichzelf, op basis van vraaggesprekken die Esseline van de Sande met ze voerde. Zo lezen we hoe de eerder genoemde Shami Hamiedie terugkeerde naar Afghanistan om haar zieke moeder te bezoeken. Op last van de taliban, die toen, vlak voor 9/11, nog net aan de macht waren, mocht zij echter niet reizen zonder een mannelijke begeleider. Diens leeftijd deed er niet toe. Zelfs een kleuter mocht een vrouw chaperonneren in het Afghanistan van de taliban, zolang het maar een mannelijke kleuter was.

Waar haalde Shami zo’n begeleider in de gauwigheid vandaan? Ze besloot het hoofd van haar dochtertje kaal te scheren en haar jongenskleren aan te doen. ‘Zeg maar zo weinig mogelijk, en als je iets zegt, probeer dan als een jongen te klinken’, hield ze haar kind voor. De truc lukte. Het haar van Shami’s volwassen dochter is inmiddels aangegroeid.

Fietsen in de regen
En dan is er het verhaal van Soraya, die hier vrouwen zag fietsen, soms met een kind voor- en een kind achterop. Dat was nieuw voor haar, want in Afghanistan is de tweewieler aan mannen voorbehouden. Toch had ze, toen ze jong was, leren fietsen op het ouwe beestje van haar broer. Dus toen ze de Nederlandse vrouwen zag, dacht ze: dat wil en kan ik ook. Maar dan moest het niet regenen, daar had ze geen trek in. Probleem was dat het maar bleef regenen in dit land. Dus kocht ze regenkleding en laarzen en stapte toch op de fiets.

‘Ik genoot’, zo zegt ze in het boekje. ‘Ik voelde me groot en sterk en bevrijd. De regen werd mijn zon.’

Waarom deze tentoonstelling in Leidschendam-Voorburg? Is dat toeval? Misschien niet helemaal. De Stadscoalitie werkt landelijk maar is ook hier actief omdat, aldus Esseline van de Sande, ‘er in deze kleine stad veel diversiteit is, die echter niet op een goede manier haar weg weet te vinden. Het is allemaal heel Nederlands georiënteerd. Aan de andere kant heeft de plaats een historische achtergrond van tolerantie en vooruitstrevendheid. In de buitenplaats Hofwijck woonden in de zeventiende eeuw Constantijn Huygens en zijn zoon Christiaan. Bij hen kwamen Descartes en Spinoza, die van Portugees-Joodse komaf en was en wiens voorvaderen naar het noorden waren gevlucht, over de vloer. De buitenplaats is nu museum Huygens’ Hofwijck. Ik ben ervan overtuigd dat er iets van dat kosmopolitische verleden in de stenen van deze stad zit opgeslagen.’

Ex-wethouder en fotograaf Frank Rozenberg vult aan: ‘Dit is een tamelijk welvarende plaats waar men Den Haag als de grote broer ziet, en waar verder niet al te veel reuring is. Tegelijkertijd wonen hier zo’n vijfhonderd Afghanen, en dat is best veel. Ook is er hier een Afghaanse vereniging actief, die, anders dan sommige andere Afghaanse verenigingen, alleen de nadruk legt op cultuur, en niet op religie of etniciteit.’

’Van werken word ik energiek’
Om meteen maar een ander stereotype aan barrels te slaan: de meeste Afghanen in Leidschendam wonen weliswaar in een wijk met sociale woningbouw, zoals gebruikelijk bij veel groepen migranten, maar dit betekent niet dat ze een bescheiden maatschappelijke positie innemen. De meeste van de pakweg vijftigduizend Afghanen in Nederland doen het goed. Het CBS concludeerde al in 2004 dat er geen grote problemen zijn rond de integratie van Afghanen.

Shamie Hamiedie in haar dagelijkse Westerse kleding. Foto ©Frank Rozenberg

De vrouwen wier portretten nu in een Voorburgse foto-atelier hangen vormen geen uitzondering: ze zijn zwemlerares, docent Engels, verpleegkundige, volleybaltrainer. En hun kinderen mondhygiëniste, grafisch ontwerper, vliegtuigtechnicus, cloud-engineer, manager en zelfs Hollywoodactrice.

Shami Hamidie is misschien wel een van de succesvolste ondernemers van Voorburg. Ze runt een lunchroom in het kantorencentrum SQM, heeft een avondwinkel, en werkt in de zorg. Haar man helpt haar wel, maar of ze veel aan slaap toe komt? ‘Ach, een uurtje of vijf is genoeg’, zegt ze. ‘Van werken word ik alleen maar energieker.’

Stuk voor stuk verklaren de geportretteerde vrouwen het naar hun zin te hebben in Nederland, al was de begintijd meestal niet makkelijk. De vrijheid die ze in Nederland hebben, die roemen ze, stuk voor stuk. Vandaar de titel van de tentoonstelling: Vrijheid is ware schoonheid.

Zelfvertrouwen
‘Wanneer Nederlanders denken aan islamitische vrouwen, dan zien ze of slachtoffers, of heldinnen,’ zegt Esseline van de Sande. Bedoelt ze beklagenswaardige boerkadraagsters of vrouwen die op een kruispunt in Teheran hun hoofddoek heroïsch afrukken, met alle risico’s van dien, en niemand daartussen? Ze knikt. Er wordt een brede tussengroep genegeerd: De Vrouwen Die Zich Er Doorheen Slaan, met hun eigen leven, hun trots, en met wie ‘iedereen’ zich zou moeten kunnen identificeren.

De tentoonstelling betekent ook voor de vrouwen zelf veel. Niet alleen voor de moeders, ook voor de dochters, van wie er drie meededen en zich ook lieten portretteren. Zij zien hun moeders een keer met andere ogen, in die traditionele gewaden, en ervaren dat als een persoonlijke verrijking, soms zelfs als boost voor hun eigen zelfvertrouwen. Neem Yasmeen Kakar, die een tijdlang zonder haar ouders in Afghanistan verbleef. ‘Door te poseren voor de tentoonstellingen en wat over mijzelf te vertellen leer ook ik mijzelf te presenteren, rechtop te lopen,’ zegt ze in het boekje. ‘Je houding is belangrijk. We zijn weken bezig geweest om de kleding bij elkaar te zoeken. Het maakt me trots.’

En Shami Hamidie: ‘De dag dat ik poseerde voor de tentoonstelling was mijn mooiste dag in Nederland. Waarom? Niet eens alleen vanwege mijzelf. Maar ook vanwege het besef dat we onszelf hiermee wakker kunnen schudden. Ook wij hebben recht op een beetje spotlights. Zoals een van onze grootmoeders, die de tentoonstelling opende, een lintje doorknipte, na afloop zei: ‘In dertig jaar tijd heb ik nog nooit zoiets in Nederland gedaan’.’

Afghaanse vrouwen – Vrijheid is ware schoonheid, Foto Atelier BW5, Zwartepad 5, Voorburg

Tot en met 18 juni
Vrijdag en zaterdag van 13.00 tot 17.00 uur, zondag van 13.00 tot 16.00 uur. Toegang gratis.

Mei 2023: maand van de Nakba herdenkingen

Vandaag de dag leven ongeveer 5,7 miljoen Palestijnse vluchtelingen verspreid over de wereld, van wie velen nog steeds in vluchtelingenkampen in buurlanden van Israël wonen, zoals Jordanië, Libanon en Syrië. Deze vluchtelingen hebben vaak beperkte toegang tot basisvoorzieningen en hun leven wordt gekenmerkt door politieke en economische onzekerheid.

In Israël zelf wonen ongeveer 1,9 miljoen Palestijnen, die dagelijks worden geconfronteerd met discriminatie, marginalisatie en geweld. Ze worden gekneveld door discriminerende wetten, zoals de wet op de “natie-staat”, die de Joodse aard van de staat Israël benadrukt en de rechten van niet-Joodse burgers ondermijnt. Palestijnse dorpen en steden in Israël hebben vaak te maken met onderfinanciering, gebrek aan infrastructuur en discriminatie bij huisvesting. Palestijns-Israëlische burgers lijden onder beperking van bewegingsvrijheid, uitsluiting van werk, onderwijs en gezondheidszorg, landonteigening en huisuitzettingen.

In de bezette Palestijnse gebieden op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook  leven Palestijnen in het teken van een militaire bezetting en alles wat ermee gepaard gaat: onrechtmatige detentie, ongebreidelde nederzettingenbouw en een blokkade die de economie verwoest en de bewegingsvrijheid ernstig belemmert.

In de diaspora worstelen Palestijnen met de problemen van het leven in ballingschap, waaronder het verlies van cultuur, taal en erfgoed. Intussen wordt vanuit Israëlische instituties en overheid actief gewerkt aan het uitwissen van sporen van Palestijnse cultuur en geschiedenis, alsof Palestina nooit heeft bestaan. De pijn van de Nakba wordt aan elke Palestijn doorgegeven, waar ze ook geboren wordt.

De gevolgen van de Nakba zijn dus nog steeds voelbaar voor Palestijnen over de hele wereld, en daarom wordt de gebeurtenis elk jaar herdacht. Ook in Nederland en Vlaanderen vinden verschillende evenementen plaats ter herdenking van 75 Nakba.

Omdat na 75 jaar niet iedereen meer weet wat de Nakba precies was en welke betekenis die nu nog heeft, hebben podcastmakers Anomalie samen met Het Grote Midden Oosten Platform (en financiële steun van LWS en Pax) twee podcasts gemaakt over de Nakba. De eerste aflevering wordt deze maand gelanceerd (volg ons via de website of vind onze podcasts via jouw favoriete podcast kanalen).

Voor een historische analyse van wat eufemistisch ‘de Palestijnse kwestie’ wordt genoemd is er “De honderdjarige oorlog tegen Palestina” dat dit voorjaar verscheen bij Uitgeverij De Bezige Bij. In dit werk (een vertaling van het in 2020 gepubliceerde The Hundred Years’ War on Palestine: A History of Settler Colonialism and Resistance, 1917–2017)  beschrijft hoogleraar geschiedenis Rashid Khalidi het uitblijven van een Palestijnse staat overtuigend in termen van kolonialisme en zes ‘oorlogsverklaringen’ tegen de Palestijnen.

In Nederland en Vlaanderen worden in mei verschillende evenementen georganiseerd ter herdenking van de Nakba:

Vredesorganisatie PAX en Debatpodium Arminius organiseren op 12 mei in Rotterdam een avond met sprekers over de Nakba toen en nu (https://arminius.nl/75-jaar-nakba-het-palestijnse-verleden-heden/).

In Pakhuis de Zwijger organiseert One Democratic State, in samenwerking met het Grote Midden Oosten Platform, op 15 mei Redesiging the Holy Land. Tijdens dit evenement gaan sprekers in dialoog over hoe we ons de toekomst van wat sommigen het “Heilige Land” noemen, opnieuw kunnen voorstellen en het recht op terugkeer kunnen ontwerpen: https://dezwijger.nl/programma/redesigning-the-holy-land

Podium voor Palestina organiseert op 11 mei een onlineprogramma met muziek, verhalen, gedichten, liederen, beeldende kunst en memoires samengesteld uit het werk van Palestijnse kunstenaars van verschillende generaties en uit verschillende continenten. Thema: de invloed van de Nakba: herinneringen en toekomstplannen. Voor dit programma is geen voorbereiding nodig, wel graag even aanmelden.

Het Palestinian Film Festival Amsterdam organiseert van 12 t/m 15 mei 2023 de derde editie van PFFA in Rialto De Pijp. Dit evenement herdenkt 75 jaar Al Nakba met zestien films bestaande uit korte films, drama’s, animaties en documentaires: https://rialtofilm.nl/nl/specials/76/palestinian-film-festival-amsterdam

Op 14 mei vindt in de WG-woonkamer een herdenkingsbijeenkomst plaats, georganiseerd in samenwerking met DocP, Een Ander Joods Geluid, SP Amsterdam, de Socialisten, de IS en Amsterdam BIJ1 https://radar.squat.net/en/event/amsterdam/intimate-sessions/2023-05-14/75-year-commemoration-nakba 

In diverse steden in Nederland is er een Palestine Solidarity Week met events, zoals bijvoorbeeld in Groningen, in Den Haag en in Maastricht.

Paxchristi België, ism andere vredesgroepen, organiseert op 13, 14 en 15 mei 2023 in heel Vlaanderen stiltecirkels https://new.paxchristi.be/nakba2023

Palestina Solidariteit en de Association Belgo-Palestinienne organiseren op 21 mei de hele dag een conferentie, concerten, animaties, tentoonstellingen en een Palestijnse brunch in LaVallée in Brussel: https://palestinasolidariteit.be/de-nakba-catastrofe/

Mooi artikel in MO Magazine: https://www.mo.be/reportage/cycling-palestine-koers-het-land-van-nederzettingen-muren-en-militaire-controleposten

Ecofictie in Arabische literatuur – verhalen vanuit het perspectief van dieren

Voor het eerst werd ik op deze blinde vlek gewezen door het boek Companions in Conflict. Animals in Occupied Palestine geschreven door Penny Johnson (Melville House Printing, Brooklyn 2019). In thematische hoofdstukken beschrijft zij hoe ‘huisdieren’ als schapen, geiten, kamelen, koeien en ezels maar ook dieren in een wijdere kring daaromheen als hyena’s, jakhalzen, wilde zwijnen en gazellen, getroffen worden als hun leefgebied ingrijpend verandert, bijvoorbeeld door gebrek aan water en weidegebieden, oprukkende steden, hekken, muren en grenzen.

Penny Johnson vestigde zich in 1982 in Ramallah en wandelt veel met haar partner Raja Shehadeh door de heuvels van de de Westelijke Jordaanoever en van Galilea (zie hiervoor ook het boek van Raja Shehadeh: Palestinian Walks. Notes on a Vanishing Landscape. London, Profile Books, 2008). In die veertig jaar is het het paar getuige geweest van ingrijpende veranderingen in het landschap, niet zozeer door voor de hand liggende ontwikkelingen als stedengroei en verandering van landbouwmethoden, maar veel meer door brute menselijke interventies die vanzelfsprekende ontwikkelingen dwarsbomen.

Zo grijpen Palestijnse boeren terug naar zelfvoorzienende methoden omdat er onvoldoende water of materiaal is voor intensievere landbouw en rijden in Gaza de ezelskarren weer rond. Aan het lot van de dieren kun je soms nog beter zien hoe absurd de gevolgen zijn van bezetting en onderdrukking, zegt Johnson in haar introductie, verwijzend naar de arrestatie van een kudde koeien omdat ze een veiligheidsrisico zouden vormen (Deze gebeurtenis is treffend verbeeld in de film The Wanted 18 uit 2014). Als je inzoomt op het lot van dieren, zie je ook dat ze niet alleen passieve slachtoffers zijn. Dieren reageren als de relatie tussen mens en dier verandert door extreme omstandigheden. Dat kan positieve en negatieve gevolgen hebben.

Arabische traditie en hedendaagse zoölogische studies

Het gedrag van dieren, hun intelligentie en fijngevoeligheid, en de steeds veranderende dynamiek tussen hen en mensen zijn belangrijke thema’s in de verhalenbundel Animals in our Days van de Egyptische schrijver Mohamed Makhzangi. Het Arabische origineel dateert al uit 2006. In 2022 kwam de Engelse vertaling uit met een voorwoord van vertaler Chip Rosetti. Daarin noemt hij deze bundel ecofictie. Wellicht is deze term iets te modieus is voor een schrijver die al een heel leven geïnteresseerd is in het lot van dieren onder invloed van oprukkende technologie, dominant kapitalisme en kolonialisme.

Makhzangi woonde in Oekraïne ten tijde van de Tsjernobil-ramp en reisde door landen als Vietnam en Thailand tijdens oorlogen en schermutselingen. Ook schreef hij over Irak ten tijde van de invasie van de VS in 2003. Hij verdiepte zich in hedendaagse zoölogische studies over de psychologie en het gevoelsleven van dieren maar las ook de grote werken over dieren uit de Arabische traditie zoals Kitaab al Hayawaan (Het Boek der Dieren) door al-Jahiz uit 868, Ajaib al Makhluqaat (Het Wonder der Schepping) van de Perzische schrijver al-Qazwini uit 1283 en de zoölogische encyclopedie Hayat al Hayawaan al Kubraa (Het grote Compendium over het Leven van Dieren) van de Egyptische wetenschapper al-Damiri uit 1405. Het is opvallend, aldus de vertaler verwijzend naar het wetenschappelijk werk van islamoloog Annemarie Schimmel, dat in de Koran veel meer aandacht is voor dieren dan in de Bijbel. In de Koran staan dieren vaak symbool voor een spirituele waarheid of voor een waarschuwing aan de gelovigen.

Magie in communicatie zonder woorden

Makhzangi bouwt voort op die Arabische traditie en op de hedendaagse wetenschap, de verhalen in zijn bundel worden steeds voorafgegaan door citaten uit deze studies. Met zijn verhalen voegt hij daaraan een fictionele een poëtische dimensie toe. Door in te zoomen op het individuele en het collectieve gedrag van dieren en op hun reactie op menselijke interventies, blijkt dat ze ons als het ware een spiegel voorhouden. Hun sociale intelligentie en hun gevoeligheid maken indruk, verrassen en zetten ons, menselijke dieren, aan het denken.

Mohamed Makhzangi

Aangezien de communicatie tussen mensen en dieren zonder woorden verloopt is er veel meer aandacht voor de zintuigelijke ervaringen zoals ruiken, aanraken en voelen. En er komt meer ruimte voor het magische en bovennatuurlijke. Bij het lezen van deze verhalen ervaar je dat de grens tussen mensen en dieren vaak kunstmatig is en in bepaalde omstandigheden helemaal kan vervagen. Zoals in het verhaal ‘The Elephants go to Drink’ dat zich afspeelt in een Nationaal Park in Namibië. De ik-verteller en een fotograaf gaan op safari met een lokale gids. Deze blijkt zeer betrokken bij de dieren, in het bijzonder de Afrikaanse olifant, het grootste dier op aarde. Als ze ’s nachts een kudde olifanten gaan bekijken die op een ceremoniële wijze water gaat drinken, blijkt de gids daarna spoorloos verdwenen. Als de ik-verteller jaren later de foto’s van die ceremonie nog eens bekijkt, komt hij tot een wonderlijke ontdekking.

Deze bundel is een aanrader als je benieuwd bent naar het gedrag van dieren en hun reactie op historische gebeurtenissen. De citaten uit de Arabische studies laten zien dat deze zoologen al heel lang oog hebben voor de eigen schoonheid, intelligentie en fijngevoeligheid van dieren.

VerhalenPost, nieuwe literaire korte verhalenservice

Het mooiste verhaal in de bundel Animals in Our Days vond ik ‘The Sadness of Horses’. Bovendien een kort verhaal met een mooie opbouw. Beginnend in het dagelijks leven, toewerkend naar een verdichting in de tijd en een omslagmoment om daarna de draad van het dagelijks leven weer op te pakken.

Het verhaal speelt zich af op een eiland in de Rode Zee voor de Egyptische kust. Daar ontmoeten een arts en een paard elkaar, want het eiland ligt vol mijnen en alleen paarden kunnen door het mijnenveld laveren en mensen veilig van de ene kant naar de andere brengen. Samen maken ze de barre tocht, komen dichtbij de dood maar komen vooral nader tot elkaar. De verteller schept een mooi contrast tussen de schoonheid van de oceaan om het eiland en de fijngevoeligheid van het paard enerzijds en de norse menselijke eilandbewoners en brute daden van de Israëlische bezetters anderzijds. Het verhaal is heel poëtisch beschreven en neemt je mee in de dynamiek tussen man en paard.

Benieuwd om dit verhaal te lezen? Het is in Nederlandse vertaling, ‘Het verdriet van paarden’, opgenomen in VerhalenPost, een nieuwe literaire korte verhalenservice met verhalen van schrijvers uit het Midden-Oosten. ‘Het verdriet van paarden’ is het verhaal van de maand april.

Ga naar de website www.verhalenpost.org, maak een account aan om toegang te krijgen tot de verhalen. Behalve dit verhaal van Mohamed Makhzangi zijn verhalen opgenomen van de Libanese schrijver Rawi Hage, de Irakese Haifa Zangana, de Palestijns-Amerikaanse Sahar Mustafa en de Palestijnse schrijvers Maya Abu al-Hayat en Atef Abu Saif. Elke maand wordt een verhaal toegevoegd. De komende tijd zijn verhalen te verwachten van ondermeer Mahmoud Shukair, Samir Al-Youssef, Heba Hayek, Rasha Abbas, Alaa Hlehel en Hassan Blasim.

De noodzaak om één stem te laten horen – een gesprek met de Palestijnse politicoloog Assad Ghanem

Haast nodeloos te vermelden dat zionistische waarschuwingssites hem afschilderen als een man die Israel wil vernietigen. Onlangs maakte hij zich nog minder geliefd met zijn open brief aan de Oekraïense president Volodymyr Zelensky, die hij schrobbeerde voor diens steun aan Israel en foute vergelijking tussen Oekraïne en Israel.

 

Als wij hem even onder vier ogen mogen spreken na een met hoop en wanhoop vermengde voordracht in het Centrum Al-Quds in Rotterdam, ligt de eerste vraag voor de hand: hoe handhaaft zo’n man zich in een dergelijke arbeidsomgeving ?

‘Het valt niet altijd mee,’ erkent Assad Ghanem, Associate Professor Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Haifa, met een glimlach. ‘Een groot aantal van mijn studenten is joods en sterk gekant tegen mijn zienswijzen. En dat laten zij soms luid en duidelijk merken. Zij schreeuwen door mijn colleges heen dat ik propaganda verkondig. Zij kunnen het maar moeilijk accepteren wanneer ik zeg dat Israel geen democratie is, maar een staat die stoelt op en streeft naar joodse suprematie. En dat joodse en Palestijnse burgers van Israel slechts op één plek gelijk zijn: in het stemhokje. En daarbuiten alweer niet. Want een stem op een joodse partij kan leiden tot regeringsverantwoordelijkheid. Een stem op een Palestijnse partij nagenoeg nooit.’

Dat hij het hoofd weet te bieden aan al deze tegenstoom, heeft hij naar eigen zeggen te danken aan zijn directheid. ‘Ik ben heel expliciet en duidelijk in wat ik zeg. Wat ik hier in Rotterdam of elders buiten Israel verkondig, verkondig ik ook in Haifa. Ik spreek met één stem, daar hecht ik sterk aan. Om die reden word ik geduld. ‘Oké, Assad, wat jij vindt, dat vinden wij verschrikkelijk,’ zeggen de meeste collega’s inmiddels, je zit er helemaal naast, maar je hebt het recht om lucht aan je onzin te geven, de universiteit is geen politiek bolwerk, hier heerst vrijheid van meningsuiting.’ Heel belangrijk.

Wacht even. Staat dit mooie Voltairiaanse principe (‘ik veracht uw mening, maar zal mij doodvechten voor uw recht haar te ventileren’) dan niet op gespannen voet met de stelling dat Israel een ondemocratische apartheidsstaat is ?

Ghanem schudt zijn hoofd. ‘Op individueel niveau is er tolerantie. Maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Het gaat om collectieve rechten en die zijn allerminst gelijk verdeeld. Israelische apartheid is gestoeld op de inherente, onherroepelijke, bewust in stand gehouden dominantie van joodse instituties. Op geen enkel vlak is er gelijkheid. Behalve, nogmaals, in het stemhokje. En die gelijkheid heeft weinig waarde, want het gaat om wat er met jouw stem gebeurt. Zo is het ook met mijn rol op de universiteit. Ik mag zeggen wat ik vind omdat het een geringe impact heeft. Er zijn niet veel Palestijnse professoren in mijn positie. Zolang dat zo blijft, kan zo’n Palestijnse professor zijn zegje doen. Dat heeft niets met democratie te maken.’

Bovendien, stelt hij, kan hij zeker niet zo veel zeggen als zijn joodse collega’s. ‘Zolang ik aandring op democratie is het goed. Natuurlijk, democratie is toch het mooiste wat er is ? Maar als ik zou zeggen dat alle joden de zee in moeten worden gedreven, dat aanslagen op Israel gerechtvaardigd zijn, zou ik meteen van de universiteit worden geschopt. Nou ben ik helemaal niet van plan om dat te zeggen omdat ik helemaal niet wil dat alle joden de zee in worden gedreven en ook tegen aanslagen en geweld ben, maar mijn joodse collega’s kunnen wel straffeloos pleiten voor deportatie van alle Palestijnen naar Jordanië.’

Spreken met één stem dus. Dat is wat Ghanem ook bepleit voor de Palestijnse gemeenschap, wil zij nog enige toekomst hebben en nog enige kans maken op zelfbeschikking, op gelijkheid en gelijkberechtiging. Hij klinkt haast als Martin Luther King als hij geweldloosheid en democratie predikt en spreekt van de ‘droom’ die hij koestert, een droom die in zijn ogen echter ook ‘praktisch’ en ‘realistisch’ is, hoe moeilijk te verwezenlijken ook. Want praktisch en realistisch in die zin dat er geen keus is: ‘Ik ben bang dat de Palestijnen anders zullen verdwijnen.’

Hoe dat te voorkomen ? Door een einde te maken aan wat hij de vierde periode in de geschiedenis van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven noemt. Het is de langste van de vier – volgend jaar bestaat zij dertig jaar – en deze heeft tot de meeste fragmentatie geleid: de periode post-Oslo.

Tijd voor een kort historisch overzicht: ‘De eerste periode van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven begint aan het eind van de Eerste Wereldoorlog en de ineenstorting van het regime van Koning Faisal in Damascus,’ doceert Ghanem. ‘Palestijnse leiders begonnen toen na te denken over een staat in het Britse Mandaatgebied Palestina, dus los van Libanon, Syrië en (toen nog) Transjordanië. In april 1921 was er de derde Palestijnse vergadering in Haifa, waar werd opgeroepen tot onafhankelijkheid van Palestina. Dit streven naar stichting van een dergelijke entiteit eindigde met Al-Nakba – de Catastrofe van 1948 – toen honderdduizenden Palestijnen uit hun thuisland werden verjaagd, wat de weg vrijmaakte voor de Staat Israel.

Palestijns vluchtelingenkamp bij Betlehem, vlak na de Nakba in 1947.

Daarop trad de tweede fase van onze geschiedenis in, die een meerderheid van ons tot vluchtelingen maakte en ons land verdeelde in gebieden die onder Israelisch, Egyptisch en Jordaans bestuur kwamen. Maar dit was ook, tegen het eind, een fase waarin Palestijnen het heft in eigen hand namen, zich verzetten tegen de Arabisering van het conflict met Israel en zich niet langer afwachtend wilden opstellen ten aanzien van bijvoorbeeld de politiek van de Egyptische president Gamal Abdel Nasser. Zo ontstond de Palestijnse verzetsbeweging FATAH. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) was daarbij aanvankelijk een Arabische marionettenorganisatie, maar dat duurde niet lang.’

‘Met Al-Naksa – de Terugslag in de Juni-Oorlog van 1967 – eigenlijk de tweede Nakba, die voor Israels buurlanden op een catastrofe uitdraaide, brak een derde fase aan in onze geschiedenis. Het verschil tussen deze fase en de vorige is dat de eis van terugkeer van vluchtelingen nu minder dominant werd. Vanaf 1967 ging het vooral om een einde aan de Israelische bezetting van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Strook van Gaza. Dus niet meer de bezetting van 1948 ! Israel werd niet langer beschouwd als bezet Palestijns land. Een en ander mondde uit in de Eerste Intifada, die in 1987 begon, en in de eis van een Palestijnse staat naast de Israelische.’

‘In 1993 leek een belangrijke stap in die richting te worden gezet met de ondertekening van de Oslo-Akkoorden. Het historisch belang van die akkoorden wordt nu gebagatelliseerd omdat deze een Palestijnse staat niet dichterbij hebben gebracht, maar ik zie dat anders. Die akkoorden zijn van zeer groot historisch belang, zij het in zeer negatieve zin: de PLO keerde terug uit ballingschap in Tunis en werd het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. Tegelijkertijd kwam toen een sterke tegenbeweging op: HAMAS. De fragmentering van de Palestijnen was een feit. Want nu had je Palestijnen in de Bezette Gebieden die daar een staat wilden, je had Palestijnen in Israel die Israelisch staatsburger waren, dus niet in die toekomstige Palestijnse staat pasten, je had Palestijnen in vluchtelingenkampen met hun doodgebloede activisme, en je had Palestijnen in de diaspora.’

 

‘Het is een hopeloze situatie, een impasse die doorbroken moet worden. Hoog tijd voor fase vijf, voor een nieuw begin. Hoe ? Luister, ik heb daar geen pasklaar antwoord op. Verandering begint bij de oproep daartoe. En die moet in de eerste plaats een oproep zijn tot eenheid, want alleen zo kunnen wij onszelf als politieke gemeenschap redden.’

Het is wel duidelijk dat Ghanem een einde aan de PLO en de PNA noodzakelijk acht. ‘Er moet een organisatie komen die alle Palestijnen op democratische wijze vertegenwoordigt. Dat zou al een breuk zijn met de PLO en de PNA. Het maakt mij niet uit hoe die organisatie gaat heten, voor mij part heet zij ook PLO. Het belangrijkste is een oplossing voor onze langdurige leiderschapscrisis. Vaak is, na het overlijden van Yasser Arafat in 2004, om de komst van een nieuwe sterke man gebeden. Maar daar zie ik niet veel in, want een sterke man kan ook een catastrofe zijn. Zie Vladimir Poetin. Ik pleit eerder voor een collectief leiderschap. Hoe dat tot stand moet komen weet ik niet precies – in ieder geval democratisch – maar het is eerder gebeurd, eind jaren vijftig, met FATAH, onder omstandigheden die in een aantal opzichten beroerder waren dan nu. Dus waarom zou het, met de huidige communicatiemiddelen, niet nog een keer kunnen ? Het gaat om de wil. Wij moeten het willen.’

Een belangrijke rol ziet hij daarin weggelegd voor leden van zijn eigen gemeenschap: de Palestijnen in Israel. ‘In feite zijn wij, na de erkenning van Israel door de PLO en de door Israel en de PLO beleden twee staten-oplossing, van de Palestijnse zelfbeschikkingsstrijd uitgesloten. Ik heb PNA-president Mahmoud Abbas zelf tijdens een bijeenkomst tegen ons horen zeggen: “Jullie moeten de Palestijnse vlag niet hijsen, die is niet voor jullie bestemd. Jullie moeten jullie rol spelen als Israelische staatsburgers. Je mag ons steunen, maar je bent geen deel van onze strijd.” Zo niet, dan waren wij een sta-in-de-weg in zijn streven naar een Palestijnse staat naast Israel, op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza.’

Die uitsluiting van Israelische Palestijnen vindt Ghanem een kardinale fout, zo valt uit zijn woorden op te maken. Immers, zij waren degenen die achterbleven in historisch Palestina, dus zou de strijd om zelfbeschikking bij hen moeten beginnen, in plaats van te stoppen. Dat geldt nu des te meer omdat wat Israel binnen de eigen landsgrenzen doet steeds meer gaat lijken op wat het in de Bezette Gebieden doet en andersom: het voert een steeds agressievere onteigenings- of confiscatie-politiek. Dat is evident op de Westelijke Jordaanoever met de joodse nederzettingen, ‘maar ook,’ zegt Ghanem, ‘met de politiek van onteigening in de Naqab (Negev) en eerder in Galilea en Jeruzalem. Er zijn in Israel inmiddels zevenhonderd gemeentes waar je je als Palestijn niet langer kunt vestigen. Een enorm aantal.’

‘Bedenk ook dat Israel niet zozeer een Joodse staat is – een staat voor joden in Israel – maar een staat voor alle joden, waar die zich ook bevinden. Dat blijkt onder meer uit de verneveling van de Joodse Staat met internationale, onafhankelijke joodse instellingen. Als jij als Palestijn juridisch bezwaar maakt tegen onteigening van jouw grond, dan zegt de Israelische rechter: daar gaat de staat niet over, die grond is nu in bezit van het Joods Nationaal Fonds. Israel is meer dan een etnocratie, waarin een joodse meerderheid de baas is over een joodse minderheid: Israel is een staat die streeft naar joodse suprematie, op alle terreinen. Ook letterlijk. Aan weerszijden van de zogeheten Groene Lijn. Vandaar juist dat de twee staten-oplossing nooit een oplossing kan zijn. Israel en de Beztte Gebieden moeten plaatsmaken voor een multi-etnische democratische staat van de zee tot de Jordaan, met uiteraard ook Israelische joden. Ik spreek liever niet van een één staat-oplossingZo’n term draagt nog een soort kiem van verdeeldheid in zich. Wat voor staat is dat dan ? Ik zeg: stick tot the principle. One people, one nation, one land. Dat is wat ik wil.’

Kortom, er is alle reden om Palestijnen in Israel te betrekken bij de Palestijnse strijd om zelfbeschikking. Al was het maar omdat zij veel te bieden hebben. ‘Ons opleidingsniveau is in de loop der jaren omhooggeschoten. Bijna één op de drie studenten op het prestigieuze Technion in Haifa – het Israel Institute of Technology – is Palestijn, terwijl wij maar een vijfde deel van de bevolking uitmaken. Een ruime meerderheid van die studenten is vrouw. Dat ziet er goed uit’

Schuilt daarin dan niet het gevaar dat deze hoogopgeleiden zich afzijdig houden van de politiek, hun verworvenheden niet op het spel willen zetten voor een moeilijk te verwezenlijken ideaal dat hun misschien weinig oplevert?

‘Het levert hen wel wat op,’ zegt Ghanem. ‘Namelijk de redding van hun gemeenschap. Op de lange termijn verlies je als je de marginalisering van je gemeenschap toelaat te gebeuren.’

Ghanem lacht veel, en doet dat nu ook. ‘Neem mij. Ik ben een professor, het gaat mij redelijk voor de wind. Maar ik zou op persoonlijk vlak misschien nog meer kunnen bereiken als ik mij politiek gedeisd hield. Maar dan zou ik mijn gemeenschap in de steek laten, en dat wil ik niet. Aan mij om de mensen in mijn gemeenschap duidelijk te maken dat het belangrijker is elkaar te steunen dan uitsluitend aan jezelf te denken.’

Verscheen eerder in Soemoed, tijdschrift van het Nederlands Palestina Komité )https://palestina-komitee.nl/category/soemoed/)

“Gooi het niet in de Nijl, schurk”: het verhaal van VeryNile, eiland van duurzaamheid in Caïro

Het project stond onder leiding van het in 2018 gelanceerde Egyptische VeryNile. Deze milieugroep heeft als eerste in Egypte duurzame middelen ontwikkeld om de Nijl schoon te maken.

Screenshot van VeryNile's Instagram-pagina met de sloganمترميش في النيل يا منيل [‘Gooi het niet in de Nijl, schurk!’]

Ter gelegenheid van Wereld Opruimdag en de bouw van de plastic piramide vertelde Farah Abdel Baki van VeryNile aan CairoScene dat Egypte een van de grootste lozers van plastic afval is in de Middellandse Zee. ‘De ​​piramide is bij uitstek een Egyptisch symbool, en leek ons dus zeer geschikt om mensen de omvang van het probleem te laten zien, maar ook wat er kan worden bereikt als er elke dag plastic wordt ingezameld.’

VeryNile: van politiek tot economie

Deze opruimingscampagne kwam ongeveer twee maanden voor Egyptes gastheerschap van de 27e sessie van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP27). Ook tijdens COP27 hield VeryNile zich niet stil. Samen met andere lokale duurzame initiatieven en bedrijven werd een open brief opgesteld aan ‘het Egyptische presidentschap’. Deze  bevatte een lijst met verzoeken op het gebied van ecologische duurzaamheid, zoals  regulering van eenmalig gebruik’ en inschakelen van de lokale bevolking’. Het eerste verzoek betreft een minimale dikte en dichtheid van plastic opleggen, en ondertussen werken aan een volledig verbod op plastic voor eenmalig gebruik in 2023. Het tweede houdt in dat de behoeften, kennis en oplossingen van de lokale bevolking worden gebruikt om het probleem van plastic afval tegen te gaan. Vooral het tweede punt is effectief gebleken, gezien de directe samenwerking met de lokale bevolking – vissers en boeren-  die VeryNile op het Nijl-eiland Qursaya in Caïro tot stand heeft gebracht. De organisatie heeft er ook haar hoofdkantoor.

Screenshot gemeenschappelijke verzoeken.

Qursaya is tevens de thuisbasis van de VeryNile Workshop, een werkruimte voor lokale vrouwen om accessoires, hoeden, (laptop)tassen, T-shirts en andere producten te maken van gerecycled plastic. Vissers en vrijwilligers halen het plastic uit de Nijl. De eindproducten worden gedoneerd. Opvallend was de COP27 collectie ter promotie van de  ‘gemeenschappelijke verzoeken.

Tijdens deze uitzonderlijke maanden voor Egypte op milieugebied was ik zelf in Caïro voor mijn studie. Ik wilde heel graag meer te weten komen over VeryNile, en het eiland Qursaya bezoeken. Nou, dat kon! Oprichter en projectmanager van VeryNile Workshop  Salma El-lakany ontving mij hartelijk en beantwoordde al mijn vragen.

Salma El-lakany

“Ik kwam hier om het gebouw te schilderen”, vertelt ze temidden van bordurende, naaiende en lachende vrouwen. “Dat was twee jaar geleden. Al snel wilde ik meer doen. Zo is het project met de vrouwen ontstaan.” Ze bedoelt de workshop die ze is begonnen op basis van de behoeften van de lokale vrouwen. “Ze lieten mij weten dat ze graag werk dicht bij huis wilden, omdat ze vanwege tradities het eiland niet zomaar kunnen verlaten om elders te werken. Er was geen specifiek ambacht op het eiland, dus we stelden voor om een nieuw vak voor ze te creëren: het upcyclen van plastic tot producten.”

Het hoofdkantoor VeryNile Shop.

 

Handgemaakte plastic producten

VeryNile.Shop heeft momenteel twaalf lokale vrouwen en meisjes in dienst: acht fulltime, vier  parttime. Een managementgroep bestaande uit Salma, twee andere experts en een creatief directeur helpt de vrouwelijke medewerkers en andere vrouwen op projectbasis om hun capaciteiten te ontwikkelen door middel van training. “Het idee is dat wij het proces mede tot stand brengen en faciliteren, terwijl de vrouwen van Qursaya steeds meer creatieve en leidinggevende functies vervullen. Het gaat dus om samenwerking.”

Salma geeft een voorbeeld van hoe de lokale vrouwen steeds meer verantwoordelijkheden op zich hebben genomen. “Ik ben de oprichter en projectmanager van VeryNile.Shop, maar binnenkort neemt de creatief directeur mijn positie als projectmanager over. Deze werkplaats moet in de nabije toekomst volledig zelfstandig kunnen draaien. Het management van VeryNile zorgt dan alleen voor de marketing, en wie weet kunnen ze dat straks ook zelf.”

Dagelijks leven in de VeryNile workshop

Salma wil niet beweren dat alles steeds van een leien dakje gaat. “Het is niet perfect, maar we doen ons best. Onderwijs is heel belangrijk. De werkplaats telt zowel geletterde als analfabete vrouwen. We helpen ze  waar we kunnen met het volgen van de opleiding en training die ze nodig hebben om de werkplaats zelf te kunnen runnen. Zo krijgen we dit jaar computers. We gaan de vrouwen leren om die te gebruiken, zodat ze hun eigen inventaris kunnen beheren.”

Steun vanuit de regering

VeryNile beantwoordt zelf met gemak aan zijn eigen gemeenschappelijke duurzame verzoeken. Maar hoe zit het met de Egyptische regering waaraan die verzoeken zijn gedaan? Trekt die zich er iets van aan?  En zo ja, welke duurzame veranderingen kunnen en zullen er op nationaal niveau worden doorgevoerd? “We hebben contact gehad gehad met veel mensen van verschillende ministeries en VN-agentschappen”, vertelt Salma. Ze toont de speciale COP27-producten in de VeryNile workshop. “Ik heb die producten rechtstreeks aan verschillende ministers doen toekomen. Zoals de minister van planning, sociale solidariteit en milieu.” Ze merkt dat vooral dat de wat jongere  ambtenaren van ministeries het initiatief steunen en willen samenwerken.

Salma hoopt dat deze samenwerking heel snel kan beginnen. Als het zo ver is zijn VeryNile en zijn partnerorganisaties van plan een commissie te vormen om het contact met de bereikte ministeries een vervolg te geven. “Tijdens COP27 schroefden we onze activiteiten op dit gebied terug uit angst voor represailles van de overheid. Maar nu COP voorbij is kunnen we weer aan het werk.”

Ondanks de nu nog heersende onduidelijkheid is Salma van één ding overtuigd: “Het Ministerie van Milieu en met name de minister van irrigatie steunen ons initiatief. De minister accepteerde ons product en bezocht zelfs Qursaya, om met eigen ogen te zien wat we hier aan het doen zijn.”  Salma noemt geen reden voor deze steun, maar  in  een interview met news.cn zegt milieudeskundige Mona Kamal:  “De overheid kan niet in haar eentje bewustmaking van het publiek bewerkstelligen en moedigt niet-gouvernementele organisaties aan daarbij te helpen.” .

Toekomstige ambities 

Handen en voeten geven aan de open brief die de regering heeft gekregen is niet het enige wat VeryNile voor de nabije toekomst in petto heeft. Salma vertelt ​over opschalingsplannen in andere provincies. Hiervoor is de samenwerking van VeryNile met lokale vissers zeer belangrijk. “We starten onze projecten altijd met de vissers. Zij zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van de rivier. Plastic afval doodt echter de eens zo overvloedige visbestanden van de Nijl. Daarom biedt VeryNile deze gemeenschappen financiële hulp door vissers tien Egyptische Ponden (ongeveer € 0,30) te betalen voor elke plastic fles die ze inzamelen. We huren ook vissers in om deze flessen te sorteren en te comprimeren voordat ze naar fabrieken worden gestuurd voor recycling en herbestemming.”

Salma zegt dat het eiland Qursaya is gekozen als hoofdkwartier van VeryNile vanwege de gunstige geografische ligging in het midden van de Nijl. De vissers kunnen het verzamelde plastic daardoor gemakkelijk afgeven. “Dus wanneer we proberen op te schalen naar andere provincies, begint het proces altijd bij de vissers en daarna komt er een sociaal project.”

Vissersboot met ingezameld plastic.

Op Qursaya begon dit sociale project met de verzelfstandiging  van de lokale vrouwen. Er zijn ondertussen nieuwe ambities. Zo beoogt VeryNile een milieuvriendelijke collectieve keuken te creëren, met medewerking van lokale producenten, zodat er een milieuvriendelijke toeleveringsketen ontstaat. “Naast deze gemeenschapsontwikkeling willen we ook de gezondheid en het afvalbeheer op het eiland verbeteren” voegt ze toe. Vooral dat laatste is niet verwonderlijk: het eiland ligt nog steeds bezaaid met plastic afval.

Financiering en bewustwording

Ook voor dit project geldt: hoe meer financiering, des te meer de ambities werkelijkheid kunnen worden. Op dit moment is VeryNile nog grotendeels afhankelijk van beperkte inkomsten uit de directe verkoop van producten. “We vragen subsidies aan, alles wat op ons pad komt. Onze partners staan ons ook bij. Het Rode Kruis helpt ons bijvoorbeeld met gezondheidsontwikkeling,” Maar Salma geeft toe dat ‘meer’ nooit ‘genoeg’ lijkt te zijn.

Actieplan van VeryNile.Shop

Daarom steekt VeryNile veel energie in bewustmaking. “We organiseren bedrijfsevenementen, houden workshops, op het eiland, nodigen studenten en vrijwilligers uit om de Nijl en het eiland schoon te maken of oude vissersboten te renoveren, we verkopen onze producten op pop-up markten – en vergeet niet onze recente campagne voor gemeenschappelijke verzoeken.” Op deze manier probeert VeryNile voortdurend zijn invloedssfeer uit te breiden en bewustzijn en steun voor zijn zaak te vergroten.

Stalletje van VeryNile op een kerstmarkt in Maadi.

Raak zelf betrokken

Wellicht vraagt u zich nu af  hoe u VeryNile en soortgelijke initiatieven kunt steunen. Er zijn verschillende opties. VeryNile is altijd op zoek naar financierings- en samenwerkingsmogelijkheden. Dus als uw bedrijf, instelling, stichting of NGO op zoek is naar een gelijkgestemd initiatief in Egypte, zou de collaboratie voor beide partijen voordelig kunnen uitpakken.

Als je net als ik zonder al te veel middelen in Caïro woont, kun je VeryNile op andere manieren steunen. Zo ben je altijd welkom om plastic (tassen) te doneren. Je kunt het plastic zelf afgeven bij de werkplaats van Qursaya of naar een inleverpunt gaan, zoals Osana in Maadi. Als alternatief kun je VeryNile’s partner, de Egyptian Clothing Bank, bellen, die je donaties naar het eiland zal brengen. Of: steun VeryNile en haar vrouwelijke ambachtslieden door de producten van de vrouwen van Qursaya  te kopen. Zo lever je een bijdrage in de bestrijding van het eenmalig gebruik van producten.

Natuurlijk zijn er nog andere manieren om bewustzijn over dergelijke initiatieven te creëren. Schrijven hierover is er een van. Op deze manier kunnen we het beeld van Egypte nuanceren en humaniseren en samen werken aan een duurzamere toekomst voor iedereen.

Op naar Qursaya om plastic te doneren.

 

Tunesische verkiezingen: extreem lage opkomst, diepe politieke desillusie

De democratisch verkozen Saied riep op 25 juli 2021 de noodtoestand uit en ontbond het parlement. Sindsdien heeft hij zijn alleenheerschappij beetje bij beetje verstevigd door onder andere de controle over de kiescommissie te grijpen, en zijn macht uit te breiden via een grondwettelijk referendum. De oppositie sprak van een coup.

“De enige Arabische democratie”

Dat de verkiezingsopkomst zo dramatisch laag lag kwam ook door de oproep van de oppositie tot een boycot, naast de toenemende politieke desillusie onder de Tunesische bevolking van de afgelopen jaren. De verkiezingsdatum – 17 december – was symbolisch, omdat exact twaalf jaar geleden straatverkoper Mohammed Bouazizi zichzelf in brand stak bij wijze van protest tegen de lokale autoriteiten,  uitmondend in een protestgolf die ook wel de Arabische Lente wordt genoemd. Demonstranten in de hele Arabische Wereld gingen massaal de straat om politieke hervormingen en sociale rechtvaardigheid te eisen.

Saieds besluit om de noodtoestand uit te roepen en het parlement te ontbinden op 25 juli 2021, kwam voor velen als een verrassing. Tunesië was het enige land dat na de protesten van 2010/2011 erin slaagde een min of meer democratisch politiek systeem op te zetten. Westerse waarnemers en beleidsmakers prezen het Tunesische succesverhaal en doopten het land “de enige Arabische democratie”. Maar ze zagen de groeiende politieke desillusie onder de Tunesische bevolking over het hoofd, een bevolking die steeds meer ontgoocheld raakte door de welig tierende corruptie en economische malaise.

President Kais Saied

Vertolker van politieke onvrede

In dit vacuüm sprong voormalig professor constitutioneel recht Saied. Hij deed als onafhankelijk kandidaat mee aan de presidentsverkiezingen van 2019. De grijze, ietwat saaie Saied presenteerde zich als de ultieme buitenstaander van het politieke establishment, en gaf een stem aan de frustraties van een deel van de bevolking. Zijn opzienbarende verkiezingswinst steunde vooral op de stemmen van jonge Tunesiërs, die worstelen met hoge werkeloosheidscijfers en belabberde toekomstperspectieven.

Saied wordt door veel Tunesiërs gezien als een “schone”, ofwel niet-corrupte, politicus, in tegenstelling tot andere politici, die worden omgeven door corruptieschandalen. Deze buitenstaanderspositie benadrukt Saied in zijn speeches, die leunen op een populistische wij-zij-tegenstelling. Hij presenteert zichzelf als vertolker van de onvrede van het Tunesische volk. Daarbij benadrukt hij dat hij “de revolutie voortzet,” verwijzend naar de protestgolf van 2010/2011.  Volgens Saied is deze revolutie ontmanteld door het politieke establishment, dat hij ervan beschuldigt het volk te bestelen en te spioneren voor het Westen. Hij vergelijkt zijn politieke tegenstanders onder meer met insecten, hyena’s en kankercellen, die de staat van binnenuit verwoesten.

Dit vertoog resoneerde initieel onder een groot deel van de Tunesische bevolking. Toen Saied op 25 juli 2021 de noodtoestand uitriep en het parlement ontbond, gingen Tunesiërs massaal de straat om feest te vieren. In de voorafgaande maanden had de bevolking gedemonstreerd tegen de corruptie, de economische malaise,  het politiegeweld en de coronamaatregelen. Polls maten dat zo’n 80% van de Tunesiërs Saieds besluit goedkeurde. Velen waren opgelucht dat iemand eindelijk ingreep.

Gekookte kikker

Toen hij in de daaropvolgende maanden steeds meer macht naar zich toetrok, nam de kritiek toe. Toch bleven massale protesten uit en kon Saied relatief ongestoord zijn gang gaan. Het gebrek aan succesvolle oppositie tegen hem hangt samen met zijn clandestiene werkwijze. Saieds pad naar alleenheerschappij verloopt stapje voor stapje, bijna onopgemerkt.

Daarnaast verbergt Saied zijn machtsgreep achter een façade van juridische argumenten. Hij verwijst regelmatig naar zijn expertise op het gebied van de grondwet om zijn uitholling van de Tunesische democratie te rechtvaardigen. Volgens hem is zijn langzame machtsgreep perfect grondwettelijk, en zelfs noodzakelijk om het land te beschermen.

Saied vergelijkt zijn politieke tegenstanders onder meer met insecten, hyena’s en kankercellen, die de staat van binnenuit verwoesten.

Door deze werkwijze is het voor de oppositie lastig om Saieds machtsgreep te signaleren en een duidelijk breekpunt te kiezen om massaal in verzet te komen. De teloorgang van de Tunesische democratie is als de parabel van de kikker in de pan met water, die langzaam aan de kook wordt gebracht. Het beest springt niet uit de pan, maar blijft zitten en sterft.

Oppositie schiet tekort

De Tunesische oppositie heeft bovendien geen overtuigend weerwoord op het populistische discours van de president dat raakt aan de economische frustraties van de bevolking. Democratische waarden zijn mooi, maar wanneer mensen amper rondkomen, hebben ze vaak andere prioriteiten. De oppositie slaagt er niet in om mensen ervan te overtuigen dat democratische principes en economische gelijkheid hand in hand kunnen gaan. Dat ligt ook aan de corruptieschandalen die een deel van de politici omgeeft. Daarmee schiet het verzet tegen Saieds machtsgreep tekort.

De teloorgang van de Tunesische democratie is als de parabel van de kikker in de pan met water, die langzaam aan de kook wordt gebracht.

Bovendien keert de Tunesische elite zich steeds meer af van de nationale politiek. Veel hoogopgeleide, activistische jongeren migreren zodra ze de kans krijgen, gefrustreerd door het gebrek aan kansen en het uitblijven van politieke oplossingen. Hierdoor verliest het verzet tegen Saied zijn belangrijkste (toekomstige) aanvoerders. Veel Tunesiërs steunen Saieds langzame uitholling van de democratie inmiddels niet meer, maar zien geen politiek alternatief.

“Het volk zal in opstand komen wanneer de broodprijzen stijgen”

De belangrijkste hoop op succesvol verzet tegen Saieds langzame machtsgreep is wanneer gewone Tunesiërs massaal in opstand komen, net als tijdens de protesten van 2010/2011. Een Tunesische vriendin die ik afgelopen zomer sprak, zei tegen mij: “Het volk zal in opstand komen wanneer de broodprijzen stijgen.” Daarmee bedoelde ze dat armoede de belangrijkste impuls vormt voor gewone Tunesiërs om te demonstreren.

Dat moment is misschien niet ver weg. Tunesië kampt met een ernstige financiële crisis, die is verergerd door de gevolgen van de Russische invasie van Oekraïne. De oorlog heeft geleid tot hoge inflatiecijfers, stijgende energieprijzen en een en een gebrek aan basale levensmiddelen zoals suiker, melk, rijst en bakolie. In september gingen demonstranten al de straat op om te pleiten voor oplossingen voor de economische crisis. Woedende menigten scandeerden: “banen, vrijheid en nationale waardigheid,” “we kunnen deze absurde prijsstijgingen niet steunen,” en “waar is de suiker?”. Op sociale media zijn beelden te zien van lege schappen in supermarkten en klanten die vechten om een pakje suiker.

Nu blijkt dat ook de “schone” Saied geen concrete oplossingen biedt voor de armoede waarin veel Tunesiërs leven, keren zijn vroegere aanhangers hem de rug toe. Een politiek alternatief dat een stem geeft aan deze onvrede blijft tot nu toe echter uit. Ondertussen vervolgt Saied, stapje voor stapje, zijn pad richting alleenheerschappij.

Ode aan Ibn Arabi, de reiziger: Recensie Ibn Arabi’s Small Death door Mohamed Hasan Alwan

Onlangs bezocht ik in Damascus het mausoleum van deze mysticus met daarnaast de Ottomaanse moskee die midden tussen de kramen van de Salehiyye markt liggen. Ik bestudeerde ooit de soefi-spiritualiteit en heb sympathie voor deze stroming binnen de islam, die minder wettisch is, minder dogmatisch en meer gericht op een persoonlijke relatie met God op basis van spirituele oefening, studie en aanbidding. Daarom was ik extra benieuwd naar deze historische roman.

Mohamed Hassan Alwan, auteur van de historische roman over Ibn Arabi.

Reislust

Veel van de geschriften van Ibn Arabi (1165-1240) zijn overgeleverd. Hij staat bekend als een groot geleerde, maar zijn persoonlijke levensloop moet uit verschillende bronnen gedestilleerd worden. Daarom kon de Saoedische schrijver Mohamad Hasan Alwan in deze roman naast historisch onderzoek ook zijn verbeelding inzetten. In een interview verklaart Alwan gefascineerd te zijn door Ibn Arabi vanwege zijn reislust: “Deze soefimysticus werd nooit gedwongen te reizen om politieke of economische redenen. Hij hield ervan nieuwe plaatsen te ontdekken. Hij reisde door de hele Arabische wereld en vestigde zich voor een paar jaar in allerlei steden om daarna weer verder te trekken. Hij had te maken met vier verschillende rijken, leiders en regels en hij heeft ongelooflijk veel gezien. In deze roman kon ik in zijn hoofd kruipen en zijn herinneringen tot leven brengen.”

Dagelijks leven

Deze historische roman geeft een inkijkje in het grote, welvarende Arabische rijk van de twaalfde eeuw dat zich uitstrekte van het zuiden van Spanje, via het noorden van Afrika, naar de Levant en het Arabisch schiereiland. Ook al zijn er onderlinge rivaliteiten en is er verschil in welvaart, toch treffen Ibn Arabi en zijn gevolg in dit enorme gebied in elke stad een serail aan om te overnachten, een moskee om te bidden, een soek om inkopen te doen, talrijke ambachtelijk gemaakte goederen om een huis in te richten of een reis voor te bereiden en prachtige producten die worden vervoerd via handelsroutes van oost naar west.

Op hun reizen hoeven ze niet langs douanes, er zijn geen visa, paspoorten of verblijfsvergunningen nodig. Soms moet er geld worden gewisseld, soms verschillen de talen of het accent maar het dagelijks leven in al die steden is niet wezenlijk anders. In sommige steden blijft de mysticus een paar weken, in andere een paar jaar. Ibn Arabi kan overal werken in de moskeeën en khandaqs (verblijfplaatsen) van de soefi’s want overal melden zich leerlingen om door hem te worden onderwezen. Tussendoor schrijft hij boeken en bestudeert en bespreekt hij heilige geschriften. Aan de hoven van de kalief of de sultan waar hij regelmatig verkeert, is naast productie en studie van heilige geschriften, aandacht voor filosofie en recht, voor bouwprojecten en militaire strategie.

Mysticus

Ibn Arabi is een mysticus en dat betekent dat hij nogal eens in beslag wordt genomen door spirituele retraites -soms op een kerkhof-, openbaringen, visioenen, spirituele oefeningen zoals de dhikr (aanbidding), fikse huilbuien en extatische zang en dans. Maar hij is ook een man van de wereld die hevig verliefd kan worden op een vrouw, -hij trouwt vier keer-, zich kan ergeren als een van zijn vrouwen te passief is en teveel aankomt, als zijn kinderen te druk zijn of zijn leerlingen de kantjes eraf lopen. Hij heeft af en toe geldzorgen en lichamelijke kwalen en eindigt uiteindelijk arm en verguisd in Damascus. Opvallend zijn de hechte vriendschappen met zijn bedienden en trouwe volgelingen die overal met hem mee reizen. Zij zorgen voor de meester maar de meester zorgt indien nodig ook voor hen.

Soefisme

Zijn hele leven is Ibn Arabi op zoek naar zijn ‘pilaren’, de leermeesters die hem zullen begeleiden op zijn spirituele pad om wali (heilige man) te worden. Maar die pilaren moeten zich openbaren en dat gebeurt pas als je een rein hart hebt. Dit zoeken/wachten maakt hem vaak wanhopig. Hij wil dan weer op reis om elders nieuwe leermeesters te ontmoeten. Wat een leven: een paar jaar in Sevilla, dan weer in Marrakesh, een wat langere periode in Mekka, vervolgens naar Damascus, een tijdje in Bagdad om dan weer te vertrekken naar Turkije. In Konya zou hij ook de beroemde soefidichter Rumi hebben ontmoet en onderwezen.

Alleen zijn laatste jaren in Damascus krijgt hij het zwaar omdat er steeds meer kritiek komt op de aanhangers van het soefisme. Een belangrijk twistpunt: de soefi’s zouden Allah niet zien als transcendent maar als immanent, niet alleen de god van de moslims maar een goddelijke oorsprong in alle mensen. De ruimte voor zo’n visie neemt af tijdens Ibn Arabi’s leven. Schrijver Alwan vertelt in eerder genoemd interview zelf geen soefi te zijn en te weten dat soefi’s altijd controversieel zijn geweest in de traditie van de islam. Voor sommigen zijn het de ware gelovigen, voor anderen eerder ketters. Volgens de schrijver kunnen soefigeleerden een brug slaan tussen islam en andere geloven zoals christendom, tussen Mohammed en Jezus, omdat ze de eenheid van aanbidding benadrukken.

Manuscripten

Een mooie vondst in het boek zijn de hoofdstukken aan het eind van elk deel waarin we de handschriften van Ibn Arabi volgen door de wereld en de tijd. Het wordt opnieuw duidelijk hoe kwetsbaar zulke handschriften zijn en hoe bijzonder het is als ze bewaard blijven ondanks oorlog, brand, diefstal en verval. Een mooi hoofdstuk speelt zich af in Samarkand in 1401, een stad die op dat moment grote bloei doormaakt, waar de papiermolens draaien om riemen papier af te leveren bij de soefischool zodat leerlingen de manuscripten van Ibn Arabi, die op het punt staan te vergaan, kunnen overschrijven.

De reis van het manuscript eindigt in 2012 in Beiroet waar een Syrische vluchteling een handschrift te koop aanbiedt aan een vrouw die haar hele leven heeft gewijd aan de studie van Ibn Arabi en ook in zijn voetsporen heeft gereisd. Het handschrift zou de autobiografie van Ibn Arabi bevatten en zo krijgt dit boek nog een postmoderne twist. Want is niet elk boek doordesemd met andere teksten die ook weer overgeschreven zijn en door de wereld gezworven hebben? En is niet elk leven een tekst opgebouwd uit vele andere, eerdere teksten?

Engelse vertaling

De Engelse vertaling van deze historische roman hebben we te danken aan het feit dat Mohammed Hasan Alwan in 2017 de Internationale Prijs voor Arabisch Fictie (IPAF) kreeg voor het Arabisch origineel Mawtun Saghirun. De schrijver profileert zich net als Ibn Arabi als een reiziger. Hij werd geboren in 1967 in Riyad in Saoedi-Arabië en reist de laatste jaren tussen de VS, Canada en Saoedi-Arabië op en neer. Hij haalde zijn Master in Oregon, VS en promoveerde in marketing aan de Carlton Universiteit in Ottawa, Canada Daarnaast schreef hij columns, korte verhalen en romans in het Arabisch. Ibn Arabi’s Small Death is zijn vierde roman en verscheen in 2016. De vertaling door William M. Hutchins is van 2021 en uitgegeven bij Center for Middle Eastern Studies van de University of Texas at Austin.

‘Het is een dilemma’: Klimaatactivisten over hun zorgen en verwachtingen voor COP27 in Egypte

Tegelijkertijd plaatsen activisten vraagtekens bij Egypte als gastland, vanwege de hardhandige repressie en strikte inperking van vrijheid van meningsuiting onder president Abdel Fatah al-Sisi. De Amerikaanse NGO Freedom House, die jaarlijks de vrijheden van burgers wereldwijd meet, bestempelde het land in haar laatste rapport als “onvrij”, zowel wat betreft politieke rechten als burgerlijke vrijheden.

Het Grote Midden Oosten Platform interviewde drie jonge klimaatactivisten uit de MENA (Midden-Oosten en Noord-Afrika), die dit jaar de klimaattop zullen bijwonen, over hun verwachtingen en zorgen voor COP27. We spraken met Insaf Abdelmoula, junior klimaatonderhandelaar voor Tunesië; Neeshad Shafi, oprichter van een jeugdbeweging voor klimaatactivisme in Qatar; en Rawe Kefi, kilmaatactivist voor UNICEF in Tunesië.

Insaf Abdelmoula

Een Afrikaanse COP

De drie activisten zijn het erover eens dat de locatie van COP27 een uitgelezen kans is om hun interpretatie van het concept klimaatrechtvaardigheid onder de aandacht te brengen. “Ik denk dat dit het juiste moment is voor MENA-landen om samen te komen en hun verliezen en schade op tafel te leggen,” betoogt Neeshad. “Het is een belangrijke impuls voor regionale kilmaatactie.” Insaf onderschrijft dit: “Het is geweldig dat dit een Afrikaanse COP is,” zegt ze. “Dat betekent dat de nadruk meer zal liggen op thema’s als adaptatie en klimaatfinanciering.”

Met klimaatfinanciering doelt Insaf op de financiering die volgens de Verenigde Naties o.a. als doel heeft: “het verminderen van de kwetsbaarheid en het behouden en vergroten van de veerkracht van menselijke en ecologische systemen tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering.” Twaalf jaar geleden, tijdens de COP in Kopenhagen, beloofden rijke landen om vanaf 2020 jaarlijks 100 miljard dollar naar minder welvarende landen te sluizen om hen bij te staan in klimaatadaptatie. Deze belofte zijn de landen niet nagekomen. In 2020 werd slechts zo’n 83,3 miljard dollar aan klimaatfinanciering gemobiliseerd door welvarende landen.

Insaf zegt daarover: “Dat is laag. Het is nauwelijks genoeg voor één land om weerbaar te worden tegen klimaatverandering en dan moet je je bedenken dat dit een fonds is dat voor alle landen (in het Mondiale Zuiden red.) is bedoeld.” COP27 is voor de activisten een perfect moment om deze gebroken belofte onder de aandacht te brengen.

Historische verantwoordelijkheid

Ook Rawe benadrukt de historische verantwoordelijkheid die het Mondiale Noorden heeft tegenover het Mondiale Zuiden wat betreft klimaatrechtvaardigheid. “De CO2-uitstoot van Afrika vertegenwoordigt maar een klein percentage in vergelijking met de uitstoot van Europese landen, de Verenigde Staten en zelfs China (de uitstoot van Afrika bedraagt zo’n 3,8 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot red.). Dus, logischerwijs zou de focus hier moeten liggen op adaptatie,” redeneert Rawe. “Oké, we zijn allemaal verantwoordelijk, maar de verantwoordelijkheid is in feite gedifferentieerd. De ontwikkelde landen hebben een historische verantwoordelijkheid en die moeten ze ook nemen.”

Rawe stelt dat soevereiniteit centraal zou moeten staan in de aanpak van klimaatverandering in het Mondiale Zuiden. Klimaatfinanciering moet volgens haar niet een nieuwe manier zijn om bestaande neokoloniale machtsstructuren te bekrachtigen. De nadruk moet liggen op onafhankelijkheid. Ze stelt: “Wat ik nu zie is dat het narratief van klimaatverandering wordt ingezet om de afhankelijkheid (van het Mondiale Zuiden red.) te vergroten. Ik denk dat dit proces ook pogingen tot samenwerkingen binnen het Mondiale Zuiden verhindert, tussen Afrikaanse landen of op regionaal niveau. Het belet een land als Tunesië om richting Afrika te kijken voor investeringen. In plaats daarvan kijk het naar de Europese Unie.”

Neeshad Shafi

Verboden klimaatmars

Ondanks hun opgetogenheid over het feit dat COP27 in de MENA plaatsvindt, zijn de drie activisten kritisch over Egypte als gastland van COP27. Ze zijn bezorgd over de hardhandige repressie van oppositie onder het regime van president Abdel Fatah al-Sisi. “Ik weet niet zeker of Egypte de ideale plek is om te strijden voor klimaatrechtvaardigheid,” vraagt Rawe zich af. Ook Insaf maakt zich zorgen: “Ik heb zeker mijn bedenkingen dat het in Egypte is, gezien de politieke situatie,” stelt ze. “Ze hebben vorig jaar al aangekondigd dat er dit jaar geen klimaatmars zal zijn. Ik bedoel, dat is belachelijk, het is een traditie.”

Ook Rawe beklaagt zich over het verbieden van de jaarlijkse demonstratie: “Bij elke COP is er een demonstratie, een mooie demonstratie met activisten van over de hele wereld. Ik heb deelgenomen aan de demonstratie in Glasgow. Het was prachtig, veel kleuren en muziek,” vertelt ze. “Dit jaar is dit evenement verboden. Het voorwendsel is: Sharm el-Sheikh is hiervoor te klein. Dit kan de COP zijn gebruikelijke charme ontnemen.”

Propaganda

Het verbieden van de jaarlijkse demonstratie vloeit voort uit de autoritaire regeerstijl van president al-Sisi. Diens regime is berucht om zijn hardhandige onderdrukking van politieke oppositie, strikte inperking van vrijheid van meningsuiting en mensenrechtenschendingen. Onlangs rangschikte Reporters Without Borders het land op plaats 168 van de 180 gerangschikte landen, op basis van persvrijheid. Dat is net boven Noord-Korea, maar lager dan landen als Qatar, Rusland, Saudi-Arabië en Wit-Rusland. In Egypte hangt activisten, journalisten en politici die de politieke lijn van al-Sisi tegenspreken vervolging boven het hoofd, ook wat klimaatkwesties betreft. Egypte telt minstens 60.000 politieke gevangen.

Insaf verwacht dat al-Sisi COP27 zal inzetten als propaganda. “Al-Sisi zal COP gebruiken om zijn imago te verfraaien en zichzelf progressief te laten lijken,” zegt ze. De locatie Sharm el-Sheikh, een toeristisch kustplaatsje, draagt daar in haar optiek aan bij: “De locatie van COP is ook strategisch, in een toeristisch gebied. Het is propaganda om een ​​internationale conferentie organiseren in een toeristische omgeving. Dan zien mensen niet wat er werkelijk gaande is in Egypte, ze zien dat alles toeristisch en perfect is.”

Rawe concludeert over de keuze voor Egypte als gastland voor COP: “Het is politiek, het gaat vooral over macht. Soms heb je het gevoel dat het over alles gaat, behalve over klimaatrechtvaardigheid of mensenlevens.”

Rawe Kefi

Dilemma

Toch hebben de activisten besloten COP27 wel bij te wonen en de klimaattop niet te boycotten. Ze vinden dat de baten van COP uiteindelijk opwegen tegen de kosten. “Het is een dilemma,” stelt Rawe. “Ik ben me ervan bewust dat COP geen grote dingen gaat veranderen, omdat het vooral om macht draait. Maar toch moeten we er zijn. Want er is geen alternatief.” Neeshad schaart zich achter deze redenering: “Ik ben altijd hoopvol voor COP, maar wat we tot nu toe op COP hebben bereikt is heel beperkt.”

De activisten benadrukken dat COP voor hen een kans is om hun stem te laten horen. Insaf vertelt: “Voor mij is het van belang om te begrijpen wat er besproken wordt, om het te kunnen beoordelen. Deze conferenties creëren een kans om te lobbyen met politici, ministers en regeringsvertegenwoordigers.” Rawe vult aan: “Ik voel veel verantwoordelijkheid. Als je stil blijft, gaan de beslissingen aan je voorbij. (…) Ik weet dat het min of meer nutteloos is, maar toch moet je erbij zijn.”

Groeiend klimaatactivisme

Bovendien zijn de klimaatactivisten unaniem optimistisch over de groeiende klimaatbeweging in de MENA, die volgens hen hoofdzakelijk aangevoerd wordt door jongeren. Insaf betoogt: “Ik ben heel blij dat de klimaatbeweging groeit. Als je een paar jaar geleden vergelijkt met nu, zie je een enorm verschil. Het klimaatactivisme nu is dieper geworteld, serieuzer.” Ook Neeshad is hoopvol: “Arabische jongeren zijn beter opgeleid dan ooit,” zegt hij. “Er zijn nauwelijks mensen die niet in klimaatverandering geloven. Arabische jongeren moeten vooroplopen bij het eisen van klimaatactie. (…) Vier jaar geleden beschouwde men klimaatverandering niet als iets waar je je zorgen om moest maken. Nu is het anders. Nu zeggen mensen: ‘Yallah! Laten we aan de slag gaan om klimaatverandering tegen te gaan!’”

Sociaal ondernemen in de Arabische wereld, leer het van de ervaringsdeskundigen. Aflevering 3 (slot): Maximilian Abouleish-Boes

Allen werden voor gek verklaard omdat ze onmogelijke dromen zouden najagen en niet naar snelle oplossingen of succes zochten. Nu hun werk vruchten blijkt af te werpen, loont het de moeite van hen te horen wat er komt kijken bij idealistische ondernemen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hun aanpak is verschillend maar over enkele zaken zijn ze het eens: de regio is lang niet zo droog en onvruchtbaar – en dus geschikter voor landbouw – als veelal gedacht. Daarnaast biedt de hoogopgeleide bevolking veel kansen. Ten slotte hechten de drie veel belang aan de relatie met lokale gemeenschappen. Het betrekken van plaatselijke boeren, ondernemers en consumenten is de beste garantie om een werkelijk duurzame impact te hebben.

In drie portretjes stellen we ze aan je voor: Joslin Kehdy, oprichter en directeur van het Libanese Recycle Lebanon,  beet het spits af. Daarna was het de beurt aan Bashar Humeid, oprichter van Meezan.cc en medeoprichter van Yanboot.com. We sluiten het drieluik nu af met Maximilian Abouleish-Boes.

Maximilian werd geboren in Duitsland. Als student kwam hij in 2010 bij toeval terecht bij SEKEM, een onderneming die zich toelegt op duurzame ontwikkeling en in Egypte werd opgericht. Hij mocht onderzoek doen voor zijn Masters’ opleiding. Hij viel als een blok voor SEKEM, was zelfs een tijd getrouwd met de kleindochter van oprichter Ibrahim Abouleish, en is niet meer weg gegaan.

SEKEM werd in 1977 opgericht door Dr. Ibrahim Abouleish. De Egyptenaar had tussen zijn twintigste en veertigste in Europa gewoond. Tijdens een bezoek aan zijn vaderland zag hij hoe de traditionele landbouwmethodes in Egypte waren verdwenen. Duizenden jaren was de landbouwcultuur gebaseerd geweest op seizoensoverstromingen van de Nijl. Sinds de aanleg van de Aswandam, in het zuiden van Egypte, waren er geen overstromingen meer, en daarom ook geen vruchtbare slib-afzettingen. Boeren gingen massaal over op chemicaliën en landbouwgif.

De Aswan-dam, gezien vanuit de ruimte. Foto Public Domain/Wikimedia

Bij het zien van de uitputting van het land door de nieuwe landbouwmethodes kreeg Ibrahim Abouleish een idee om het weer duurzaam te ontwikkelen. Op een stuk woestijnland 60 km ten noorden van Cairo ging hij aan het werk om het woestijnland nieuw leven in te blazen met behulp van biodynamische landbouwmethoden.

Maximilian maakt inmiddels deel uit van het SEKEM-managementteam. Tijdens het bezoek aan Wageningen spreekt hij gepassioneerd over het bedrijf. De visie van de SEKEM-grondlegger op landbouw is volgens hem cruciaal geweest voor het succes. “Ibrahim voorzag dat de uitvoering van zijn idee wel 200 jaar zou duren en dat schrok hem helemaal niet af. Sterker nog, die visie was een inspiratie voor vele anderen, zowel Egyptenaren als bezoekende Europeanen.”

“Met hun eerste lening investeerde hij in een tractor en in een piano, dat zegt toch alles.”

Kenmerkend voor die visie is dat Abouleish consequent koos voor een holistische ontwikkeling van het bedrijf, waarin het economische, maatschappelijke, culturele en ecologische leven allemaal een plek hebben. Maximilian: “Met hun eerste lening investeerde hij in een tractor en in een piano, dat zegt toch alles.”

De SEKEM-gemeenschap is in de loop der tijd organisch uitgebouwd. Na 45 jaar wonen en werken er meer dan 2000 mensen. Er wordt winst gemaakt en waarde gecreëerd vanuit vijf bedrijven: ze produceren voedsel, textiel, medicijnen, in variatie om weerbaar te zijn, en er wordt geëxporteerd naar het buitenland. In de gemeenschap krijgen 2500 kinderen onderwijs. SEKEM startte bovendien in 2012 de Heliopolis Universiteit, de eerste universiteit in de regio met holistische duurzame ontwikkeling als hoofddoel. Daarnaast is SEKEM in de westelijke woestijn in Egypte aan een tweede gemeenschap begonnen, een replica van het moederlandbouwbedrijf en de moedergemeenschap.

Zicht op SEKEM

Maximilian had het als Duitser soms moeilijk met de onbekende cultuur van Egypte. “Het kan heel frustrerend zijn als mensen in een ander land niet hetzelfde belangrijk vinden als jij. Ik moest echt leren om dat los te laten. Maar nu geniet ik ervan hoe het er in Egypte aan toegaat, in het moment leven, het belang van relaties. En ik zie dat ik dingen heb bij te dragen vanuit mijn cultuur.”

Maximilian is inmiddels de Sustainable Development Lead voor het SEKEM-initiatief, dat het economische, maatschappelijke, culturele en ecologische leven integreert om urgente maatschappelijke problemen aan te pakken. De huidige prioriteiten zijn ontwikkeling van ecosystemen, mitigatie van klimaatverandering en biodiversiteit.

Een lange termijnvisie blijft voor hem fundamenteel. “Na het overlijden van Ibrahim in 2017 kwamen we bij elkaar en besloten dat we nog steeds voor de lange termijn moeten plannen: Waar willen we dat Egypte is over 40 jaar? En wat betekent dat voor onze rol? Zo hebben we een strategie ontwikkeld voor de komende tien jaar.” Onlangs is een grote stap gezet door te bepalen dat SEKEM geen familiebedrijf meer is maar eigendom van een trustfonds.

In de context van een wereldwijd streven naar verduurzaming van voedselproductie, en een roep om rechtvaardiger economische modellen, zou Maximilian graag zien dat producenten en consumenten samen in gesprek gaan. “Ze zouden elkaar in de ogen moeten kijken, onderzoeken welke behoefte er is en de waarde van iets bepalen. Die traditionele marktplaats bestaat niet meer, maar wij proberen bij SEKEM iets te ontwikkelen dat daarop aansluit en een microkosmos van de maatschappij vormt waarin alle verschillende elementen samenkomen. Als de systemen wereldwijd instorten zoals nu al in Libanon gebeurt, dan zouden de tweeduizend boeren en producenten die in onze microkosmos samenwerken overeind blijven.’

Op 31 augustus en 1 september spraken Joslin, Bashar en Maximilian tijdens een masterclass en een publieksevent op de universiteit in Wageningen. De opname van het publieksevent is terug te zien op ons YouTube kanaal.

De bijeenkomsten waren georganiseerd door het Grote Midden Oosten Platform in samenwerking met Vriendenkring SEKEM en StartHub Wageningen, en met steun van de Iona Stichting.

De bijeenkomsten sloten aan op het Green MENA Network project van het Grote Midden Oosten Platform, waarin duurzame initiatieven in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) in kaart worden gebracht. Het project heeft als doel mensen en organisaties in Nederland te motiveren om in het Midden-Oosten samenwerkingsverbanden aan te gaan die gebaseerd zijn op duurzaamheid en zorg voor milieu en samenleving. Meer informatie op deze webpagina of via info@hetgrotemiddenoostenplatform.nl.

Sociaal ondernemen in de Arabische wereld, leer het van de ervaringsdeskundigen. Aflevering 2: Bashar Humeid

Allen werden voor gek verklaard omdat ze onmogelijke dromen zouden najagen en niet naar snelle oplossingen of succes zochten. Nu hun werk vruchten blijkt af te werpen, loont het de moeite van hen te horen wat er komt kijken bij idealistische ondernemen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hun aanpak is verschillend maar over enkele zaken zijn ze het eens: de regio is lang niet zo droog en onvruchtbaar – en dus geschikter voor landbouw – als veelal gedacht. Daarnaast biedt de hoogopgeleide bevolking veel kansen. Ten slotte hechten de drie veel belang aan de relatie met lokale gemeenschappen. Het betrekken van plaatselijke boeren, ondernemers en consumenten is de beste garantie om een werkelijk duurzame impact te hebben.

In drie portretjes stellen we ze aan je voor: Joslin Kehdy, oprichter en directeur van het Libanese Recycle Lebanon, beet een paar dagen geleden het spits af. Nu is het de beurt aan Bashar Humeid, oprichter van Meezan.cc en medeoprichter van Yanboot.com.

Meezan is een non-profit onderneming die low-tech methoden ontwikkelt op het gebied van bouw, landbouw en energie-en waterbesparing voor Jordanië en het Midden-Oosten. Yanboot is het toonaangevende merk in Jordanië als het gaat om biologische landbouw en voedselproductie.

Bashar heeft een Duitse moeder, maar is geboren en getogen in Jordanië. Hij werkt nu aan zijn PhD over de relatie tussen hernieuwbare energie en politieke controle aan de Technische Universiteit van Darmstadt in Duitsland. Hij was met zijn Tesla vanuit Duitsland naar Wageningen gekomen om zijn ervaringen over ondernemerschap te delen met Nederlandse belangstellenden.

“Mijn opa was schoenmaker in Nablus, Palestina”, vertelt hij. “Mijn vader studeerde [nadat de familie in 1967 naar Jordanië gevlucht was voor de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever, red] voedingswetenschappen en werd voedselinspecteur. Maar in zijn hart was hij ondernemer. Zoals veel Palestijnen in Jordanië begon hij allerlei bedrijven. De laatste was een succes, een kaasfabriek. Hij experimenteerde eindeloos met schapenmelk en ontwikkelde de schapenkaas Farida, geproduceerd door een honderdtal kleine schapenboeren.”

De manier waarop zijn vader een bedrijf opbouwde is steeds meer een voorbeeld geworden voor Bashar. “Hij had geen kapitaal, alleen spaargeld, en leende wat van een paar vrienden. Hij slaagde erin zijn bedrijf  organisch te laten groeien. Hij noemt zich geen sociaal ondernemer, maar de manier waarop hij werkt is wel degelijk sociaal en duurzaam.”

De schapenkaas Farida, van Bashar Humeids vader.

Bashar kwam tot het besef dat het traditionele bedrijf van zijn vader heel veel impact had, simpelweg omdat het was ingebed in de lokale gemeenschap. Zonder ondersteuning van de VN, of als NGO, was het bedrijf sociaal en duurzaam. Het was voor hem een openbaring: “Die labels voegen op zich helemaal niets toe. De markt is van zichzelf sociaal, zonder al die overheidsinterventies.”

Bashar en zijn vader begonnen een bedrijf in biologische groente en fruit toen Jordaniërs nog nauwelijks geïnteresseerd waren in biologisch voedsel. Als hem gevraagd wordt hoe hij dan toch een dergelijk bedrijf kon ontwikkelen, zet hij uiteen dat in Jordanië veel kanker voorkomt, en er een groeiend besef is van een onder meer voedselgerelateerd probleem. We hebben publiek betrokken bij ons landbouwbedrijf, mensen uitgenodigd er te komen kijken en te eten. Zo hebben we stap voor stap een community opgebouwd. Het duurde zes jaar voordat we break-even waren, en dat kwam voor een deel omdat we vertrouwen moesten winnen.”

Inmiddels beschouwt hij het Midden-Oosten en Noord-Afrika als een gebied met enorm potentieel. dankzij het klimaat en een bevolking waarbij het ondernemerschap en de handelsgeest ingebakken zit. Bashar ontdekte dat de ‘markt’ als concept wortels heeft in de Arabische wereld, met dank aan de vele Arabische handelaren en ondernemers die de wereld over trokken, naar China, India en andere verre landen. “Dankzij deze Arabische handelaren hebben we nu gewassen als sinaasappels, mango’s, katoen. De kennis en techniek daarover kwamen in vroeger eeuwen van Oost naar West, en van Zuid naar Noord, anders dan nu,” aldus Bashar. Hij vindt het belangrijk dat we ons daarvan in het Westen bewust zijn.

Het feit dat boeren het in deze tijd zo moeilijk hebben wijt hij voor een deel aan internationale banken en overheden die iedereen aanmoedigden leningen af te sluiten. Hij heeft moeite met top-down oplossingen vanuit overheden of academici (waartoe hij zichzelf ook rekent). “Ik heb uit ervaring geleerd dat kennis van onderaf komt. Het is een verkeerde aanname dat wij academici meer weten over milieu en ontwikkeling dan boeren en lokale gemeenschappen. Of meer dan gewone kleine ondernemers.”

Daarom pleit hij ervoor dat startende ondernemers uit het buitenland ter plekke onderzoeken welke problemen de lokale bevolking heeft. “Probeer zoveel mogelijk te vergeten wat je op school en de universiteit hebt geleerd,” zegt hij stellig. “Ontwikkel geen businessmodel dat geen rekening houdt met de prioriteiten van lokale gemeenschappen. Vaar ook niet blind op de agenda’s van internationale donoren en NGO’s: Ook al hebben die de beste bedoelingen, ze corrumperen de bevolking met valse oplossingen. Echte oplossingen komen uit de markt en de gemeenschappen zelf.” Hij wijst in dit verband naar het schapenkaasbedrijf van zijn vader.

Bashar is heel kritisch over de oplossingen die op mondiale schaal worden aangedragen voor grote milieuvraagstukken. Hij is ervan overtuigd dat decentralisatie van beleidsontwikkeling een oplossing is voor veel problemen, of het nou gaat om de energietransitie of om een socialere markt. “Zoals de natuur decentraal is. Onze natuur heeft geen centraal controlesysteem nodig, en dat moeten we nu ook niet gaan creëren. De natuur creëert haar eigen weerbare en duurzame oplossingen voor problemen.”

Hij heeft dan ook grote bezwaren tegen bepaalde initiatieven die klimaatverandering moeten vertragen: “Nucleaire energie wordt nu ineens opgevoerd als duurzame oplossing, en moet centraal geregeld. Emissierechten die een markt zonder waarde vormen, ook weer centraal geregeld. Deze ‘oplossingen’ komen niet voort uit gemeenschappen. Het is belangrijk om je altijd af te vragen waar de oplossingen bedacht zijn en wiens probleem ze oplossen.”

De hele masterclass van Bashar Humeid is te zien op zijn youtube kanaal. Daarin legt hij ook uit hoe hij aankijkt tegen ontwikkelingen in de mondiale duurzaamheidsbeweging.

Sociaal ondernemen in de Arabische wereld, leer het van de ervaringsdeskundigen. Aflevering 1: Joslin Kehdy

Allen werden voor gek verklaard omdat ze onmogelijke dromen zouden najagen en niet naar snelle oplossingen of succes zochten. Nu hun werk vruchten blijkt af te werpen, loont het de moeite van hen te horen wat er komt kijken bij idealistische ondernemen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hun aanpak is verschillend maar over enkele zaken zijn ze het eens: de regio is lang niet zo droog en onvruchtbaar – en dus geschikter voor landbouw – als veelal gedacht. Daarnaast biedt de hoogopgeleide bevolking veel kansen. Ten slotte hechten de drie veel belang aan de relatie met lokale gemeenschappen. Het betrekken van plaatselijke boeren, ondernemers en consumenten is de beste garantie om een werkelijk duurzame impact te hebben.

In drie portretjes stellen we ze aan je voor: Joslin Kehdy, oprichter en directeur van het Libanese Recycle Lebanon, bijt het spits af.

Joslin Faith Kehdy is de oprichter en directeur van Recycle Lebanon. Ze woont zonder netaansluiting in het dorpje Baskinta in de bergen van Libanon. Daarvóór zat ze jarenlang in de hoofdstad Beirut, op Hawaï en in Londen. Ze werkte hard, en genoot van het goede leven.

In 2015 gebeurde er iets dat haar op een heel ander spoor zette. In Libanon ontbrandde een vuilniscrisis die de hele bevolking in rep in roer bracht. Duidelijk werd hoezeer Libanon een falende staat is, en hoe noodlottig alle publieke sectoren van corruptie zijn doortrokken.

Joslin legt het uit aan haar Nederlandse publiek: “De overheidssectoren zijn allemaal onderling verbonden. En dus houdt het vuilnisprobleem verband met problemen op het gebied waterbeheer, met de manier waarop landbouw is georganiseerd, met behoeftes van de bevolking, en ga zo maar door.”

Oplossingen voor de problemen in het land moeten volgens haar daarom zo veelomvattend mogelijk zijn, en niet vanuit kokers of op onderdeeltjes worden uitgedacht. En: “Als we onze maatschappij willen veranderen, moeten we onszelf veranderen, ons weer met ons hart verbinden met de aarde en met de mensen om ons heen.”

Joslin begon zich af te vragen wat er nodig was om de gebroken systemen te vervangen. “Hoe brengen we waarden als ‘liefde’ en ‘zorg’ terug in een maatschappij die mensen geleerd heeft om elkaar te beschadigen en leeg te trekken?” Het was deze vraag die Joslin in 2015 motiveerde om Recycle Lebanon op te richten, met als ondertitel ‘re-psycle our lineair mindset towards circular action’.

“De Mediterrane regio heeft een rijke cultuur van ambachten en natuurlijke producten, daar kan je op voortbouwen.”

Hoewel men haar voor gek verklaarde was Joslin vastberaden om op holistische wijze (“want alles hangt met elkaar samen”) het systeem te veranderen. Ze ging daarbij stap voor stap te werk. Haar eerste initiatief was Dive into Action’, een project rond stranden schoonmaken als manier om in gesprek te gaan met jongeren over plastic en verpakkingen van alles wat er te koop is. Ze begon ook te netwerken over deze thema’s, internationaal.

Daarna startte ze de EcoSouk, zogenaamd de eerste zero-waste shop in het Midden-Oosten, “wat natuurlijk onzin is, want in onze regio werden vroeger nooit verpakkingen gebruikt, dus was alles zero-waste. Het ging mij erom duidelijk te maken dat de plasticindustrie mensen heeft laten vergeten hoe het altijd was.”

Met ‘Terrapods’ in haar dorp Baskinta volgde ook nog een gecombineerde plek voor een arts residency, ecodesign en agroecology, “een speeltuin voor nieuwsgierigheid.”

De basis van alle initiatieven werd Regenerate Hub: een platform voor circulaire economie om natuurlijke oplossingen te versterken. Het woord ‘Hub’ staat zowel voor het Engelse ‘knooppunt’, als voor de Arabische betekenis van het woord Hubb, ‘Liefde’. “Want zonder liefde gaan we dit niet overleven”, aldus Joslin.

Screenshot van Regenerate Hub

Het digitale platform maakt zichtbaar welke initiatieven en bedrijven er zijn op het gebied van verweven thema’s als lucht, water, vervuiling, energie, recycling, grond. Aan de hand van ingenieuze filters kunnen er nog veel meer verbanden worden gelegd tussen thema’s en bedrijven. De data zijn beschikbaar voor iedereen die alternatieve systemen ontwikkelt of dat wil doen – voor activisten, ondernemers, industrie, NGOs en politici.

Aanvankelijk werkte Joslin welbewust zonder financiële ondersteuning om haar ideeën onafhankelijk te ontwikkelen. Toen de proefprojecten waren uitgevoerd was ze zover om geld aan te nemen van de Japanse ambassade en van de UNDP, het ontwikkelingsfonds van de Verenigde Naties. Zo bouwt ze op een organische manier haar initiatieven uit.

In de komende tijd hoopt ze dat Terrapods echt van de grond koopt, en dat het platform Regenerate Hub wordt uitgebreid naar buurlanden en naar Noord-Afrika. Ze ziet veel mogelijkheden voor startende sociale ondernemers, ook uit het buitenland. “De Mediterrane regio heeft een rijke cultuur van ambachten en natuurlijke producten, daar kan je op voortbouwen.” Ze doelt onder meer op de millennia oude landbouwculturen, die behalve granen ook hennep, vlas, en eindeloos veel groenten en fruit voortbrachten. “Maar”, zo roept ze aankomende ondernemers in Wageningen op, “vraag je altijd af wat de impact is van wat je doet op een gemeenschap, daar moet het om gaan in je bedrijf, daarna pas over hoeveel winst je maakt.”

De bijeenkomsten werden georganiseerd door het Grote Midden Oosten Platform in samenwerking met Vriendenkring SEKEM en StartHub Wageningen, en met steun van de Iona Stichting.
De bijeenkomsten sluiten aan op het Green MENA Network project van het Grote Midden Oosten Platform, waarin duurzame initiatieven in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) in kaart worden gebracht. Het project heeft als doel mensen en organisaties in Nederland te motiveren om in het Midden-Oosten samenwerkingsverbanden aan te gaan die gebaseerd zijn op duurzaamheid en zorg voor milieu en samenleving. Meer informatie op deze webpagina of via info@hetgrotemiddenoostenplatform.nl.

 

Recensie: Grenzen tussen genres losgelaten, verbinding via waterwegen en lichamen

Sabrina Mahfouz heeft een boek afgeleverd zoals ik het nog niet vaak gelezen heb. Een mix van uiterst openhartige memoires met informatie en documentatie over de rol van water in de koloniale geschiedenis tussen het Britse Rijk en het Midden-Oosten en het belang van water in het Midden-Oosten nu. Als een professionele theatermaker – want dat is ze – springt ze van de ene scene naar de andere, van persoonlijk naar politiek, van historisch naar maatschappelijk en rijgt al die elementen associatief en lenig aan elkaar. Als lezer wordt je meegevoerd in alle verhaallijnen en spring je mee van het ene niveau naar het andere.

De titel, ‘These Bodies of Water’, verwijst tegelijk naar het microniveau van het lichaam, dat voor zeventig procent uit water bestaat, het macroniveau van zeeën en rivieren die zo’n belangrijke rol spelen in de geschiedenis en het tussenliggende niveau van het belang van schoon drinkwater om te overleven. Mahfouz vertelt hoe ze door onderzoek erachter kwam hoe belangrijk water is (geweest) in de confrontaties tussen het Britse Rijk en het Midden-Oosten. Er wordt vaak gezegd dat alles draait om olie, maar water speelt zeker zo’n belangrijke rol. De macht over het Suezkanaal en de Rode Zee om het transport van olie en andere grondstoffen veilig te stellen, de toegang tot havens in Jemen, Koeweit en Bahrein en de pogingen om zout water zoet te maken in de Golf, het zijn allemaal belangrijke geopolitieke onderwerpen waar het Britse Rijk bij betrokken is of was.

Het Midden-Oosten, terecht beschreven als een koloniale term, en het Britse Rijk komen samen in de auteur Sabrina en in heel veel van haar vrienden, the diasporic dreamers, aan wie ze het boek heeft opgedragen. Hun ouders zijn opgegroeid in een van de kolonies van dit wereldrijk en zijn naar Londen getrokken, ook een beetje hun hoofdstad. Sabrina is tegelijk een echte Londenaar en een wereldbewoner, ze bracht haar jeugd grotendeels door in Cairo waar haar vader vandaan kwam en voelt verwantschap met Guyana, het oorspronkelijke land van haar moeder. Voortdurend moet ze zich in Londen verantwoorden voor haar lichte huid, haar Arabische achternaam en de plaatsen waar ze heeft gewoond. Rode draad in dit boek is het interview dat de ik-persoon heeft met een ‘Vetting Officer’, een ambtenaar van het Ministerie van Defensie die haar moet keuren en beoordelen of zij promotie kan maken en daardoor toegang mag krijgen tot geheime informatie. Deels is dit interview autobiografisch en deels een narratief kader waarmee we door het boek worden geleid.

Sabrina Mahfouz ©Borsht/Wikipedia

De compositie verdient sowieso extra aandacht want aan de hand van prachtige titels die allemaal verwijzen naar water, reizen we langs verschillende landen in het Midden-Oosten. We gaan aan boord in Haven 1 (Egypte) om dan langs Getijden (Jemen), Bronnen (Bahrein), Zijrivieren (Koeweit), Drooglegging (Irak), Verdamping (Palestina), Poreus (VAE) en Samenloop (Jordanië) weer aan te meren in Haven II (Engeland). Als een kapitein laveert de schrijfster ons als passagiers langs alle waterwegen, havens en wetlands die belangrijk zijn (geweest) in de koloniale verhoudingen en het leven in het Midden-Oosten nu. Ondertussen leren we hoe de Egyptische obelisk Cleopatra’s Needle langs de oever van de Theems terecht kwam, welke belangen Engeland nog steeds heeft in het Suez Kanaal, welke macht de piraten hadden in Jemen, waarom er een Britse marinebasis is in Bahrein, hoe de grondwet van de Koeweit gunstig uitpakte voor de vrouwen daar, welke gevolgen de drooglegging van de moerassen had in Irak, waarom er open riolen zijn in Gaza, welke ontziltingsprojecten er zijn in Dubai en waarom er zoveel vrouwelijke loodgieters zijn in Jordanië. En alsof dat nog niet genoeg is, leren we ook de ik-verteller steeds beter kennen. Openhartig deelt ze haar heftige levenservaringen en laat ze zien wat er kan gebeuren als een jonge Londenaar zonder beschermende familie en bijbehorend kapitaal toch een universitaire opleiding wil doen en toegang wil krijgen tot een carrière bij de overheid. Hoe ver zij in deze carrière komt, is de spanningsboog in dit boek want een en ander hangt af van het interview met de Vetting Officer.

Sabrina Mahfouz koos uiteindelijk voor de kunst (theater, performance, literatuur) als de omgeving waar ongelijke verhoudingen, onrecht en macht kunnen worden onderzocht, ter discussie gesteld en geheeld. Ze koos ook voor het body work, de inzet van het eigen lichaam om te reageren op instituties van macht en geweld. Dit leidde in 2019 tot de theatervoorstelling A History of Water in the Middle East, gespeeld in het Royal Court Theatre in Londen. Voor degenen die die voorstelling gemist hebben, is er nu dit boek. Een collage van teksten waarbij de grenzen tussen genres zijn losgelaten en de verbindingen lopen via waterwegen en lichamen, bodies of water.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.