“Hoe houd je je hart zacht” van Natascha van Weezel – een recensie

Natascha van Weezel opent haar boek “Hoe houd je je hart zacht” met een brief aan haar zoontje Max, die nog een baby is. Ze vertelt hem daarin hoe ze als zesjarig meisje een kettinkje met een davidster cadeau kreeg van een tante in Israël, en hoe dat tot haar verbijstering door haar klasgenoot Mounir van haar nek was gerukt. ‘Dat is het symbool van Israël en de Joden. Israël en de Joden zijn slecht,’ had hij geroepen. Ze wenst haar zoontje toe dat hij nooit zijn onbevangenheid zal verliezen, en dat hij mensen met een andere mening nooit zal gaan haten. “Van jouw opa heb ik een belangrijke les geleerd. Als ik een moeilijk moment had, zei hij altijd: ‘Tascha, houd je hart zacht.’”

Voortschrijdend inzicht

“Hoe houd je je hart zacht”, dat is een hele goeie vraag, want hoe doe je dat precies als de gemoederen zo hoog oplopen? In een reeks van korte hoofdstukken vertelt Van Weezel over haar betrokkenheid bij Israël en bezet Palestina. Ze is eerlijk over haar voortschrijdende inzichten rond Israël, het land waar ze veel familie heeft en waar ze in haar jeugd zulke fijne vakanties had. Tijdens de oorlog met/tegen Gaza in 2014 ontdekte ze dat ze daarover geen uitgesproken partij kon kiezen. Ze schrok van de agressie die haar ‘middenpositie’ opriep, en het motiveerde haar om zich aan te melden voor een dialoogproject met moslims en joden. “Aan het Israël-Palestina-conflict kon ik niets veranderen. Maar ik hoopte dat ik wel iets kon doen tegen de spanningen en vooroordelen tussen bepaalde gemeenschappen in Nederland.” Hoe moeilijk dat soms is, maar hoezeer ze daarin blijft geloven, daarover gaan de meeste hoofdstukken van Hoe houd je je hart zacht.

“Wat er met de Palestijnen gebeurde, dat klopte voor geen meter.”

Van Weezel schrijft dit boek als Joodse Nederlander. Ik lees het als witte Nederlander, niet Joods, niet Israëlisch, ook niet Moslim, Christelijk of Palestijns. Ik heb Arabisch en Hebreeuws gestudeerd, dat wel, en ik heb in Israël en Palestina gewoond. Ik heb gezien hoe de dingen daar gaan.

Voor mij gaat de oorlog van dit boek niet alleen over bombardementen op Gaza of over polarisatie in Nederland. Voor mij gaat deze oorlog over het falen van de internationale rechtsorde, over het recht van de sterkste, over ongelijkheid in de wereld. En hoewel Van Weezel dit niet expliciet benoemt is terug te lezen dat het ook voor haar een rol speelt: “Ik had situaties gezien die ik nooit níet meer kon zien.” “Ik hield van Israël, maar wat er met de Palestijnen gebeurde, dat klopte voor geen meter.”

Make hummus not war

En daar wringt het voor mij in dit pleidooi: het gaat enerzijds over de polarisatie in Nederland, en ik ga in die stukken van het boek helemaal met haar mee. Het radicale midden en het zachte hart als oplossing tegen polarisatie. Dialoog, naar elkaar luisteren, kennis over elkaars achtergrond, dat hebben we nodig in Nederland en dat moeten we doen.

Maar het pleidooi gaat nadrukkelijk ook over de landen en de volken Israël en Palestina, over de gewelddadige bezetting die al decennia gaande is en de weerzinwekkende oorlog tegen Palestijnen. Dialoog in Nederland, ook al is die nog zo genuanceerd en effectief tegen polarisatie, gaat het geweld in Palestina en in Israël niet beëindigen. Daar is veel meer voor nodig. Vandaar dat een luchtig bedoelde tekst ‘make hummus not war’ zoveel irritatie oproept. Het komt niet goed als we samen hummus gaan eten, daar hebben mensen niks aan wiens huis onteigend is, of die als vierde generatie in een vluchtelingenkamp nog steeds afhankelijk zijn van VN-hulp.

Dat brengt me bij het belangrijkste gemis in dit pleidooi. En dat betreft niet alleen de gedachtenlijn in dit boek, maar het frame dat ik in vrijwel alle media terugzie: de groepen waartussen nu een polarisatie lijkt te bestaan.

De derde groep in de polarisatie

Van Weezel zet zich in voor dialoog en een radicaal midden tussen twee groepen, pro-Israël en pro-Palestina. Natuurlijk heb ik die groepen ook gezien, en ik heb decennialang discussies en debatten bijgewoond met deze insteek.

Er is echter nog een andere groep, en die is sinds 7 oktober 2023 enorm gegroeid: de groep die zich expliciet baseert op het internationale recht, en die zich bovendien gesteund weet door steeds meer uitspraken van mensenrechtenorganisaties en het Internationaal Gerechtshof. In Nederland richt deze groep zich vaak tot de Nederlandse staat, omdat die uitspraken van de rechter naast zich neerlegt als die Israël betreffen.

Deze groep weg te zetten als “pro-Palestina” is veel te kort door de bocht. Sterker nog, universele mensenrechten en het internationaal humanitair recht zijn de veiligste leidraad om tot een rechtvaardige oplossing te komen voor Palestina èn Israël. Grote groepen mensen eisen van politieke leiders om hun verantwoordelijkheid te nemen en zich in te zetten voor gelijkheid en rechtvaardigheid in de wereld. Ze beschouwen de schijnbaar onvoorwaardelijke steun van Westerse regeringen als minachting voor Palestijnse (en nu ook Libanese) levens en voor het nationale en internationale recht.

De situatie in Israël en Palestina draagt inderdaad bij aan polarisatie in Nederland. Ik kan me helemaal vinden in het pleidooi van Van Weezel dat we polarisatie tegen kunnen gaan in het radicale midden, en in de dialoog, net als bij andere thema’s waarover polarisatie bestaat. Maar negeer niet die derde groep, die toepassing eist van het internationale recht.

Het recht is er voor iedereen

Zolang de Israëlische militaire bezetting voortduurt, of apartheid, of andere vormen van ongelijkheid, en zolang het recht op terugkeer van miljoenen Palestijnse vluchtelingen niet is toegepast, zal er verzet zijn tegen de staat Israël en tegen degenen die Israël verdedigen en steunen. Het is heel treurig dat dit verzet soms antisemitisch is. Precies daarom is het zo essentieel dat wij ons beschermd weten door het recht. Wij allemaal, Joods, Palestijns, minderheid, meerderheid, dat recht is er voor iedereen op dezelfde manier en is ook ons handvat om antisemitisme en discriminatie te bestrijden.

Van Weezel sluit haar boek af met een hoofdstukje over haar vader, journalist Max van Weezel, die tot zijn laatste dagen wachtte op vrede. Zij is gevormd door haar grootouders en ouders, en zij zal op haar beurt haar eigen kind waarden en waarheden meegeven. In het geval van deze familie spreekt daar meer nuance uit dan in de meningen die we in de reguliere media meestal te horen krijgen. Het zelfonderzoek van Natascha van Weezel en haar volharding om in gesprek te blijven met andersdenkenden, met een zacht hart, vind ik niet naïef en niet laf, maar bemoedigend.

Op dit afgrijselijke moment echter, zou ik willen dat iedereen, gepolariseerd of het radicale midden, alles op alles zet om een einde te maken aan de vernietiging en uithongering van de bevolking in Gaza. Ik zie geen enkele andere prioriteit.

“Hoe houd je je hart zacht. Een pleidooi voor het radicale midden in tijden van oorlog” verscheen bij Uitgeverij Atlas Contact.

Foto: Demonstranten luisteren naar de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag op 26 januari 2024, naar aanleiding van de genocide- aanklacht van Zuid-Afrika tegen Israël. @Vanessa Lambrecht

 

 

Kennisuitwisseling Nederland-MENA: de noodzaak van duurzame partnerschappen voor een groene toekomst

Dekoloniseren van kennisuitwisseling

Nederlandse instellingen hebben een internationale reputatie op het gebied van innovatie in landbouw en waterbeheer. Desalniettemin is het voor de duurzaamheid en effectiviteit van projecten in partnerlanden van belang dat lokale partners actief zijn betrokken, en dat ook lokale oplossingen voor problemen worden geïntegreerd.

Hoe zorgen ze ervoor dat hun expertise relevant is voor de MENA-regio? Wassim Beaineh stelt dat het antwoord ligt in co-creatie. “We brengen niet alleen kennis in, we leren ter plaatse ook van lokale boeren over hun problemen. En we proberen de interventies zo aan te passen dat ze effectiever en cultureel relevanter voor hen zijn”, aldus Beaineh. Hij benadrukt het belang van context-specifieke kennis en oplossingen die aansluiten op de sociale, economische en ecologische realiteit.

De Wageningen Universiteit (WUR) gebruikt standaard een gedetailleerd Multi-Stakeholder Platform (MSP) om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijke belanghebbenden – overheden, lokale gemeenschappen, het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector – worden betrokken om tot contextspecifieke oplossingen te komen. Een project dat deze noodzaak om kennis te lokaliseren laat zien, is het Wageningen Water Productivity Improvement program. Het heeft als doel om waterschaarste tegen te gaan in Egypte en Jordanië door te onderzoeken of het landbouwwatergebruik in deze twee landen, die sterk afhankelijk zijn van waterintensieve gewassen, kan worden geoptimaliseerd. Het project maakt gebruik van het MSP om boeren, onderzoekers, actoren uit het maatschappelijk middenveld en overheidsfunctionarissen te betrekken en er daardoor voor te zorgen dat oplossingen wetenschappelijk robuust en lokaal toepasbaar zijn.

Ook Khaled Sa’ad benadrukt de noodzaak om met mensen ter plaatse te werken: “We werken samen met onze collega’s op de lokale werkvloer, we brengen onze kennis in, maar halen ook kennis op van onze collega’s en partnerbedrijven”, aldus Sa’ad. Deze houding maakte deel uit van Waternet’s WaterWorX, een serie afvalwaterzuiveringsprojecten in Palestina. Binnen Waternet’s Blue Deal partnership met de Palestijnse Waterautoriteit, werkt Sa’ad samen met het nieuw opgerichte waterbedrijf in de regio Noord-Hebron. In plaats van kant-en-klare oplossingen te implementeren, werkte Waternet nauw samen met lokale ingenieurs en leiders van gemeenschappen om een gedecentraliseerde mobiele afvalwaterzuiveringsinstallatie te ontwerpen en maken, de BluElephant.

Door het eurocentrische raamwerk te ontmantelen, dat momenteel vaak de kennisexport rond mondiale duurzaamheidsdoelen vormgeeft, kan de weg worden geplaveid voor een inclusievere en contextgevoeligere aanpak die lokale belanghebbenden sterker maakt, en die gelijkwaardige samenwerking bevordert.

Boer Aymad Qzaq voor zijn aubergineveld in Jordanië, @Seersa Abaza / IWMI

Hulp en handel: het belang van een evenwichtige aanpak

De afgelopen jaren was het Nederlandse beleid in de MENA-regio gericht op het integreren van hulp en handel. Dit heeft geleid tot partnerschappen voor steun aan de ontwikkeling in diverse landen, en het aanpakken van milieuproblemen. Tegelijkertijd moesten er nieuwe markten voor Nederlandse bedrijven worden geopend. Met dergelijke ambities is er behoefte aan adequate hervormingen die financiële stabiliteit garanderen en tegelijkertijd de duurzaamheidsdoelen handhaven.

In de eerdergenoemde MSP-benadering van de WUR is ook een financieel duurzaamheidsmodel opgenomen. Dit model ervoor dat projecten niet alleen afhankelijk zijn van externe financiering of hulp, maar dat ze worden ondersteund door investeringen uit de particuliere sector en lokaal eigenaarschap. Een treffend voorbeeld is het Morocco-Netherlands Center of Excellence in Horticulture, geleid door WUR, dat een samenwerking vertegenwoordigt die geavanceerde Nederlandse technologieën integreert met lokale landbouwpraktijken. Door Marokkaanse particuliere bedrijven te betrekken bij Nederlandse bedrijven, werd een financieel duurzaam model gecreëerd, en werd de export van geavanceerde technologieën mogelijk, zoals geautomatiseerde kassen.

Sa’ad wees er eveneens op dat dit hulp-en-handelsmodel deuren heeft geopend voor Nederlandse expertise op het gebied van waterbeheer. De samenwerking van Waternet met de Yarmouk Water Company in Jordanië is een goed voorbeeld. Nederlandse financiering werd er gecombineerd met lokale expertise om een ​​ assetmanagementsysteem te ontwikkelen voor het rioolnetwerk van de stad Irbid. Dit systeem verbeterde niet alleen de infrastructuur, maar creëerde ook financiële stabiliteit op de lange termijn door lokale teams te voorzien van de kennis om het systeem zelfstandig te onderhouden en te bedienen.

Niettemin blijft het noodzakelijk om zorgvuldig MENA-partners te betrekken om een ​​evenwichtiger relatie tussen hulp en handel te creëren. Sa’ad benadrukt een terugkerend patroon waarin belanghebbenden in MENA-landen passief afwachten tot Nederlandse instellingen het voortouw nemen bij initiatieven. Deze dynamiek beperkt niet alleen een gelijkwaardige kennisuitwisseling, maar onderstreept ook de dringende noodzaak om actieve deelname van lokale partners te bevorderen.

In deze context benadrukt Beaineh het belang van open communicatiekanalen. Hij noemt de verschillende manieren waarop partijen uit MENA-landen contact kunnen zoeken, bijvoorbeeld via de Nederlandse ambassade of de landbouwraad ter plaatse, of rechtstreeks bij de WUR. Hij moedigt geïnteresseerden aan om contact met hem en zijn collega’s op te nemen. Alle contactgegevens zijn te vinden op de WUR-website.

Meten van succes

Daarnaast moet er, om zeker te zijn dat de projecten blijven bestaan, na lancering van een project de focus liggen op succesvolle uitvoering op de lange termijn. Eén van de manieren om dat te bereiken is door lokaal eigenaarschap.

Sa’ad betoogt bijvoorbeeld dat er succes wordt bereikt wanneer lokale partners zelfstandig opereren bij het beheer van de projecten. Volgens Sa’ad is het doel van Waternet dan ook dat de regio zelfvoorzienend wordt. “We zijn succesvol als onze partners autonoom werken en hun waterbronnen duurzaam beheren, zonder onze directe betrokkenheid”.

Beaineh beaamt dit en benadrukt ook de rol van capaciteitsopbouw en voor lokale projecteigenaren om succes te verzekeren. ‘Je wilt bereiken dat lokale instellingen de capaciteit hebben om zowel strategisch lange-termijnbeheer als dagelijkse operaties uit te voeren.’

Dit is met name belangrijk vanwege de bureaucratische hindernissen die lokale partners soms op hun weg vinden in hun werk. Neem daarbij de voortdurend veranderende politieke structuren en prioriteiten in zowel de MENA-regio als in Nederland, die van invloed zijn op toekomstige samenwerking en die mogelijk van invloed zijn op de internationale samenwerking.

Inzicht in lokale cultuur is prioriteit

Voor de MENA-regio is het van het groot belang om binnen de culturele context te werken. Dit houdt onder meer in dat buitenlandse partijen vertrouwen moeten opbouwen. Succes van extern gefinancierde projecten is afhankelijk van goede relaties met de lokale betrokkenen.

Volgens Sa’ad is het essentieel om de juiste culturele mindset te hebben, met name door prioriteit te geven aan persoonlijke relaties met partners. Nederlandse organisaties kunnen daarbij veel baat hebben bij het inzetten van Nederlandse collega’s die oorspronkelijk uit de MENA-regio komen. Hun vertrouwdheid met zowel Nederland als met de MENA-regio kan de communicatie aanzienlijk vergemakkelijken. “Je moet langdurige samenwerkingen aangaan, en proberen elkaar te begrijpen”, legt Sa’ad uit. Geduld, investeren in persoonlijke relaties en begrip voor de hiërarchische mentaliteit die men heeft in de regio zijn daarbij sleutelelementen voor succes.

Beaineh merkt op dat in de MENA-regio persoonlijke contacten zwaarder kunnen wegen dan formele overeenkomsten. Dit onderstreept het belang van een cultureel sensitieve benadering door Nederlandse partijen. Beaineh voegt toe dat vertrouwen en een persoonlijke verstandhouding essentieel zijn voor het succes van projecten, en deze kunnen niet alleen via contracten worden vastgesteld. “We moeten goede relaties opbouwen door informeel en formeel met elkaar in gesprek te gaan”, legt hij uit.

Uiteindelijk is het voor zinvolle samenwerking en duurzame impact essentieel dat Nederlandse stakeholders zich bewust zijn van de culturele dynamiek van de MENA-regio. Door prioriteit te geven aan interpersoonlijke verbindingen en cultureel begrip, kunnen beide partijen een basis creëren voor succesvolle partnerschappen die verder gaan dan louter contractuele verplichtingen.

تبادل المعرفة بين هولندا ومنطقة الشرق الأوسط وشمال أفريقيا: الحاجة المستمرة لشركات المستدامة نحو مستقبل أخضر

التأكيد على توازن المعرفة

تتمتع المؤسسات الهولندية بمكانة رائدة في مجال الابتكار في الزراعة وإدارة المياه. ومع ذلك، لضمان استدامة وفعالية المشاريع المنفذة في البلدان الشريكة، يجب إشراك الشركاء المحليين وتقديم حلول تتناسب مع احتياجاتهم المحلية.

كيف يتم التأكد من أن الخبرات المقدمة مناسبة للمنطقة؟ يؤكد وسيم بعينه أن التشاركية هي الحل “لا نقدم المعرفة فقط، بل نتعلم أيضًا من المزارعين المحليين حول مشاكلهم، ونسعى لتكييف التدخلات لتكون أكثر فعالية وتلائم الثقافات المحلية”، كما قال بعينه. وأكد على أهمية أن تكون الحلول والمعرفة المقدمة تعكس الواقع الاجتماعي والاقتصادي والبيئي.

تستخدم جامعة واجينينجن بانتظام منصة الشراكة متعددة الأطراف (  Multi-Stakeholder Platform (MSP)) لضمان مشاركة مجموعة واسعة من الأطراف المعنية، بما في ذلك الحكومات والمجتمعات المحلية والمجتمع المدني والقطاع الخاص، في تصميم حلول تتناسب مع السياقات المحلية. من بين المشاريع التي تعكس الحاجة إلى توطين المعرفة، مشروع تحسين إنتاجية المياه الزراعية في مصر والأردن، حيث تعتمد تلك البلدان بشكل كبير على المحاصيل المستهلكة للمياه. يشمل المشروع المزارعين والباحثين والفاعلين في المجتمع المدني والمسؤولين الحكوميين لضمان أن الحلول المطروحة تكون متينة علميًا وقابلة للتطبيق محليًا.

ومن ناحيته فقد أيّد خالد سعد هذه الفكرة، مشيرًا إلى أهمية العمل مع الفاعلين المحليين، قائلاً ” نحن نعمل مع زملائنا علي أرض الواقع لنقدم المعرفة ونتعلم منهم أيضًا”. هذا النهج كان جزءًا من سلسلة مشاريع معالجة مياه الصرف الصحي في فلسطين، ضمن شراكة  “بلو ديل” مع السلطة الفلسطينية للمياه. حيث عمل سعد مع الشركة الجديدة للمياه في شمال الخليل، وتعاونت ” وترنت” مع المهندسين المحليين وقادة المجتمع لتصميم وتنفيذ حلول متنقلة لمعالجة مياه الصرف الصحي.

من خلال تغيير النظرة السائدة التي ترتكز على أوروبا فيحدث تبادل المعرفة المتعلق بأهداف الاستدامة. وهكذا يتمهد الطريق لنهج أكثر شمولية وحساسية للسياق المحلي، مما يعزز التعاون الحقيقي.

المساعدات والتجارة: أهمية تحقيق توازن بينهما

في السنوات الأخيرة، سعت السياسات الهولندية إلى دمج المساعدات مع مهام التجارة في منطقة الشرق الأوسط وشمال أفريقيا. أدى ذلك إلى شراكات ابتكارية اجتماعية لمواجهة التحديات البيئية في العديد من البلدان، لدعم التنمية وفتح أسواق جديدة للشركات الهولندية. ومع هذه الطموحات، يجب تنفيذ إصلاحات تضمن الاستدامة المالية مع الحفاظ على أهداف الاستدامة.

في إطار تطوير منصة الشراكة متعددة الأطراف، تم دمج نموذج للاستدامة المالية يضمن ألا تعتمد المشاريع فقط على التمويل الخارجي أو المساعدات، بل تعتمد أيضًا على استثمارات القطاع الخاص والملكية المحلية. من الأمثلة البارزة على ذلك “مركز التميز المغربي-الهولندي في البستنة” الذي قادته جامعة واجينينجن، حيث تم دمج التقنيات الهولندية المتقدمة مع الممارسات الزراعية المحلية، وتم إشراك القطاع الخاص المغربي إلى جانب الشركات الهولندية، مما أدى إلى خلق نموذج مالي مستدام.

وأشار سعد إلى أن نموذج المساعدات والتجارة فتح أبوابًا جديدة للخبرات الهولندية في إدارة المياه. مثال بارز هو تعاون “وترنت” مع شركة اليرموك للمياه في الأردن، حيث تم دمج التمويل الهولندي مع الخبرات المحلية لتطوير نظام لإدارة البنية التحتية لشبكة الصرف الصحي في مدينة إربد. هذا النظام لم يحسن البنية التحتية فحسب، بل وفر أيضًا استقرارًا ماليًا طويل الأجل من خلال تزويد الفرق المحلية بالمعرفة اللازمة لإدارة النظام بشكل مستقل.

ومع ذلك، لتحقيق علاقة متوازنة بين المساعدات والتجارة، يجب اعتماد نهج حذر لضمان مشاركة الأطراف من منطقة الشرق الأوسط وشمال أفريقيا بشكل نشط. يشير سعد إلى أن هناك نمطًا متكررًا يتبعه الشركاء المحليون، حيث ينتظرون المبادرات من المؤسسات الهولندية. هذه الديناميكية تعوق تبادل المعرفة بشكل عادل وتؤكد الحاجة الملحة لتعزيز المشاركة الفعالة من الشركاء المحليين.

في هذا السياق، يؤكد بعينه على أهمية فتح قنوات الاتصال. يلاحظ أنه يمكن للأطراف المعنية التواصل عبر القنوات المختلفة، سواء من خلال السفارة أو المجلس الزراعي أو مباشرة. ويشجع الأطراف المهتمة على التواصل معه ومع زملائه، مشيرًا إلى أن جميع بيانات الاتصال متاحة على موقعهم الإلكتروني.

قياس النجاح من منظور طويل الأجل

لتأكيد بقاء المشاريع واستدامتها بعد إطلاقها، يجب التركيز على النجاح طويل الأجل. أحد الوسائل لتحقيق ذلك هو تمكين الشركاء المحليين من إدارة المشاريع بأنفسهم.

يرى سعد أن النجاح يتحقق عندما يتمكن الشركاء المحليون من تشغيل المشاريع بشكل مستقل. وأكد سعد أن هدف “وترنت” هو تحقيق الاكتفاء الذاتي في المنطقة. “النجاح هو عندما يعمل شركاؤنا بشكل مستقل، ويديرون مواردهم المائية بشكل مستدام دون تدخلنا المباشر”.

واتفق معه بعينه، مشيرًا إلى أن بناء القدرات والتمكين يعدان من الطرق التي تضمن النجاح. وأكد على الهدف لضمان أن تكون المؤسسات المحلية قادرة على التعامل مع كل شيء بدءًا من الإدارة الاستراتيجية طويلة الأجل إلى العمليات اليومية. من جانب جامعة واجينينجن، يتم تحقيق ذلك من خلال التدريب المناسب للمهنيين المحليين للتكيف والابتكار، مما يؤدي إلى خلق دورة من الاستقلالية.

تزداد هذه الأهمية بسبب العقبات البيروقراطية التي قد تواجه تنفيذ الشراكات، فضلاً عن التغيرات في الهياكل السياسية والأولويات في كل من منطقة الشرق الأوسط وشمال أفريقيا وهولندا، التي قد تؤثر على التعاون في المستقبل.

المزارع أيمد قزق أمام حقل الباذنجان الخاص به في الأردن، تصوير: سيرسا أباظة / المعهد الدولي لإدارة المياه

أولوية فهم الثقافة المحلية

في منطقة الشرق الأوسط وشمال أفريقيا، يعد العمل ضمن السياق الثقافي أمرًا بالغ الأهمية. يشمل ذلك بناء الثقة وتعزيز العلاقات الشخصية التي تعتبر أساسية لنجاح المشاريع الممولة خارجيًا.

وفقًا لسعد، يعد تبني العقلية الثقافية الصحيحة أمرًا أساسيًا، خصوصًا من خلال إعطاء الأولوية للعلاقات الشخصية مع الشركاء. وأكد على الاستفادة من خبرات الزملاء الهولنديين من أصول شرق أوسطية، حيث يمكن أن تسهل معرفتهم بالمنطقتين التواصل بشكل كبير. وأوضح سعد ” يجب أن تركز علي الأهداف طويلة المدى وتحاول فهم بعضكم البعض “. وأضاف أن الصبر والاستثمار في العلاقات الشخصية وفهم العقلية الهرمية للمنطقة هي عناصر رئيسية لتحقيق النجاح.

وأشار بعينه إلى أن العلاقات الشخصية قد تكون ذات أهمية أكبر من الاتفاقات الرسمية في منطقة الشرق الأوسط وشمال أفريقيا، مما يستدعي اعتماد نهج ثقافي حساس من قبل الأطراف الهولندية. وأضاف أن الثقة والعلاقات الشخصية حاسمة لنجاح المشاريع، ولا يمكن تحقيقها من خلال العقود وحدها.  “نحتاج إلى إقامة علاقات جيدة من خلال الحديث مع بعضنا البعض بشكل غير رسمي ورسمي”، أوضح بعينه.

في النهاية، لضمان تعاون مثمر وتأثير مستدام، من الضروري أن يكون لدى الأطراف الهولندية وعي بديناميات الثقافة في منطقة الشرق الأوسط وشمال أفريقيا. من خلال إعطاء الأولوية للعلاقات الشخصية وفهم الثقافة، يمكن للطرفين بناء أساس لشراكات ناجحة تتجاوز الالتزامات التعاقدية.

شاهد تسجيل اللقاء على قناتنا على اليوتيوب

Dutch-MENA Knowledge Exchange: The Everlasting Need for Sustainable Partnerships Towards a Green Future

Decolonizing Knowledge Exchange

Dutch institutions have a long-standing position for innovation in agriculture and water management. Nonetheless in order to ensure the sustainability and effectiveness of implemented projects in partner countries, local partners need to be actively involved and local problem-solving approaches to be introduced.

How do they ensure that their expertise is relevant to the MENA region? Wassim Beaineh asserts that co-creation is the answer. “Not only do we bring knowledge onto the table, but we also learn locally from the farmers about their issues. And we try to tailor the interventions to be more effective and culturally relevant for them,” said Beaineh. He emphasized the importance of having context-specific knowledge and solutions that reflect the social, economic and environmental realities.

For WUR, a detailed Multi-Stakeholder Platform (MSP) is routinely used to ensure a wide range of stakeholders—governments, local communities, civil society, and private sector partners—are included to co-create context-specific solutions. One important project that reflects on this need to localize knowledge is the Wageningen Water Productivity Improvement program, which addresses water scarcity in Egypt and Jordan by exploring ways of optimizing agricultural water use in these two countries that rely heavily on water-intensive crops. The project, like many of its kind, utilizes the MSP to include farmers, researchers, civil society actors and governmental officials to ensure that solutions are scientifically robust and locally applicable.

Echoed by Khaled Sa’ad who similarly emphasized the need to work with on-the-ground actors, “We are working together with our colleagues on the work floor, in the field, bringing our knowledge, but also gaining knowledge from our colleagues and partner companies”, said Sa’ad. This mindset was part of Waternet’s WaterWorX, a series of wastewater treatment projects in Palestine. Within WaterNet’s Blue Deal partnership with the Palestinian Water Authority, Sa’ad collaborates with the newly established water company in the North Hebron region. Rather than implementing ready-made solutions, Waternet worked closely with local engineers and community leaders to design and implement the BluElephant, a decentralized mobile wastewater treatment plants.

By deconstructing the Eurocentric framework that currently shapes knowledge export related to sustainability goals, the way can be paved for a more inclusive and context-sensitive approach that empowers local stakeholders and fosters genuine collaboration.

Aid and Trade: Importance of striking a balanced approach

In recent years, Dutch policy has sought to integrate its aid with trade missions in the MENA region. Resulting in social innovation partnerships for environmental challenges in several countries to support the development of the country while opening new markets for Dutch companies. With such ambitions, there needs to be adequate reform that ensures financial sustainability whilst maintaining sustainability goals.

Referring back to WUR’s development of the MSP approach, a financial sustainability model is also incorporated. This model ensures that projects are not reliant solely on external funding or aid but are supported by private sector investments and local ownership. One standout example is the Morocco-Netherlands Center of Excellence in Horticulture, led by WUR, representing a collaboration that integrates advanced Dutch technologies with local agricultural practices. By involving Moroccan private sectors alongside Dutch companies, they created a financially sustainable model and allowed for the export of cutting-edge technologies such as automated greenhouses.

Similarly Sa’ad pointed out that this aid-and-trade model has opened doors for Dutch expertise in water management. Waternet’s collaboration with the Yarmouk Water Company in Jordan is a notable example, where Dutch funding was combined with local expertise to develop an asset management system for the city of Irbid’s sewer network. This system not only improved infrastructure but also created long-term financial stability by equipping local teams with the knowledge to maintain and operate the system autonomously.

Nonetheless, to create a more balanced relationship between aid and trade, a cautious approach to ensuring engagement from MENA partners is essential. Sa’ad highlights a recurring pattern in which MENA-based stakeholders adopt a passive stance, waiting for Dutch institutions to take the lead on initiatives. This dynamic not only restricts equitable knowledge exchange but also underscores the urgent need to foster active participation from local partners.

In this context, Beaineh emphasizes the importance of open communication channels. He notes that stakeholders can connect through various avenues—whether via the embassy, the agricultural council, or directly. He encourages interested parties to reach out to him and his colleagues, pointing out that all contact information is readily available on their website.

Farmer Aymad Qzaq in front of his eggplant field in Jordan, @Seersa Abaza / IWMI

Measuring Success Beyond Immediate Outcomes

Moreover, in order to ensure that the projects are there to stay, there needs to be a focus on long-term success once the project has been launched.  One of the ways this can be achieved is local ownership.

Sa’ad for one argues that success is achieved when local partners operate autonomously in managing the projects. For Sa’ad, Waternet’s goal is for the region to be self-sufficient. “Success is when our partners operate autonomously, managing their water resources sustainably and without our direct involvement”.

Echoed by Beaineh, he also highlights the role of capacity building and empowerment to project owners is one method of ensuring success. Stressing on the aim to ensure that local institutions have the capacity to handle everything from strategic long-term management to daily operations. For Wageningen this happens through proper training of local professionals to adapt and innovate, a cycle of independence should therefore be created.

This is even of more importance due to the bureaucratic hurdles that can be faced in implementing partners. This is also coupled with changing political structure and priorities in the both the MENA region and Netherlands having an impact on the cooperation in the future and potentially influencing international cooperation

Prioritizing Local Cultural Understanding

For the MENA region, operating within the cultural context is of paramount importance. This includes building trust and fostering strong internal relationships that are crucial for the success of externally funded projects.

According to Sa’ad, adopting the right cultural mindset is essential, particularly by prioritizing personal relationships with partners. He emphasizes leveraging the expertise of Dutch colleagues with MENA origins, as their familiarity with both regions can greatly facilitate communication. “You have to work long-term and try to understand each other,” Sa’ad explains. Patience, an investment in personal relationships, and an understanding of the region’s hierarchical mentality are key elements for success.

Beaineh notes that in the MENA region, personal connections can often carry more weight than formal agreements. This highlights the need for Dutch stakeholders to adopt a culturally sensitive approach. Beaineh adds that trust and personal rapport are vital for the success of projects, and these cannot be established through contracts alone. “We need to establish good relations by talking with each other informally and formally,” he explains.

Ultimately, for meaningful collaboration and sustainable impact, it is essential that Dutch stakeholders are aware of the cultural dynamics of the MENA region. By prioritizing interpersonal connections and cultural understanding, both sides can create a foundation for successful partnerships that transcend mere contractual obligations.

Watch the online session on our Youtube channel.

‘Food sovereignty is a watermelon for many Tunisians’

Six years after this conference, 25.3% of Tunisians were moderately or severely food insecure, compared to 18.1% in 2015; and 10.7% were severely food insecure, compared to 9.1% in 2015 (in 2021, this figure was estimated at 23.4% for all of Africa, compared to 1.5% in Europe and North America). And in late 2020, the Tunisian Seed Bank announced that 1,755 samples of originally Tunisian seeds had surfaced in Australia.

Another two years later, amid skyrocketing food prices due to climate change, violent conflict, the war in Ukraine, and the aftermath of COVID-19, international organizations published alarming reports of “rising hunger and a global food crisis.” Photos of empty supermarkets and endless queues outside bakeries circulated on Tunisian social media. With hardly any flour, milk, vegetable oil, rice, sugar, coffee and more – Tunisians ‘suddenly had a full-time job shopping’.

It is the fault of ‘speculators who created shortages to topple the government’, claims current President Kais Saied. Analysts, meanwhile, point to the country’s heavy import dependency and huge budget deficit. As emergency measures, the government moved to ban imports of non-essential products such as sugar, and made a favourable deal with Russia on wheat imports.

President Marzouki’s words from back then are now part of a discourse that feels logical and familiar. “Food sovereignty is no longer a choice for Tunisia, but a compelling necessity,” the major national daily La Presse recently concluded. “Today, with the global food crises, we see how much our country is depending on other countries and their trade policies.”


‘Food sovereignty is no longer a choice for Tunisia, but a compelling necessity’

Meanwhile, European leaders, sensitive to the unrest and protests against inflation, have drawn similar conclusions. The French and Italian governments changed the names of their ministries of Agriculture, Food and Forestry Resources to the ministries of Food Sovereignty, Agriculture and Forestry.

Although European leaders say that Europeans’ food security is not under threat – Europe is a net exporter of wheat, dairy and meat products – EU member states decided in 2022 to strengthen food security and reduce dependence on key imported agricultural products.

‘Watch out’, Tunisian economist Fadhel Kaboub recently blogged. ‘Know that “food security” is a dangerous neo-colonial technical concept designed to trap countries in the global South (a collective term for countries with lower incomes compared to countries in the global North) in high debts, to destroy their agriculture and environment, and increase their dependence on the global North.’

Tunisian economist Fadhel Kaboub

Yet food security is precisely what European policy is based on; see, for example, the ‘Farm to Fork strategy’, which is part of the European Green Deal, the path to a climate-neutral Europe in 2050. The concept was conceived in the 1970s by the FAO, the Food and Agriculture Organization of the UN, as ‘a guarantee that all people at all times have physical and economic access to sufficient, safe and good food that meets their nutritional needs’.

So for food security, it does not matter who produces what and where. As a result, Fadhel Kaboub and other critics argue, many countries have become dependent on international markets for their food supply. Don’t forget, they analyze, that the introduction of food security at the time went hand in hand with the further development of European agricultural subsidies. It was thought through very well: exploiting all possible trade advantages by subsidizing those products that a country can already produce relatively cheaply.

Consequence number one: European farmers, and later their Russian colleagues, were able to grow food at bargain prices and dump it in countries like Tunisia.

Consequence number two: millions of bankrupt farmers in Tunisia and other African countries. Demand for their grains, peas and other products suddenly stopped.

The real cause of the food crisis is ‘the way the food system is structured’, as concluded also by the Solidair platform recently. Such criticism of the food system is given substance in the pursuit of food sovereignty. It is based on the international right of populations, governments or communities to implement an agricultural policy that best meets their needs, without it having a negative impact on their environment.

Food sovereignty, for many Tunisians, is a watermelon. When they grew up, watermelons were different. Courgette-shaped, pistachio green, pink-red flesh. When you bit into one, you tasted the ‘delicious flavour of a real watermelon’. Nowadays, the markets only sell ‘American’ watermelons. They are oval-round and dark green with bright red flesh. Because they taste like ‘pesticides and medicines’ and you always have to go to the toilet afterwards, many people hate those ‘American poisonous fruits’.

Courgette-shaped and pistachio green: this is what an authentic  authentieke Tunisian watermelon looks like.

‘Some people travel far and wide to buy ‘the good watermelons’’, tells farmer Naceur Bourquiba on the phone from Touza in Central Tunisia. ‘I have a good friend and colleague. He grows and sells American watermelons himself, but he only eats mine.’

On his land Bourquiba grows not only melons, but also apples, raspberries and vegetables, tomatoes, onions and peppers. Everything organic. He swore, as a matter of principle, to never use ‘the ‘sickening chemical rubbish’ – fertilizers, pesticides and imported hybrid seeds –, even though the circumstances, the location and Tunisian and international legislation are challenging.

He cultivates ‘solely for his own consumption or to give away to friends and acquaintances’, he explains. ‘I am retired and can afford it. Previously, I always had a job on the side. My organic products do not sell well on the market. Because of the small quantities, I have to charge very high prices. Sometimes two thirds of my harvest is lost due to pollution from surrounding factories and diseases. In order to get a decent yield, my colleagues use lots of chemical products, including pesticides that are banned in Europe. The government does not intervene. I never buy vegetables and fruit in the supermarket.’

The problems are not easy to solve, Naceur Bourquiba continues. ‘It’s a catch-22: either you go for as much harvest as possible and that way get – if you’re lucky – sufficient income, but you use unhealthy and environmentally destructive chemical rubbish, or you opt for health and nature conservation, and accept that you will never be able to make a living from it. Intervention is not an option for the government in these circumstances. Certainly not in a time when so many farmers are already going bankrupt due to the ongoing drought and the lack of irrigation water.’

Bourquiba investigated possibilities for export, but came up against the European standards for organic farming. ‘During tests and sampling, they will certainly find traces of pollution and chemical products. What do you want when there is a jeans factory right next door? The way I see it: the French are gone, but Tunisia is still colonised.’

And then he tells the story of Tunisian agriculture, which can serve as a model for many other former colonies. It began when the French rulers ‘modernized’ the agricultural system in the late 19th and early 20th centuries, expropriating land and water resources in order to increase production for export to France and the rest of the world. After independence in 1956, successive Tunisian governments consolidated this policy. Investments – for ​​selected seeds, mechanization, imports of chemical fertilizers – went exclusively to large companies, pushing small farmers, i.e. the vast majority, to the margins. At a certain point, Tunisia, once the ‘breadbasket of Rome’, had to import grains. This contributed to the country’s enormous dependence on exports and led to serious financial problems in the late 1970s.

In the 1980s, international investors, led by the World Bank and the International Monetary Fund, came to the rescue, establishing themselves as new actors in Tunisia’s story. They demanded that the country industrialized, reduced government interference, and make more room for international trade. Free imports of hybrid seeds and pesticides would be necessary to boost agricultural production.

Taken together, the measures—cutting production subsidies, liberalizing farm prices, and changing the credit system—overturned Tunisia’s entire agricultural system, with serious consequences for the livelihoods of farming families, as researchers have found.


Taken together, the measures – cutting production subsidies, liberalising agricultural prices and changing the credit system – overturned the entire agricultural system in Tunisia

The hybrid seeds were like a Trojan horse, Bourquiba knows. ‘A pure tie-in. Together with the seeds, you have to buy pesticides from the same company. Hybrid seeds produce better harvests, but no new seeds can be extracted from them. And the companies own the patents, so you end up with the same supplier every year.’

Farmers also found that the improved seeds were not adapted to the climatic conditions in Tunisia. As a result, crops that were originally rain-fed, were lost and farmers became dependent on scarce and expensive irrigation water. Gradually, they lost the local seeds that they had passed down from generation to generation, and with them the local know-how that allowed them to select, multiply and preserve these seeds for years to come.

Mubarak Ben Naceur, director of the Tunisian Seed Bank, summed up the story of hybrid seeds in an interview with media platform Al Jazeera in 2020: ‘Plundering and smuggling of original samples of Tunisian seeds in exchange for flooding the market with hybrid seeds that may initially entice the farmer by increasing their yield, but have less nutritional value and are ultimately not cheap but expensive. This is still going on.’

The Food Barons study on market power in the agricultural sector, published in 2022 by the Canadian research agency ETC, shows that the Chinese seed company Chemchina & Sinochem (24.6%) and the German Bayer (16%) today together control 40% of the global seed market.

‘And have you found a solution yet?’, asks farmer Hedia Ayari, as we walk into her yard in Ariana, near Tunis, on a summer afternoon. She leads us across the bone-dry earth to the skinny cows, that are tied up with chains in a circle. ‘Last year we had to sell most of the cows. They cost more money than they brought in. Those animals eat so much. Due to rising grain prices, animal feed is almost impossible to obtain and unaffordable. Due to the drought, natural food no longer grows. No one wants cows in this situation, so we can hardly ask for anything for them. We used part of the proceeds to pay for a smuggling boat to take my son to Italy. There is no future here anymore.’

Faïrouz ben Salah is a freelance journalist and researcher who provides reports, analyses, columns and research for online media, print media, radio, think tanks and universities. Tunisia, Morocco, Algeria, Libya, Egypt and Sudan are among her areas of interest. Clients include: Trouw, NRC, De Groene, Vrij Nederland, MO* magazine, Wordt Vervolgd, NPO radio, VPRO Bureau Buitenland, VRT radio, Middle East Eye, The Tahrir Institute for Middle East Policy, Clingendael Institute and Wageningen University & Research.

 

Natuurbescherming in Palestina – een ontmoeting met Mazin Qumsiyeh

Professor Mazin Qumsiyeh is een Palestijnse wetenschapper en auteur. Hij is de oprichter en directeur van het Palestine Museum of Natural History en het Palestine Institute for Biodiversity and Sustainability aan de Universiteit van Bethlehem, waar hij lesgeeft. Hij is ook een gepassioneerde pleitbezorger voor rechtvaardigheid en gelijkheid voor het Palestijnse volk.

Het Green MENA Network nodigde hem onlangs uit om te spreken over de bescherming van de natuur in Palestina. Tijdens een online evenement gaf hij zijn publiek drie voorbeelden van de impact van kolonisatie op het Palestijnse milieu.

Vernietiging van inheemse bomen

De vernietiging van 530 Palestijnse dorpen in 1948 was in de eerste plaats bedoeld om de lokale bevolking te verwijderen, maar leidde ook tot het ontwortelen van omliggende bomen, waaronder eiken en johannesbroodbomen, en inheemse bomen zoals olijven, vijgen en amandelen. De verwijdering van miljoenen bomen veranderde het landschap aanzienlijk. Door deze inheemse bomen – die goed waren aangepast aan het klimaat – te vervangen door pijnbomen, transformeerde Israël het land in een woestijn. De pijnbomen, die gedijen in natte Europese klimaten, verwoestten de lokale Palestijnse biodiversiteit. Bovendien zijn ze zeer vatbaar voor branden in een droog klimaat. En: ze dragen geen vrucht.

Omleiding van wateren

Een ander voorbeeld is de omleiding, westwaarts, van water uit het stroomgebied van de Jordaan, inclusief het meer van Tiberias. Voorheen stroomde de rivier met 1.350 miljoen kubieke meter per jaar, maar nu is dat teruggebracht tot slechts 20 miljoen kubieke meter per jaar. Wat overblijft is in feite een ondiepe stroom waar je overheen kunt springen. Dit heeft een verwoestende impact op het milieu van het stroomgebied van de Jordaan gehad en heeft ook bijgedragen aan het krimpen van de Dode Zee.

Drooglegging van moerassen

Een derde voorbeeld is de drooglegging van het Hula-drasland in het noorden, in de jaren ’50. Dit gebied was cruciaal voor trekvogels. Palestina fungeert als een landbrug tussen Afrika en Eurazië, met jaarlijks meer dan 500 miljoen vogels die er doorheen trekken. De drooglegging van deze draslanden leidde tot de verdrijving van lokale dorpelingen en het uitsterven van 219 diersoorten. Hoewel de officiële verklaring was dat de moerassen een broedplaats voor muggen waren, betoogt Qumsiyeh dat de echte reden was om de lokale bevolking water te onthouden. Deze redenering geldt ook voor de bovengenoemde omleiding van water.

De voorbeelden spreken duidelijk het Israëlische verhaal tegen dat stelt ‘Wij hebben de woestijn laten bloeien.’ In werkelijkheid heeft Palestina altijd deel uitgemaakt van wat ooit de Vruchtbare Halve Maan was en is het nooit een woestijn geweest. “Ramallah heeft meer regenval dan Londen. De oorspronkelijke bewoners van het land hebben echter geen toegang tot water uit lokale aquifers, watervoerende lagen. Deze tactiek, die typerend is voor koloniale machten, is ook gebruikt in landen als Noord-Amerika om de Inheemse bevolking te dwingen te vertrekken.”

Hula Wetlands tussen 1948 en 1951, @Wiki Commons

Versnelling

De hierboven genoemde voorbeelden illustreren de geleidelijke ecologische gevolgen van kolonisatie. Sinds het meest recente conflict in Gaza op 7 oktober 2023 begon, is het tempo van ecocide maar versneld. We zijn getuige van de snelle aantasting van het milieu door oorlog en wapens.

“Israël gebruikte verarmd uranium en witte fosfor bij de bombardementen op Zuid-Libanon en Gaza. We hebben studies gedaan naar de impact op het milieu. We hebben nu geen exacte cijfers over Gaza, maar het grootste deel van de groene dekking is zeker vernietigd, inclusief landbouwvelden en natuurgebieden zoals Wadi Ghaza met bomen en planten. Die zijn allemaal gebombardeerd of met bulldozers vernietigd.”

Vóór 7 oktober 2023 hadden wateromleidingen de aquifer onder Gaza al uitgeput. De Gazastrook, dichtbevolkt met 2,3 miljoen mensen, waarvan 70% vluchtelingen, had bovendien te maken met overmatig gebruik van haar natuurlijke hulpbronnen. Eerdere bombardementen en de opgelegde blokkade zorgden voor storingen in de elektriciteitscentrales van Gaza en een gebrek aan goede rioleringsvoorzieningen. Als gevolg hiervan is rioolwater in zee gedumpt, wat een negatief effect heeft op het zeeleven in de Middellandse Zee.

Natuurbescherming als excuus

Terugkomend op het onderwerp van natuurbescherming in het gebied dat historisch Palestina was: “Ons onderzoek, dat werd uitgevoerd samen met de internationale organisatie IUCN, toonde aan dat Israël ‘groene gebieden’ niet aanwees om de natuur te beschermen, maar om de Palestijnen buiten te sluiten. Nogmaals, dit is niet de eerste keer in de menselijke geschiedenis dat kolonisten de bescherming van het milieu gebruiken als een truc om de Inheemse bevolking uit te sluiten. In de Verenigde Staten was bijvoorbeeld de belangrijkste reden om een ​​resolutie aan te nemen over de oprichting van Yellowstone Park, om indianen uit het gebied te weren”. “‘Natuurbescherming’ zelf is een narratief dat wordt gebruikt om landroof te verdoezelen, of om de lokale Palestijnse bevolking de toegang tot bepaalde gebieden te ontzeggen”.

Qumsiyeh trekt deze conclusie over Israël uit verschillende sporen van bewijs: “Ten eerste, wie wijst die gebieden in die staat Israël aan die groen moeten zijn? Zijn het biologen of milieuactivisten die kennis hebben over de natuur? Nee, het is niet eens een nationale instelling, het is een supranationale instelling genaamd het Joodse Nationale Fonds, dat als doel heeft om het land te transformeren in een Joods land. Er zijn geen milieuactivisten bij het proces betrokken.

Een andere bewijslijn is om te kijken waar de gebieden werden aangewezen, zoals in Galilea en de Negev, waar Palestijnen nog steeds verblijven en moeten worden uitgesloten. Gebieden werden ook aangewezen in de Jordaanvallei, om een ​​oostelijke flank van het zionistische project te vormen. De derde spoor van bewijs is wat er met deze gebieden gebeurt nadat Palestijnen ervan zijn buitengesloten. Meer dan de helft van de ‘groene gebieden’ werd gebruikt voor industriële of residentiële nederzettingen, of ze werden militaire zones.”

Sociaal-economische, politieke en ecologische kwesties in Palestina zijn met elkaar verbonden. Qumsiyeh illustreert dit aan de hand van Bethlehem, de geboorteplaats van Jezus en Qumsiyeh’s thuis. De regio Bethlehem is de thuisbasis van 260.000 Palestijnen, waaronder 70.000 vluchtelingen uit 1948 die in en rond drie vluchtelingenkampen wonen. Deze 260.000 mensen hebben toegang tot slechts 15% van het land van Bethlehem. De resterende 85% wordt bewoond door ongeveer 250.000 Joodse kolonisten, bijna gelijk aan het aantal Palestijnen, inclusief vluchtelingen.

“In ons district zijn er 30 tot 40 Joodse nederzettingen, die een kwart miljoen kolonisten huisvesten en hun eigen infrastructuur hebben. Dit houdt in dat er gescheiden wegen, muren en controleposten zijn, die zijn neergezet om de kolonisten te beschermen en Palestijnen van hun land te scheiden. De muur alleen al vernietigde ongeveer twee miljoen fruitbomen op de Westelijke Jordaanoever. Al deze kolonisteninfrastructuur is schadelijk voor de natuur en biodiversiteit in Palestina.”

Gilo nederzetting, regio Bethlehem 2018, @Wiki Commons

Lokaal verzet en internationale steun

Op de vraag wat er gedaan kan worden om dit proces tegen te gaan, noemt Qumsiyeh Zuid-Afrika als voorbeeld van recente dekolonisatie. Hij vergelijkt lokaal verzet met het immuunsysteem van een volk. Sinds de eerste opstand in 1881 verzetten Palestijnen zich tegen het zionistische project. “Als er geen verzet was, zou ik nu niet met jullie praten. Het zou zijn als Australië, met nog maar heel weinig oorspronkelijke bewoners. Dankzij 140 jaar verzet telt de Palestijnse bevolking nu 7,2 miljoen mensen in het historische land van Palestina, een bewijs van succes.”

Naast lokaal verzet is internationale steun cruciaal, zoals het dat ook was voor beëindiging van de apartheid in Zuid-Afrika. De machtsbalans kan verschuiven. “Ik houd van het verhaal over de vogel die sneeuwvlokken telt op een boomtak. Tot zijn verrassing zorgt de 200.000.442ste sneeuwvlok ervoor dat de tak breekt. Dit is wat er zal gebeuren met wereldwijde druk: we zullen een omslagpunt bereiken. Individuele sneeuwvlokken hebben effect. Ieder van ons kan een rol spelen; lesgeven, schrijven en demonstreren kunnen allemaal vormen van verzet zijn. Uiteindelijk zal de tak breken.”

“Het is een gezamenlijke strijd om te overleven”

 

Er zijn soms Israëlische Joden die zich verzetten tegen de bezetting en die opkomen voor de rechten van de Palestijnen. “Maar we hebben gemerkt dat Israëlische milieuorganisaties vaak prioriteit geven aan zionistische doelstellingen boven milieubescherming. Ze vinden het koloniale systeem en een ring van nederzettingen rond Jeruzalem belangrijker dan het beschermen van de natuur.”

“Onze bondgenoten zijn degenen die consequent de internationale mensenrechten en het internationale milieurecht hoog houden. Ik kan niet samenwerken met mensen die deze waarden niet hoog houden.” Organisaties in Israël die wel vanuit deze waarden werken, zijn Zochrot, Btselem en Rabbis for human rights. Internationaal zijn er nog veel meer organisaties om mee samen te werken.”

Er zijn veel dingen die je kunt doen, Qumsiyeh deelde een lijst met 75 manieren om te handelen voor vrede met rechtvaardigheid, die een breed scala aan acties omvat, van vredeseducatie tot burgerlijke ongehoorzaamheid, van het proeven van lokaal en Palestijns geteeld voedsel tot het samenwerken met progressieve politieke partijen.

Qumsiyeh eindigt zijn toespraak op een bemoedigende toon: “Volg je passie voor activisme en blijf menselijk. Omarm de vreugdevolle deelname aan de zorgen van de wereld, want activisme is een route naar geluk in het leven. Misschien ben jij wel de sneeuwvlok die de tak breekt.”

Je kunt het hele gesprek met Qumsiyeh beluisteren op ons Youtube kanaal.

Wil je meer lezen over dit onderwerp? Hier zijn enkele aanbevelingen:

Ripple Effects: Exploring the environmental impact of Israeli settlements’ wastewater discharge – Norwegian Refugee Council, March 2024

Waste Siege, The Life of Infrastructure in Palestine – Sophia Stamatopoulou-Robbins, Stanford University Press, 2019

Settling Nature, The Conservation Regime in Palestine-Israel – Iris Braverman, University of Minnesota Press, 2023

Greenwashing in Palestine/Israel: Settler colonialism and environmental injustice in the age of climate catastrophe – Sage Journals, May 2022

Impact of the Israeli military activities on the environment – Mazin Qumsiyeh, International Journal of Environmental Studies, March 2024

Environmental Impact of the Conflict in Gaza: Preliminary Assessment of Environmental Impacts – UN Environment Programme, June 2024

Protecting Nature in Palestine – a meeting with Mazin Qumsiyeh

Professor Mazin Qumsiyeh is a Palestinian scientist and author. He is the founder and director of the Palestine Museum of Natural History and the Palestine Institute for Biodiversity and Sustainability at Bethlehem University where he teaches. He is also a passionate advocate for justice and equality for the Palestinian people.

The Green MENA Network invited him recently to speak about the protection of nature in Palestine. During an online event he gave his audience three examples of the impact of colonization on the Palestinian environment.

Destruction of indigenous trees

The destruction of 530 Palestinian villages in 1948 primarily aimed to remove the local population, but it  also led to the uprooting of surrounding trees, including oaks and carobs, as well as domestic trees like olives, figs, and almonds. The eradication of millions of trees altered the landscape significantly. By replacing these indigenous trees – which were well adapted to the climate – with pine trees, Israel transformed the land into a desert. Pine trees, which thrive in wet European climates, devastated the local Palestinian biodiversity. Moreover, they are highly susceptible to fires in a dry climate. And: they do not bear fruit.

Diversion of waters

Another example is the diversion, westwards, of water from the Jordan River basin, including Lake Tiberias. Previously, the river flowed at 1,350 million cubic meters per year, but now it has been reduced to just 20 million cubic meters per year. What remains is essentially a shallow stream that one can jump across. This has had a devastating environmental impact on the Jordan River basin and has also contributed to the shrinking of the Dead Sea.

Draining of wetlands

A third example is the draining of the Hula wetlands in the north during the 1950s. These were a crucial habitat for migrating birds. Palestine serves as a land bridge between Africa and Eurasia, with over 500 million birds migrating through it annually. The draining of these wetlands led to the displacement of local villagers and the extinction of 219 animal species. While the official explanation was that the wetlands were a breeding ground for mosquitoes, Qumsiyeh argues that the real reason was to deny water to the local population. This reasoning also applies to the diversion of waters.

These examples clearly contradict the Israeli narrative that claims ‘We made the desert bloom.’ In reality, Palestine has always been part of what was once the Fertile Crescent and has never been a desert. “Ramallah receives more rainfall than London. However, the indigenous population is denied access to water from local aquifers. This tactic, typical of colonial powers, has also been used in places like North America to force indigenous people to leave.”

Hula Wetlands between 1948 and 1951, @Wiki Commons

Acceleration

The examples mentioned above illustrate the gradual ecological impacts of settler colonialism. Since the most recent conflict in Gaza began on October 7, 2023, the rate of ecocide has only accelerated. We are witnessing the rapid environmental degradation caused by war and weaponry.

“Israel used depleted uranium and white phosphor in its bombing of South Lebanon and Gaza. We did studies on the environmental impact. We don’t have exact numbers on Gaza now, but certainly the majority of the green covers was destroyed, including agricultural fields and natural areas such as Wadi Ghaza with trees and plants. All of those were bombed or bulldozed into non-existence.”

Prior to October 7, 2023, water diversions had already depleted the Gaza aquifer. The Gaza Strip, densely populated with 2.3 million people, 70% of whom are refugees, faced overuse of its natural resources. Previous bombing campaigns and the imposed blockade caused malfunctions in Gaza’s power plants and a lack of proper sewage facilities. As a result, sewage has been dumped into the sea, adversely affecting marine wildlife in the Mediterranean Sea.

Nature protection as an excuse

Going back to the topic of protection of nature in the area that was historic Palestine: “Our studies, which were conducted together with the international organization IUCN, demonstrated that Israel did not designate ‘Green Areas’ to protect nature, but to exclude the Palestinians. Again, this is not the first time in human history that colonizers use the protection of the environment as a trick to exclude indigenous people. In the United States, for example, the main reason to adopt a resolution on the establishment of Yellowstone Park, was to exclude Indians from the area”. ‘Nature protection’ itself is a narrative used to cover up for land grabbing, or for prohibiting local Palestinian population from access to certain areas”.

Qumsiyeh draws this conclusion about Israel from several lines of evidence: “First, who designates those areas in that state of Israel that are to be green? Is it biologists or environmentalists who possess knowledge about nature? No, it is not even a national entity, it is a supra national entity called the Jewish National Fund, which has as its objective to transform the land into a Jewish country. No environmentalists are involved in the process.

Another line of evidence is to look where the areas were designated, like the Galilea and the Negev, where Palestinians still remained and needed to be excluded. Areas were also designated in the Jordan Valley, so as to form an Eastern flank of the Zionist project. The third line of evidence is what happens to these areas after Palestinians are excluded from them. More than half of the ‘green areas’ became used for industrial or residential settlements, or they became military zones.”

Socio-economic, political, and ecological issues in Palestine are interconnected. Qumsiyeh illustrates this by discussing Bethlehem, the birthplace of Jesus and Qumsiyeh’s home. The Bethlehem area is home to 260,000 Palestinians, including 70,000 refugees from 1948 living in and around three refugee camps. These 260,000 people have access to only 15% of Bethlehem’s land. The remaining 85% is occupied by approximately 250,000 Jewish settlers, roughly equal to the number of Palestinians, including refugees.

“In our district, 30 to 40 Jewish settlements exist, housing a quarter of a million settlers who have their own infrastructure. This includes segregated roads, walls, and checkpoints designed to protect the settlers and separate Palestinians from their land. The wall alone destroyed around two million fruiting trees in the Westbank. All this settler infrastructure negatively impacts wildlife and biodiversity in Palestine.”

Gilo settlement, Bethlehem region 2018, @Wiki Commons

Local resistance and international support

When asked what can be done to counter this process, Qumsiyeh refers to South Africa as an example of recent decolonization. He likens local resistance to the immune system of a people. From the first uprising in 1881, Palestinians have resisted the Zionist project. “If it weren’t for resistance, I wouldn’t be speaking to you now. It would be like Australia, with very few indigenous people remaining. Thanks to 140 years of resistance, the Palestinian population now numbers 7.2 million in the historic space of Palestine, proving its success.”

In addition to local resistance, international support is crucial, as it was in ending apartheid in South Africa. The balance of power can shift. “I like the story of a bird counting snowflakes on a tree branch. To its surprise, the 200,000,442nd snowflake causes the branch to break. This is what will happen with global pressure: we will reach a tipping point. Individual snowflakes have an effect. Each of us has a role to play; teaching, writing, and demonstrating can all be forms of resistance. Eventually, the branch will break.”

“It is a joint existential struggle”

 

In the resistance against occupation, some Israeli Jews also stand up for Palestinian rights. “But we learned that Israeli environmental protection organizations often prioritize Zionist objectives over environmental protection. They consider the colonial system and a ring of settlements around Jerusalem more important than safeguarding the environment.”

“Our allies are those who consistently uphold international human rights and international environmental law. I cannot work with people that do not uphold these values.” Organisations in Israel that do work from these values are Zochrot, Btselem and Rabbis for human rights. Internationally, there are many more organisations to work with.”

There are many things you can do, Qumsiyeh shared a list of 75 ways to act for peace with justice, that includes a wide range of actions from peace education to civil disobedience, from tasting locally and Palestinian grown food to working with progressive political parties.

Qumsiyeh ends his talk on an uplifting note: “Follow your passion for activism and stay human. Embrace the joyful participation in the sorrows of the world because activism is a route to happiness in life. You might just be the snowflake that breaks the branch.”

You can watch the recording of our session with Qumsiyeh on Youtube.

For further reading on the topic, here are some recommendations:

Ripple Effects: Exploring the environmental impact of Israeli settlements’ wastewater discharge – Norwegian Refugee Council, March 2024

Waste Siege, The Life of Infrastructure in Palestine – Sophia Stamatopoulou-Robbins, Stanford University Press, 2019

Settling Nature, The Conservation Regime in Palestine-Israel – Iris Braverman, University of Minnesota Press, 2023

Greenwashing in Palestine/Israel: Settler colonialism and environmental injustice in the age of climate catastrophe – Sage Journals, May 2022

Impact of the Israeli military activities on the environment – Mazin Qumsiyeh, International Journal of Environmental Studies, March 2024

Environmental Impact of the Conflict in Gaza: Preliminary Assessment of Environmental Impacts – UN Environment Programme, June 2024

Islamic environmental movement: a solution?

Change is desperately needed. Large parts of the Middle East are expected to become unliveable in the coming decades due to extreme heat or flooding. In Iraq, sixty percent of farmers are struggling with water shortages and reduced harvests due to drought. Afghanistan at the same time is facing floods. The country lost 130 people this year to unusual amounts of rain. Many countries in the region are grappling with shortages of clean drinking water and food.

The region suffers from the consequences of climate change, but many people see no connection between their own actions and climate change, according to anthropologist Hanane Benaddi, who researches the role of religion in tackling climate change. According to her, many Islamic countries are reluctant to impose Western concepts of environmental conservation on themselves, and have difficulty giving in to pressure from countries that are already industrialized. It is the historically accumulated emissions of that industrialization that other countries suffer from.

Green Islam

Using Islamic principles to start a dialogue among Muslims can provide a solution. Nouhad Awwad is a campaigner at Ummah for Earth, a partnership aimed at combating climate change with an approach based on the Islamic faith. She emphasizes that consciously dealing with your environment fits well with Islamic values. As an example, Nouhad quotes the prophet Mohammed: “Do not waste water even if you live next to a river.” The Quran contains about 200 verses about the environment, for example “the creation of the heavens and the earth is greater than the creation of man”.

“Do not waste water even if you live next to a river.”

Ummah for Earth is a fast-growing alliance with 27 partner organizations that actively call on Islamic leaders to take climate action. For example, they developed a manual for a ‘green Hajj’, a sustainable version of the pilgrimage to Mecca, but they also encourage the use of fatwas. A fatwa is an opinion issued by a competent religious authority. This authority may be an Islamic scholar, such as a mufti, an imam, or an Islamic judge. These opinions are not binding, but have considerable moral weight among the Muslim population.

Nouhad Awwad, Ummah for Earth.

Nouhad was involved in the preparing of a special fatwa in Indonesia in 2023, by the highest authority in the field of Islamic law in the country. “It is a long process, during which you have to convince the religious leaders and other involved organizations, as well as arrange financing.” It is the first fatwa specifically on climate change. The advice has two main points: all actions that can harm nature and worsen the impact of the climate crisis are ‘haram‘, prohibited. The same goes for large-scale deforestation and causing forest fires and excess emissions. Nouhad says about the effect of the fatwa: “We are now measuring that. Only in a few years will we really be able to say anything about it.”

Climate summit

Egypt’s Dar al-Ifta, the organization that issues fatwas in Egypt, also issued a ‘climate fatwa’ in the run-up to the 27th climate summit in Egypt in 2022. At the same time, the prestigious Al-Azhar University in Egypt published a Twitter and Facebook message. The Grand Imam Sheikh Ahmed el-Tayeb called for serious action against climate change.

These messages have a wide reach, Hanane Benaddi explains. If the Grand Imam of Al-Azhar says something, it is addressed to all Sunni Muslims. But this particular post received a lot of criticism. It is not the greenhouse effect, but the greed of people that leads to natural disasters. God punishes immediately. Twitter (X) is full of messages along these lines.

Other concerns

Hanane is less hopeful about the use of fatwas. “The regular imams of mosques issue a fatwa in response to a question from an ‘ordinary’ Muslim.” This is different from a Grand Imam who responds to broad developments in society. The regular imams she spoke with say they are not asked any questions about climate change. It doesn’t seem to be an issue. Many people have other concerns, for example how to put food on the table, or at most the moral question: “Have I been bad and does that cause droughts or floods?”

“They are not guilty of that carbon footprint”

Many people see no connection between their own behavior and the consequences for the climate. “It has to do with language, the idea that the consequences of climate change could mean the end for humanity is difficult for Muslims to accept. After all, that is in the hands of God.” Terms such as carbon footprint (carbon footprint) also do not appeal to the average Egyptian, who has never flown and does not own a car. The effect of such language is counterproductive. They are not to blame for that footprint, so shouldn’t the West take responsibility for the damage?”

 Better connection

Nouhad is more positive about the developments. “In a short period we see more fatwas being produced. Just a month ago, on May 18, a fatwa was issued in the Lebanese city of Tripoli. This imam can place climate change in relation to God and how important it is to guard the earth against damage. Religious leaders have the language that relates better to ordinary people.”

“Religion can play an important role in tackling climate change, but time is needed to ensure it is properly aligned with Islamic values,” says Hanane. “People do not deny climate change, but they do not feel morally responsible. With a good narrative, this moral religious view can change.”

Nienke Edelenbosch works as a freelance journalist and content creator in the Middle East. She is based in Beirut

Een klimaattop van dilemma’s

De 28e klimaattop in de Verenigde Arabische Emiraten is met 90.000 bezoekers de grootste klimaattop ooit. Dubai pakte groots uit op het terrein waar drie jaar geleden nog de World Expo georganiseerd werd. Met elektrische steps en golfkarren kon je je over het gigantische terrein verplaatsen. Op het publieke terrein waren dit jaar geen grote demonstraties zoals we gewend zijn van eerdere klimaattoppen. Milieu en mensenrechtenorganisaties mochten op het afgesloten VN-terrein kleinere acties organiseren. Gecoördineerd met toestemming van de organisatoren, maar wel dicht bij de onderhandelaars.

Voor een aantal organisaties was dat niet genoeg. Zij besloten niet te komen. De ‘Grassroots Global Justice Alliance’ zette een boycott-campagne op. Hun slogan: “Geen bloed, geen olie en geen green washing genocide.” Een organisatie die meedoet aan de boycott is ‘Humat Diljah’, één van de grootste klimaatbewegingen in Irak. Deze organisatie is er dit jaar niet bij. Salman Khairalla van Humat Diljah zegt hierover: “Vorig jaar was de klimaattop in Egypte en dit jaar in de Emiraten. Beiden hebben klimaatactivisten in hun gevangenis vanwege kritische uitlatingen tegen de overheid.” Khairalla weet hoe het is om je niet kritisch uit te kunnen spreken. Zelf woont hij niet meer in zijn thuisland Irak, vanwege angst voor repercussies op zijn activisme.

Een andere belangrijke reden voor hem om niet te gaan is de rol van de Verenigde Naties. “De VN organiseert een klimaattop en beroept zich op klimaatrechtvaardigheid en mensenrechten,” vertelt Khairalla aan de telefoon, “Maar in veel landen is een basis van rechtvaardigheid al ver te zoeken. Mensen worden onderdrukt door dictators en politieke structuren. De Verenigde Naties doen hier niets aan. Ze stemmen zelfs tegen een staakt het vuren in Gaza”.  Dit maakt de VN voor hem onbetrouwbaar en hij vindt de inzet op klimaatrechtvaardigheid hierdoor ongeloofwaardig.

Op het terrein van de klimaattop staan bij de grootste en indrukwekkendste paviljoenen, zoals de VAE en Saudi-Arabië, rijen van mensen. Binnen laten de virtual reality brillen je de duurzame toekomst zien en leggen hologrammen van vrouwen in deftige mantelpakjes uit welke projecten er in het verschiet liggen. Tussen die paviljoenen loopt de Palestijn Loay Alatrash rond. Hij besloot wel naar de klimaattop te gaan, een gevaarlijke tocht. Over land reisde hij vanaf de Westelijke Jordaanoever, via meerdere Israëlische checkpoints, naar Jordanië. Vanaf daar vloog hij naar de Emiraten.

Loay Alatrash bij de COP, @Jaap van den Biesen

Alatrash is de voorzitter van de ‘Arab Youth Green Voices’, een netwerkorganisatie die de stem van jonge Arabieren vertegenwoordigt. Hij vertelt dat het geen makkelijke keuze was om te komen, dat hij zich schaamt en tegelijk opgewonden is. Hij schaamt zich vanwege zijn familie en kinderen die hij achterlaat in een land in oorlog, maar tegelijkertijd is hij opgewonden door de kans om zijn verhaal over Palestina, de klimaatcrisis en water te vertellen. “De klimaatverandering en gepaarde ongelijkheid is in de Westelijke Jordaanoever heel duidelijk. In zijn dorp heeft iedereen ongeveer 35 liter water per dag. Een kilometer verderop hebben bewoners van de Israëlische nederzettingen 300 liter water per dag.” Voor hem is de klimaattop overuren draaien, hét moment om het bewustzijn te vergroten over zowel het Palestijnse conflict als de klimaatverandering.

De grootschaligere milieuorganisatie Greenpeace MENA ziet ook momentum tijdens deze klimaattop in de Verenigde Arabische Emiraten. Dit land wil immers een economisch leidende rol pakken in de duurzame alternatieven voor olie en gas. Ghiwa Nakat, Directeur van Greenpeace MENA, zet daarom in op de Arab Group, een samenwerkingsverband die tijdens de klimaattop de belangen van Arabische landen vertegenwoordigt. Zij probeert deze Arab Group zo ver te krijgen om zich aan te sluiten bij het doel van 1.5°C van Emiraten klimaattop voorzitter door in te zetten op hernieuwbare energie en uitfasering van fossiele brandstoffen.

Of Khairalla volgend jaar wel bij de klimaattop is hangt ervan af: “Als het in een land is waar rechtvaardigheid serieus genomen wordt, ben ik erbij. Alleen dan kunnen er grotere stappen worden gezet op klimaatrechtvaardigheid.”

Vacature stagiair(e) Communicatie

Wat is het Grote Midden Oosten Platform?

Het Grote Midden Oosten Platform is een onafhankelijke stichting die zich richt op het vergroten van kennis en begrip over de Arabische wereld en Noord-Afrika in Nederland. Het Grote Midden Oosten Platform is een transparante, ‘lichte’ organisatie. Dankzij ons vaste kernteam en de flexibele inzet van deskundigen zijn wij weinig plaats- en tijdgebonden. Hierdoor kunnen we diensten leveren die volledig aansluiten op de vraag, van Randstad tot regio, en zijn we in staat de expertise van diverse deskundigen optimaal te benutten. Het Platform biedt de Midden-Oosten deskundigen verder alle ruimte voor eigen initiatieven.

Sinds twee jaar zetten we actief in op social media om ook via deze kanalen het beeld van de MENA-regio te nuanceren, ons netwerk uit te breiden, en onze artikelen, podcasts, evenementen en overige content te delen. We zijn hierin altijd op zoek naar creatieve ideeën en initiatieven. Daarom zijn wij op zoek naar een stagiair(e) die voor ons onder andere de volgende taken uit kan voeren:

  • Het beheren van de social mediakanalen,
  • Het maken en plannen van content voor onze social mediakanalen,
  • Het bedenken van creatieve marketingcampagnes.
  • Bijdragen aan het onderhouden van onze website en andere communicatiekanalen,
  • Meedenken over hoe we (nieuwe) doelgroepen kunnen bereiken en onze content kunnen verspreiden.

Wat wij onze stagiaires bieden:

  • Flexibele werktijden en de mogelijkheid om vanuit huis te werken,
  • Persoonlijke begeleiding en ondersteuning bij jouw persoonlijke en professionele ontwikkeling,
  • Mogelijkheid om deel te nemen aan onze evenementen en netwerkactiviteiten.

Wie zoeken wij? Wij zoeken een gemotiveerde en zelfstandige student die:

  • Een relevante opleiding volgt op HBO of WO-niveau (bijvoorbeeld Arabisch, Politicologie, Internationale betrekkingen, Journalistiek, Communicatie of Marketing),
  • Thuis is in social media en/of (marketing)communicatie,
  • Interesse heeft in de Arabsiche wereld en bekend is met de politieke en culturele ontwikkelingen in de regio,
  • Goede communicatieve en schriftelijke vaardigheden heeft, zowel in het Nederlands als in het Engels. (Versta/lees je ook nog Arabisch en/of Frans? Dat zou helemaal geweldig zijn)
  • Creatief, zelfstandig en proactief is en graag nieuwe uitdagingen aangaat.

Wij kunnen geen stagevergoeding bieden, wel een reiskostenvergoeding indien van toepassing.

Geïnteresseerd? Check of je opleiding de stage goedkeurt en stuur je cv en motivatie naar info@hetgrotemiddenoostenplatform.nl.

 

Passie van Nu met Syrisch diner – 31 maart Amsterdam

Met de beroemde passie van Bach als basis komen eeuwenoude verbindingen tussen culturen tot leven. In zeven muzikale talen wordt het verhaal van nu verteld: over verschillen en overeenkomsten tussen mensen en over hoe we elkaar de hand kunnen reiken. Regisseur Miranda Lakerveld schrijft elk jaar nieuwe teksten voor deze interculturele Passie, geïnspireerd op de eeuwenoude verhalen, die troost en inzicht bieden op de actualiteit.

Het laatste avondmaal en de voedselcrisis

De Passie van 2023 gaat over de mondiale voedselcrisis. Met muziek en verhalen over honger, voedsel, vasten uit verschillende culturen. Over het Laatste avondmaal, de Indonesische rijst-godin Dewi Sri, de maïs-godinnen uit de Amerika’s tot de betekenis van de Ramadan. Verhalen over strijd en opoffering maar ook over hoop voor een nieuw begin.

De fenomenale sopraan Madeline Elizabeth Saputra vertolkt de sopraanaria’s en Indonesische liederen over Dewi Sri, Shwan Sulaiman reciteert mystieke Arabische poëzie, Itzel Medegico zingt zowel de mezzo-aria’s van Bach als Mexicaanse son en bariton Sinan Vural zingt de prachtige aria’s en Turkse mystieke liederen. Chetna Sahni Sehgal zingt Hindoeïstische bhavans, de virtuoze ud-speler Haytham Safia speelt melodieën uit Galilea. Danseres Vanessa Felter leidt deze ceremonie voor een nieuwe tijd.

Samen vertellen de musici verhalen van verlies en wederopstanding. Een voorstelling als een goed gesprek, vol schoonheid en verzoening, een verrijking van de paastraditie.

Ramadan

Dit jaar valt de Passietijd samen met de Ramadan. Tijdens de Ramadan, die een hele maand duurt, vasten moslims tussen zonsopgang en zonsondergang. Het vasten is bedoeld als oefening in geduld, en om verbondenheid te ervaren met arme en hongerige mensen elders op de wereld. De maaltijd waarmee het vasten na zonsondergang wordt gebroken heet iftar-maaltijd. Het is vaak een feestelijke maaltijd die in groter gezelschap wordt gegeten.

Op 31 maart organiseren we samen met World Opera Lab een avond waarin de Passie van Nu wordt opgevoerd rond een diner geïnspireerd op een iftar-maaltijd uit de Syrische keuken.

Tijd: 31 maart 20.00
Plaats: Nassaukerk, De Wittenkade 111 Amsterdam
Kaarten voor voorstelling en diner á € 25 verkrijgbaar op deze site.

 

Wil je de Passie bijwonen en kan je niet op 31 maart, kom dan naar één van de andere voorstellingen, op verschillende locaties en steeds met een andere insteek:

19 maart 16:00 Volksoperahuis – interview met Miranda Lakerveld, Midwest Amsterdam
24 Maart 18:00 Buurtkantine & mini-concert, Midwest Amsterdam
30 Maart 18:00 Try-out met buurt-maaltijd ism Fila, Nassaukerk Amsterdam
31 Maart 20:00 Concert & Diner met Grote Midden Oosten Platform, Nassaukerk Amsterdam
4 april 19:00 uur De Sering Amsterdam
7 april 20:00 Het laatste avondmaal – debat en mini concert, de Balie Amsterdam
8 april 20:00 Concert Goede Vrijdag, het Muiderslot
9 april 21:00 Concert, Podium Mozaïek Amsterdam

Voor informatie over kaarten en reserveringen ga naar de website van World Opera Lab.

Voices from the Green MENA Network – Recommendations to European stakeholders

The Green MENA Network

Climate change and environmental challenges are among the most important issues determining the future of the MENA region, and the EU’s relationships with the MENA. Issues like water management, temperatures and pollution are directly related to economic perspectives, livability and power structures. At the same time, there seems to be a gap, a failure among European organisations and institutions to connect to local initiatives and partners in the Middle East. Therefore, we (het Grote Midden Oosten Platform – GMOP) started mapping individuals, organisations, businesses, and initiatives in the MENA-region that are working for a sustainable green environment. Since we started in 2019, the mapping expanded, it now includes more than 650 contacts throughout the Middle East and North Africa. We call it the Green MENA Network.

The Green MENA Network’s goal is to encourage European stakeholders to make aid and trade with the MENA region green, as well as to support local green actors in the region. We believe that these bottom-up actors are a powerful force for a sustainable and green climate agenda, and that they can be valuable partners for Europe as well.

What do we do, and why?

In the past years we expanded the Green MENA Network and identified key players. Building on what we learned during our meetings, interviews, research and online events with green MENA youth, professionals and activists, we noticed that a) small, bottom-up initiatives often do not have the right capacity or funds to learn from colleagues in neighboring countries and b) there is a dramatic absence of meaningful representation from MENA-countries in important global panels and discussions. That is how we identified two priority areas where the network can support:

  • Facilitate collaboration and exchange between Green MENA Network actors
  • Connect Green MENA Network actors with global/European sustainability discussions and relevant European stakeholders.

From 10th to 13th June 2022, we gathered experts from Morocco, Algeria, Tunisia, Libya, Egypt, Palestine, Jordan, Lebanon, and Iraq who work in the fields of energy transition and biodiversity/food sovereignty. The meeting’s goal was to tap into collective wisdom and to brainstorm about strategies for better MENA representation in global sustainability discussions.

The Green MENA Network has the potential to contribute to truly sustainable development in the MENA region, by taking actions that are good for both planet and people, based on independent and autonomous decision making (rather than on international donor-driven agendas). The network can help to improve representation from the MENA-region in global discussions about climate change and environment protection. Creativity and innovation are also important characteristics within the network.

The production and sharing of indigenous knowledge and innovation in the field of biodiversity and food sovereignty will be taken up within the network too. A basis for such sharing can be found in the Lebanese platform Regenerate Hub (www.regeneratehub.org). And lastly, the network is interested in developing renewable energy hubs in the MENA-region.

Green in the MENA-context

Decolonisation of the food and biodiversity sectors

For local actors in the MENA region, green is more than climate action or sustainability. Many of them associate a sustainable future with decolonization of the agricultural sector and reclaiming of food sovereignty. They want a just transition. Farmers often do not have free access to seeds, to water or land. The most obvious case is Palestine, where land and soil are intertwined with colonization. While Israel is presenting itself as a proponent of sustainability and fighting climate action, it is in fact colonizing the land of 5.2 million indigenous inhabitants of occupied land, it controls water and land use, dumps waste and regularly destroys farmland, water wells and orchards, leaving Palestinians completely dependent on import (which is also controlled by Israel).

Another example of colonial conditions related to land is the way France has banned Total and other companies from fracking on its own territory but is still pushing for it in its former colonies. In 2014-2015, in the heart of the Algerian Sahara, a collective movement protested shale gas exploration by the French oil company Total. The campaign claimed that Algerian citizens were confronting not only the environmental and health hazards of fracking but also this form of neo-colonialism.

In different ways, this lack of sovereignty is present throughout the region in the form of commodity agriculture, seed- and fertilizer monopolies, and the commercialisation of water resources.

Energy transition towards renewables

The energy transition is a huge topic in the MENA-countries, both in oil-producing countries and in the countries without fossil resources. In countries like Egypt and Morocco, governments are investing heavily in renewable energy projects. EU-states are viewing the North African countries as potential suppliers of renewable energy. According to local actors, EU-MENA cooperation projects on energy transition presently do not focus on the benefits of the MENA, but rather on the needs of the EU. They also consider companies in the energy sector as obstructing the transition to renewable energy.

MENA-countries are mostly governed and structured in a centralized manner. When it comes to transitioning to renewable energy, decentralisation of the energy infrastructure could, according to local actors, support the transition as well as make it more sustainable to manage.

Empowerment in global decision making and equality in international relations

Local actors from MENA-countries, like farmer organisations, energy experts or local NGOs, are underrepresented in global platforms, forums and movements where climate change, biodiversity and energy transition are discussed. Consequently, their perspectives, needs and knowledge are not sufficiently included in global or regional strategies and agendas. This absence is caused by a lack of interest from their own governments to include them in national delegations, but also by a lack of funding for travelling and difficulty in obtaining visas.

Many MENA-actors do not even relate to existing global forums, as they consider them dominated by Western agendas, rules and regulations. They see that non-Western countries are treated with different standards, and that Western companies and governments do not apply environmental laws when operating in the MENA.

Recommendations to European stakeholders and people working in the fields of energy transition and biodiversity/food sovereignty

As the party that initiated the Green MENA Network, and as a European foundation, we present recommendations by the Green MENA Network to European stakeholders. The recommendations can be incorporated in European policies and strategies and in cooperation projects with EU-partners and partners from the MENA region.

 How can European stakeholders support the Green MENA key players in their efforts?

Policy makers in the EU:

  • Help strengthen capacities at MENA Ministries of Environment, as these are currently not considered strong partners for local actors.
  • Provide funding for training and expertise (decentralised) for local actors, in fields of energy transition, biodiversity and agroecology, for awareness raising among population, for local staff.
  • Invest in research and projects that put communities at the core of solutions.
  • Provide visas for local actors so they can attend global forums.
  • Enforce European law and environmental regulations on European companies also when they are active outside Europe. 

European NGOs:

  • Support bottom-up actors to influence their governments and become more powerful players in the transition processes.
  • Provide funding for training and expertise (decentralised) for local actors, in the fields of energy transition, biodiversity and agroecology, for awareness raising among population, for local staff.
  • Provide funding for development of networks, including funding to sustain these, for workshops and dialogue, and long-term planning in order to become effective platforms for change.
  • Help connect MENA-networks with other global South based networks and alliances.
  • Ensure to include GCC actors in regional networks, even though they are not coming from traditional development countries.
  • Connect your agendas to the agendas of local partners instead of the other way around. 

European companies:

  • Build relations with local and regional networks, based on ethical values.
  • Support the transition towards sustainable food sovereignty/biodiversity, for example by moving away from monocultures and commodity approaches.
  • Help decentralise the food production systems, allowing self-sufficiency for farmers, bringing power back to people.
  • Help decentralisation of the energy grid to local communities as an important part of a sustainable transition to renewable energy. Invest in local production of renewable energy.
  • Avoid land- and water confiscation in the MENA-region, especially in water-stressed regions and when it is used for production for foreign markets.

Het Grote Midden Oosten Platform can advise and support European stakeholders who are preparing or implementing projects in MENA-countries. Contact us via info@hetgrotemiddenoostenplatform.nl.

If you are interested in a constructive collaboration between the EU countries and the MENA countries, we recommend the White Paper we published in November 2021, on the European Green Deal and how it can contribute to a green agenda for MENA countries.

Public Event: Social Entrepreneurship in the MENA-region

JOIN US 

Thursday, September 1st

15.30 – 18.00

Bronland 10, 6708 WH Wageningen

(Wageningen StartHub)

The SEKEM initiative started in Egypt, north of Cairo 45 years ago, when Dr Ibrahim Abouleish dug the first well to start organic farming in the vast desert. Today SEKEM is a multifaceted group of agro-industrial companies, a community of people, organisations and educational institutions, jointly focusing on the holistic sustainable development of people and their natural environment. SEKEM’s new socio-economic model ‘Economy of Love’ combines aspects of fair trade, circular economy, responsible consumption and ethical finance.

How did SEKEM become what it is today? What can we take away from this model, which is focused on sustainable development and respectful collaborations, rather than on gaining the highest possible profit?

Programme

15.00   Doors open
15.30   Introduction 3 organisations
15.45    Introduction speakers
15.50   Maximilian Abouleish-Boes presents SEKEM’s philosophy and answers questions
16.50   Short break
17.00   Interviews 3-panel members and discussion with the audience
18.00   Closing and networking drinks

Register through this link. Participation is free of charge.

StartHub Wageningen is hosting this event with a capacity of up to 100 participants.

We will also offer a live stream, record and publish the event afterwards on our youtube channel.

Speakers/Panelists: 

Dr. Maximilian Abouleish-Boes – Sustainable Development Lead at SEKEM

Maximilian Abouleish-Boes is born in Germany and works and lives at the SEKEM community in Egypt since 2010. SEKEM Initiative was founded in 1977 by Dr Ibrahim Abouleish, with the vision of sustainable development and giving back to the community. Using biodynamic agricultural methods, desert land was and is revitalized and a striving agricultural business with branded food, phytopharmaceuticals and textile products developed. SEKEM started Heliopolis University in 2012, the region’s first university with holistic sustainable development as its main purpose. The SEKEM initiative, headed by its CEO Helmy Abouleish, became the umbrella of agro-industrial companies and NGO’s, including educational institutions and a medical centre. Maximilian is the Sustainable Development Lead for the SEKEM initiative, which integrates economic, societal, cultural and ecological life to address societal burning issues. Current priorities are ecosystem development, climate change mitigation and biodiversity.

Joslin Kehdy, Panel member:

Joslin Faith Kehdy is the Founder of and Director at Recycle Lebanon, catalysing a system change to re-psyc’le our linear mindset towards circular action. The four programmes of this Lebanese NGO include Regenerate Hub, EcoSouk, TerraPods and Dive Into Action. Joslin currently lives off-grid in the rural village of Baskinta, Lebanon, where she stewards the land developing the TerraPods regenerative agriculture, art residency and eco-design maker-space. 

Bashar Humeid, Panel member

Bashar Humeid is a Consultant, Trainer and Speaker, who specializes in Urban/Organic Farming and decentralized political solutions based on green and decentralized technologies. He is also the founder of Meezan.cc and the co-founder of Yanboot.com. Meezan is a nonprofit enterprise that develops low-tech methods for building, farming and energy-/water saving for Jordan and Arabia. Yanboot is the leading brand in organic agriculture and food production in Jordan.

Organizers of this event:

StartHub Wageningen is the startup incubator and educator for students, PhD’s and recent graduates of Wageningen University & Research. Their core focus is the development of entrepreneurial competencies of students and student entrepreneurs. To stimulate and help students with the development of entrepreneurial competencies, they offer a diverse program in which students can develop their entrepreneurial skills.

The association Vriendenkring SEKEM strives to make the work of SEKEM from Egypt known in the Netherlands (www.sekem.com). The association intends to share the inspiration of SEKEM in the Netherlands and to foster networks, exchanges and cooperation with SEKEM in various aspects. Supporting membership: € 25 per year.

Het Grote Midden Oosten Platform is a Dutch independent foundation of professionals that aims to humanize European policies and discourse around the Middle East and North Africa. One of its bigger current projects is The Green MENA Network project, which maps sustainable and green forces in the Middle East and North Africa (MENA). This project aims to motivate people and organisations in the Netherlands to establish partnerships in the Middle East that are based on sustainability and on caring for the environment and society.

For StartHub Wageningen: Rabih Hamid (06-634410984)

For het Grote Midden Oosten Platform: Sylva van Rosse (06-18241405)

For Vriendenkring SEKEM: Salaheldin Ali (06-683282871)

Masterclass: Inspiring Social Entrepreneurship in the MENA-region

SPEAKERS
Maximilian Abouleish-Boes, Sustainable Development Leader at SEKEM, Egypt
Joslin Kehdy, CEO of Recycle Lebanon and Regenerate Hub, Lebanon
Bashar Humeid, CEO of Meezan and Yanboot organic city food, Jordan

JOIN US 

Wednesday, August 31st

9.30 – 18.00

Bronland 10, 6708 WH Wageningen

(Wageningen StartHub)

WHY THIS MASTERCLASS?

This Masterclass aims to inspire potential entrepreneurs who consider starting a business in the MENA region. The Masterclass offers presentations by three experienced entrepreneurs about the triggers to start their business, their lessons learned, ups and downs, challenges and the opportunities they see in the market.

Breakout sessions will allow for an interactive Q & A with the speakers. Participants will benefit from the speaker’s personal recommendations and advice. They will get insights into how to prepare themselves for social entrepreneurship in the region.

 

  • The Masterclass is a full-day event with a limited capacity of 50 (potential) entrepreneurs.
  • Registration by filling out the registration form.
  • The organizers reserve the right to select participants as to achieve a most diverse and focussed group. 
  • Participants are requested to contribute €50 for the costs of the Masterclass, students can participate free of charge. 
  • The majority of the costs of this Masterclass is covered by the organizers with the financial support of the Iona Foundation.

This Masterclass is a joint initiative of StartHub Wageningen, Het Grote Midden Oosten Platform and Vriendenkring SEKEM

 OBJECTIVE, TAKEAWAYS and SPEAKERS

Objective of the Masterclass

To inspire and motivate (potential) entrepreneurs, including people with a background in the Middle East or North Africa, to develop a business in the MENA region. To share lessons learned, exchange experiences, and connect the potential entrepreneurs with networks in the region. 

What do participants take away from the masterclass?
  • Inspiration & encouragement
  • Practical information on what it means to run/start a start-up or business in MENA contexts, do’s and don’ts
  • Personal feedback from actual entrepreneurs on potential business ideas
  • Network opportunities

Details about the set-up of the masterclass can be found in this Program Masterclass MENA.docx.

Speakers

Bashar Humeid 

Bashar Humeid is a Consultant, Trainer and Speaker, who is specialized in Urban/Organic Farming and decentralized political solutions based on green and decentralized technologies. He is also the founder of Meezan.cc and the co-founder of Yanboot.com. Meezan is a nonprofit enterprise that develops low-tech methods for building, farming and energy-/water saving for Jordan and Arabia. Yanboot is the leading brand in organic agriculture and food production in Jordan. Bashar was born and raised in Amman, Jordan and is currently pursuing a PhD in Political Science at the Technical University of Darmstadt, Germany.

Dr. Maximilian Abouleish-Boes

Maximilian Abouleish-Boes is born in Germany and works and lives at the SEKEM community in Egypt since 2010. SEKEM Initiative was founded in 1977 by Dr Ibrahim Abouleish, with the vision of sustainable development and giving back to the community. Using biodynamic agricultural methods, desert land was and is revitalized and a striving agricultural business with branded food, phytopharmaceuticals and textile products developed. SEKEM started Heliopolis University in 2012, the region’s first university with holistic sustainable development as its main purpose. The SEKEM initiative, headed by its CEO Helmy Abouleish, became the umbrella of agro-industrial companies and NGO’s, including educational institutions and a medical centre. Maximilian is the Sustainable Development Lead for the SEKEM initiative, which integrates economic, societal, cultural and ecological life to address societal burning issues. Current priorities are ecosystem development, climate change mitigation and biodiversity.

Joslin Kehdy

Joslin Faith Kehdy is the Founder of and Director at Recycle Lebanon, catalysing a system change to re-psyc’le our linear mindset towards circular action. The four programmes of this Lebanese NGO include Regenerate Hub, EcoSouk, TerraPods and Dive Into Action. Joslin currently lives off-grid in the rural village of Baskinta, Lebanon, where she stewards the land developing the TerraPods regenerative agriculture, art residency and eco-design maker-space. 

The Organisers of this Masterclass:

StartHub Wageningen is the startup incubator and educator for students, PhD’s and recent graduates of Wageningen University & Research. Their core focus is the development of entrepreneurial competencies of students and student entrepreneurs. To stimulate and help students with the development of entrepreneurial competencies, they offer a diverse program in which students can develop their entrepreneurial skills.

The association Vriendenkring SEKEM strives to make the work of SEKEM from Egypt known in the Netherlands (www.sekem.com). The association intends to share the inspiration of SEKEM’s CEO Helmy Abouleish among (potential) entrepreneurs, in particular those with a migration background in the Middle East, who are considering starting a business in the Middle East or North Africa. 

Het Grote Midden Oosten Platform is a Dutch independent foundation of professionals that aims to humanize European policies and discourse around the Middle East and North Africa. One of its bigger current projects is the Green MENA Network project, which maps sustainable and green forces in the Middle East and North Africa (MENA). This project aims to motivate people and organisations in the Netherlands to establish partnerships in the Middle East that are based on sustainability and on caring for the environment and society.

StartHub Wageningen, Vriendenkring SEKEM and het Grote Midden Oosten Platform also want to share the holistic business philosophy of Helmy Abouleish and other social entrepreneurs from the Middle East with Dutch audiences. This will be done through a public side event.

Vacature Redactielid

Voor de website van het Grote Midden Oosten Platform zoeken we een redacteur (vrijwillig) die meewerkt met het verzamelen, redigeren en publiceren van artikelen en verhalen over het Midden-Oosten.

Het Grote Midden Oosten Platform is een netwerkorganisatie die het beeld van het Midden-Oosten wil nuanceren en humaniseren. Ons gereedschap daarbij is nieuwsgierigheid en deskundigheid. Het Grote Midden Oosten Platform bundelt de krachten van de vele Midden-Oostenexperts in Nederland. Wij benutten hun brede ervaring rond verschillende thema’s door middel van trainingen, analyses, bijeenkomsten en publicaties. Op de website publiceren we journalistieke artikelen, interviews, opiniestukken en podcasts.

Ter versterking van onze redactie zoeken wij iemand die:

  • actief auteurs benadert voor het schrijven van artikelen
  • artikelen redigeert en dit, indien nodig, afstemt met auteurs
  • artikelen op de website plaatst (wij gebruiken WordPress) en online verspreidt
  • zelf interviews aflegt en/of artikelen schrijft

Hiervoor zoeken we iemand die:

  • redactionele en als het kan ook actieve journalistieke ervaring heeft
  • affiniteit heeft met het Midden-Oosten en Noord-Afrika
  • enthousiast is om mee te werken aan de ontwikkeling van ons online platform

De tijdsinvestering is ongeveer 2 uur per week. Dit kan variëren en bepalen we in overleg.

Geïnteresseerd? Stuur dan graag een korte motivatie en cv naar info@hetgrotemiddenoostenplatform.nl.

Milieuwetgeving in het Midden-Oosten: van doekje voor het bloeden tot participatietool?

Hij begon zijn werk als vrijwilliger bij het Habi Centrum voor Milieurechten toen dat een zaak aanspande over het gebruik van kolen door twee cementbedrijven. Volgens het Habi Centrum hadden de bedrijven verzuimd om, voordat ze kolen gingen gebruiken, milieueffectrapportages te delen en te bespreken tijdens publieke hoorzittingen. De aanklacht luidde daarnaast dat de bedrijven, door het gebruiken van kolen en zonder zich aan relevante regels te houden, de rechten van burgers schonden op gezondheid, op een gezonde omgeving, en op toegang tot informatie. Dit zijn rechten die zijn vastgelegd in de Egyptische grondwet.

Egyptische kolenfabriek

Dat was in 2016. Toen het Habi Centrum in 2018 de deuren sloot omdat de eigenaar overleden was, startte Elseidi zijn eigen advocatenkantoor en nam de zaak over. We spraken met Elseidi via zoom, om meer te weten te komen over zijn vastberaden inzet en werkzaamheden. “Zijn kantoor heeft een onderzoeksafdeling en een juridische afdeling,” vertelt hij. “We werken er momenteel aan drie zaken, waarvan de belangrijkste nog steeds die tegen de cementbedrijven is.”

Het centrale punt daarin is de luchtvervuiling die de bedrijven veroorzaken, en de manier waarop ze zijn omgegaan met de milieueffectrapportages. Daarnaast is er een juridische zaak rond de prijs van drinkwater, en één over de verplichting van het gemeentebestuur in Alexandrië om zich te houden aan regels die de nationale regering heeft aangenomen om klimaatverandering tegen te gaan.

Milieuwetgeving in Egypte

Hedendaagse milieuwetgeving heeft zijn wortels in jaren ’60 van de vorige eeuw. Het was onderdeel van de belofte om de maatschappij eerlijker, rechtvaardiger en democratischer te maken. Dat maakt van milieurecht nog geen tovermiddel. Milieuproblemen verdwijnen niet nadat een milieuverdrag is ondertekend, of nadat er een natuurbeschermingswet is aangenomen. De wetten bieden burgers handvatten om actie te ondernemen tegen klimaatverandering en tegen milieuproblemen. Ze zijn een middel om deze problemen op een rechtvaardige manier aan te pakken.

“Milieuwetten”, zegt Elseidi, “zijn in principe de wetten die burgers het recht verschaffen om gebruik te maken van natuurlijke bronnen, en het recht om deel te nemen aan het beheren daarvan. Ook zorgt milieuwetgeving ervoor dat burgers toegang hebben tot informatie over natuurlijke bronnen. Volgens internationale klimaatverdragen is het zelfs heel belangrijk dat er vanuit de samenleving actief wordt deelgenomen aan besluitvorming over klimaat-gerelateerde zaken, op elk niveau van besluitvorming.”

Het is daarom cruciaal dat iedereen toegang heeft tot de relevante informatie.

Volgens Elseidi is het bovendien de taak en verantwoordelijkheid van iedere burger om voor het milieu te zorgen. “We hebben toch allemaal te maken met dezelfde dreigingen en milieuproblemen? Het oplossen daarvan kan niet alleen een zaak zijn van advocaten en beleidsmakers!”

Klimaatrechtvaardigheid en bescherming van het milieu zijn grote thema’s geworden in Egypte. Milieuorganisaties in het land lijken er zich echter nauwelijks van bewust dat wetgeving hen kan helpen om hun doelen te bereiken. Ze weten weinig van de krachtige juridische middelen die ze kunnen inzetten om maatschappelijke participatie af te dwingen. Of dat, in theorie, één enkel persoon de ontwikkeling kan stopzetten van een project als dat een negatieve impact heeft of het milieu.

“Veel milieuorganisaties en natuurbeschermingsstichtingen richten zich helemaal op bewustwording of gedragsverandering,” zegt Elseidi. Hij zou graag zien dat ze een stap verder gingen, en gebruik zouden maken van juridische mogelijkheden om milieuproblemen aan te pakken.

De grote piramides van Giza zichtbaar door de luchtvervuiling

Elseidi refereert daarbij in het bijzonder aan gevallen waar grote projecten worden ontwikkeld (bijvoorbeeld de bouw van fabrieken die gas, cement of petroleum produceren). Volgens de wetgeving in Egypte (maar ook in landen als Jordanië, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten) is ieder bedrijf dat een project plant, verplicht eerst onderzoek te doen naar milieueffecten op de omgeving. De Egyptische wet schrijft voor dat de projectontwikkelaar twee publieke hoorzittingen moet houden. Tijdens die hoorzittingen moeten aanwezigen (lokale gemeenschap, NGO’s, wie het maar belangrijk vindt) worden geïnformeerd door deskundigen over de milieu-impact. Milieueffectrapportages moeten tijdig worden gepubliceerd, en burgers hebben de kans om vragen en bezwaren te uiten, die vervolgens in behandeling moeten worden genomen door de projectontwikkelaar. Dit recht op informatie en burgerbetrokkenheid geldt niet alleen voor de start van het project, maar ook tijdens de volledige periode van uitvoering.

Egypte is niet het enige land in het Midden-Oosten en Noord-Afrika waar milieuwetgeving onvoldoende wordt toegepast of afgedwongen. Dat is het geval in de hele regio. Het komt voor dat autoriteiten internationale milieuverdragen hebben ondertekend, maar de middelen of capaciteit niet hebben om de eigen nationale wetten daarop aan te passen. In sommige landen is de milieuwetgeving niet krachtig genoeg om bescherming te bieden tegen milieumisdrijven. Anders dan in Egypte richten NGO’s zich in die landen juist wel op beleidsmakers, en op  versterking van milieuwetgeving. In een land als Libanon geven projectontwikkelaars soms geen inzicht in milieueffectrapportages waarbij ze zich verschuilen achter claims van ‘intellectueel eigendom’. Daarmee wordt burgers hun recht op transparantie ontzegd.

Elseidi herhaalt, legt uit, blijft steeds geduldig en spreekt zonder emotie. Persoonlijk wordt hij nooit. We horen niet dat hij dit werk doet ‘voor zijn kinderen’ of ‘om omdat zijn geweten het van hem vraagt.’ Maar zijn punt is helemaal duidelijk: Milieuorganisaties, activisten en onderzoekers in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben te maken met enorme uitdagingen. Het is voor hen van groot belang dat ze zich gesteund weten door solide milieuwetgeving, en dat ze bekend zijn met hun rechten als burgers. Netwerken en kennisuitwisseling tussen NGOs en milieu advocaten kan daarbij helpen.

Op 3 november 2020 gaf Ahmed Elseidi een presentatie over zijn werk tijdens een zoom meeting. Bekijk de opname daarvan hier (voertaal Arabisch).

 

Environmental legislation in the Middle East and North Africa: from a palliative to a participation tool?

He began his work in this field as a volunteer for the Habi Center for Environmental Rights when it filed a lawsuit at the Egyptian Administrative Court challenging the use of coal by two cement companies. The Habi Center claimed that the companies had failed to disclose the required environmental impact assessment studies on public hearings, before they started using coal in their operations. It also claimed that by using coal without adhering to the relevant regulations, the companies were violating citizens’ rights to health, a healthy environment, participation and access to information, as enshrined in the Egyptian Constitution.

Egyptian coal plant

This was in 2016. When the Habi Center closed after the owners’ demise in 2018, Elseidi established his own law firm, the Elseidi Law Firm, and took over the case. We spoke with Elseidi via zoom, as we are interested to learn more about the his persistent efforts. “We have a research unit and a legal unit”, explains Elseidi, “and we are currently working on three cases. The biggest one still is the one with the cement companies. ” A central issue in the case is the air pollution caused by the two cement companies, and the way they have dealt with environmental impact assessments. The other cases deal with the price for drinking water and with climate change and the obligation of the authorities in Alexandria to respect nationally subscribed climate change regulations.

Environmental law in Egypt

Modern environmental legislation originated in the sixties. It was part of a promise to make societies more honest, just and democratic. However, environmental law is no magic wand. When an environmental treaty is signed, or a nature protection law is adopted, environmental problems do not automatically disappear. The laws provide ways for citizens to take action against climate change and other environmental problems. The laws are tools to address these problems in a fair manner.

“Basically”, says Elseidi, “environmental laws are the laws that provide citizens with the right to obtain usage of natural resources, and the right to participate in the management of these resources. Environmental laws also guarantee citizens’ access to information about these resources.” According to international climate agreements, it is of great importance that the public partakes of every level of decision-making when it comes to climate-related issues. Therefore, it is crucial that the public has access to information related to climate change.

At the same time, Elseidi emphasizes it is every individual’s task and responsibility to look after the environment. “We all face the same environmental threats and dangers. It certainly is not simply the task of lawyers and policymakers!”

Climate justice and protection of the environment have become a big topic in Egypt. Environmental NGOs in the country are, however, hardly aware of the fact that the law can help them reach their objectives. They do not know about the strong legal tools for public participation, and that, in theory, one single person can stop the development of a project if it has a negative impact on the environment. “Many environmental and nature protection organizations are focusing all their efforts on awareness raising and change of behavior”, says Elseidi. What he would like them to do is take the next step, which is to use legal structures to address environmental problems.

The great pyramids of Gizeh through the smog

Elseidi is specifically referring to situations where big projects (such as factories that produce gas, cement, or petroleum) are being developed. According to the law in Egypt (but also in countries like Jordan, Kuwait, the UAE) any company or governmental organisation that is planning a project, has to make an assessment of the environmental impact of that project. Under Egyptian law, a project developer is obliged to conduct two rounds of consultations with local communities. During public hearings, communities must be informed by experts and researchers about the environmental impact of the project. Environmental impact assessment studies must be made public, and citizens should be given the opportunity to raise questions and objections, after which project developers should address these environmental concerns. This right to information and involvement of citizens applies not only before the start of the project, but throughout its implementation. Of course, this requires much more effective dissemination about impact studies and widespread announcements of public hearings from the side of industrial project owners and authorities.

Egypt is not the only country in the MENA where environmental legislation is insufficiently applied or enforced. This is the case throughout the region. In some cases, authorities have signed international environmental agreements, but they lack the capacity or means necessary to align local laws with these agreements.

In some countries, environmental laws are weak and do not offer protection against environmental crimes. Unlike in Egypt, NGO activism in these countries is therefore targeting policy levels, to improve environmental legislation. In a country like Lebanon, environmental organizations are sometimes denied insight into environmental impact assessments by companies hiding behind ‘intellectual property’ claims. In doing so, these companies are depriving citizens of their right to transparency.

Environmental NGOs, activists and researchers in MENA countries are facing major challenges. It is crucial that they are supported by solid environmental legislation, and, as Elseidi keeps emphasizing, “that they are familiar with their rights as citizens.” Networking and exchange of knowledge between NGOs and environmental lawmakers can help their case.

On 3 November 2020, Ahmed Elseidi gave a presentation in Arabic about his work during a recorded zoom meeting. Watch the complete session here.

‘Je moet elke kans aangrijpen om over Gaza te spreken’

Ahdaf Soueif werd geboren en groeide op in Caïro. Als volwassene woonde ze lange tijd in Engeland. Ze schreef romans — haar boek The Map of Love werd genomineerd voor de Booker Prize — en publiceerde vele politieke en culturele commentaren. Vanaf 2012 was ze bestuurslid van het British Museum; in 2019 trad ze terug vanwege onvrede over de positie die het museumbestuur innam rond een aantal principiële kwesties.

Als activist is Soueif betrokken bij de strijd voor rechtvaardigheid in Palestina en voor democratisering in Egypte. De afgelopen weken rommelt het in Egypte, met protesten in het hele land tegen het regime. Het leger reageert door op grote schaal mensen te arresteren. Soueif komt uit een familie van politiek activisten. Haar neef, een bekende activist, is onlangs weer vastgezet. Haar eigen wekelijkse column in het dagblad Al-Shorouk is stopgezet. Ze heeft te maken met een regime dat verzoeken om rechtvaardigheid beantwoordt met arrestaties en marteling. Toch spreekt ze open en vastberaden.

Wat denk je dat er gaat gebeuren in Egypte?

“Het is moeilijk om te zeggen waar dit heen gaat. Er is meer openlijke kritiek op het regime en de rol van het leger dan er sinds 2013 geweest is. De economie is er slechter aan toe. Iedereen is armer, maar de armen zijn echt veel armer. En degenen die dachten baat te hebben bij het regime, financieel of voor stabiliteit, zijn teleurgesteld. Ik denk dat het regime zich zorgen maakt.”

Soueif ziet dat het regime probeert het protest met geweld te onderdrukken en tegelijkertijd de bevolking probeert om te kopen met minuscule beetjes economische ondersteuning. “Maar echt hervormen kan het regime niet. Het regime is corrupt in al zijn structuren.”

Foto's: Umayya Abu-Hanna.

Onder de democratie-gezindten in de wereld was de teleurstelling groot toen de revolutie van 2011 niet leidde tot een democratisering van het Egyptische bestuur en van de samenleving. Kan die democratisering wel slagen als het huidige regime wordt omgegooid? Of is er geen infrastructuur in Egypte die een hervormd bestuur kan dragen?  

“Die infrastructuur is er niet op dit moment, want het politieke leven is sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw gedecimeerd. Er was een opleving tijdens de laatste jaren van Mubaraks regime. Hij moest zich toen aan het Westen laten zien als democratisch leider, hopend dat hij het presidentschap aan zijn zoon kon doorgeven. Dat creëerde enige ruimte om partijen en verenigingen te vormen, wat bijdroeg aan de revolutie in 2011. Maar dat is allemaal hardhandig de kop in gedrukt. En het heeft nooit lang genoeg bestaan om wortel te schieten.”

“Er zijn wel een heleboel betrouwbare individuen op wie we ons kunnen richten voor expertise en leiderschap. En er zijn minstens twee solide instellingen die werken aan ontwikkeling van uitvoerbaar alternatief beleid: Egyptian Initiative for Personal Rights en Alternative Policy Solutions, een project onder de paraplu van de Amerikaanse Universiteit in Caïro. Dus als de dag komt dat er een nieuw systeem aan de macht is, dan is er beleid om dat systeem te ondersteunen.”

Vanuit Europa lijkt niet veel druk te worden uitgeoefend op het regime van Sisi.

“Europese regeringen hebben een sterke casus om wapenverkoop aan Egypte te bevriezen, en om Egypte aan te spreken op mensenrechtenschendingen. Egypte heeft allerlei VN-verdragen ondertekend, maar negeert ze volledig. Vooralsnog wordt er in Europa echter veel geld verdiend aan Egypte, uit de verkoop van wapens en gas, en uit grote deals van bedrijven (ENI in Italië, Siemens in Duitsland en British Petroleum in het Verenigd Koninkrijk). Daarnaast: wat ook ‘the deal of the century’ voor Palestina is, president Sisi is nodig bij de uitvoering ervan. Het Westen is verder geporteerd van het beeld van ‘de goede moslim die de slechte moslim bestrijdt’, daar in het Midden-Oosten, ver weg van het Westen. Sisi verkoopt Europa het idee dat hij terrorisme bestrijdt én een heleboel vluchtelingen tegenhoudt die de Middellandse Zee over willen. Daarom sluiten Europa en de Verenigde Staten de ogen voor zijn totale minachting voor mensenrechten en democratie, en geven ze hem steun om aan de macht te blijven.”

Princess Margriet Award 2019 laureaten, ECF President HKH Prinses Laurentien en ECF Director André Wilkens (foto Maarten van Haaff voor ECF).

“Wat ik op dit moment het liefst zou willen van Europa is dat het visa beschikbaar stelt. Veel jonge mensen, jonge professionals, zijn getraumatiseerd door de revolutie. Ze waren erg betrokken en hebben soms in de gevangenis gezeten. Ik heb het niet over mijn neef, maar over anderen die nu leven met de angst om opnieuw gearresteerd te worden, of om zelfs totaal te verdwijnen. Die veel moeite hebben om werk te vinden omdat ze op een zwarte lijst staan. Die paniekaanvallen hebben en ’s nachts wakker worden met een mond vol bloed door het tandenknarsen. Ze zijn slim, ambitieus en gemotiveerd.”

Soueif raakt geëmotioneerd en veegt een traan weg. “Ze zouden een aanwinst zijn, waar ze ook verblijven.”

Bijna tweederde van de bevolking van het Midden-Oosten en Noord-Afrika is jonger dan 25 jaar. Is deze generatie anders dan de voorgaande?

“Je kunt natuurlijk niet generaliseren, maar over het algemeen is deze generatie heel slim. Dit zijn mensen die echt aan de wereld kunnen bijdragen, als ze een paar jaar op adem kunnen komen.” Ze beschrijft hoe juist degenen die zowel tegen het militaire regime als tegen het islamistische bestuur zijn het meest knel zitten. Ze hebben geen paraplu die hen beschermt, geen gelijkgestemden of organisatie om op terug te vallen. ” Het zou mooi zijn als Europese ngo’s, media en academische instellingen een aantal plaatsen beschikbaar stellen voor deze mensen. Om ze te redden.”

‘Europese’ waarden

Soueif, die haar tijd verdeelt tussen Egypte en het Verenigd Koninkrijk, was vanaf 2012 lid van de Raad van Toezicht van het British Museum. In juli van dit jaar trok ze zich terug. In haar verklaring lichtte ze toe bezwaar te maken tegen de onbuigzaamheid van het museum rond cruciale zaken. Het feit dat het British Museum sponsoring accepteert van British Petroleum (BP), in een tijd waarin kinderen over de hele wereld eisen dat klimaatverandering eindelijk bovenaan de politieke agenda komt. De manier waarop het museum omging met omstandigheden van geoutsourcete arbeiders en hen niet bijstond in hun rechten. En het zich niet publiek uitspreken over dekolonisatiezaken.

Soueif kreeg veel positieve respons op haar terugtreding, onder andere van het museumpersoneel. Haar boodschap raakte duidelijk een gevoelige snaar. “De meeste verzoeken uit de media gingen echter vooral over de teruggave van koloniale kunst. Maar ik ga echt niet met mijn voeten stampen en eisen dat alles wordt teruggegeven, zoals ze blijkbaar van mij verwachtten. Ik stuurde de discussie steeds weer terug naar BP en hun poging tot imagoverbetering door steun aan de kunsten. Ik stuurde het terug naar het klimaat, naar de eisen van jongeren, naar de verantwoordelijkheid van publieke instellingen ten opzichte van hun personeel.”

Frappant is dat de redenen waarom je terugtrad zijn gemotiveerd door wat men graag ‘Europese waarden’ noemt.

“Die toe-eigening van waarden is interessant. Ik herinner me een televisie-interview met de Palestijnse intellectueel Edward Said en de Joodse musicus Daniel Barenboim. Je weet dat ze goede vrienden waren. Tijdens het gesprek zegt Daniel iets over Joodse waarden. Edward onderbrak hem onmiddellijk. ‘Wat zijn nou toch Joodse waarden? Denk je dat wij Arabieren naar school gaan en andere waarden leren? Arabische waarden, die gedegenereerd zijn?’ Zo krijgen wij dus te horen dat X, Y en Z Europese waarden zijn, maar zien we een Europa dat ze zelf niet toepast!”

Soueif ondersteunt ook de Palestijnse BDS-beweging (Boycot, Desinvesteringen en Sancties), en daar wordt ze voor bekritiseerd. De beweging heeft als doel om een eind te maken aan internationale steun voor onderdrukking van Palestijnen door Israël, en om Israël onder druk te zetten zich aan het internationale recht te houden. In de Verenigde Staten en Duitsland is steun aan BDS gelijkgesteld aan antisemitisme. Maar er is een ommekeer in de publieke opinie. “Na mijn speech bij de ECF Princess Margriet Award spraken mensen me aan, positief verrast en geroerd dat ik over Gaza had gesproken. Maar ik geloof dat je elke kans die er is moet aangrijpen om over Gaza te spreken! Wat daar gebeurt is zo crimineel en zo schaamteloos.”

Ahdaf Soueif in vluchtelingenkamp Aida in Bethlehem (foto: Rob Stothard voor The Palestine Festival of Literature).

Iedereen is met elkaar verbonden

Veel van Soueifs werk gaat over de relatie tussen Europa en het Midden-Oosten. Daarmee is zij een van de kopstukken uit de cultuursector die aandacht vragen voor politieke en sociale processen. Ze schrijft in het Engels voor een internationaal publiek van lezers. In haar publicaties heeft ze de term ‘mezzaterra’ geïntroduceerd. In een geglobaliseerde wereld is alles met elkaar verbonden, en ieder van ons heeft invloed op het geluk of zelfs de dood van een ander. Mezzaterra is de grond waarop we wonen, waar iedereen welkom is, en die we moeten verdedigen en vergroten.

“Om effectief te zijn, moet de discussie over hoe Europa met de wereld omgaat overal plaatsvinden: in media, onderwijs en cultuur. Maar die discussie draagt vooral bij op de lange termijn. Voor de korte termijn heeft actie vanuit Europese regeringen het meeste effect. Blijf daarom druk uitoefenen op Europese regeringen, op parlementsleden. Stop met het bewapenen van Egypte. Laat Egypte zich verantwoorden voor het schenden van verdragen die het ondertekend heeft. Toon menselijkheid en solidariteit bij visumaanvragen.”

Ze drinkt haar cappuccino op en breed lachend haalt ze haar telefoon tevoorschijn. Ze strekt haar hand uit om een foto te laten zien van een twee jaar oud jongetje met donker haar en glanzende ogen. Hij zit op de grond tussen zijn blokken. Vrolijk vertelt ze dat ze in Caïro drie dagen per week op haar kleinzoon past. Buiten breekt de zon door en het water in de gracht glinstert. We nemen afscheid van Ahdaf Soueif en wensen haar een goede reis naar huis.

 


De ECF Princess Margriet Award for Culture, een initiatief van de European Cultural Foundation, wordt ieder jaar uitgereikt aan ‘mensen en organisaties die met moed en creatieve kracht nieuwe wegen voor Europa verbeelden’. Dit jaar ontving Ahdaf Soueif de prijs ‘voor haar onvermoeibare inzet op het snijvlak van literatuur en activisme. Haar fictie en haar journalistieke werk bieden inspiratie en gedachtegangen over Europa als plek waar andere werelden kunnen samenkomen. Ze heeft daarmee de leefwereld van het Midden-Oosten dichter bij het Europese publiek gebracht; het door haar opgerichte Palestijnse literatuurfestival is daar een voorbeeld van.’


 

Psychosociale hulp in post-conflictlanden in het Midden-Oosten: aanbevelingen van professionals

Beleidsmakers en professionals werkzaam in het Midden-Oosten zijn het daarover eens. Tijdens een conferentie die Het Grote Midden Oosten Platform organiseerde op initiatief van Cordaid, deden zij aanbevelingen over hoe psychosociale zorg het meest effectief kan worden versterkt en uitgebreid.

De aanbevelingen aan ngo’s en aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken zijn te vinden in het conferentieverslag. Tevens vind je daar een korte inleiding op het onderwerp, een overzicht van de workshops en sprekers op de conferentie, en enkele nuttige statistieken.

Mental Health and Psycho Social Support in the Middle East and North Africa
Conference Report

 

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.