Geen nieuws is voor Afghanistan geen goed nieuws

Geen nieuws is goed nieuws. Het is een platitude die zeker voor Afghanistan niet opgaat. Het land haalt tegenwoordig nooit meer de voorpagina’s. Dat dit wel eens anders is geweest betekent niet dat het beter gaat met Afghanistan. Het wil zeggen dat haast niemand meer wil weten hoe slecht het gaat met Afghanistan.

Westerse beleidsmakers en politici, ze zouden het land het liefst van hun harde schijf willen wissen. Over Afghanistan praten, zo schrijft het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic, “is als praten over sterfelijkheid: er is een diepe behoefte het over iets anders te hebben.”

Wrang, maar niet toevallig, is dat Afghanen in toenemende mate naar dat deel van de wereld trekken waar hun vaderland wordt doodgezwegen. In de hoop dat Angela Merkel’s grootmoedigheid niet alleen op Syriërs, maar ook op hen, onderdanen van een land dat al meer dan 35 jaar in oorlog is, van toepassing is. Een ijdele hoop: Afghanen kunnen zeker niet rekenen op het welkom dat een aantal Europese landen Syriërs bereidt. Want Afghanistan is op zijn minst ‘’gedeeltelijk” veilig, en de onzalige onderneming die ‘’war on terror’’ is gaan heten, is er min of meer voor beëindigd verklaard. Niet omdat dit echt zo is, maar omdat het is afgesproken dat het zo is.

In Afghanistan vochten de VS en de NAVO een ‘’goede” oorlog, een oorlog die kort na de aanslagen op 11 september 2001 onomstreden was. Dat wil zeggen: onomstreden vergeleken met het Amerikaanse avontuur in Irak. Een en ander ging ook vergezeld van gouden beloften aan de Afghanen. Nu is de gedachte dat ook die goede oorlog op een fiasco is uitgedraaid, en dat de beloften op essentiële punten niet zijn waargemaakt, te pijnlijk om onder ogen te zien. De confrontatie met een bitter, onherstelbaar, zelfs onvergeeflijk falen wordt het liefst uit de weg gegaan, en dan rest de doofpot, de collectieve amnesie, een mechanisme dat wel vaker in werking treedt wanneer schandvlekken in de geschiedenis moeten worden toegedekt.

Hier dan toch maar een aantal vervelende cijfers: in Europa kwamen vorig jaar ruim 200.000 Afghanen aan. Van hen hebben er zo’n 130.000 officieel asiel aangevraagd, twee keer zo veel als het jaar ervoor. Vanwaar die toestroom? Er zijn meerdere redenen, maar een van de meest dwingende is de gestaag verslechterende veiligheidssituatie in Afghanistan. Volgens de VN raakten er sinds 2001 nog nooit zo veel burgers gewond door oorlogsgeweld als in 2015: 7457, tegen 6833 in 2014. Het aantal doden nam in 2015 weliswaar iets af (3545 tegen 3701 in 2014), maar het totale aantal slachtoffers (dus doden én gewonden) steeg van 10534 naar 11002. Dat is misschien niet zo’n indrukwekkend verschil, maar men moet er bij bedenken dat het aantal slachtoffers in Afghanistan sinds 2009 alleen maar is toegenomen: van 5968 (2412 doden en 3556 gewonden) naar de eerder genoemde 11002.

En hoe zat het ondertussen met de buitenlandse betrokkenheid? Die vertoonde in dezelfde periode, althans in militaire termen, een afname van meer dan 90 procent: het aantal buitenlandse troepen daalde van 140.000 in 2010 naar zo’n 13.000 nu.

Is er een treffender illustratie leverbaar voor het gebrek aan interesse dat de internationale gemeenschap uiteindelijk voor Afghanistan blijkt te hebben? En erger: zou ruime toelating van vluchtelingen de drastische troepenvermindering niet onverklaarbaar maken? Is het dan denkbaar dat ervoor wordt gekozen die vluchtelingen buiten de deur te houden om deze discrepantie te verdonkeremanen? Daar lijkt het op, want Afghanen worden de laatste maanden weliswaar minder gemakkelijk uitgezet, maar het Fort Europa komen ze zeker niet gemakkelijker binnen. Zo zijn duizenden Afghanen deze week vast komen te zitten bij de grens tussen Griekenland en Macedonië. Dat laatste land zegt geen Afghanen meer te kunnen toelaten omdat het noordelijke buurland Servië de grens voor ze zou hebben gesloten, waardoor Macedonië met ze blijft opgescheept. Servië op zijn beurt wijst weer naar Slovenië en Oostenrijk, die de eerste beslissing zouden hebben genomen om hùn grenzen voor Afghanen te sluiten.

Het is maar een voorbeeld van de wantoestanden die zich rond vluchtelingen afspelen in de aars van Europa, en waarvan Afghanen vaker wel dan niet slachtoffer zijn.

Blijft over de vraag hoe het zo ver kon komen met Afghanistan. Een reconstructie lijkt op zijn plaats.

Voor de aanslagen op 11 september 2001, waarbij bijna drieduizend mensen omkwamen, werden Osama bin Laden en zijn medestanders verantwoordelijk gesteld. Het ‘Islamitisch Wereldfront ter bestrijding van joden en kruisvaarders’, waarvan Bin Laden het meest illustere lid was, had immers alle Amerikanen – ook burgers – niet lang daarvoor officieel de oorlog verklaard. Bin Laden en door hem gesponsorde, uit alle hoeken van de islamitische wereld afkomstige strijders hadden een vrijhaven gevonden in Afghanistan, dat toen grotendeels in handen was van de Taliban, een sekte-achtige beweging die onder leiding stond van de geheimzinnige, eenogige geestelijke Moellah Omar. Bin Laden en zijn strijders heetten na die aanslagen op 11 september 2001 plotseling “Al-Qaida”, een term waarvan nog maar weinigen hadden gehoord, maar die “de basis” bleek te betekenen.

De Taliban waren mogelijk de meest bizarre, extremistische beweging van na de Tweede Wereldoorlog . Dat had de Amerikanen niet belet te proberen een overeenkomst met ze te sluiten over een oliepijplijn – wat niet lukte vanwege de gapende cultuurkloof tussen de partijen en het daaruit voortvloeiende wantrouwen. Nu werd de Taliban in dwingende termen verzocht Bin Laden uit te leveren. Dat weigerden ze: Afghanen laten zich nu eenmaal niets door buitenstaanders voorschrijven, daar zijn ze bekend en berucht om. Daarop ontketenden de Amerikanen, met al dan niet afgedwongen steun van zowat alle regeringen ter wereld, een oorlog tegen de Taliban. Een oorlog die ogenschijnlijk gemakkelijk werd gewonnen, al wist Bin Laden te ontkomen.

Op een conferentie in Bonn kregen de Afghanen vervolgens alle steun toegezegd voor de wederopbouw van hun economie en hun instituties. Die steun hadden ze hard nodig, want van hun land was weinig over na meer dan twee decennia oorlog, die begon bij de inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan in 1979, maar waarvoor ook andere landen, en zeker ook de Afghanen zelf, verantwoordelijkheid droegen.

De Taliban waren mogelijk de meest bizarre, extremistische beweging van na de Tweede Wereldoorlog

De Sovjet-interventie was ingegeven door de angst, de overtuiging zelfs, dat de Amerikanen op het punt stonden hetzelfde te doen: dat zij Afghanistan zouden bezetten om er het communistische bewind van die dagen af te zetten. Dat waren de Amerikanen helemaal niet van plan, enige paranoia was het Kremlin natuurlijk ook niet vreemd, maar anderzijds had Washington die indruk wel willen wekken bij de Sovjets, zo onthulde Zbigniew Brzezinski, destijds nationale veiligheidsadviseur van president Carter, enkele jaren geleden. En waarom? Nou, gewoon, om de sovjets ‘hun eigen Vietnam te bezorgen’, niets meer en niets minder.

Toen de lompe Russische Beer in de val trapte en Afghanistan binnenstommelde, gingen de Amerikanen islamitische strijders steunen die een jihad wilden voeren tegen de bezetters. Het maakte Washington daarbij niet veel uit of die strijders Afghanen waren of heel ergens anders vandaan kwamen, als ze er maar zin in hadden. Saoedi-Arabië en Pakistan zorgden voor de werving.

Pakistan – buurland van Afghanistan – bood daarnaast logistieke ondersteuning en hield de ideologische motivatie op peil: de toenmalige Pakistaanse president Zia Ul-Haq, een overtuigd moslimfundamentalist, stimuleerde de vestiging van een netwerk van extremistische Koranscholen in het westen van het land, dus tegen de grens met Afghanistan aan. Deze Koranscholen zouden later ook de nodige Taliban-rekruten leveren.

Ondertussen had een jonge Saoedische zakenman van Jemenitische afkomst, ene Osama bin Laden, zich bij de jihadi’s aangesloten. Of hij ooit contact heeft gehad met de CIA is lang niet zeker, maar beslist niet uit te sluiten, ook al doen de meeste Amerikaanse ‘’experts’’ deze mogelijkheid veiligheidshalve af als onzin.

Mede dankzij het dappere verzet van de zogeheten moedjahedien en de Stinger-luchtdoelraketten die de Amerikanen hun in gulle hoeveelheden leverden, pakte het Rode Leger eind jaren tachtig zijn biezen, waarop ook de Amerikanen hun handen van het land aftrokken. Ofschoon er wel beloften waren gedaan aangaande de wederopbouw van het land, was Afghanistan duidelijk niet meer interessant. In één moeite door verdampte de vriendschap van de VS met Pakistan, dat zo veel nuttige hand- en spandiensten had geleverd, en ging Washington zich meer richten op het gehate buurland India. Een handelwijze die bij miljoenen moslims in de regio – gefrustreerd, arm, laagopgeleid – een diep ressentiment tegen Uncle Sam zou kweken, dat tot op de dag van vandaag voortduurt.

Afghanistan verzonk in een bloedige chaos. De dappere moedjahedien – ooit door president Ronald Reagan als ‘’moderne founding fathers’’ aangeprezen – ondergingen een zeer onaangename metamorfose: ze werden ‘’krijgsheren’’, een eufemisme voor gewelddadige potentaten die vochten om invloed en geld voor hun clan, hun stam of hun bondgenoten, wie dat ook waren. Dat het land daardoor te gronde ging was voor hen van geen belang, de entiteit ‘’Afghanistan’’ was meer dan ooit een fictie, een spookstaat. Wat niet wegnam dat hun wangedrag, beginselloosheid en onbeschrijfelijke wreedheden een zware wissel trokken op de bevolking – vandaar dat ene moellah Omar, een eenvoudige plattelandsgeestelijke uit de provincie Kandahar, te lange leste een groepje leerlingen (‘taliban’) van zijn Koranschool om zich heen verzamelde om tegen de krijgsheren op te treden. Het eerste wapenfeit van de groepering was het ophangen van een commandant aan de loop van zijn tank omdat hij een dertienjarig meisje had verkracht.

De groepering verwierf al snel een behoorlijke populariteit, zozeer zelfs dat de Pakistaanse geheime dienst – de beruchte Inter Services Intelligence (ISI) – er zijn oog op liet vallen. ISI-functionarissen hadden al een tijd tabak van de door henzelf gesponsorde krijgsheer, de booswicht Gulbuddin Hekmatyar, die een derde van Kabul tot puin had laten bombarderen, wat zelfs de ISI te ver ging. De Taliban moesten maar met hem afrekenen en konden in één moeite door wellicht ook zorgen voor een betere bewaking van de smokkelroutes die de ISI nodig had om geld, goederen en wapens bij zijn diverse relaties af te leveren.

De dappere moedjahedien – ooit door president Ronald Reagan als ‘’moderne founding fathers’’ aangeprezen – ondergingen een zeer onaangename metamorfose: ze werden ‘’krijgsheren’’

Zo veroverden de Taliban in korte tijd driekwart van het land. Aanvankelijk konden ze op wereldwijde sympathie rekenen. ‘Taliban’, dat scheen immers zoiets als ‘studenten’ te betekenen, en klonk dus leuk. Bovendien brachten ze rust en orde en hun versie van recht in een geteisterd land. Dat dit recht een nogal bruuske indruk maakte met zijn lijf- en mutilatiestraffen: tja, wie was men om te oordelen? ’s Lands wijs, ’s lands eer, en ieder zijn geloof, dat ook. Pas toen bleek dat de Taliban die ontegenzeggelijk wrede straffen wel erg gretig toepasten, begonnen sommige waarnemers met hun wenkbrauwen te fronsen.

Kantelpunt was de wijze waarop de Taliban na de verovering van Kabul in 1996 afrekenden met de voormalige Afghaanse president Najibullah. Volgens berichten hadden ze hem eerst gecastreerd, vervolgens door de straten van Kabul gesleept en tenslotte opgehangen. Van dat laatste waren foto’s beschikbaar: die doen sterk denken aan foto’s van ISIS-slachtoffers. Toen vervolgens ook duidelijk werd dat vrouwen in het Taliban-bestel tot de rechteloosheid van concentratiekampgevangenen werden gedegradeerd, de deal over de pijpleiding ook nog eens niet doorging, en er gastvrijheid werd geboden aan de louche Osama bin Laden, was de maat vol en kreeg het geruïneerde en sowieso straatarme Afghanistan een sanctieregime van de Verenigde Staten opgelegd.

Hoewel de Taliban zonder meer zorgden voor een verbetering van de veiligheid en tot opperste verbazing van VN-functionarissen zelfs de papaverteelt aan banden wisten te leggen, was de Afghaanse misère onbeschrijfelijk: in Afghanistan zelf, waar de Taliban al met al niet tot effectief bestuur in staat bleken en daarin misschien niet eens geïnteresseerd waren, én onder de miljoenen vluchtelingen in buurlanden. Eigenlijk was ook de veiligheid die de Taliban boden van zeer betrekkelijke waarde: zo hadden ze geweldig de pik op de Hazara’s, een grotendeels sjiitische etnische groep, die ze bruut vervolgden omdat die in de ogen van de soennitische Taliban ongelovigen waren. Verder gingen vrouwen een stuk sneller dood dan mannen als ze ernstig ziek werden, omdat alleen vrouwelijke specialisten hen mochten behandelen, en die waren er bijna niet.

Het emiraat Afghanistan, zoals zijn heersers het noemden, was een voorstudie van de Islamitische Staat, nauwelijks minder gruwelijk en gesloten, een treurige puist op het aangezicht van de aarde. Of zoals de Pakistaanse journalist Ahmed Rashid, de grootste Taliban-kenner ter wereld, het omschreef: “Een zwart gat in midden-Azië dat golven van onveiligheid en extremisme uitzendt.” Maar wat de Amerikaanse president Clinton destijds vooral dwars zat, alle mooie verontwaardiging over de behandeling van vrouwen daargelaten, was die Bin Laden. En dat was te begrijpen, want die had al de nodige – overigens nooit officieel opgeëiste – aanslagen op Amerikaanse doelen op zijn naam staan.

Verbitterd door de onderlinge twisten van de krijgsheren had Bin Laden Afghanistan eind jaren tachtig de rug toegekeerd. Terug in Saoedi-Arabië bood hij koning Fahd aan om de monarchie met zijn moedjahedien te beschermen tegen Saddam Hussein, die het buurland Koeweit net was binnengevallen. Koning Fahd antwoordde dat dit vriendelijk was aangeboden, maar dat hij zich reeds van Amerikaanse militaire bescherming had weten verzekeren. Waarop Bin Laden in razernij ontstak: troepen van ongelovigen op heilige islamitische grond, dat bestond toch niet? Dat bestond wel, waarop de zakenman weer uit zijn geboorteland vertrok om er nooit meer een voet te zetten.

Na een verblijf van een aantal jaren in Soedan, spoelde Bin Laden halverwege de jaren negentig weer aan in Afghanistan. Daar had Taliban-leider moellah Omar net een uitzending over hem gezien op CNN en op grond daarvan bewondering voor hem opgevat. De twee ontmoetten elkaar, Bin Laden bouwde een huis voor de geestelijke in Kandahar, en toen kon het niet meer stuk tussen the evil one and his one-eyed landlord, zoals New York Times-columniste Maureen Dowd het uitdrukte.

Vanaf dat moment kwam het Taliban-bewind, dat aanvankelijk buitengewoon in zichzelf gekeerd en niet noodzakelijkerwijs fel anti-Westers was, steeds meer onder invloed te staan van de onversneden fanaticus Bin Laden en zijn netwerk, kortom: al-Qaida. Een omstandigheid die uiteindelijk zou leiden tot 9/11 en de daaropvolgende val van de Taliban.

Bin Laden bouwde een huis voor moellah Omar in Kandahar, en vanaf dat moment kon het niet meer stuk tussen the evil one and his one-eyed landlord

Sinds 2001 heeft Afghanistan onder curatele van met name de VS en de NAVO gestaan. Is er in die periode niets bereikt? Dat is een veel te negatieve conclusie. Sterker, je zou kunnen zeggen dat het in geen 25 jaar zo ‘’goed’’ is gegaan met Afghanistan. Van de chaos als in de jaren dat krijgsheren het land teisterden en Kabul dagelijks werd gebombardeerd, is geen sprake. En ook is er geen enkele reden voor heimwee naar het schrikbewind van de Taliban. De kindersterfte is de afgelopen 15 jaar met de helft afgenomen. Het bruto binnenlands product is vervijfvoudigd. De helft van de meisjes gaat naar school, een op de vijf studenten is vrouw – nog geen indrukwekkende percentages, maar een stuk beter dan ze waren. Steeds meer vrouwen durven hun stem te verheffen, zoals laatst de 23-jarige Sahar Alian, die tijdens een uitzending van Afghan Star, de Afghaanse versie van Idols, haar boerka afwierp, een gezicht vol (met schminkt aangebrachte) verwondingen toonde en een lied aanhief over de nog altijd mensonterende behandeling van vrouwen in Afghanistan. Een staande ovatie van publiek en jury was haar deel en er vloeiden tranen. Geen krokodillentranen, maar een oprechte uiting van collectief verdriet.

En dan te bedenken dat er ten tijde van de Taliban helemaal geen televisie was, en maar één radiostation, dat – goed geraden – Voice of Sharia heette. Tegenwoordig zijn er 70 TV-stations, 175 radio-stations en ontelbare online platforms. Afghanistan is, kortom, ingrijpend veranderd. En niet in zijn nadeel.

Er is alleen één probleempje: al deze verbeteringen berusten op drijfzand. Er is nog altijd geen Afghaanse staat die respect afdwingt bij zijn burgers. De corruptie is alomtegenwoordig en hetzelfde geldt, op een paar provincies na, voor de Taliban. Die zijn ook overal. De Amerikanen meenden een gemakkelijke overwinning op hen te hebben behaald. Toen ze Kabul in triomf binnentrokken, waren de Taliban verdwenen. Maar als er één kunstje is dat de Taliban de afgelopen jaren hebben bewezen meesterlijk te beheersen, dan is het de verdwijntruc: indien geplaatst tegenover een conventionele militaire overmacht, lossen ze op in hun omgeving, duiken ze onder in de bevolking, om op een gunstiger tijdstip plotseling weer te verschijnen. En dan blijkt dus dat ze nooit echt zijn weggeweest.

Zodoende is er een parallel Afghanistan ontstaan, een schaduw-Afghanistan, een Taliban-Afghanistan, dat in sommige opzichten reëler lijkt te zijn dan het officiële Afghanistan, het Afghanistan van de schone schijn, van tv-programma’s als Afghan Star, het Afghanistan van de bemoedigende cijfers dat het Westen wil laten zien. De kans dat het land in handen valt van gewelddadige extremisten die in een wereld van religieuze mythologie leven en weinig oog zullen hebben voor burgerschap, voor onderwijs en ontwikkeling, laat staan voor gelijke behandeling van de seksen, is nog steeds reëel.

‘’De Amerikanen hebben horloges, maar wij hebben de tijd,” is een populair gezegde onder de Taliban. Daarin klinkt een minachting door voor de VS die niet geheel onbegrijpelijk of onterecht is: de Amerikanen bleken veel minder zin te hebben in de Goede Oorlog, de oorlog die miljoenen mensen na jaren van geweld en repressie een nieuw perspectief had moeten bieden, dan voor de Verkeerde Oorlog, de Oorlog Onder Valse Voorwendselen, de Oorlog om Olie, de Oorlog onder een Kwaad Gesternte, kortom: de oorlog om Irak. De militaire veldtocht in Afghanistan moest op een koopje. Die veldtocht was slechts een opstapje voor het echte werk, het door een zeldzame hoogmoed, gebrek aan gezond verstand en overmaat aan hebzucht ingegeven Iraakse avontuur. De Amerikanen haalden zich hiermee zulke verschrikkingen op de hals dat voor Afghanistan niet heel veel meer overbleef dan een beetje aanmodderen. Te weinig geld, te weinig expertise, te weinig inzet. En zo is het eigenlijk nog steeds.

‘’De Amerikanen hebben horloges, maar wij hebben de tijd,” is een populair gezegde onder de Taliban

Als de VS en hun bondgenoten een misdaad hebben begaan, is het de misdaad van de onverschilligheid. Zoals een Nederlandse Afghanistan-kenner mij ooit in vertrouwen zei: ‘’Afghanistan ligt erg ver weg en er zijn zoveel zielige mensen op de wereld.”

Ja, er zijn veel zielige mensen op de wereld. Velen van hen komen inmiddels ‘’onze’’ kant op en heten ‘’vluchteling”. En laat nu het Afghaanse vluchtelingenprobleem het grootste van na de Tweede Wereldoorlog zijn, op het Palestijnse vluchtelingenprobleem na. Waarbij dient te worden aangetekend dat het Palestijnse vluchtelingenprobleem is gestold, een kwestie van bevolkingsaanwas in vluchtelingengetto’s, terwijl vanuit Afghanistan steeds weer nieuwe vluchtelingenstromen op gang komen, generatie op generatie.

President Obama, die een rehabilitatie van de Goede Oorlog nog in zijn verkiezingscampagne had gepropageerd, had eigenlijk alle Amerikaanse troepen begin dit jaar willen terugtrekken. Dat doet hij toch maar niet. Enkele duizenden manschappen blijven tot aan het eind van zijn ambtstermijn, begin volgend jaar, in het land. De kwestie wordt, kortom, doorgeschoven naar het volgende staatshoofd.

President Trump, Clinton, of Sanders: heel veel wijsheid toegewenst. Alsmede al het erbarmen dat u binnen de grenzen van uw ambt is vergund.

Lees ook hier, en hier, en hier over Afghanistan.

Carl Stellweg is journalist, schrijver en vertaler, en mede-oprichter van Het Grote Midden Oosten Platform.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.