Klimaatverandering in het Midden-Oosten: over water, conflicten en oplossingen: om de tafel met drie experts

Dit bericht is oorspronkelijk gepubliceerd op 26 juni op de website van ZemZem tijdschrift.

Klimaatverandering en andere ecologische uitdagingen spelen een belangrijke rol in de toekomstperspectieven van de landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, ook wel de MENA-regio genoemd. Dit heeft ook invloed op de onderlinge relaties en de relatie met Europa. Vanessa Lambrecht en Sylva van Rosse van het Grote Midden Oosten Platform leidden het rondetafelgesprek met deskundigen die vanuit verschillende achtergronden en perspectieven naar deze problematiek en mogelijke oplossingen kijken. Louise van Schaik is verbonden aan Instituut Clingendael als hoofd van de afdeling EU & Global Affairs. Ook coördineert ze daar het onderzoek naar klimaatverandering en duurzaamheid en is ze betrokken bij het Planetary Security Initiative. Aziza Moneer is verbonden aan de American University in Caïro. Haar proefschrift ging over milieugerelateerde conflicten in het Egyptische natuurgebied Wadi el Gemal, en ze schreef meerdere artikelen over klimaat en het Midden-Oosten. Karim Elgendy is architect en duurzaamheidsconsultant met een praktijk in Londen. Hij is daarnaast oprichter van Carboun, een initiatief ter bevordering van duurzaamheid en milieubehoud in het Midden-Oosten.

vlnr: Aziza Moneer, Karim Elgendy en Louise van Schaik. Afbeelding: ZemZem

Vanessa Lambrecht: ‘In de MENA-regio is watermanagement een belangrijk onderwerp. Het is rechtstreeks gerelateerd aan economische vooruitzichten, maar ook aan conflicten. Wat voor effecten heeft klimaatverandering hierop?’ 

Karim Elgendy: ‘De connectie tussen water en conflict in de regio bestaat al langer. In de Levant is al decennia sprake van een sluimerend conflict tussen landen die een stroomgebied delen. Een belangrijk moment hierin was toen Israël het grootste deel van het water van de benedenloop van de Jordaan via de zogeheten National Water Carrier naar de kust leidde. Daarna bezette het de Golanhoogvlakte, waarmee het ook twee van de drie belangrijkste zijrivieren van de bovenloop van de Jordaan controleerde. Dit heeft grote consequenties voor de watervoorziening uit de Jordaan voor Jordanië, Syrië en de Palestijnen. Het was zodanig ernstig dat de eerste aanval van de PLO tegen de National Water Carrier was (in 1965, red.).

Maar ook recenter zijn er spanningen, bijvoorbeeld in 2002 tussen Israël en Libanon, toen die laatste water wilde oppompen bij de Wazzani-bron. De Wazzani-bron levert water aan de Hasbani, een belangrijke zijrivier van de Jordaan. In het Nijlbekken zien we al een decennium problemen tussen Egypte, Soedan en Ethiopië over de dam die Ethiopië in de Blauwe Nijl bouwt. En we zien al jaren de spanningen tussen het stroomopwaarts gelegen Turkije en het stroomafwaarts gelegen Syrië en Irak over de Eufraat en de Tigris. En tussen Jordanië en Syrië zijn er nu moeilijkheden doordat landbouw in Syrië meer water uit de Yarmoukrivier gebruikt.

In deze context zijn de gevolgen van klimaatverandering dus behoorlijk. Wereldwijd verwachten we hogere temperaturen, maar ook meer neerslag. Dat laatste geldt echter niet voor het zuiden en oosten van het mediterrane bekken, dus zo’n beetje het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika. Daar wordt het juist droger. Klimaatverandering op zichzelf is geen aanjager van conflict, maar in het licht van de bestaande conflicten over water, zou klimaatverandering die wel kunnen verergeren.’

Aziza Moneer: ‘Precies, die droogte gaat ervoor zorgen dat er behoorlijke watertekorten zullen ontstaan, waar tussen de 50 en 350 miljoen mensen last van krijgen. Het World Economic Forum heeft berekend dat in de komende tien jaar de watercrisis een van de grootste problemen zal zijn voor de MENA-economieën, naast werkloosheid, sociale onrust en bestuurlijk falen. Het is vooral de landbouwsector die hieronder lijdt. In de MENA-regio is deze sector voor watervoorziening voor 70 procent afhankelijk van neerslag. Aangezien de landbouwsector in veel landen in de regio ook de grootste werkgever is, heeft dat een grote impact. Klimaatverandering kan bestaande problematiek dus verergeren, zoals waterschaarste, voedselonzekerheid, armoede en politieke instabiliteit. Dit wordt overigens ook onderkend door bijvoorbeeld de EU, die ook begonnen is om zich in te zetten tegen klimaatverandering, niet alleen in EU-landen, maar ook in de MENA-regio.’

Louise van Schaik: ‘Water is een zeer politiek en gevoelig onderwerp in het Midden-Oosten, veel meer dan in de meeste andere gebieden ter wereld. Er is ook gewoon veel minder water beschikbaar voor iemand in Jordanië, Irak of Egypte dan bijvoorbeeld hier in Nederland. Er is dus veel meer competitie over water tussen verschillende groepen en verschillende landen. Je ziet dan ook dat groepen als is toegang tot water strategisch inzetten voor wervingsdoeleinden.

Maar ik denk dat er ook mogelijkheden liggen: klimaatverandering is een gedeelde vijand van de regio, dus het kan ook een startpunt vormen voor dialoog, en hopelijk samenwerking, tussen verschillende groepen in de samenleving en tussen verschillende landen. Water kan een wapen zijn, maar het kan ook worden ingezet in vredesopbouw en daar hebben we nog een wereld te winnen. Bij mensen die zich bezighouden met milieukwesties in de regio zie ik vaak een gevoel van ongemak als het gaat om het koppelen daarvan aan veiligheidskwesties – ook omdat daar dan mogelijk veiligheidstroepen bij komen kijken, die doorgaans niet worden gezien als een constructieve partner in vredesinspanningen. Ik begrijp die reactie wel, maar ik denk dat als je hiermee aan de slag wilt, ook dat deel van de samenleving er bij betrokken moet worden.

Ten slotte wil ik, net als Aziza, de EU nog even noemen. Daar ligt ook veel potentie: 30 procent van het EU-budget voor 2021-2027 moet uitgegeven worden aan de bestrijding van klimaatverandering. Ik denk dat er mogelijkheden zijn om dit budget ook in te zetten in landen in de MENA-regio, bijvoorbeeld in het tegengaan van verwoestijning, waterprojecten, of hitteprojecten in grote steden. En dan kun je ook kijken of dit gekoppeld kan worden aan vredesprocessen, stabiliteitsdoelen, en – laten we eerlijk zijn – migratiedoelstellingen van de EU. Die laatste zie ik namelijk ook wel eens verscholen in dit soort projecten.’

De Israëlische National Water Carrier. Bron: Wikimedia Commons

Sylva van Rosse: ‘Wat betekent dit alles eigenlijk voor de steden in het Midden-Oosten? Sommige van de grootste steden ter wereld bevinden zich daar. Wat voor impact van klimaatverandering kunnen we daar verwachten, en gaat dat leiden tot conflict?’ 

Karim Elgendy: ‘Ik denk dat we klimaatverandering echt moeten zien als een factor die bijdraagt aan sociale en economische kwetsbaarheid, maar dat het op zichzelf niet een oorzaak voor conflict is. Er is behoorlijk wat discussie onder wetenschappers over de vraag in hoeverre klimaatverandering tot conflict leidt.

Maar steden staan wel degelijk voor een flinke uitdaging, al zijn er ook oplossingen. Met name steden in het binnenland zullen last krijgen van de oplopende temperaturen. De afname in neerslag betekent dat er meer voedsel geïmporteerd moet worden, wat ook weer een grotere ecologische voetafdruk betekent. Maar bedenk wel: de steden in deze regio hebben al een schaarste aan hulpbronnen, en het is door handel en globalisering dat we in deze regio überhaupt steden met twintig miljoen inwoners kunnen hebben. De ecologische omstandigheden van weinig water en een bar klimaat worden gemaskeerd door het importeren van airconditioning, ontzilting, en het importeren van water. Dus eigenlijk bevinden deze steden zich al in een precaire situatie. Maar het feit dat de regio behoorlijk geürbaniseerd is – en ook alleen maar verder verstedelijkt – is een goede zaak. Alle stedenbouwkundigen zullen dat met me eens zijn. In een stad wonen is de meest efficiënte vorm van leven, je kunt het meest efficiënt met je hulpbronnen omgaan. Zeker als je die groei in een richting stuurt die steden duurzaam en veerkrachtig maakt.’

Sylva van Rosse: ‘Om een dergelijke ontwikkeling richting duurzaamheid en veerkracht plaats te laten vinden, moeten er actoren zijn die dat organiseren. Wie kunnen dat doen, of wie zijn dat zelfs al aan het doen? Op welk niveau in de samenleving moet dat plaatsvinden om het effectief te laten zijn?’ 

Aziza Moneer: ‘Belangrijke spelers hierin zijn uiteraard de overheden in de regio, maar ook ngo’s en de internationale gemeenschap. In die laatste speelt de EU een belangrijke rol. Maar ik wil ook benadrukken dat in de nasleep van de opstanden in de regio, milieukwesties steeds meer op de voorgrond zijn gekomen in de publieke sfeer. Gewone burgers worden zich steeds meer bewust van hun rechten op dit gebied en van het belang van ecologische rechtvaardigheid. Een goed voorbeeld daarvan is de “Egyptenaren Tegen Kolen”-campagne in 2014, die zich verzette tegen het besluit van de Egyptische overheid om kolen te importeren en te gebruiken als energiebron voor de cementindustrie. Een ander voorbeeld is het verzet tegen fracking in Algerije. Het Franse bedrijf Total had toestemming gekregen van de Franse en Algerijnse overheden om in de woestijn naar schaliegas te zoeken. Er kwam een enorme protestcampagne op gang, en uiteindelijk is het fracken gestopt. Burgers en civil society eisen dus steeds meer het recht op om deel uit te maken van het besluitvormingsproces, waarbij het niet alleen gaat om economische belangen maar ook om kwaliteit van leven en de relatie die mensen met de natuur willen hebben.’

Logo van de ‘Egyptenaren Tegen Kolen’-campagne. Bron: Facebookpagina ‘No Coal’

Sylva van Rosse: ‘Louise, zie jij deze trend ook, dat civil society en burgers op deze manier stelling nemen en eisen stellen aan hun overheden, bijvoorbeeld in Irak?’ 

Louise van Schaik: ‘Jawel, al zie je in Irak wel dat activisten ook voorzichtig moeten zijn. Maar in 2018 waren er in Basra grote protesten waarin toegang tot drinkwater en elektriciteit een belangrijke rol speelden. Dit is weliswaar een olieproducerende regio, maar de elektriciteit valt regelmatig uit. En in de zomer wordt het daar zo heet, dan heb je echt airco nodig. Het is echter niet alleen klimaatproblematiek die tot dergelijke protesten leidt, het is ook corruptie en slecht bestuur.

Om ook nog even terug te komen op het thema van klimaatverandering als oorzaak van conflict, daar is inderdaad veel discussie over onder wetenschappers, bijvoorbeeld in het geval van Syrië en de vraag of een grote droogte daar heeft meegespeeld. Sommigen zeggen van wel, anderen wijzen op slecht landbouwbeleid van de overheid. En als Assad straks zegt: “Mensen zijn zo boos vanwege klimaatverandering, niet vanwege mijn mensenrechtenschendingen” – tja, dan kan ik me wel voorstellen dat conflictonderzoekers huiverig zijn en klimaatverandering niet als oorzaak voor de oorlog in Syrië willen zien. Tegelijkertijd denk ik dat dit hele wetenschappelijke debat de mogelijkheden ondermijnt om het tegengaan van en aanpassing aan klimaatverandering te gebruiken op een manier die bijdraagt aan vrede en stabiliteit. En dat vind ik zonde. Natuurlijk is het altijd complex, en spelen er altijd verschillende factoren mee, maar dat zou niet in de weg mogen staan van actie. Want de situatie omtrent klimaatverandering is echt alarmerend, evenals de waterschaarste, en het draagt in ieder geval bij aan de grieven en spanningen in de regio. En door dat om te draaien schep je kansen om aan vrede te werken, en daar hebben we op de lange termijn meer aan.’

Sylva van Rosse: ‘We hebben dus de MENA-regio met grote verschillen in lokale omstandigheden en ontwikkelingen. Als de EU hier een rol van betekenis wil spelen, wat moet ze dan concreet doen om lokale gemeenschappen en overheden te ondersteunen in het omgaan met droogte en andere klimaatgerelateerde uitdagingen?’ 

Karim Elgendy: ‘Er zijn al verschillende processen aan de gang waarvan ik denk dat Europese expertise er een waardevolle bijdrage aan zou kunnen leveren. Er zijn weliswaar niet veel grote samenwerkingsprojecten, maar er is wel het plan van de Red Sea-Dead Sea Conveyor (een pijpleiding tussen Aqaba aan de Rode Zee en de Dode Zee die drinkwater moet leveren aan het gebied, red.). De plannen daarvoor worden, afhankelijk van de politieke omstandigheden van het moment, steeds opgeschort en weer opgestart. En je hebt vergelijkbare kwesties rondom waterzekerheid in bijvoorbeeld het Nijlbekken. Hulp van de EU bij dit soort plannen zou voor meer beleidscoherentie kunnen zorgen. Maar als de EU hier iets wil bijdragen, kan ze zich niet alleen concentreren op het klimaatveranderingsaspect ervan, zonder naar de bredere context te kijken. Want die context doet inspanningen vaak teniet. Een goed voorbeeld is op de Westelijke Jordaanoever: de EU zet tenten neer en voorziet in watertanks of zonnepanelen voor Palestijnen die dakloos zijn geworden doordat hun huizen zijn verwoest. Niet lang daarna komen de Israëliërs en die vernietigen die zonnepanelen en watertanks. Voor die vernietiging van door de EU gefinancierde projecten zijn vervolgens geen repercussies, terwijl hiermee de inspanningen van de EU worden ondermijnd. EU-beleid ten aanzien van klimaatmaatregelen is dus niet in overeenstemming met beleid op andere gebieden.’

Aziza Moneer: ‘Ik wil daar wel aan toevoegen dat de samenwerking tussen de EU en de MENA-regio vaak vrij Eurocentrisch is. Op het gebied van groene energie klagen MENA-landen regelmatig dat de EU vooral gericht is op het exporteren van groene energie naar de EU-markt, in plaats van dat ze geïnteresseerd is in een echt partnerschap en een maximale benutting van het potentieel voor schone energie in de MENA-regio. Twee voorbeelden hiervan zijn de Desertec- en Mediterranean Solar Plan-projecten uit het verleden. Er lijkt wel een positieve verandering plaats te vinden in de manier waarop de EU omgaat met MENA-landen en schone-energieprojecten in bijvoorbeeld Tunesië en Marokko. Maar de EU moet wel lessen trekken uit het verleden, en niet alleen rekening houden met het overheidsbeleid maar ook met de lokale bevolking. Zij moeten een dergelijk project ook accepteren en bereid zijn om mee te doen. Anders wordt het alleen maar gezien als een nieuwe vorm van kolonialisme.’

Van blikvernauwing tot blikverruiming: meer ruimte voor Palestijnse cultuur

Zo’n andere focus leidt tot blikverruiming, terwijl veel commentaren in media en debatten onze blik alleen maar vernauwen. Kennismaking met Palestijnse kunst en cultuur levert ervaringen op van schoonheid, plezier en ontroering en leidt tot een dieper inzicht en besef van gemeenschappelijkheid. Hieronder komen vier aspecten aan bod die kunst en cultuur bij uitstek illustreren: humor, veelkleurigheid van het dagelijks leven, dubbelzinnigheid en de kracht van verbeelding.

Humor

In de media worden Palestijnen bijna uitsluitend in verband gebracht met tragische thema’s als geweld, verlies en dood, terwijl er in film en literatuur ook veel ruimte is voor humor. Soms is dat zwarte humor en satire, maar je vindt ook subtiele grapjes en zelfspot. In haar laatste roman Against the loveless world schrijft Susan Abulhawa fijntjes dat negen maanden na een wekenlange avondklok heel veel Palestijnse baby’s ‘als popcorn’ tevoorschijn komen.  Tja, wat moet je anders als je zo lang opgesloten zit…?

Droge humor en absurditeiten vinden we volop in het werk van Soe’ad Amiry, bijvoorbeeld als ze in Sharon en mijn schoonmoeder beschrijft hoe de aanwezigheid van haar schoonmoeder haar tot wanhoop drijft, of als ze de anekdote vertelt dat zij enkel als begeleider van haar hondje toestemming krijgt om Jeruzalem te bezoeken: alleen het beestje heeft een visum gekregen, zij niet. Daarnaast zit er veel humor in films. Denk daarbij aan de zwijgende, veelbetekenende blikken van regisseur Elia Suleiman die optreedt in zijn eigen films. En er valt veel te lachen bij het zien van Tel Aviv on Fire van Sameh Zoabi of Love, theft and other entanglements van Muayad Alayan.

Kaft van Against the Loveless World van Susan Abulhawa

De veelkleurigheid van het dagelijks leven

Ondanks bezetting en blokkades wijkt het dagelijks leven van Palestijnen in de kern niet veel af van dat van anderen. In dagelijkse ontmoetingen lachen en flirten mensen met elkaar, roddelen ze en maken ruzie. De mooiste zegeningen en de gruwelijkste verwensingen, ruim voorhanden in het Arabisch, vliegen over een weer in bloemrijke conversatie. Je krijgt een indruk van dit dagelijks leven in de verhalen van Nayrouz Qarmout en Adania Shibli, in het jeugdboek De smaak van de hemel van Ibtisam Barakat, maar ook in de boeken van Sahar Khalifa. Dagelijks maken Palestijnse moeders en oma’s de heerlijkste maaltijden klaar en vieren families grootschalige bruiloften waarbij veel wordt gezongen en gedanst. Geboortes en overlijdens worden door de hele gemeenschap meebeleefd. Een mooi beeld van het dagelijks leven in Gaza is te zien in de film The Idol van Hany Abu Assad en een indruk van familieverhoudingen in Nazareth krijg je in Wajib van Annemarie Jacir.

Dubbelzinnigheid & tegenstrijdigheden

Zwart-wit, goed-kwaad, we denken graag in tegenstellingen. Ook veel mediaberichten zijn volgens die schema’s opgebouwd. Maar in kunst en cultuur komt een gelaagder mensbeeld naar voren. Daar worden interne conflicten en spanningen tussen mensen van veel verschillende kanten bekeken, om tot verrassende ontknopingen te komen. In literatuur en film is veel aandacht voor de manieren waarop mensen zich ontwikkelen en veranderen.

Sayed Kashua, een Palestijn die is opgegroeid in Israël, worstelt in zijn werk met verschillende loyaliteiten en schrijft daarover, overigens heel geestig, in de bundel Native. In de historische roman De Parijzenaar volgen we de ontwikkeling van een jongeman uit Nablus die zich aangetrokken voelt tot de Europese levensstijl. In haar debuutroman The Philistine beschrijft Leila Marshy de zoektocht van haar hoofdpersonage naar de plek waar ze thuis hoort. De beroemde film Paradise Now laat ons de druk en de twijfels ervaren van jonge Palestijnen die zich voorbereiden op een zelfmoordaanslag, terwijl in de Libanese film The Insult de achtergronden van het conflict tussen een Libanese christen en een Palestijnse vluchteling stukje bij beetje worden afgepeld – decennia van wrijving en onbegrip komen samen in één ruzie. En de ambivalenties spatten helemaal van het scherm in de films The Other Son van Lorraine Lévy en The reports on Sarah and Saleem van Muayad Alayan.

Filmposter van Paradise Now, via Flickr

De kracht van verbeelding

Hoe moet het nu verder met de Palestijnen? Komt dit ooit nog goed? Je kunt die vraag beantwoorden op basis van diepgravende analyses, maar je kunt ook je verbeelding gebruiken. Veel projecten van Palestijnse kunstenaars zijn creatieve verbeeldingen van een mogelijke toekomst. Zo beschrijft Ibtisam Azem in The book of disappearance een situatie waarbij alle Palestijnen van de ene dag op de andere uit Israël zijn verdwenen. De bundel Palestine +100 is een verzameling van verbeeldingen van schrijvers over 2048, 100 jaar na de Nakba. Ook de bundel Reworlding: Ramallah bevat science fiction-verhalen over een mogelijke toekomst van Ramallah. Het kunstenaarscollectief Lifta ging eveneens aan de slag met visies op Future Palestine. Hun verbeeldingen zijn gebundeld met bijdragen van Selma Dabbagh en Emily Jacir.

Geen zin om te lezen? Laat je dan verrassen door de indrukwekkende video’s van Larissa Sansour Nation Estate of In The Future, They Ate from the Finest Porcelain vol toekomstvisioenen.

Juíst omdat Palestijnen met zoveel onderdrukking, tegenwerking, vragen en dilemma’s te maken hebben, zijn hun kunstuitingen rijk en veelzijdig. Daar komt bij dat veel kunstenaars voor korte of langere tijd in het buitenland wonen en daardoor invloeden vanuit verschillende talen, culturen en tradities in hun werk opnemen. Zo is de Palestijnse kunst en cultuur steeds in beweging en verhoudt ze zich tot het eigen culturele erfgoed, maar óók tot de steeds veranderende maatschappelijke ontwikkelingen.

Dit artikel biedt slechts een kleine greep uit de hedendaagse Palestijnse literatuur en film, andere cultuuruitingen zoals poëzie, muziek, zang, dans en beeldende kunst nog buiten beschouwing gelaten. Ook daar is natuurlijk heel veel moois te vinden.

Wil je meer weten over Palestijnse cultuur of over de genoemde boeken en films? Neem gerust contact met Podium voor Palestina: marianne@podiumvoorpalestina.nl En lees hier een eerder gepubliceerd stuk over het Palestijns filmarchief.

Als het zaadje bekend is met de aarde: een Palestijns verhaal over veerkracht en voedsel

Enkele jaren geleden, toen Vivien Sansour als vertaler voor een internationale NGO het Dheisheh-kamp in Bethlehem bezocht, kreeg ze zelfgemaakte spinaziepasteitjes voorgeschoteld. Die smaakten zo lekker en troostrijk, dat het Sansour verbaasde toen ze hoorde dat de spinazie geteeld was in de onvriendelijke omgeving van het vluchtelingenkamp. ‘Hoe kan zoiets lekkers groeien op een plek met zoveel pijn?’, dacht ze. Het markeerde het begin van Sansours onderzoek naar ‘het voedsel waar ze vandaan kwam’.

Ze ontdekte dat Palestijnse boeren ooit voedsel voor de hele wereld produceerden, terwijl ze tegenwoordig vaak van hun land worden buitengesloten en niet de zaden mogen gebruiken die hun families eeuwenlang hadden gebruikt. Sansour maakte via zaden weer verbinding met haar eigen cultuur en erfgoed. Ze verzamelde rassen die duizenden jaren oud waren. Ze begreep dat deze zaden de Palestijnse bodem door en door kennen. In een tijd en op een plek waar boeren gewend waren geraakt aan monoculturen en aan beperkte toegang tot land en water als gevolg van de bezetting, begon Sansour inheemse Palestijnse zaden te verzamelen en richtte ze de Palestijnse Heirloom Seed Library op. Met deze zadenbibliotheek wil ze erfgoed en bedreigde zaadvariëteiten, traditionele Palestijnse landbouwpraktijken en de culturele verhalen en identiteiten die daarmee verbonden zijn, behouden en promoten. De zadenbibliotheek is gevestigd in het dorp Battir, dat behoort tot UNESCO-werelderfgoed, net buiten Bethlehem. De plek dient ook als een ruimte voor samenwerking met kunstenaars, dichters, schrijvers en journalisten om hun talenten en werk tentoon te stellen en te promoten.

‘Hoe kan zoiets lekkers groeien op een plek met zoveel pijn?’

In nauwe samenwerking met lokale boeren heeft Sansour zaadvariëteiten en voedselgewassen die met uitsterven worden bedreigd geïdentificeerd. Zaden die het geschiktst zijn om boeren en gemeenschapsleden te inspireren om zich actief in te zetten voor hun biocultuur en het lokale landschap. De Palestinian Heirloom Seed Library maakt deel uit van een wereldwijde discussie over biocultureel erfgoed. De bijbehorende Reizende Keuken is een mobiele plek waar lokale Palestijnse gemeenschappen worden betrokken en die behoud van cultuur promoot door voedselkeuzes.

Veerkracht en liefde

Hanneke van Hintum ontdekte de wereld van voedselproductie en de enorme uitdagingen waarmee boeren te maken hebben toen zij en Ruud Sies gingen samenwerken met Koppert Biological Systems. Sies en Van Hintum ontwikkelden Resilience Food Stories, een platform voor foto’s en verhalen. Ze presenteren de echte mensen die schuilgaan achter de mondiale complexiteit van voedselproductie en geven hen ruimte om hun verhalen te vertellen. Die verhalen zijn bijzonder, opwindend, inspirerend, leerzaam, ontroerend en grappig.

Van Hintum vertelt het verhaal van de Roemeense priester, wiens vrouw hem vroeg om wat peterselie uit de supermarkt te halen. Toen hij in de supermarkt stond met in zijn handen een in plastic verpakt bosje peterselie dat helemaal van Italië naar zijn dorp was gereisd, ging hem een licht op: ‘Dit kan ik toch zelf verbouwen’, dacht hij. En dat deed hij, en hij verbouwde nog veel meer. Het dorp produceert nu zijn eigen voedsel, vrij van chemicaliën en met veel liefde. ‘Op het theologisch instituut leerde ik dat ik als priester goed moest doen voor de gemeenschap. Goed eten produceren is voor mij het equivalent ‘, aldus de priester die boer werd.

Voedselproductie en landbouw gaan niet altijd samen met romantische verhalen. Voedselsystemen zijn politieke systemen en, zegt Sansour, ‘wij mensen zijn een hebzuchtige soort; we willen altijd meer. Grootschalige productie, of het nu biologisch of niet-biologisch is, betekent meestal dat vruchtbaar land wordt verbruikt voor één gewas, wat de bodem uitput. Sansour: ‘Vroeger waren boeren kunstenaars die met het land werkten, maar nu worden ze gedwongen de regels van voedselproducenten te volgen.’ Vijf bedrijven in de wereld hebben 70 procent van de wereldwijde zadenmarkt in handen. En alleen zaden die zijn geregistreerd in de officiële catalogi kunnen op de markt worden gebracht. Het registratieproces is duur en ingewikkeld. Er zijn boeren met mooie en gezonde groenten die niet in supermarkten verkocht kunnen worden, omdat de zaden niet officieel geregistreerd zijn.

‘Vroeger waren boeren kunstenaars die met het land werkten. Nu worden ze gedwongen de regels van voedselproducenten te volgen.’

Zaden zijn een sleutelelement in de verhalen. Van Hintum: ‘Mensen hebben ontzag voor zaden. Het is wonderbaarlijk dat oude en vergeten zaden kunnen uitgroeien tot planten en voedsel. En zaden hebben aarde nodig. Als er geen land is omdat het wordt bezet, of omdat er gebouwen of zonne-energiepanelen staan, of als er alleen plaats is voor grootschalige monocultuurproductie, kunnen mensen onmogelijk hun eigen voedsel produceren. Eigen voedsel verbouwen is in zekere zin een vorm van verzet. Sansour noemt het agrarisch verzet, het tarten van de neoliberale politiek waar alles iemands eigendom is en een prijs heeft. ‘Wat er op ons bord ligt, weerspiegelt onze keuzes: wat eet ik? Hoe is het geproduceerd, hoeveel water is er gebruikt en is iemand of iets beschadigd tijdens het proces?”

Sansour als Van Hintum zijn het erover eens dat de wereld een voedselproductiesysteem nodig heeft dat vriendelijker is voor de planeet. Hun verhalen op het Resilience Food Stories platform en de zaden in de zadenbibliotheek vertellen deze boodschap: de magie zit in het zaad; het geeft ons alles wat we nodig hebben.

Kijk deze korte film van Al Jazeera om meer te zien over het werk van Vivien Sansour.

Ga naar https://resiliencefoodstories.com/ voor foto’s en verhalen over veerkracht en voedsel van over de hele wereld . Als de coronamaatregelen zijn opgeheven, zullen Van Hintum en haar partner afreizen naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika om daar verhalen te verzamelen.

 

Kansen voor Irak: welke rol kan Nederland spelen in de democratische transitie?

De Iraakse jongeren die vanaf oktober 2019 met gevaar voor eigen leven de straat opgingen doen dat, pandemie of geen pandemie, nog altijd. Ze zijn het meer dan zat om knel te zitten in een systeem dat alleen de belangen van de elite dient, waarbij de sektarische leuzen je om de oren vliegen en iemand die de impasse probeert de doorbreken moet vrezen voor represailles vanuit militante groeperingen. Nurid watan, wij willen een thuisland, is niet voor niets dé leus van de opstanden.

Systeem vol barrières

Hoe zat het ook alweer? De dictatuur van Saddam Hussein kwam op 9 april 2003, niet lang na de Amerikaanse invasie, ten einde. Wat volgde was een periode van militaire bezetting, waarbij de door Saddam Hussein bevoorrechte soennieten werden gemarginaliseerd ten faveure van de sjiitische meerderheid. De grondwet uit 2005 probeerde recht te doen aan de verschillende groepen (denk daarbij ook aan Turkmenen, Assyriërs en Armeniërs), maar leidde tot een politieke impasse waarbij de meest dominante groepen elkaar constant beschuldigden van cliëntelisme, maar ondertussen zelf óók alleen voor de eigen groep zorgden. De instabiele situatie in Irak maakt het een fluitje van een cent voor Iran om haar invloed in Irak te vergroten, terwijl een deel van de soennitische onvrede op een afgrijselijke manier werd gekanaliseerd via al-Qaeda en later ISIS.

Moderator Mark Snijder (GMOP) en Thijs Berman (directeur NIMD) spreken vanaf de bank. Op de achtergrond vanaf linksboven met de klok mee: Laila al-Zwaini, Ruben Brekelmans, Erwin van Veen, Jeanine Hennis-Plasschaert, Thijs Reuten en Michel Rentenaar

Erwin van Veen (senior onderzoeker bij Clingendael) schetst drie trends die de voornaamste obstakels vormen voor bestuurlijke vernieuwing. Allereerst is er het partijkartel waarin Koerdische, soennitische en sjiitische Irakezen de baantjes verdelen. Dat systeem leidt niet alleen tot patronage en corruptie, maar bemoeilijkt ook de intrede van nieuwe partijen. Daarnaast zijn de politie en verschillende strijdkrachten in hoge mate gepolitiseerd geraakt en hebben zij vergaande autonomie. Verschillende groeperingen, waarvan sommigen aanvankelijk tegen ISIS streden maar die nu zijn overgebleven om namens politieke machthebbers vuile, gewelddadige klusjes op te knappen, zorgen ervoor dat geweld een prominente rol blijft spelen. Tot slot is er de ingewikkelde positie van soennieten in Irak. Natuurlijk, ISIS is verslagen en het is niet zo dat die ieder moment weer op het toneel kan verschijnen. Maar de wederopbouw gaat lang niet overal even goed. Er bestaat onder Irakezen de neiging om ISIS te zien als externe factor, waarmee Van Veen maar wil zeggen dat de binnenlandse voedingsbodem voor soennitisch extremisme nauwelijks wordt onderkend. Kortom: de grondoorzaken van de opkomst van ISIS zijn nog lang niet verdwenen.

Hoop vanuit de nieuwe generatie

De jongeren in Irak (70 procent van de Irakezen is onder de 30) hebben het er maar mee te doen. Om deze jonge generatie te ondersteunen en perspectieven te helpen bieden, zouden wij als Europeanen en Nederlanders onze “veiligheids- en migratiebril” moeten loslaten en goed moeten luisteren.

Eerst die bril af. Bagdad is niet alleen een stad met een eeuwenoude beschaving, maar ook een ontzettend hippe plek. Gevraagd naar haar favoriete plek in de hoofdstad vertelt VN-gezant voor Irak Jeanine Hennis-Plasschaert over de oudste koffietent in Bagdad: ‘Jong en oud is hier druk bezig met hun shisha, en dat mengt zich allemaal. Het is net alsof je een andere eeuw binnenkomt.’ De Nederlandse ambassadeur Michel Rentenaar voegt daaraan toe: ‘Google maar eens gewoon op Baghdad haircut, en je zult versteld staan.’ Iets vergelijkbaars geldt voor Mosul: ‘Journalisten maken altijd maar foto’s van de puinhopen in West-Mosul. Maar kijk ook eens naar Oost-Mosul, dat is booming op dit moment. Daar gebeurt van alles, jongeren zijn volop bezig. We hebben die brug naar de hoop nodig.’

Typerend voor de kracht én de frustratie onder jongeren is de opmerking die een 16-jarig meisje, druk bezig met de planning voor een meisjesboksschool, maakte in een Yezidi-vluchtelingenkamp toen ze sprak met ambassadeur Michel Rentenaar: ‘I don’t know when you grown-ups are going to sort out this return issue to Sinjar, but my future starts right now!’

Een groep studenten met typische kapsels uit Bagdad maakt zich klaar voor de foto. Foto: Sylva van Rosse

Wat maakt die nieuwe generatie dan zo bijzonder? Allereerst durven Iraakse jongeren kritische vragen te stellen: wat doet die elite eigenlijk voor ons? Ze willen een eind maken aan het sektarisch bestel en zijn klaar met de buitenlandse inmenging. In plaats daarvan verlangen jongeren naar een civiele staat (madaniyya), en dát is de kern van de leuze nurid watan. Gebruik van geweld zweren de jongeren, zelfs als de ordetroepen dit wel doen, expliciet af. In een land met een recente geschiedenis als Irak getuigt dat van een moed die ons haast verplicht hen te steunen.

Volgens de half-Iraakse arabiste en juriste Laila al-Zwaini draait een civiele staat om de “vier B’s”: Bescherming van Belangen en Behoeften van Burgers. ‘We moeten echt anders gaan denken over wat veiligheid en geopolitiek is, en wat de platforms zijn. Jongeren zíjn politieke actoren en de straat ís een platform.’ Madaniyya kan een belangrijke rol spelen als verbindende factor, en daarin is ook een rol weggelegd voor de islam. ‘Wij hoeven niet altijd onze termen te exporteren. Waarden als vrijheid en gelijkheid zitten al in de cultuur.’

Steun uitspreken, en meer

Hoe kunnen wij die hoopvolle boodschap vanuit hier kracht bijzetten? Het begint, zoals vaker, met goed luisteren. Al-Zwaini: ‘Kijk naar de kunst, poëzie, muurschilderingen, alles wat de jongeren laten zien. Dat ziet er misschien niet meteen uit als politieke taal, maar dat is het wel degelijk. Via de kunst worden een heleboel taboes doorbroken.’ Daarnaast is het uitspreken van steun, niet alleen op het niveau van humanitaire hulp en maatschappelijk middenveld maar juíst op het politieke niveau belangrijk. Al-Zwaini schreef in september 2020 al een vurig pleidooi om de eisen van de Iraakse jongeren vol overtuiging te omarmen.

Het steunen van de nieuwe generatie kan langs verschillende niveaus. Het is niet voor niets dat naast de inhoudelijke expertise van Van Veen en Al-Zwaini ook ambassadeur Michel Rentenaar, VN-gezant Jeanine Hennis Plasschaert, Tweede Kamerlid (VVD) Ruben Brekelmans en Europees Parlementariër (PvdA) Thijs Reuten bijdragen leverden tijdens de bijeenkomst. Nederland en Europa kunnen – daar zijn Rentenaar, Brekelmans en Reuten het over eens – een belangrijke rol spelen in de verbetering van de economische situatie. ‘We moeten kijken waar sterke punten liggen in Irak, en kijken waar samenwerking mogelijk is. Oók om banen te creëren, want zonder perspectief werkt het niet’, aldus Reuten. ‘Europa is daarnaast in de unieke positie dat het een tegenwicht kan bieden aan zowel de Amerikaanse als de Iraanse invloed, en daarbij nadrukkelijk de kant van de bevolking kan kiezen.’

Impressie van de protesten in Bagdad in oktober 2019. Beeld: Wikimedia Commons

Grofweg vinden de verschillende sprekers elkaar op een driesporenbeleid dat loopt via verschillende tijdslijnen en beleidsterreinen. Op de korte termijn wegen politieke en economische belangen het zwaarst. Rentenaar: ‘Het land heeft 26 miljoen potentiële stemmers, maar de laatste keer gingen er maar 10 miljoen daadwerkelijk naar de stembus.’ Doel op de korte termijn moet volgens Erwin van Veen daarom zijn om – samen met de VN-missie en de religieuze autoriteiten in Irak – te zorgen voor een zo hoog mogelijke opkomst én het helpen van jongeren die politiek actief zijn. De signalen wat dat betreft zijn gematigd positief. Een ander korte/middellangetermijndoel moet een verbetering van de economische situatie zijn. Nederland kan daar als wereldspeler op het gebied van landbouw een voortrekkersrol nemen. Op de wat langere termijn en op geopolitiek niveau, ligt het voor de hand dat Europa probeert de nucleaire deal met Iran nieuw leven in te blazen. Van Veen: ‘Zonder nucleaire deal is er weinig mogelijk. Irak dient nu als een soort “uitlaatklep” voor Iran, die druk moet eraf.’

Op de lange termijn is fundamentele verandering van het politieke systeem een must om tot een civiele staat te komen. Bevordering van de dialoog tussen verschillende groepen én tussen burgers en de overheid is essentieel. Volgens Hennis-Plasschaert zit Irak nu in een soort catch-22: ‘om het vertrouwen te herstellen is politieke verandering nodig, maar door gebrek aan vertrouwen als gevolg van de bestaande obstakels, daalt het vertrouwen juist en verdwijnt echte verandering daarmee uit zicht.’ En toch, de nieuwe generatie is wars van het sektarische discours en dáár ligt de sleutel tot verandering. Zowel het NIMD als GMOP hecht buitengewoon veel belang aan het op de agenda houden van Irak en aan ondersteuning van de jonge generatie en de opbouwende krachten in het land. We kunnen hen helpen hun boodschap te versterken en bestendigen, bijvoorbeeld door die nú al uit te dragen op het politieke toneel. Dat vereist natuurlijk moed en volharding. Maar dat is een schijntje vergeleken met de moed die Iraakse jongeren dagelijks opbrengen om de straat op te gaan en hun burgerrechten op te eisen.

Je kunt de bijeenkomst via onderstaande link volledig terugkijken:

Na de dood van generaal Soleimani: Irak, Iran en sji’itische milities

Het onderzoek naar deze groep en de gevolgen van de moord op Soleimani en al-Moehandis is, met uitzondering van enkele journalistieke artikelen, echter karig te noemen. Aangezien al-Moehandis’ het hoofd was van de Hashd’, is het voor Midden-Oostenkenners meer dan interessant om te kijken naar de effecten van de moordaanslag. Zijn de Iraakse sji’itische milities bijvoorbeeld agressiever geworden? Hebben ze hun doelen aangepast? Heeft Soleimani’s Iraanse Revolutionaire Garde de teugels nog steeds strak in handen of hebben minder Irangezinde actoren als de sji’itische warlord en politicus Moqtada al-Sadr of grootayatollah al-Sistani meer voor het zeggen gekregen? Kortgezegd, wat is de invloed van de dronestrike op de rol van Iran in Irak?

Martelaars en Muqawamma: de strijd van de PMU

Nadat de Islamitische Staat medio 2014 in korte tijd grote delen van Irak in handen had gekregen leek de situatie voor de sjiitische gemeenschappen steeds nijpender te worden. Het soennitische IS, bekend om zijn wandaden jegens aanhangers van andere sekten binnen de Islam, haalde zich al snel de angst en woede van Iraks sjiieten op de hals. In hun wijdverspreide propagandavideo’s lichtten ze hun gruweldaden breed uit. Iraakse sjiieten werden gechoqueerd met executievideo’s, gedwongen bekeringen en andere marteldaden. Dit op sjiieten gerichte geweld bereikte haar toppunt in 2014, bij het bloedbad van Camp Speicher. Hier werden meer dan duizend sjiitische rekruiten van de Iraakse luchtmacht genadeloos afgemaakt in wat wordt beschreven als het één-na-dodelijkste terroristische incident in de wereldgeschiedenis. De reactie van de Iraakse sji’a was niet mild en veel van hen sloten zich aan bij bestaande strijdgroepen om wraak te nemen op de Islamitische Staat.

Een punt van belang is dat de sjiitische gemeenschap van Irak niet uniform is. In beschouwingen van de Iraakse burgeroorlog is nog wel eens sprake van ‘de sjiieten’ of ‘de sji’a’ als monoliet blok. In werkelijkheid kent de miljoenen tellende groep sjiitische Irakezen tientallen, zo niet honderden afsplitsingen. Groot en klein, ouder en nieuwer, elk met hun eigen leiders, affiniteiten, ideeën en gebruiken. Een figuur dat zich tot 2014 echter redelijk politiek neutraal had weten te houden – en daardoor door alle Iraakse sjiieten geëerd en gerespecteerd werd – is grootayatollah Ali al-Sistani. Een van Iraks voornaamste sjiitische geestelijken.

Poster van de Iraakse sjiitische voorman ayatollah Ali al-Sistani in Bagdad. © AP

Al-Sistani brak na het bloedbad van Camp Speicher met zijn apolitieke houding en vaardigde een politiek Fatwa uit. Hierin riep hij Irakezen op zich op te geven voor de veiligheidsdiensten”. Deze uitspraak werd over het hele sjiitische politieke spectrum nageleefd: 2014 zag een enorme toename van het aantal sjiitische rekruten die gehoor gaven aan de roep om Muqawamma, de heilige taak de sjiitische gemeenschap te verdedigen. Het gros van deze nieuwe soldaten kon je echter niet in het Iraakse leger vinden, maar in milities die aanvankelijk veelal specifiek tegen de Islamitische Staat waren gericht. Dit was mede doordat veel sjiieten zich verraden voelden door hun soenitische medesoldaten, die vaak halsoverkop voor de Islamitische Staat op de vlucht waren geslagen. Om orde aan te brengen in de chaos van deze nieuw ontstane militiestructuur, en om de overheid nog enige inspraak te geven in het reilen en zeilen van de strijd tegen IS, richtte Bagdad onder premier al-Maliki de Popular Mobilization Units (PMU), de Hashd’ al-Sha’bi op.

De hierboven genoemde pluriformiteit van de Iraakse sjiitische gemeenschap werd ook binnen deze verzamelgroep echter al snel zichtbaar. Nog tijdens de strijd tegen de Islamitische Staat toonden de groepen binnen de PMU al verschillende ideologieën en ideeën voor de toekomst van het land. De scheidslijnen binnen de organisatie kwamen grotendeels overeen met de al bestaande scheidslijnen in het Iraakse sjiitische landschap. Aanhangers van invloedrijk warlord Moqtada al-Sadr verenigden zich bijvoorbeeld in de Sarayat al-Salam. Strijders op de loonlijst van de Islamic Revolutionary Guard-Quds Force (IRGC-QF) -het elitekorps van de Iraanse Revolutionaire Garde- schaarden zich achter Kata’ib Hizb’Allah, Asa’ib Alh al-Haq of verscheidene andere kleine groepen. Volgelingen van de gematigde, apolitieke al-Sistani richtten hun eigen groepen op.

De pas gecreëerde PMU kenmerkte zich dus al vrijwel direct door verdeling en potentiële frictie. Discussies over welke geestelijke de voornaamste leidende rol moest hebben, of welke vorm van politiek sjiisme moest worden aangehouden, vonden hun weg naar het militaire en vervolgens ook politieke landschap. Dit werd versterkt door de vele politieke partijen die door de verschillende milities opgericht werden en de interne concurrentiestrijd die kwam te ontstaan.

De Interne Split: de strijd ín de PMU

Irak-kenners Renad Mansour en Faleh Jabar beschrijven in hun artikel over de toekomst van de PMU hoe Iran, voor de dood van Qassem Soleimani en zijn luitenant al-Moehandis, de loyaliteit van de Hashd’ waarborgde. Met giften in de vorm van wapen- en drugleveranties, maar ook door staatssubsidies oneerlijk te verdelen, hield de Islamitische Republiek pro-Iraanse milities sterk en de interne oppositie zwak. Zo was al-Moehandis bijvoorbeeld het laatste woord gegund bij de verdeling van subsidies. Daardoor kregen er in dat slechts drieduizend van de veertienduizend aan al-Sadr gelieerde strijders in 2017 hun loon. Ook andere tactieken werden niet geschuwd: Hakim Zamili, lid van het Iraaks parlement in naam van Moqtada al-Sadr’s politieke partij, klaagde bijvoorbeeld over het feit dat het hoofdkantoor van de PMU slechts vierduizend van de achttienduizend geleverde Sarayah al-Salam-rekruten officieel erkende.

Begrafenis van Qasem Soleimani, op 6 januari 2020 in Teheran. In het midden de Iraanse geestelijk leider Khamenei, naast hem, met de witte tulband, president Rohani ©Foto khamenei ir./Wikimedia commons

Deze feiten leiden tot een tweetal observaties. Ten eerste wordt duidelijk dat Iran er alles aan doet om de positie van pro-Iraanse milities te bevorderen, zelfs als dat ten koste gaat van de slagkracht van de PMU als geheel. Iedere rekruut telt in de strijd tegen de Islamitische staat en andere anti-sjiitische groeperingen, dus het weigeren van veertienduizend potentiële strijders is ongebruikelijk en zeer waarschijnlijk politiek gemotiveerd. Ten tweede bewijst dit het belang van niet alleen Qassem Soleimani, maar vooral ook van Abu-Mahdi al-Moehandis. De leider van de Quds Force en de topman van Kata’ib Hizb’Allah zijn juist degenen die aan het hoofd van de fondsenverdeling staan. Het verlies van deze twee figuren is dus zonder twijfel een enorme klap voor de belangen van de Islamitische Republiek Iran op het Iraakse strijdtoneel.

Daarbij komt ook nog dat de Iraanse missie in Irak praktisch geheel stoelde op het persoonlijke netwerk van Qassem Soleimani. Al-Sistani is door zijn relatief neutrale positie een algemeen gerespecteerd figuur, en al-Sadr haalt veel van zijn legitimiteit uit zijn familiegeschiedenis en uit het feit dat hij als een van de eersten tegen de Amerikanen in opstand kwam. De Iraniërs worden, ondanks Khamenei’s claims dat hij alle sjiieten wereldwijd representeert, door veel Irakezen toch als vreemdelingen, als buitenlanders gezien. Iraanse inmenging in Iraakse binnenlandse aangelegenheden is ondanks het gedeelde sjiitische geloof alsnog een buitenlandse inmenging, en dus niet altijd even welkom. Het uiterst persoonlijke netwerk van Soleimani en de gevestigde macht van al-Moehandis vormden tot de dronestrike dé basis van de Iraanse macht. Het uitvallen van deze twee figuren betekent dus in theorie het verlies van het netwerk dat de PMU, door fondsen selectief te verdelen en anti-Iraanse groeperingen bewust klein te houden, standvastig pro-Iraans hield.

Post-Dronestrike: de PMU na Soleimani

In een in januari geschreven artikel op AlJazeera blikt Farima Alsmadi terug op een jaar zonder Soleimani. De Islamitische Republiek is volgens haar gespitst op voorkoming van een directe confrontatie met haar steeds agressiever wordende tegenspelers. Dit leidt tot een situatie waarin Iran niet direct kan reageren op aanvallen uit angst voor vergelding. De numerieke en materiele kracht van de Islamitische Republiek is na een jaar corona en een lange periode van internationale sanctiepolitiek afgenomen. Niets doen zet het prestige van het regime op het spel. Dit maakt het opgebouwde netwerk aan milities en politiek clientisme dus belangrijker dan ooit.

Soleimani werd opgevolgd door zijn strijdmakker Esmail Qaani. Hoewel Qaani net als Soleimani een veteraan is binnen de Quds Force, geniet hij niet de bekendheid en het respect van zijn voorganger. Zowel binnen als buiten Iran is Qaani tot zijn meest recente promotie een relatief onbekend figuur gebleven. Deze opvolging is daarom, om Qaani’s positie te versterken, gepaard gegaan met veel publiek vertoon, zowel in de Islamitische Republiek als in zijn vazalstaten. Ook in Irak waren afgelopen jaar veel grootse parades van aan Tehran gelieerde strijdgroepen. Tegelijkertijd moesten dergelijke parades en vergeldingsacties vanwege de voorgenoemde lastige positie waarin Iran zich bevindt voorzichtig worden uitgevoerd. Ondanks een retorische zwaai naar Jihad tegen autoritaire regimes en internationale interventie konden Qaani en de Quds Force nou eenmaal niet zélf het vuur openen. Officiële retaliatie is daarom in de praktijk, met uitzondering van de raketaanval begin 2020 waarin de Iraniërs een Amerikaanse basis beschoten, grotendeels uitgebleven.

Het afgelopen jaar was er wel een toename van schermutselingen en aanvallen  op doeleinden gelieerd aan het Westen en hun partners. De aanval op Soleimani en al-Moehandis heeft geleid tot een veelheid aan directe repercussies, gewelddadige vergeldingsacties en harde klappen aan het adres van de tegenstanders van de Hashd’. Kort door de bocht gesteld lijkt het uitschakelen van Abu-Mahdi al-Moehandis en Qassem Soleimani dus niet te hebben geleid tot een verzwakking van de positie van pro-Iraanse groepen in Irak, maar juist eerder tot een veel hardere tegenbeweging. Je zou dus kunnen beargumenteren dat de dronestrikes, bedoeld om de Iraniërs te verzwakken, uiteindelijk hebben geleid tot een verdere versterking van de Iraanse macht in Irak.

De Toekomst: Pro-Iraans Arabistan of een Zwakker Iran?

In zijn speech op 31 juni 2020 greep Khamenei terug op de aanval op Soleimani. De Grootayatollah zette uiteen hoe de Verenigde Staten met onder andere deze aanval een poging hadden gedaan om Iran fysiek af te scheiden van de aan haar verwante Arabische verzetsbewegingen. Hoewel Khamenei hier niet lang bij stil stond toont het wel het belang van Irak aan, en van de activiteiten van onder andere de Quds Force in dit land. In de Iraanse buitenlandpolitiek vormt Irak de schakel tussen Tehran en haar bondgenoten. Het behouden van en de bescherming van de Iraanse suprematie in Irak is dus noodzakelijk.

Moqtada al-Sader in 2019 in Teheran, geflankeerd door geestelijk leider Khamenei en Qasem Soleymani ©khamenei.ir/Wikimedia Commons

Moqtada al-Sadr bracht eind januari 2020 een een bezoek aan de Iraanse heilige stad Qom om de toekomst van de PMU te bespreken. Het bezoek toont volgens analist Seth Frantzman aan dat zelfs deze machtige warlord, die zich vóór de Amerikaanse aanval nog bezig hield met het steunen en beschermen van de anti-regeringsprotesten, nu voorzichtiger handelt en potentieel zelfs meer open staat voor Iraanse invloeden in zijn organisaties. Al-Sistani daarentegen profileert zich, met zijn korte ontmoeting met de paus afgelopen maart, wederom als een verbindende factor voor alle Iraakse sjiieten én als concurrent van Khamenei. De aanval op Soleimani en al-Moehandis heeft dus zeker invloed gehad op de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende sjiitische groeperingen en hun geestelijk leiders.

Binnen academische kringen wordt nog volop gespeculeerd over de daadwerkelijke gevolgen van de drone-aanval op de toekomst van de PMU. Over één ding zijn ze het wel eens: de luchtaanval waarbij Abu-Mahdi al-Moehandis en Qassem Soleimani werden gedood heeft de spelregels voor groepen gelieerd aan de PMU grotendeels veranderd. Volgens Robin-D’Cruz en Mansour kan de luchtaanval de pro-Sadr en pro-Sistani-groepen binnen de organisatie hebben gedwongen om een ​​minder anti-Iraanse houding aan te nemen. Aan de andere kant speculeren academici als Michael Knights dat de luchtaanval juist weer een positief effect kan hebben op de positie van anti-Iraanse groepen.

Hoe dan ook heeft de luchtaanval de Iraanse leiderschapsstructuren in Irak vrijwel volledig omvergegooid. Dit heeft geleid tot een vacuüm, waar minder pro-Iraanse groeperingen gretig gebruik van zouden kunnen maken. Moqtada al-Sadr kan bijvoorbeeld zijn numerieke superioriteit, de sterke sociale basis van zijn beweging, zijn banden met zowel internationale als binnenlandse spelers en het einde van al-Moehandis’ macht over de verdeling van PMU-fondsen in zijn voordeel gebruiken om de overhand te krijgen. Aan de andere kant kan de versterkte slagkracht van pro-Iraanse groepen binnen de PMU wijzen op een verdere pro-Iraanse neiging en een versterking van de positie van de Islamitische Republiek.

Na de luchtaanvallen hebben groepen als die van al-Sadr volop steun betuigd aan Iran. Zo heeft Muqtada al-Sadr zijn hulp aan de protestbewegingen ingetrokken en met zijn militie het Turkish Restaurant, het hart van de protesten in Bagdad in 2019, bezet. Dergelijke acties gingen begrijpelijkerwijs ten koste van de steun van Bagdads protestbewegingen aan al-Sadr en zijn groepering. Om te begrijpen waarom al-Sadr zo’n controversiële zet zou nemen kunnen we, aldus Knights, teruggrijpen op diezelfde aanvallen die bedoeld waren om Iran te verzwakken. Die hebben volgens hem namelijk bewezen dat de Verenigde Staten praktisch zonder directe consequenties tegenstanders kunnen en zullen liquideren wanneer dat hen zo uitkomt. Als de VS de leider van de IRGC-QF in Irak zo kan aanvallen, kunnen ze dat dus ook doen bij andere groeperingen. Het inleveren van autonomie en achterban voor Iraanse bescherming en het lidmaatschap van een grote en machtige organisatie als het PMU, zou een pragmatische, zo niet noodzakelijke stap kunnen zijn om als militie te kunnen overleven.

De kern van het verhaal is en blijft dus dat we gewoon nog niet kunnen weten wat de precieze invloed van de moordaanslag is op de positie van Iran in Irak. De ontwikkelingen van het afgelopen jaar tonen een complex beeld van een complex land, en de dronestrike en de daaropvolgende gebeurtenissen laten zien dat de positie van Iran zowel is versterkt als verzwakt. De toenemende agressiviteit van pro-Iraanse groepen in de PMU kan een teken zijn van zowel zwakte als kracht. De luchtaanval op Soleimani en al-Moehandis heeft de Islamitische Republiek de belangrijkste spil in hun zo nodige netwerk ontnomen, maar tegelijkertijd bewees de aanval hoe belangrijk zo’n sterk netwerk is, ook voor de Iraakse groepen. Het ontstane machtsvacuüm is duidelijk nog niet opgevuld en Qaani heeft nog niet de prestige en het respect dat Soleimani had, maar ook potentiële tegenspelers, ook al-Sadr en al-Sistani, hebben nog geen duidelijke greep naar de macht gedaan. Wel kan geconcludeerd worden dat het uitschakelen van individuen als Soleimani en al-Moehandis géén directe doodsklap betekent voor een organisatie als de PMU. Er liggen dus nog mogelijkheden open, voor zowel Iran als voor andere landen en groeperingen. De controle van de Hashd’ op de Iraakse politiek is onmiskenbaar, maar de race voor controle op de PMU – en dus invloed in Iraks sji’a gemeenschap – is nog lang niet gewonnen.

Zijn groene steden mogelijk in de MENA-regio?

Een panel, samengesteld door het Grote Midden Oosten Platform, boog zich over die vraag. Om resultaten te bereiken moet er minder gepraat worden, en meer actie ondernomen; er moet meer geld en capaciteit naar duurzame initiatieven, zo concludeerde het panel. En bovenal moet er beter geluisterd worden naar de bewoners; zij zijn immers degenen die hun stad vormgeven.

Steden als aanjagers van duurzaamheid

‘Steden hebben zeker een transformerende kracht,’ zegt Karim Elgendy, een duurzaamheidsconsultant en architect in Londen, tevens grondlegger en coördinator van Carboun, een belangenbehartigingsinitiatief dat zich inzet voor duurzaamheid in steden in het Midden-Oosten. ‘We zouden de MENA-regio zelfs een stedelijke regio kunnen noemen, aangezien twee derde van de bevolking in steden woont; gemiddeld meer dan in Azië en Afrika. Weliswaar is het niet zo veel als in Noord-Amerika en Europa, maar het is vrij hoog,’ aldus Elgendy. Dat is een positieve ontwikkeling omdat steden centraal staan in economische ontwikkeling, voegt hij toe. ‘Recente data laten zien dat in regionale hoofdsteden het gemiddelde BNP per inwoner twee keer zo hoog is als het landelijke gemiddelde. Het is ook waar 60 procent van de energie wordt verbruik, meer dan 60 procent van diensten en producten worden afgenomen én steden zijn verantwoordelijk voor de helft van de CO2 uitstoot,’ somt hij op. Aangezien steden ook nog het meest worden beïnvloedt door klimaatverandering, zijn ze theoretisch gezien een goed startpunt voor duurzaamheidsinitiatieven.

Maar de MENA-regio kent ook verschillende uitdagingen op dit gebied. De Nieuwe Leipzig Charter (2020) schetst een beleidskader voor duurzame stedelijke ontwikkeling van compacte, sociaal en economisch gemengde steden. Hoewel delen van sommige steden in het Midden-Oosten erg dichtbevolkt zijn, is de bevolkingsdichtheid van steden in de regio over het algemeen nog laag, aldus Elgendy. UN Habitat raadt een bevolkingsdichtheid aan van 15 000 mensen per vierkante kilometer. In steden in het Midden Oosten ligt het gemiddelde tussen 1 200 – 25 000 bewoners per vierkante kilometer. En in plaats van dichtbevolkter te worden, verdunnen steden in de MENA regio juist, ze verliezen ongeveer 1,5 procent aan dichtheid per jaar. ‘Dat is slecht vanuit milieuoogpunt,’ zegt Elgendy. ‘Niet alleen moeten gebouwen apart van elkaar verwarmd en gekoeld worden, maar publieke infrastructuur wordt ook een grotere uitdaging. ‘Dunner bevolkte steden zijn ontworpen voor auto’s en particuliere voertuigen. Het feit dat veel MENA-landen subsidie verlenen voor zowel elektriciteit als brandstof zorgen ervoor dat er weinig prikkels zijn voor stedenbouwers en consumenten om deze middelen efficiënter te gebruiken’, vertelt hij.

De uitdijing is het meest acuut in Cairo; de oppervlakte van de stad groeit elk jaar met zes procent. De afgelopen decennia hebben de centrale planningsautoriteiten besloten om steden te bouwen in de woestijn. Zoals op het beeld hieronder te zien is, zijn er al ringwegen gebouwd. De woestijngrond die aan deze wegen grenst wordt nú al meer waard, zegt Sonja Spruit, een architect in Cairo die gespecialiseerd is in betaalbare woningen en sociale infrastructuur. ‘De verleiding om verder uit te breiden zal enorm zijn,’ zegt zij.

Cairo. De grijze gebieden zijn nieuwe geplande nederzettingen in de woestijn. Het zwarte gebied herbergt 91 procent van Cairo’s 20 miljoen bewoners, waarvan 65 procent in dichte, informeel gebouwde huizen woont. Beeld: Sonja Spruit

Informele bouw

Maar ondanks deze hoge graad van formele bouwplannen, is er ook een enorme hoeveelheid informele bouw in de Egyptische hoofdstad. 65 procent van de bevolking van Cairo, bijvoorbeeld, woont in informele gebieden, vaak dichte, hoge bebouwing in de buurt van het centrum van de stad.  Elgendy vindt dat steden worden ondermijnd door deze informaliteit. Maar voor Spruit onthullen ze juist de behoeftes van de bevolking. ‘Mensen doen wat logisch voor ze is. Heel vaak zitten stedenbouwkundigen er ver naast’, zegt ze. Als voorbeeld noemt ze de sociale woningen die zijn ontwikkeld als onderdeel van Zes Oktoberstad, een van de nieuwe woestijnsteden. ‘Dit project bevindt zich erg ver weg van het centrum van Cairo, het ligt op 37,4 km van het Tahrirplein, 14,9 km van een geplande monoraillijn – die nog niet bestaat – en 23,6 km van een geplande metrolijn, die ook nog moet worden gebouwd. En de aanleg van metrolijnen duurt enorm lang,’ zegt Spruit. ‘Als het de bedoeling was zich te richten op huishoudens met lage inkomens, hoe kunnen die mensen daar wonen? Dat is gewoon niet mogelijk.’ Volgens Spruit kiezen de mensen met een lager inkomen ervoor om te wonen in informele gebieden in de stad of dorpen die veel dichter bij het centrum liggen, met goede minibus verbindingen naar de stad. ‘Dit is een logische stap. Er zit wijsheid in noodzaak. Elke oplossing die we bedenken zou er een moeten zijn die een land wil uitvoeren omdat het zo logisch is.’

Er zit wijsheid in noodzaak. Elke oplossing die we bedenken zou er een moeten zijn die een land wil uitvoeren omdat het zo logisch is.’

De meest dichtbevolkte delen van Cairo zijn juist de delen die voldoen aan de aanbevelingen van de Leipzig charter wat betreft bevolkingsdichtheid, zegt Spruit. Het zijn juist de gebieden die officieel worden gepland die fundamenteel en structureel niet duurzaam zijn, voegt ze toe. Het water voor de geplande parken in de nieuwe woestijnsteden moet 400 meter worden gepompt, of het moet uit de Nijl worden gehaald, of uit de Rode Zee, wat betekent dat het ontzilt moet worden. ‘In essentie is het bouwen in de woestijn niet duurzaam. En om het op zo’n grote schaal te doen, en met zo’n lage dichtheid… 91 procent van de 20 miljoen mensen wonen in het dichtbevolkte gebied van Cairo. Bijna niemand woont in deze nieuwe gebieden, maar dat is waar alle investeringen naartoe vloeien.’

Naast het vinden van de juiste oplossingen, blijft de vraag of steden de capaciteit hebben om te veranderen, aldus Elgendy. Sommige steden hebben niet de wetgevende en uitvoerende bevoegdheid; ze hebben vaak geen zeggenschap over de belangrijkste stedelijke voorzieningen zoals energie, water en mobiliteit. Dit kan het moeilijk maken om, bijvoorbeeld, zonnepanelen te installeren op privédaken, zelfs als dit soort projecten op een nationaal niveau, zoals zonnepanelen op de daken van ministeries, wel mogelijk is.’ De macht van steden is gedegradeerd tot ruimtelijke ordening; ze mogen bouwvergunningen uitgeven, of bedenken hoe grond wordt gebruikt, en zelfs dan is er zeer weinig publieke betrokkenheid bij het planningsproces,’ zegt Elgendy.

Karim Elgendy spreekt tijdens het online evenement

Grotere betrokkenheid

Dit is waar er grote kansen liggen voor verbetering. ‘Er is geringe betrokkenheid bij planningskwesties. Ontwerpen gebeurt in stedenbouwkundige bureaus,’ zegt Elgendy. ‘Er is nul publieke betrokkenheid. De mensen die nieuwe steden ontwerpen, of veranderingen bedenken, zouden niet alleen moeten praten met ontwikkelaars en planners, maar juist potentiële bewoners, en, indien aanwezig, het maatschappelijk middenveld moeten betrekken. Elke verbetering op dit vlak zou goed zijn, want we starten vanaf nul.’

Spruit vind ook dat inspraak van bewoners een sleutelrol speelt in het realiseren van duurzame oplossingen. ‘Mijn advies aan steden zou zijn om te werken aan oplossingen die mensen makkelijk kunnen toepassen,’ zegt ze. ‘Als we erover nadenken hoe we steden fundamenteel kunnen veranderen, moeten we oplossingen vinden die niet alleen cosmetisch zijn, maar direct toepasbaar, aantrekkelijk en praktisch, en die op grote schaal uit te voeren zijn. Anders blijven de oplossingen slechts een kers op de taart, maar niet structureel,’ zegt Spruit. Het is essentieel om de mensen te gebruiken die in de stad wonen, die haar vormgeven, zegt de architect. ‘Er kan verandering plaatsvinden, mensen zijn slim,’ zegt ze, wijzend  naar de bewoners van de Syrische stad Binnish, waar er vanwege de burgeroorlog geen toegang meer hebben tot het elektriciteitsnetwerk, en daarom nu allemaal zonnepanelen op hun daken hebben geïnstalleerd. ‘Maar als we willen helpen, moeten we de mensen bijstaan en aanhaken bij hun slimheid.’

Elke poging om steden te verduurzamen moet werken met wat er in het verleden gebouwd is, en hoe steden zich met de tijd hebben ontwikkeld, zeggen zowel Spruit als Elgendy. ‘Er is feitelijk een plafond aan duurzaamheid. Als een plan is gemaakt, als een stad op een bepaalde manier is gebouwd, is het heel moeilijk dat te herstellen,’ zegt Elgendy. Daarom ligt er een enorme verantwoordelijkheid bij degenen die steden, of de uitbreiding van steden, ontwerpen. ‘Zij bepalen decennia van CO2 uitstoot en de ecologische voetafdruk. Mensen zijn zich daar niet genoeg bewust van.’

Typische straat in een informeel ontwikkeld gebied in Cairo. Beeld: Sonja Spruit

Rol van de EU

De EU heeft een rol in het helpen bij de vergroening van de MENA-regio, en werkt daar ook aan in landen om de Middellandse Zee. Er zijn 30 klimaatactieplannen samengesteld in nauwe samenwerking met de lokale autoriteiten, en er staan er nog 100 in de planning, zegt Spruit.

En er zijn positieve ontwikkelingen, aldus Egendy. Amman wil haar Co2 uitstoot met 40 procent verminderen vóór 2030, en heeft als doel haar uitstoot rond het nulpunt te krijgen vóór 2050 door onder andere meer groene gebouwen, zonnepanelen op de daken te installeren en het gebruik van het openbaar vervoer en groene energie te stimuleren. Ook Algiers, Dubai, Doha en Fez zijn allemaal bezig om groener te worden.

‘Steden in de MENA zouden van elkaar kunnen leren, en van Europese steden rond de Middellandse zee’, zegt Elgendy. Helaas zijn de meeste geen lid van stedelijke netwerken, of peer-to-peer netwerken.  ‘In de zeldzame gevallen waar dat wel het geval is, ligt er geen nadruk op het klimaat.’

Terwijl samenwerking werkt, zegt Elgendy, wijzend op Chefchaouen, een stad in Marokko. De stad ontwikkelde in samenwerking met andere steden uit het Middellandse Zeegebied ondersteuningsnetwerken, een energie-actieplan en voerde succesvol andere kleinschalige veranderingen door. ‘Dit laat de kracht zien van wat er geleerd is door peer-to-peer discussies over technische problemen, in plaats van te verzanden in nationale politiek,’ zegt Elgendy.

Gezien het hoge gehalte aan centrale planning in de regio, vindt Elgendy sowieso dat groene initiatieven er beter aan doen om de hoofdsteden te vermijden, voor nu althans, gezien de machtspolitiek die vaak om de hoek komt kijken als het om de hoofdstad gaat. Maar, waarschuwt Spruit, kleinere steden hebben ook vaak minder budget, en zullen meer ondersteuning nodig hebben. Uiteindelijk is het doorslaggevend dat plannen die door de netwerken worden bedacht, ook echt worden uitgevoerd.

Er wordt al decennia samengewerkt tussen Europa en de regio, ‘maar vaak belandt goed advies in de la van een bureau’ zegt Spruit. Nu zijn er proefprogramma’s nodig ‘om te dienen als inspiratie en te laten zien dat de oplossingen haalbaar, betaalbaar en aantrekkelijk zijn.’ Dat vraag niet alleen politieke wilskracht om dit soort initiatieven te onderschrijven, maar ook budget, aldus Spruit. ‘Je kunt niet alleen maar praten om dingen gedaan te krijgen. We hebben mensen nodig die er tijd en zweet, insteken.’

De opname van het online evenement is beschikbaar via onderstaande link:

Are Green cities a possibility in MENA?

‘Cities definitely have a transformative power’, says Karim Elgendy, a sustainability consultant and architect based in London and founder and coordinator of Carboun, an advocacy initiative promoting sustainability in Middle East cities. ‘We could even go as far as to call MENA an urban region, since two-thirds of the population live in cities, which is more than the Asian or African average. It’s not the same as Europe and North America, but it’s pretty high. This is positive because cities are central to economic development. Recent data show that in regional capitals the average GDP per capita is twice as high as the national average.  It is also where more than sixty percent of energy is consumed, more than sixty percent of products and services are consumed and cities are responsible for half of the carbon emissions. As they are most highly impacted to climate change, in theory these regional capitals are a solid point of departure for greening efforts.’

But there are multiple challenges in the MENA region. The New Leipzig Charter (2020) outlines a policy framework for sustainable urban development enabling compact, dense, socially and economically mixed cities. However, despite parts of Middle Eastern cities being incredibly dense, the density of cities in the MENA region overall is still low, says Elgendy. UN habitat recommends a density of 15,000 persons per square km, and Middle Eastern cities are within a range of 1,200-25,000 people per square kilometre. But rather than becoming denser, cities in MENA are actually becoming more thinly populated, losing 1.5 percent density per year. ‘This is bad from an environmental point of view,’ says Elgendy. ‘Not only do buildings need to be cooled and heated separately, they also make public infrastructure more of a challenge. More thinly populated cities are designed for cars and private vehicles. The fact that many MENA countries subsidise both electricity and fuel create little incentive for planners and consumers to use these resources more efficiently.’

Such expansion is most acute in Cairo, which is sprawling by more than six percent every year. The past few decades, central planning authorities have decided to construct desert cities. As the image below shows, ring roads have been built. As a result, desert land adjacent to these roads is already becoming more valuable according to Sonja Spruit, a Cairo-based architect specialized in affordable housing and social infrastructure. ‘The temptation will be extremely large to expand even more’, she says.

Cairo. The grey areas are new planned settlements in the desert. The black area accommodates 91 percent of Cairo’s 20 million residents, 65 percent of whom live in dense informal settlements. Image: Sonja Spruit

Yet despite this high degree of formal planning, there is also a great deal of informal construction happening in the Egyptian capital. 65 percent of Cairo’s population, for example, lives in informal areas, often dense high-rise close to the city centre. Elgendy feels cities are undermined by this informality. Spruit notes that they reveal the needs of the population. ‘People will do what makes sense for them. Very often planners are quite far off the mark’, she says. For example, Cairo has developed public housing in its new desert towns such as Sixth of October city. ‘This development is very far from the centre of Cario, 37.4 km from Tahrir, 14.9 km from planned monorail that doesn’t exist yet and 23.6 km from planned metro line that doesn’t exist yet, and metro lines take a very long time to implement’, Spruit says. ‘If this is supposed to target low-income households, how can they live here? It’s impossible.’ According to Spruit, people chose to move to informal areas in the city and villages much closer to Cairo, which are well-connected to the city through minibuses. ‘This is a logical step. There is some wisdom to necessity. Any solution we come up with should be one that a country wants to execute because it makes so much sense.’

In addition to finding the right solutions, the question also remains whether or not cities have the capacity to realise transformation, says Elgendy.  Some cities lack legislative and executive municipal power; they are often not allowed to manage their main urban systems, like energy, water and mobility, he says. This can make it difficult to install, for example, solar panels on private rooftops, even though solar projects on a national scale, for example on the rooftops of ministries, are possible. ‘Cities’ powers are relegated to planning affairs, whether they can issue land use planning or building permits, and even in that field they lack public engagement in the planning process’, Elgendy says.

Karim Elgendy speaks during the online event

This is where significant room for improvement lies. ‘There is poor involvement on planning issues. Planning happens in planning offices’, Elgendy says. ‘There is zero engagement at the moment.  Those designing new cities or changes should engage not just developers and planners, but also potential citizens, and, if present, civil society. Any improvement on that front would be good, because the baseline is zero.’

Spruit, too, feels input from residents is key to achieving sustainable solutions. ‘My advice would be for cities to work on solutions that people can easily implement’, she says. ‘If we think of fundamentally transforming cities, we have to think of solutions that are not cosmetic, but that are directly applicable, attractive and practical and that could be implemented en masse. Otherwise they remain a cherry on top of a pie, but nothing structural’  It is essential to use the people that live in the city, those that shape it. ‘There can be transformation, people are smart’, she says, pointing to residents in the Syrian town of Binnish, who, due to the civil war, are no longer connected to the electricity grid and have therefore installed solar panels on their roof. ‘But if we want to help in any way, we must be with the people and latch on to that smartness.’

The most dense parts of Cairo are actually in line with the recommendations of the Leipzig charter in terms of density, Spruit says. Yet it is the areas that are officially planned that are most fundamentally and structurally unsustainable, she adds. The water that will feed into the planned parks in the new desert areas will have to be pumped 400 meters, or from the Nile or from the Red Sea, which means it would have to be desalinated. ‘In essence, to build in the desert is unsustainable’, she adds. ‘And to do it on such a large scale, and such a low density…. 91 percent of 20 million people live in the dense part of central Cairo. Hardly anybody lives in these new areas where all the investment goes.’

Typical street section in informally developed Cairo. Picture by Sonja Spruit

And this is irreversible. Once something has been built, you’re usually stuck with it, for better or worse. Any effort to make cities more sustainable has to work with past realities, and with how cities have developed over time, Elgendy and Spruit agree. ‘There is effectively a ceiling on sustainability. Once a plan is made, once a city is built the way it is built, it is very hard to fix it’, says Elgendy. There is therefore and enormous responsibility on those who plan cities or city extensions. ‘They can lock in decades of emission and environmental footprint. People aren’t sufficiently aware of that.”

Role of the EU

The EU has a role to play in helping the MENA region become greener and is already working with local authorities in countries around the Mediterranean. They have made 30 climate action plans in close cooperation with these local authorities and are planning to make 100 more, Spruit says.

And indeed there are some positive developments, according to Elgendy. Amman plans to reduce 40 percent of its carbon emissions by 2030 and to reach near zero by 2050 by increasuing the number of green buildings, installing rooftop solar panels and stimulating both renewable energy and public transportation use. Algiers, Dubai, Doha and Fez are all making efforts to become more green.

‘Cities in MENA could learn from each other and from European countries around the Mediterranean,’ Elgendy says. Sadly, most are not involved in the city networks or peer-to-peer networks. In the rare cases they are, they are not focused on the environment.’

Collaboration works, Elgendy says, pointing to Chefchaouen, a town in Morocco that has managed to work with Mediterranean support networks to create an energy action plan as well as some other minor developments. ‘This demonstrates the power of learning through peer-to-peer discussion of technical issues, rather than getting bogged down in the national politics.’

Due to the large degree of central planning, Elgendy feels green initiatives should best avoid capital cities for now, due to the contentious power politics that come into play once capitals are involved. But, Spruit warns, smaller cities will also have less budget, and need more support. And at the end of the day, she says, it’s crucial that plans created through networks are implemented.

Working together between Europe and the region has been going on for decades, ‘but often good advice ends up in a drawer in a desk.’ Now, pilot programmes need to be executed, ‘to act as an inspiration and proof that the solutions are feasible and affordable and attractive.’ This requires political will to support such initiatives, and budget as well. ‘You can’t just talk to get things done. We need people to spend time and sweat.’

A recording of the online event can be watched here:

Factsheet GMOP – Kansen en keuzes in het Midden-Oosten

In de factsheet komen negen uiteenlopende onderwerpen aan de orde die belangrijk en volop in beweging zijn, maar vaak onvoldoende of eenzijdige aandacht krijgen. Hierdoor zijn ze lastig te doorgronden voor eenieder die niet dagelijks bezig is met het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De volgende onderwerpen komen aan bod:

 

  • Klimaat
  • Democratie & participatie
  • Jeugd
  • Wederopbouw
  • Onderwijs
  • Handel
  • Euromediterrane samenwerking
  • Nederlandse IS-vrouwen met kinderen
  • Jemen

De factsheet – reeds aangeboden bij de verschillende Kamerfracties en -commissies – is niet alléén bedoeld voor nieuwe Kamerleden. Het document leest ook als een algemeen beleidsadvies. Zoals valt te lezen, is het Grote Midden Oosten Platform overtuigd van een holistische benadering ten aanzien van de MENA-regio, waarbij verschillende beleidsterreinen elkaar aanvullen.

Een overzicht van de verschillende adviezen lees je hier:

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.