De almaar groeiende frustratie en woede van de Alevieten in Turkije

Donderdag 22 mei. Het lijkt een dag te worden als alle donderdagen in de Istanboelse wijk Okmeydanı. Iedereen wijdt zich aan zijn normale bezigheden. Radicaal-linkse activisten maken zich op om zoals elke donderdag te herdenken dat de 14-jarige Berkin Elvan hier bijna een jaar geleden, tijdens de Gezi-protesten, een traangasgranaat tegen zijn hoofd kreeg. Hij lag 269 dagen in coma en overleed op 11 maart.

De 30-jarige Uğur Kurt, vader van drie kinderen en schoonmaker in dienst van de gemeente, loopt naar het Alevitische cem evi (gebedshuis). Daar is een begrafenis van een van de buurtbewoners. Hij gaat de nabestaanden condoleren.

Nog geen 15 activisten met rode doeken voor hun gezicht gebonden scanderen leuzen tegen de regering van premier Erdoğan en maken obscene gebaren naar de oproerpolitie. De AKP-regering is niet alleen verantwoordelijk voor de dood van Berkin maar ook voor de 301 mijnwerkers die vorige week omkwamen in een van de bruinkoolmijnen buiten de stad Soma, zo schreeuwen de beroepsactivisten. Ze gooien benzinebommen naar de politie. Een bom vliegt door een openstaand raam een pantserwagen binnen. Politieagenten springen in paniek uit hun wagen en schieten met scherp in de lucht.

Uğur Kurt loopt over het voorhof van de gebedsruimte. Plots zakt hij in elkaar. Hij is getroffen door een kogel in zijn hoofd, dat hevig bloedt. Een spoedoperatie mag niet meer baten. Niet lang nadat hij op de operatietafel is gelegd, overlijdt Kurt. Woedende buurtbewoners organiseren een protestbetoging. ‘Politie moordenaars’ staat er op een spandoek. Weer volgen er gewelddadige confrontaties met de politie. De vice-premier probeert de gemoederen te sussen. Ballistisch onderzoek zal uitwijzen uit welk vuurwapen de fatale kogel afkomstig is: van de politie of van iemand anders.

De buurtbewoners hebben geen enkele twijfel. Voor hen is dit het zoveelste bewijs dat de politie het op hen heeft gemunt, dat zij door de staat als tweederangsburgers worden behandeld. ‘Zij’ zijn Alevieten, de grootste moslim-minderheid in Turkije. Naar schatting 15 procent van de Turken en Koerden hangt deze heterodoxe stroming binnen de islam aan. Een ethische en tolerante levenshouding staat bij hen centraal, niet het strikt naleven van ge- en verboden. Hun geloofsopvattingen zijn een eclectische mengeling van elementen uit de volksislam en pre-islamitische godsdiensten. Sommige academici spreken van een ‘liberale tak’ van de islam.

Aanhangers van de officiële soennitische islam beschouwen Alevieten echter als afvalligen en behandelen hen dienovereenkomstig. Alevieten houden zich immers niet aan de voorschriften van de orthodoxe islam: ze bidden niet vijf keer per dag, kennen geen moskeeën, doen niet mee aan de vastenmaand Ramadan, gaan niet op bedevaart naar Mekka, en geloven niet in de jihad. En ze drinken alcohol. Hun religieuze rituelen en sociale normen en omgangsvormen zijn ‘anders’.

De Alevieten worden van overheidswege gediscrimineerd. Turkije is slechts in naam een seculiere republiek. In de praktijk heeft de Turkse overheid geen neutrale houding en bewaart ze niet tot alle godsdienstige gemeenschappen dezelfde afstand. De soennitische islam is de onofficiële staatsgodsdienst. Alle moskeeën worden financieel onderhouden door het Directoraat Generaal voor Godsdienstzaken. De gebedshuizen van de alevieten krijgen geen cent. Tijdens het verplichte godsdienstonderwijs op de openbare scholen wordt alleen informatie gegeven over het soennisme.

De conservatief-islamitische AKP-regering van premier Erdoğan laat zich niet inspireren door de beginselen van de grondlegger van de Turkse republiek, Mustafa Kemal Atatürk, maar door de gloriedagen van het Ottomaanse Rijk. Erdoğan zegt nooit Atatürk (letterlijk: oervader der Turken), omdat hij hem niet ziet als oervader der Turken. De stamvaders zijn voor hem de sultans die met een vurig geloof in de islam een wereldrijk creëerden en de christelijke wereldstad Constantinopel veroverden.

Tot ongeveer honderd jaar voor de val van het Ottomaanse Rijk in 1922 waren de sultans relatief tolerant tegenover religieuze minderheden. Als ze maar loyaal waren en extra belasting betaalden. Maar de Alevieten profiteerden niet van dit relatief liberale beleid. Ook in de Ottomaanse tijd werden zij gediscrimineerd en vervolgd als ‘ketters’. Daarbij vloeide niet zelden bloed.

In het moderne Turkije kwam het eveneens tot excessen. In 1978 trokken duizenden soennitische extremisten moordend en plunderend door alevitische wijken van de stad Kahramanmaraş. Bij het bloedbad kwamen meer dan honderd mensen om.

In 1993 viel een uitzinnige soennitische menigte in de stad Sivas een hotel aan waar alevitische intellectuelen bijeen waren. Een van hen was auteur Aziz Nesin, die delen van De Duivelsverzen van Salman Rushdie had vertaald en gepubliceerd. De extremisten schreeuwden ‘Allah is de grootste’ en ‘Dood aan de ongelovigen’ en staken het hotel in brand. De aanwezige politie deed niets, 35 mensen kwamen om het leven. Aziz ontkwam, maar overleed twee jaar later aan een hartaanval. De laatste jaren van zijn leven wijdde hij aan de bestrijding van fundamentalisme.

Opvallend is dat premier Erdoğan zich in zijn beleid jegens minderheden ook laat inspireren door de sultans. Tegenover niet-moslimse minderheden zoals Grieken, Joden en Armeniërs is hij veel liberaler en toleranter dan de oude seculiere elite ooit was. Maar ten aanzien van de Alevieten kan hij kennelijk niet loskomen van de oude soennitische vooroordelen en vindt hij het moeilijk de discriminatie van deze groep te beëindigen.

In 2007 werd dat nog wel voorzichtig geprobeerd, in de vorm van een dialoog met alevitische groepen, onder het motto ‘Alevitische Opening’. Alle problemen rond de alevitische identiteit zouden ter sprake komen, in het kader van een oplossing voor de discriminatie van minderheden in het algemeen. Het was een poging om van Turkije een volwassen democratie te maken die voldeed aan criteria van de EU.

De gesprekken liepen vast: de regering bleek niet in staat de enorme vertrouwenskloof tussen haar en de alevieten te dichten. ‘Ze doen alsof ze aan onze verlangens tegemoet willen komen, maar in werkelijkheid willen ze ons assimileren en soennitische moslims van ons maken,’ zo luidde de algemene klacht. De belangrijkste conclusie in het eindrapport, gepubliceerd door minister van staat Faruk Çelik, was dat ‘alevieten het gevoel hebben dat zij slachtoffer zijn van vooroordelen en maatschappelijke uitsluiting’.

Dit spoorde de overheid echter niet aan tot positieve actie. De marginalisering van de alevieten nam juist toe en de neerbuigende houding van premier Erdoğan viel steeds vaker op – vooral sinds 2010, toen Kemal Kılıçdaroğlu voorzitter werd van de kemalistische, sociaal-democratische oppositiepartij CHP, de politieke thuisbasis van de alevieten. Kılıçdaroğlu is een Koerdische aleviet. Erdoğan kon het niet nalaten zijn soennitische aanhang er keer op keer op te wijzen dat de leider van de oppositie een aleviet is – en dus geen goede moslim.

De frustratie onder de alevieten is de afgelopen twaalf jaar steeds groter geworden, doordat de regerende AKP al die jaren een absolute meerheid in het parlement heeft en alles kan doordrukken zonder rekening te hoeven houden met de wensen van de oppositie. Het was dus niet verwonderlijk dat een groot deel van de activisten tijdens de Gezi-protesten van vorig jaar juni bestond uit alevitische jongeren. Alle zeven doden die vielen door het buitensporige politiegeweld waren alevieten.

Door de dood van de 30-jarige aleviet Uğur Kurt zijn de woede en de spanningen verder toegenomen. Inmiddels is een andere demonstrant in dezelfde buurt overleden. Premier Erdoğan zei dat hij verbaasd was over het ‘geduld van de politie’ tijdens de bloedige rellen in de wijk Okmeydanı. Ook kritiseerde hij degenen die de dood van Gezi-slachtoffer Berkin Elvan in die buurt willen herdenken. Hij noemde de dood van de jongen ‘verleden tijd’. Erdoğan: ‘Wat is dit? Gaan we een herdenking houden voor elke dode? Hij is overleden, het is voorbij’.

Dat zijn geen uitlatingen die de alevieten hoop geven op verbetering van hun positie in het ‘nieuwe Turkije’ van de AKP. Daarom hebben duizenden alevieten in Duitsland aangekondigd dat ze deze zaterdag in Keulen gaan protesteren. Erdoğan komt daar om 20.000 van zijn trouwe aanhangers toe te spreken. Het startschot van zijn campagne om in augustus tot president te worden gekozen. Een vooruitzicht dat de alevieten bestempelen als een ‘vloek’ of een ‘nachtmerrie’.

Marc Guillet is journalist. Hij schrijft sinds 1983 over Turkije en was van 2006 tot 2019 correspondent in Istanbul.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.