Een oorlogsvakantie in Israël

De zomer in Israël was lang van tevoren gepland. Onze drie kleine kinderen keken vol verwachting uit naar hun zomerkamp. We kwamen halverwege juli aan in het warme Tel Aviv, precies toen de huidige gewelddadigheden begonnen.

Als Nederlands-Israëlisch gezin uit Amsterdam dat regelmatig naar Israël reist zijn we er aan gewend dat ons plagerig wordt gevraagd waarom we niet kiezen voor een echte vakantieplek, in plaats van een conflictgebied. Vrienden en familie in Nederland zijn bezorgd. Ze vragen beleefd naar onze veiligheid en ons welzijn. Op facebook zien ze de beelden die wij delen van dode en gewonde kinderen in Gaza, oorlogverschrikkingen, antioorlog-demonstraties, internationale veroordelingen, woedende artikelen en petities die oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren. Foto’s van thuis waarop lachende blonde kinderen te zien zijn in groene parken en op zonnige stranden vormen een enorm contrast met de deprimerende verslagen van onze ‘vakantie’.

Onze familie in Israël weet dat we ontzet zijn over de oorlog en dat we de gruweldaden in Gaza veroordelen, maar het heeft geen zin het er met hen over te hebben. Dat wij Israëlische en Nederlandse staatsburgers zijn die een eind willen aan de bezetting, gecombineerd met het feit dat wij niet in Israël wonen, maakt dat wij worden gezien als buitenstaanders, of zelfs als verraders. Wij zijn naïef als we niet snappen dat het nodig is Gaza keihard te raken als reactie op de existentiële dreiging van Hamas. Het gewicht van de overweldigende steun voor de oorlog hangt dagelijks boven ons, zwaar en onvermijdelijk, net als de luchtvochtigheid van 90%. Bij kleuterscholen, pilates studio’s, kapperszaken en kantoren hangen borden over inzamelingen voor pakketjes, bestemd voor de soldaten aan het front. Soldaten zijn in ieders gedachten vanaf het moment dat foto’s met daarop de nog lachende gezichten van overleden jonge mannen in het nieuws verschenen. Veel restaurants en cafés in Tel Aviv zijn ’s avonds leeg of gesloten. Zomerevenementen en concerten zijn afgelast, dus onze (schoon)zus, doda (tante) Miki, die werkt als producer, heeft tijd genoeg om onze kinderen te verwennen. Dit is oorlog.

Het gewicht van de overweldigende steun voor de oorlog hangt dagelijks boven ons, zwaar en onvermijdelijk, net als de luchtvochtigheid van 90%.

Eén van de ironische kanten van onze ‘oorlogsvakantie’ is dat de oorlog samenvalt met onze traditionele vakantieperiode. Anders dan veel Israëliërs hebben wij het geluk dat we elke zomer een paar weken vrij kunnen nemen. We hebben het getroffen met een huizenruil en verblijven in het centrum van Tel Aviv, met zijn Bauhaus-schoonheid en brede, schaduwrijke boulevards. We maken met de kinderen een avondwandeling op Rothschild Boulevard, we hangen rond op het Habima-plein, gaan naar het strand en het zwembad, en gaan af en toe uit eten. Onze oorlog komt neer op een paar minuten doorbrengen in het trappenhuis van ons appartementengebouw, vriendelijk pratend met de andere bewoners, als we toevallig met de kinderen thuis zijn wanneer de sirene afgaat. ’s Nachts maken we de kinderen niet wakker en slaan we de gesprekjes met de buren over, zoals laatst op een nacht toen de sirene om half drie afging.

Het duurde een paar nogal verwarrende dagen voordat we langzaam tot de conclusie kwamen dat de voelbare collectieve angst niet in verhouding staat tot de werkelijke dreiging. Overheidspropaganda, leugens en bedrog worden meedogenloos ingezet om steun voor de oorlog te waarborgen. Het Iron Dome-systeem dat Hamas-raketten onderschept is er maar een deel van. De mening van een expert lijkt geloofwaardig: de Israëlische bevolking is ook zonder de Iron Dome bijna honderd procent veilig, vanwege de slechte kwaliteit van Hamas’ wapens en de overvloed aan schuilplekken. Wij geloven dat diep van binnen iedereen weet dat de kans dat er hier iets met je gebeurt statistisch verwaarloosbaar is. Het kan gebeuren, zoals het kan gebeuren dat je sterft in een schokkende vliegramp die deze zomer honderden Nederlanders overkwam, maar het is heel onwaarschijnlijk.

Een commentator zei terecht dat de Iron Dome fungeert als Deus-ex-Machina in deze oorlog. Iedereen behalve wij is ervan overtuigd dat het levens redt. Wij zien het vooral als een middel voor psychologische oorlogvoering. Het gekke is dat het geluid van explosies waar mensen zo zenuwachtig van worden grotendeels wordt geproduceerd de Iron Dome zelf. Wat opmerkelijk is, zo niet ronduit verdacht, is dat er nauwelijks informatie is over de precieze effecten van de onderscheppingen. We weten er niets van en het kan niemand wat schelen. De dreiging van raketten neemt overigens af terwijl we dit schrijven, en maakt plaats voor de angst dat terroristen zullen infiltreren vanuit de Gaza-tunnels. Deze omslag vond plaats kort na de start van het grondoffensief, toen er een merkbare vermindering was van het aantal Iron Dome-alarmen.

Het duurde een paar nogal verwarrende dagen voordat we langzaam tot de conclusie kwamen dat de voelbare collectieve angst niet in verhouding staat tot de werkelijke dreiging. Overheidspropaganda, leugens en bedrog worden meedogenloos ingezet om steun voor de oorlog te waarborgen. De mening van een expert lijkt geloofwaardig: de Israëlische bevolking is ook zonder de Iron Dome bijna honderd procent veilig, vanwege de slechte kwaliteit van Hamas’ wapens en de overvloed aan schuilplekken

Hoe komt het dat iedereen, zelfs in onze progressieve kringen, psychologisch zo beïnvloed is door deze oorlog? Waarom is iedereen zo bang? Eerdere geweldsrondes (de tweede Intifada met bomaanslagen op bussen en markten) waren veel angstaanjagender. Natuurlijk zijn velen vooral bezorgd over hun geliefden, soldaten en reservisten die in Gaza zitten. Een ver familielid van mij is gewond geraakt, de broer van een vriend is ‘binnen’ Gaza, de ex van een vriendin die ik al ken sinds mijn eigen militaire diensttijd in de eerste Intifada is opgeroepen. De onzichtbare drempel die bepaalt of een oorlog te kostbaar wordt om door te gaan is met meer dan veertig gesneuvelde soldaten blijkbaar nog niet overschreden.Terwijl wij dit schrijven wordt toegestaan dat het bloedvergieten in Gaza en het sneuvelen van vele soldaten voortduren.

Waarom? Het Israëlische narcisme dat zich alleen bezighoudt met slachtoffers binnen het eigen leger, terwijl honderden lichamen zich opstapelen in Gaza, is niets nieuws. De logica die we hier in Tel Aviv ervaren dat oorlog erbij hoort bevestigt dat alleen maar. Soldaten sterven zodat wij ‘normaal’ kunnen leven. Geweld is onvermijdelijk omdat Israël wordt aangevallen. Je moet hier zijn om te begrijpen dat de legitimiteit van deze oorlog niet alleen door de regering van bovenaf wordt gefabriceerd. Het is een wijdverbreide sociale realiteit. Iedereen, ook de paar honderd mensen die tegen de oorlog zijn, onder wie wij, hebben een dagelijks aandeel in het scheppen van deze realiteit. Kijk bijvoorbeeld naar de dynamiek van een normale dag die steeds wordt onderbroken door sirenes. Voor je het weet worden die onderbrekingen zelf normaal. We zijn allemaal gewend geraakt aan de ‘voortdurende noodtoestand’. We staan allemaal in de schakelstand noodtoestand-normaal. Automobilisten staan midden op straat stil om een schuilplaats te zoeken in naastgelegen gebouwen, waarna ze weer achter het stuur kruipen en ongeduldig toeteren naar andere automobilisten alsof er niets is gebeurd. In cafés reageren mensen nerveus op verdachte geluiden, springen op van hun stoel bij het geluid van sirenes, en zitten een paar tellen later weer ontspannen hun espresso te drinken.

Je moet hier zijn om te begrijpen dat de legitimiteit van deze oorlog niet alleen door de regering van boven af wordt gefabriceerd. Het is een wijdverbreide sociale realiteit.

Veel Israëliërs, onder wie hele jonge kinderen, volgen op de “Red Alert”-app onophoudelijk de berichten over inslagen en onderscheppingen. Deze app met het rode icoon op hun smartphones is voorzien van een teken dat lijkt op het logo voor nucleair gevaar. Autoriteiten, instellingen en werkgevers breiden hun veiligheidsprocedures uit en maken borden en flyers over ‘veilige plekken’ in gebouwen. Gemeentes plaatsen enorme aanplakborden met patriottische leuzen, de één nog extremer dan de ander. Van het zomerkamp van de kinderen kregen we als ouders een brochure met adviezen voor het bewaken van ‘emotioneel veilige plekken’ voor onze kinderen. Op TV zijn vooral mannen aan het woord: levenloze praat over militaire tactieken, vol herhalingen. De blogger Idan Landau noemde deze tsunami van publieke optredens in oorlogstijden ooit zman hagvarim, ‘De tijd van de mannen.’

Tegelijkertijd heeft de heksenjacht op andersdenkenden epidemische vormen aangenomen, gericht tegen mensen, in het bijzonder vrouwen, die zich durven uitspreken tegen de oorlog. Orna Banai, Gila Almagor, Shira Gefen zijn beroemdheden die zijn zwartgemaakt omdat ze hun mening gaven. Een Palestijnse psychologe die voor de gemeente in Lod werkte werd ontslagen om posts van haar op facebook, en ze was niet de enige. Een LGBT-organisatie in Jeruzalem werd aangevallen nadat directeur Elinor Sidi zich uitsprak tegen de oorlog. Universiteitsbestuurders publiceerden verklaringen waarin zij waarschuwden dat uitspraken van staf en studenten op sociale media worden gemonitord, en dat er sancties zouden volgen wanneer men er ’te extreme’ meningen op nahoudt. Dit is wat er openlijk gebeurt.

We horen van vrienden dat veel mensen die zogenaamd niet-vaderlandslievend of anti-zionistisch zijn, persoonlijk een hoge prijs betalen. Sollicitanten moeten een brief schrijven waarin ze hun politieke ideeën herroepen. Universiteitsbestuurders interveniëren persoonlijk om “controversiële” benoemingen te voorkomen. Ron Shoval, voormalig leider van Im Tirtzu (een NGO die zionistische waarden wil versterken in de maatschappij en de academische wereld) deed een oproep de boycotwet, die sinds de schandalige aanneming ervan nooit was toegepast, nu van kracht te laten worden: een wet waarmee mensenrechtenactivisten alvast kunnen worden vervolgd en opgesloten, ter voorkoming dat mensenrechtenorganisaties rapporteren aan een internationaal onderzoeksteam als de Goldstone-commissie, zoals gebeurde na de operatie Cast Lead (Gegoten Lood), eind 2008-begin 2009.

Deze heksenjacht is al langer bezig, maar de oorlog heeft die veel erger gemaakt. We zien dit blanke fascisme in de hele Israëlische maatschappij: straatfascisme is het, van kleine, goed georganiseerde bendes die anti-oorlog-demonstranten mishandelen en intimideren. In de cultuuroorlog die hier woedt gaat de meeste aandacht uit naar het Mizrahi uiterlijk van de extreem-rechtsen (Mizrahin zijn joden afkomstig uit landen met een moslim-meerderheid) die ‘dood aan de Arabieren’ roepen op straat. Het progressieve dagblad Haaretz besteedt veel aandacht aan deze extreem-rechtse manifestaties van Mizrahin. Het wordt door progressieven beschouwd als bedreigend, als een riool dat door het beschaafde Israël stroomt. Het blanke fascisme van universiteitsbestuurders of van Im Tirtzu is echter veel erger en gevaarlijker. Voormalig Im Tirtzu-leider Ron Shoval kan in zijn eentje meer protesten de kop indrukken dan duizend straatbendes. Dit zijn de mensen die de façade van Israëlische democratie helemaal kunnen afbreken.

We zien dit blanke fascisme in de hele Israëlische maatschappij: straatfascisme is het, van kleine, goed georganiseerde bendes die anti-oorlog-demonstranten mishandelen en intimideren.

We hebben geprobeerd te beschrijven hoe gefabriceerde angst en psychologische steun voor de oorlog het dagelijks leven aan alle kanten binnendringt. Voor de meerderheid in het land staat deze angst niet in verhouding tot de reële dreiging. We hebben ook het klimaat van geweld en dreiging met geweld tegen iedere vorm van protest beschreven. In de sfeer van voortdurende noodtoestand is protesteren verboden. En elke actie van de overheid die de collectieve paranoia over de dreiging van Hamas verder voedt krijgt instemming. Nodeloos te vermelden dat de regering niets doet tegen het ontstane klimaat van geweld tegen andersdenkenden. Integendeel, het wordt roekeloos aangemoedigd, zonder aandacht voor de mogelijk rampzalige gevolgen. We zijn niet bang om te demonstreren, dat kan nog steeds redelijk veilig. Maar het is moeilijker veilig tegen de oorlog te demonstreren dan om uit te rekenen hoe je jezelf het snelst in veiligheid kunt brengen wanneer de sirenes afgaan. Dit regime van collectieve angst en collectieve mobilisering van steun voor de oorlog is dermate heftig dat onze ‘oorlogsvakantie’ begint te lijken op een vakantie in Noord Korea. Alsof we de verkeerde vlucht hebben genomen.

‘Het zijn allemaal dieren’, riep een getatoeëerde dertiger naar ons terwijl wij opstonden om voor onze koffie te betalen. ‘Weet je zeker dat het ALLEMAAL dieren zijn?’ antwoordde één van ons. Later vroegen we ons af of we met een dergelijk onbezorgd antwoord geen gewelddadige reactie hadden geriskeerd. Hamas wordt gezien als een dodelijke, onmenselijke vijand die moet worden verpletterd, gedecimeerd. Net als premier Netanyahu zien velen Hamas als de erfgenaam van Amalekieten – in de Bijbel ‘het volk dat niet mag bestaan’ – en van Hitler.

Het is geen excuus, maar Israëliërs zijn getraumatiseerd door de gruwelijke zelfmoordaanslagen waarmee Hamas in e jaren negentig begon. Het is voor veel mensen psychologisch niet mogelijk te onderkennen dat vanaf het moment dat Hamas in 2006 aan de macht kwam, de beweging een strategische partner werd van de militante Israëlische regering, ook al had het verzet van Hamas tegen de bezetting soms een crimineel karakter. Hamas-leider Khaled Mesh’al en Bibi Netanyahu zijn als geliefden in een vliegtuig dat neerstort, die elkaar in een dodelijke omhelzing houden om te overleven. Hoewel het Israëlische leger Hamas nu een optater geeft, wil de regering de organisatie ook wanhopig in leven houden. Militaire bronnen hebben vanaf het begin van deze operatie gezegd dat het niet de bedoeling is om ‘Hamas te breken’. De verzoeken van Hamas om een staakt-het-vuren laten vervolgens zien hoe verslaafd de beweging is geraakt aan de kruimels die de Israëlische regering laat vallen. Het script voor het staakt-het-vuren was al geschreven voordat het grondoffensief begon. Het gaat erom dat het bloedige spektakel eindigt met een schijnbare positieverbetering voor beide partijen. De tragiek is natuurlijk dat zoveel figuranten en stand-ins in dit spel moeten worden gedood, opdat de status-quo van bezetting en verzet kan doorgaan.

Het is moeilijker veilig tegen de oorlog te demonstreren dan om jezelf in veiligheid te brengen wanneer de sirenes afgaan. Dit regime van collectieve angst en collectieve mobilisering van steun voor de oorlog is dermate heftig dat onze ‘oorlogsvakantie’ begint te lijken op een vakantie in Noord Korea. Alsof we de verkeerde vlucht hebben genomen.

Het klinkt wellicht raar, na wat is gezegd over de wijze waarop Israël in de greep raakt van fascisten, maar van links tot rechts begrijpen mensen heel goed dat al het bloedvergieten voor niets is. Ze spreken al over de volgende ronde alsof die onvermijdelijk is. Mensen zijn gedeprimeerd, hulpeloos, in verwarring. Ze worden verscheurd door hun instinctieve gevoel van slachtofferschap aan de ene kant en een gevoel van afschuw over de hoge prijs aan mensenlevens aan de andere kant. Wat geheel verloren gaat, of wat wordt verdoezeld, is het gevolg van de betrokkenheid bij misdaden tegen de menselijkheid, of de goedkeuring die ze krijgen. Voor Israëliërs is de oorlog tussen Hamas en hun regering een existentiële oorlog. Het gedrag van hun vijand, zo voelt men, pleit hun vrij. In hun strijd om te overleven, echt of ingebeeld, is het logisch dat de vijand moet sterven en dat men zich ervan verzekert dat hij ook dood is. Op deze barbaarse plek gelden oorlogswetten niet.

De vernieuwde Israëlische paspoorten van onze kinderen kwamen vlak voor het grondoffensief aan. Starend naar hun foto’s en paspoortnummers spookt de gedachte door ons hoofd – waarom kan deze vreselijke last hun niet worden bespaard? Waarom zouden zij een identiteit met zich meedragen die in verband wordt gebracht met wreedheid, verschrikkingen, oorlog, bezetting, apartheid, misdaden tegen de menselijkheid? Het zijn tenslotte Nederlandse kinderen, ze spreken vloeiend Hebreeuws maar met een zwaar Amsterdams accent. Waarom kunnen zij niet slapen zonder dat hun ouders tegelijkertijd worden gekweld worden door gedachten aan kinderen die in hun naam worden gedood?

Deze oorlogsvakantie en de ramp die zich deze zomer voor Nederland voltrok maken ons bewust van onze broosheid, onze tijdelijkheid, en ons onvermogen om te controleren wat er om ons heen gebeurt. Het heeft ook de verschillen tussen ons verscherpt. In dit soort tijden voelt mama zich beter op deze normale-barbaarse plek waar ze vandaan komt, en waar ze actief kan deelnemen aan pogingen de oorlog te stoppen. Voor papa is het gestoord om hier te zijn, omringd door mensen die oorlogsmisdaden steunen, die aan de oppervlakte normaal lijken en gewoon doorgaan met hun normale leven. Wat betreft de kinderen, die laven zich aan het zonlicht en hebben het enorm naar hun zin. Hun familie en vrienden zorgen ervoor dat ze blij zijn. Hun vreugde en veiligheid zijn troostend, maar wat moeten we doen als ze beginnen te vragen: mam, pap, wat is oorlog, wie voert er oorlog, en waarom kan jij het niet stoppen?

P.W. (Peter-Wim) Zuidhof is universitair docent Europese politieke economie binnen het programma Europese Studies van de vakgroep Geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam. Hilla Dayan geeft het vak 'Comparative Democracy, Sociology of the Other and Global Civil Society' bij het Amsterdam University College. Ze is medeoprichter van Gate48, een platform voor kritische Israëliërs in Nederland.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.