Milieuwetgeving in het Midden-Oosten: van doekje voor het bloeden tot participatietool?

Hij begon zijn werk als vrijwilliger bij het Habi Centrum voor Milieurechten toen dat een zaak aanspande over het gebruik van kolen door twee cementbedrijven. Volgens het Habi Centrum hadden de bedrijven verzuimd om, voordat ze kolen gingen gebruiken, milieueffectrapportages te delen en te bespreken tijdens publieke hoorzittingen. De aanklacht luidde daarnaast dat de bedrijven, door het gebruiken van kolen en zonder zich aan relevante regels te houden, de rechten van burgers schonden op gezondheid, op een gezonde omgeving, en op toegang tot informatie. Dit zijn rechten die zijn vastgelegd in de Egyptische grondwet.

Egyptische kolenfabriek

Dat was in 2016. Toen het Habi Centrum in 2018 de deuren sloot omdat de eigenaar overleden was, startte Elseidi zijn eigen advocatenkantoor en nam de zaak over. We spraken met Elseidi via zoom, om meer te weten te komen over zijn vastberaden inzet en werkzaamheden. “Zijn kantoor heeft een onderzoeksafdeling en een juridische afdeling,” vertelt hij. “We werken er momenteel aan drie zaken, waarvan de belangrijkste nog steeds die tegen de cementbedrijven is.”

Het centrale punt daarin is de luchtvervuiling die de bedrijven veroorzaken, en de manier waarop ze zijn omgegaan met de milieueffectrapportages. Daarnaast is er een juridische zaak rond de prijs van drinkwater, en één over de verplichting van het gemeentebestuur in Alexandrië om zich te houden aan regels die de nationale regering heeft aangenomen om klimaatverandering tegen te gaan.

Milieuwetgeving in Egypte

Hedendaagse milieuwetgeving heeft zijn wortels in jaren ’60 van de vorige eeuw. Het was onderdeel van de belofte om de maatschappij eerlijker, rechtvaardiger en democratischer te maken. Dat maakt van milieurecht nog geen tovermiddel. Milieuproblemen verdwijnen niet nadat een milieuverdrag is ondertekend, of nadat er een natuurbeschermingswet is aangenomen. De wetten bieden burgers handvatten om actie te ondernemen tegen klimaatverandering en tegen milieuproblemen. Ze zijn een middel om deze problemen op een rechtvaardige manier aan te pakken.

“Milieuwetten”, zegt Elseidi, “zijn in principe de wetten die burgers het recht verschaffen om gebruik te maken van natuurlijke bronnen, en het recht om deel te nemen aan het beheren daarvan. Ook zorgt milieuwetgeving ervoor dat burgers toegang hebben tot informatie over natuurlijke bronnen. Volgens internationale klimaatverdragen is het zelfs heel belangrijk dat er vanuit de samenleving actief wordt deelgenomen aan besluitvorming over klimaat-gerelateerde zaken, op elk niveau van besluitvorming.”

Het is daarom cruciaal dat iedereen toegang heeft tot de relevante informatie.

Volgens Elseidi is het bovendien de taak en verantwoordelijkheid van iedere burger om voor het milieu te zorgen. “We hebben toch allemaal te maken met dezelfde dreigingen en milieuproblemen? Het oplossen daarvan kan niet alleen een zaak zijn van advocaten en beleidsmakers!”

Klimaatrechtvaardigheid en bescherming van het milieu zijn grote thema’s geworden in Egypte. Milieuorganisaties in het land lijken er zich echter nauwelijks van bewust dat wetgeving hen kan helpen om hun doelen te bereiken. Ze weten weinig van de krachtige juridische middelen die ze kunnen inzetten om maatschappelijke participatie af te dwingen. Of dat, in theorie, één enkel persoon de ontwikkeling kan stopzetten van een project als dat een negatieve impact heeft of het milieu.

“Veel milieuorganisaties en natuurbeschermingsstichtingen richten zich helemaal op bewustwording of gedragsverandering,” zegt Elseidi. Hij zou graag zien dat ze een stap verder gingen, en gebruik zouden maken van juridische mogelijkheden om milieuproblemen aan te pakken.

De grote piramides van Giza zichtbaar door de luchtvervuiling

Elseidi refereert daarbij in het bijzonder aan gevallen waar grote projecten worden ontwikkeld (bijvoorbeeld de bouw van fabrieken die gas, cement of petroleum produceren). Volgens de wetgeving in Egypte (maar ook in landen als Jordanië, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten) is ieder bedrijf dat een project plant, verplicht eerst onderzoek te doen naar milieueffecten op de omgeving. De Egyptische wet schrijft voor dat de projectontwikkelaar twee publieke hoorzittingen moet houden. Tijdens die hoorzittingen moeten aanwezigen (lokale gemeenschap, NGO’s, wie het maar belangrijk vindt) worden geïnformeerd door deskundigen over de milieu-impact. Milieueffectrapportages moeten tijdig worden gepubliceerd, en burgers hebben de kans om vragen en bezwaren te uiten, die vervolgens in behandeling moeten worden genomen door de projectontwikkelaar. Dit recht op informatie en burgerbetrokkenheid geldt niet alleen voor de start van het project, maar ook tijdens de volledige periode van uitvoering.

Egypte is niet het enige land in het Midden-Oosten en Noord-Afrika waar milieuwetgeving onvoldoende wordt toegepast of afgedwongen. Dat is het geval in de hele regio. Het komt voor dat autoriteiten internationale milieuverdragen hebben ondertekend, maar de middelen of capaciteit niet hebben om de eigen nationale wetten daarop aan te passen. In sommige landen is de milieuwetgeving niet krachtig genoeg om bescherming te bieden tegen milieumisdrijven. Anders dan in Egypte richten NGO’s zich in die landen juist wel op beleidsmakers, en op  versterking van milieuwetgeving. In een land als Libanon geven projectontwikkelaars soms geen inzicht in milieueffectrapportages waarbij ze zich verschuilen achter claims van ‘intellectueel eigendom’. Daarmee wordt burgers hun recht op transparantie ontzegd.

Elseidi herhaalt, legt uit, blijft steeds geduldig en spreekt zonder emotie. Persoonlijk wordt hij nooit. We horen niet dat hij dit werk doet ‘voor zijn kinderen’ of ‘om omdat zijn geweten het van hem vraagt.’ Maar zijn punt is helemaal duidelijk: Milieuorganisaties, activisten en onderzoekers in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben te maken met enorme uitdagingen. Het is voor hen van groot belang dat ze zich gesteund weten door solide milieuwetgeving, en dat ze bekend zijn met hun rechten als burgers. Netwerken en kennisuitwisseling tussen NGOs en milieu advocaten kan daarbij helpen.

Op 3 november 2020 gaf Ahmed Elseidi een presentatie over zijn werk tijdens een zoom meeting. Bekijk de opname daarvan hier (voertaal Arabisch).

 

Environmental legislation in the Middle East and North Africa: from a palliative to a participation tool?

He began his work in this field as a volunteer for the Habi Center for Environmental Rights when it filed a lawsuit at the Egyptian Administrative Court challenging the use of coal by two cement companies. The Habi Center claimed that the companies had failed to disclose the required environmental impact assessment studies on public hearings, before they started using coal in their operations. It also claimed that by using coal without adhering to the relevant regulations, the companies were violating citizens’ rights to health, a healthy environment, participation and access to information, as enshrined in the Egyptian Constitution.

Egyptian coal plant

This was in 2016. When the Habi Center closed after the owners’ demise in 2018, Elseidi established his own law firm, the Elseidi Law Firm, and took over the case. We spoke with Elseidi via zoom, as we are interested to learn more about the his persistent efforts. “We have a research unit and a legal unit”, explains Elseidi, “and we are currently working on three cases. The biggest one still is the one with the cement companies. ” A central issue in the case is the air pollution caused by the two cement companies, and the way they have dealt with environmental impact assessments. The other cases deal with the price for drinking water and with climate change and the obligation of the authorities in Alexandria to respect nationally subscribed climate change regulations.

Environmental law in Egypt

Modern environmental legislation originated in the sixties. It was part of a promise to make societies more honest, just and democratic. However, environmental law is no magic wand. When an environmental treaty is signed, or a nature protection law is adopted, environmental problems do not automatically disappear. The laws provide ways for citizens to take action against climate change and other environmental problems. The laws are tools to address these problems in a fair manner.

“Basically”, says Elseidi, “environmental laws are the laws that provide citizens with the right to obtain usage of natural resources, and the right to participate in the management of these resources. Environmental laws also guarantee citizens’ access to information about these resources.” According to international climate agreements, it is of great importance that the public partakes of every level of decision-making when it comes to climate-related issues. Therefore, it is crucial that the public has access to information related to climate change.

At the same time, Elseidi emphasizes it is every individual’s task and responsibility to look after the environment. “We all face the same environmental threats and dangers. It certainly is not simply the task of lawyers and policymakers!”

Climate justice and protection of the environment have become a big topic in Egypt. Environmental NGOs in the country are, however, hardly aware of the fact that the law can help them reach their objectives. They do not know about the strong legal tools for public participation, and that, in theory, one single person can stop the development of a project if it has a negative impact on the environment. “Many environmental and nature protection organizations are focusing all their efforts on awareness raising and change of behavior”, says Elseidi. What he would like them to do is take the next step, which is to use legal structures to address environmental problems.

The great pyramids of Gizeh through the smog

Elseidi is specifically referring to situations where big projects (such as factories that produce gas, cement, or petroleum) are being developed. According to the law in Egypt (but also in countries like Jordan, Kuwait, the UAE) any company or governmental organisation that is planning a project, has to make an assessment of the environmental impact of that project. Under Egyptian law, a project developer is obliged to conduct two rounds of consultations with local communities. During public hearings, communities must be informed by experts and researchers about the environmental impact of the project. Environmental impact assessment studies must be made public, and citizens should be given the opportunity to raise questions and objections, after which project developers should address these environmental concerns. This right to information and involvement of citizens applies not only before the start of the project, but throughout its implementation. Of course, this requires much more effective dissemination about impact studies and widespread announcements of public hearings from the side of industrial project owners and authorities.

Egypt is not the only country in the MENA where environmental legislation is insufficiently applied or enforced. This is the case throughout the region. In some cases, authorities have signed international environmental agreements, but they lack the capacity or means necessary to align local laws with these agreements.

In some countries, environmental laws are weak and do not offer protection against environmental crimes. Unlike in Egypt, NGO activism in these countries is therefore targeting policy levels, to improve environmental legislation. In a country like Lebanon, environmental organizations are sometimes denied insight into environmental impact assessments by companies hiding behind ‘intellectual property’ claims. In doing so, these companies are depriving citizens of their right to transparency.

Environmental NGOs, activists and researchers in MENA countries are facing major challenges. It is crucial that they are supported by solid environmental legislation, and, as Elseidi keeps emphasizing, “that they are familiar with their rights as citizens.” Networking and exchange of knowledge between NGOs and environmental lawmakers can help their case.

On 3 November 2020, Ahmed Elseidi gave a presentation in Arabic about his work during a recorded zoom meeting. Watch the complete session here.

Koos van Dam: een diplomaat op zoek naar vrede in het Midden-Oosten, maar zonder illusies

‘Mijn eerste betoging was beter dan mijn trouwdag,’ zei een boekhouder uit de Syrische stad Hama tegen de Amerikaanse Midden-Oosten expert Wendy Pearlman. ‘En toen mijn vrouw me dat hoorde zeggen weigerde ze een maand lang met me te praten.’

De opstanden, protesten en revoluties braken uit vanaf december 2010. De lont in het kruitvat was de zelfverbranding van de Tunesische straatverkoper Mohammed Bouazizi die daarmee protesteerde tegen het in beslag nemen van zijn handeltje en de vernederingen door een vrouwelijke politieagent.

De volksopstanden brachten de staatshoofden van Egypte, Libië, Tunesië en Jemen ten val. Onvermijdelijk zouden ook andere totalitaire regimes vallen als dominostenen. Zo dachten tallozen die decennia waren onderdrukt. Aanmoedigende steunbetuigingen vanuit Europese hoofdsteden en Amerika wakkerden die stemming aan.

Maar in veel landen verging het de Arabische Lente zoals de Praagse Lente in het communistische Tsjechoslowakije (januari 1968 tot 21 augustus 1968). Het kortstondige experiment van meer democratie en vrijheid werd met geweld de kop ingedrukt door Russische militairen en soldaten uit andere communistische landen.

De Nederlandse diplomaat Nikolaos (roepnaam: Koos) van Dam maakt in zijn nieuwe boek Granaten en minaretten duidelijk dat de term Arabische Lente hem vanaf het begin tegenstond, vooral omdat er in het Westen ‘zo overenthousiast, ja bijna naïef, positief over werd gedaan’. Hij constateert dat de ‘harde realiteiten in de Arabische wereld bij gebrek aan inzicht, uit onwetendheid of door wensdenken volledig werden onderschat’.

De 74-jarige Van Dam, arabist en historicus van opleiding, kent de Arabische en islamitische wereld van binnenuit. Hij was onder meer gestationeerd in Egypte, Libië, Irak, Libanon, Turkije, en Indonesië. Internationaal geldt hij als een van de grootste Syrië-experts. Zijn als boek uitgegeven proefschrift ‘The Struggle for Power in Syria’, dat in 1979 voor het eerst uitkwam, wordt als standaardwerk nog steeds herdrukt en geactualiseerd.

Zijn jongste boek is geen autobiografie. Wel heeft het naast analytische gedeelten het karakter van memoires. Soms lopen beide door elkaar of wisselen ze elkaar af.

In zijn doorwrochte analyses leest het boek als een J’Accuse, een aanklacht tegen de hypocrisie en de moralistische retoriek als het gaat om het Palestijns-Israëlische conflict, het Assad-regime in Syrië, en andere landen in de islamitische wereld waar interventies ‘regime change’ dienden te bewerkstelligen.

Ook in de inkijkjes die hij de lezer verschaft in de ‘keuken’ van zijn voormalige werkgever, het ministerie van Buitenlandse Zaken, klinkt verontwaardiging door. Gebrek aan empathie heeft hem het vaakst gestoord.

‘Ik herinner mij nog hoe ik in Libanon een kogel door het dak van de ambassadedienstwagen kreeg en daarover rapporteerde. Als reactie daarop kwam vanuit Den Haag vrijwel onmiddellijk de vraag of deze auto op dat moment voor dienstdoeleinden werd gebruikt of privé. Er kwam geen reactie in de trant van ‘fijn dat je het hebt overleefd’. Maar eerder dat we zouden moeten betalen wanneer onze rit door het desbetreffende oorlogsgebied (er was alleen maar oorlogsgebied) een privékarakter had gehad. Kort daarop werd mijn huis in Beiroet doorzeefd met Israëlische granaatscherven en ontsnapte ik ternauwernood aan de dood. Op een officieel verzoek de ambassade te mogen verplaatsen naar een ander, veiliger deel van Libanon kwam echter pas na aandringen een antwoord, terwijl wij ons in de levensgevaarlijke vuurlinies bevonden.’

Het grootste deel van zijn werk voor Den Haag bracht Van Dam door in moslimlanden. Uit alles in zijn boek blijkt zijn fascinatie voor de islamitische landen waar hij zich helemaal thuis voelde. Vooral in Syrië. Als 19-jarige student politicologie, Arabistiek en Islamkunde bezocht hij dat land in 1964. Een onvergetelijke ervaring.

Koos van Dam in de kruidensoek in Aleppo

‘Het was liefde op het eerste gezicht,’ zo laat hij me per e-mail weten. ‘Op de grensovergang bij Bab al-Hawa moest ik de nacht op een houten bankje doorbrengen omdat de grens alleen overdag open was. ’s Nachts zijn toen al mijn geld (hetgeen weinig was) en papieren (paspoort, e.d.) op de grond gevallen zonder dat ik het had gemerkt. De volgende ochtend kwam een jonge Syriër mij alles teruggeven. Dat was erg positief!’

Daarna logeerde hij in een dorp met lemen huisjes en koepels ten westen van Aleppo. ‘Ook die mensen waren hartverwarmend vriendelijk en gastvrij. Dit patroon van gastvrijheid en vriendelijke ontmoetingen herhaalde zich daarna steeds weer. Het was fantastisch en fascinerend!’

Daarom doet het hem ook extra pijn dat er zoveel in het land verwoest is door de aanhoudende burgeroorlog, sektarische conflicten en de interventies van Navo-lidstaten, Arabische landen, Rusland en Iran, die het land gebruiken als slagveld om hun onderlinge geschillen uit te vechten en hun invloedssferen en belangen te behartigen of uit te breiden. Het land werd door de oorlog en de chaos een broedplaats voor nieuwe terroristische bewegingen, waaronder jihadisten en salafisten die als de Islamitische Staat opereren. De burgeroorlog in Syrië leidde ook tot de grootste vluchtelingencrisis in de moderne geschiedenis. Hij deed het allemaal al eens uit de doeken in zijn boek Destroying a Nation. The Civil War in Syria (2017).

Dat was mede gebaseerd op ervaringen en de talloze contacten die hij in Istanbul opbouwde als speciaal gezant voor Syrië (2015-2017). Toen hij in het begin in die functie een onderhoud had met generaals van de Vrije Syrische Politie gaf een van hen hem het advies vooral ‘het boek van Nikolaos van Dam over Syrië te lezen’. De verrassing was groot toen Van Dam zei dat de schrijver ervan naast hem zat en de generaal de cover van het boek op zijn smart phone liet zien.

Vanaf het begin van de Syrische revolutie (2011) was de westerse benadering gebaseerd op een grote dosis wensdenken, is het verwijt van Van Dam. Diverse diplomaten in Damascus dachten toen zelfs dat Bashar al-Assad tegen de zomer van 2012 wel weg zou zijn. ‘Aan democratische en moralistische idealen werd meer belang gehecht dan aan realpolitik.’

Van Dam pleitte voor een dialoog tussen het regime en de oppositie om een oplossing voor het conflict naderbij te brengen. Zijn advies stuitte op een muur van onbegrip, afkeer en wantrouwen. Het militaire verzet – een lappendeken van ruim vijftienhonderd groepen – en de landen die hen steunden wezen onderhandelingen met de ‘bloeddorstige dictator’ resoluut af.

In zijn analyses hekelt hij niet alleen het gebrek aan realisme, maar ook de hypocrisie van de landen die bij de oppositie valse verwachtingen wekten met hun loze beloften en dreigementen. Zo waarschuwde de Amerikaanse president Obama voor niet nader omschreven ‘gevolgen’ als het Assad-regime chemische wapens zou gebruiken. Dat werd een ‘rode lijn’ genoemd die niet mocht worden overschreden. Maar toen het regime in de zomer van 2013 toch burgers de dood injoeg met gifgas, deed Obama niets. Andere Navo-landen evenmin. Het zorgde voor een nieuwe deuk in de westerse geloofwaardigheid. Geen van de landen die de oppositie met advies, trainingen en wapenleveranties steunden was bereid tot een directe militaire interventie.

Daar was Van Dam overigens ook tegen, omdat die vrijwel altijd leiden tot rampen. “Men hoeft slechts te denken aan de militaire interventies in Afghanistan, Irak, Iran, Jemen, Koeweit, Libië en Syrië. Die hebben geresulteerd in een ernstige destabilisatie van het gehele Midden-Oosten, een sterk toegenomen dreiging van terrorisme in Europa en elders, en miljoenen vluchtelingen. En voor wat betreft Syrië meer dan een half miljoen doden, een verscheurde maatschappij en een land in puin”.

Kritiek heeft Van Dam ook op de critici in de Tweede Kamer en media, waaronder Trouw en Nieuwsuur, die ‘onterecht’ suggereerden dat Nederland allerlei terroristen en jihadisten had gesteund en dat Van Dam ‘op eigen houtje en in het geheim allerlei zaken had geleverd die konden worden gebruikt voor de oorlog’.

Als speciaal gezant voor Syrië had hij uiteraard contacten met commandanten van het Vrije Syrische Leger. Daar was niets mis mee. Hoe kan er overleg zijn met de ontvangende partijen over niet-dodelijke hulp als er geen contact is? Sommige Kamerleden redeneerden zelfs dat goederen zoals schoenen, sokken, dekens, uniformen of voedselpakketten met sardientjes en babymelk indirect ten goede konden komen aan de militaire strijd. In de Kamer werd uitvoerig ingegaan op de vraag of de organisaties die van Nederland niet-letale hulp kregen wel ‘gematigd’ waren.

Koos van Dam met Syrische oppositieleden ‘Ali Farzat, Michel Kilo en vrienden bij de Nederlandse ambassadeur Roderick van Schreven in Damascus (1994).

Van Dam wijst er op dat ‘gematigd’ een rekbaar begrip is dat kan verschuiven naarmate een oorlog langer duurt. Het hangt eveneens af van de instantie of persoon die dat beoordeelt. Diverse van de militaire verzetsgroepen zijn in de afgelopen jaren nogal veranderd qua signatuur en samenstelling.

De critici van niet-letale hulp vonden wel dat de Islamitische Staat en al-Qaeda bestreden moesten worden, maar ze wilden schone handen houden door geen enkele hulp te bieden. ‘Het werd liever aan onze bondgenoten overgelaten om ‘vuile handen te maken’, want anders kon de oorlog tegen IS en al-Qaeda niet worden gewonnen.’

In dat verband toont Van Dam zich ook verbaasd over wat hij de ‘troetelstatus’ van ‘de Koerden’ noemt bij de Kamerleden die zo gekant waren tegen hulp aan enkele Arabische en Turkmeense verzetsgroepen. Hij verwijt die Kamerleden dat ze voorbijgingen aan het feit dat de YPG, de militaire tak van de links-seculiere Syrische Democratische Unie Partij (PYD), ‘heel wat mensenrechtenschendingen heeft begaan, iets wat zij de Arabische en Turkmeense oppositiegroepen nu juist verweten’.

Hij wijst op het fenomeen dat er in het Westen vaak veel meer aandacht is voor minderheden ‘als het tenminste om niet-Arabische minderheden gaat’, dan voor de meerderheid van de bevolking. De betrokkenheid van Koerdische vrouwen in militair uniform bij de strijd van de PYD/YPG spreekt het westerse publiek sterk aan en verklaart voor een deel hun ‘troetelstatus’. Dat de PYD/YPG een ‘sterk autoritaire organisatie is met dictatoriale trekken’ wordt in het Westen ‘minder relevant geacht’.

Over de oorlog in Syrië trekt hij twee belangrijke conclusies:

  • Alle landen die in dat land hebben geïntervenieerd zijn er slechter uit tevoorschijn gekomen, behalve Rusland en Iran; die hebben hun regionale positie juist kunnen versterken.
  • Een mislukte vreedzame dialoog is te prefereren boven een mislukte oorlog met meer dan een half miljoen doden.

De ondertitel van zijn boek is ‘Een diplomaat op zoek naar vrede in de Arabische en islamitische wereld’. Van Dam heeft op zijn posten systematisch geprobeerd de functie te vervullen van bruggenbouwer tussen landen, culturen en partijen. Exemplarisch was zijn optreden in Indonesië in 2008 nadat PVV-leider Geert Wilders zijn provocerende anti-Islam film Fitna had uitgebracht. Ook in het grootste moslimland ter wereld liepen de emoties hoog op. Van Dam had een kalmerende invloed met zijn uiteenzetting over de film bij de Muhammadiyah, een van de twee grootste moslimorganisaties in Indonesië (met miljoenen leden). Hij was daarvoor uitgenodigd dankzij zijn goede contacten met professor Din Syamsuddin, de voorzitter van de Muhammadiyah.

Van Dam werkte altijd intensief aan het opbouwen en onderhouden van een uitgebreid netwerk. Daarbij geholpen doordat hij altijd de lokale taal en dialecten leerde van het land waar hij werd gestationeerd. Want ‘zonder kennis van de landstaal loop je halfblind rond’, zo schrijft hij.

Op zoek naar vrede was Van Dam ook als het ging om het Palestijns-Israëlische conflict. Daar werd hij in vrijwel alle landen waar hij diende mee geconfronteerd. Vooral in zijn jongere jaren als diplomaat in Libanon tijdens de burgeroorlog en de Israëlische invasie, in Jordanië en in de Palestijnse bezette gebieden. Bovendien werd hij op zijn eerste post in Beiroet aangewezen als secretaris van de Europese Midden-Oosten-missie die Nederland in de eerste helft van 1981 organiseerde. In een tijdsbestek van vijf maanden bezocht hij met minister Van der Klaauw (Buitenlandse Zaken) alle hoofdrolspelers van het Arabisch- Israëlische conflict.

De Arabische leiders betoogden dat Israël alleen onder druk zou kunnen worden bewogen tot een rechtvaardige en alomvattende oplossing voor het conflict. Israël meende dat het vanuit zijn militaire suprematie zijn eigen vredesvoorwaarden kon dicteren. De Israëlische premier Menachem Begin bezigde ‘de gebruikelijke retoriek van chantage om bezoekers door intimidatie (en ook de vrees om voor antisemiet te worden uitgemaakt) een toontje lager te laten zingen. Maar Van der Klaauw liet zich door Begin niet van zijn stuk brengen’.

Terugkijkend kan Van Dam niet anders concluderen dan dat geen van de vredesinitiatieven een oplossing naderbij heeft gebracht. Sinds de Juni-oorlog van 1967 is de situatie voor de Palestijnen ernstig verslechterd ‘en de voornaamste reden daarvoor is dat vrijwel alles van Israël is gedoogd en door sommigen zelfs is aangemoedigd’.

Ondanks de substantiële informatieverbetering in de media over Israël blijven de politieke partijen in Nederland duidelijk pro- Israël, aldus Van Dam. ‘Dit komt mede doordat Israël in de westerse wereld politiek de overhand heeft weten te behouden; en dat heeft vooral te maken met de sterke lobby en een goed geolied apparaat dat critici van Israël de mond tracht te snoeren, meestal door intimidatie, ‘framing’, zwartmakerij en lastercampagnes tegen personen, ofwel karaktermoord.’

‘Onderhandelingen’ tussen de Israëlische bezetter en het Palestijnse volk zijn per definitie tot mislukken gedoemd door de enorme machtsongelijkheid tussen beide partijen. Dergelijke asymmetrische machtsverhoudingen kunnen alleen omzeild worden als de onderhandelingen onder leiding zouden staan van een onafhankelijke bemiddelaar die een rechtvaardige vrede kan afdwingen. Zo’n bemiddelaar is er niet.

Terecht stelt Van Dam dat de Verenigde Staten dermate kritiekloos achter Israël staan dat ‘zij niet meer zijn geweest dan Brokers of Deceit, zoals uitvoerig wordt beschreven in het gelijknamige boek van Rashid Khalidi, dat de subtitel heeft How the U.S. has Undermined Peace in the Middle East (2013)’.

In de meeste islamitische landen die hij in zijn avontuurlijke loopbaan als diplomaat bezocht of waar hij gevestigd was, is de situatie na zijn vertrek verslechterd: Libanon, de Palestijnse bezette gebieden, Libië, Irak, Egypte, Turkije en Syrië. Veel van hun huidige problemen zijn te wijten aan buitenlandse interventies of bemoeienissen met de interne aangelegenheden van regimes die geen bedreiging vormden voor de interveniërende landen.

Egypte, jaren 80: Koos van Dam biedt zijn geloofsbrieven aan president Moebarak aan.

Keer op keer blijkt dat democratie niet met geweld kan worden afgedwongen. Van Dam vindt het daarom des te verbazingwekkender ‘hoe politici telkens weer aanleiding zien om nieuwe oorlogen te beginnen of te steunen’.

Ook het opleggen van eindeloze sancties aan landen die men wilde dwingen hun beleid drastisch om te gooien, zoals in Syrië en eerder Irak, heeft nooit het gewenste effect gehad. ‘Het heeft in sommige gevallen zelfs een averechts effect gehad.’

En als er al democratische verkiezingen worden gehouden in moslimlanden dan blijkt het westerse enthousiasme selectief. Van Dam: ‘Men wil ze eigenlijk vooral als die partijen winnen waarmee enige positieve verwantschap wordt gevoeld; anders liever niet. De negatieve reacties op de verkiezingsoverwinningen van Hamas in de Gazastrook en het Islamitische Reddingsfront (FIS) in Algerije zijn er voorbeelden van.’

Granaten en minaretten. Een diplomaat op zoek naar vrede in de Arabische en islamitische wereld. Nikolaos van Dam, sept. 2020, 314 blz. Prometheus, Amsterdam.

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.