Het konijn van de Groene Zone – Hassan Blasim

Het konijn van de Groene Zone

Voordat het ei in mijn leven kwam, had ik de gewoonte om voor het slapengaan boeken over godsdienst of recht te lezen. Net als mijn konijn was ik vooral actief in de ochtenduren en vlak voordat de zon onderging. Silsaal daarentegen bleef wakker tot diep in de nacht en werd pas rond het middaguur wakker. Voordat hij uit bed stapte, opende hij zijn laptop om op Facebook te kijken naar nieuwe reacties op de discussie van de vorige avond. Daarna ging hij naar de badkamer. Dan kwam hij de keuken binnen, zette de radio aan en luisterde naar het nieuws, terwijl hij eieren bakte en koffiezette. Hij bracht zijn ontbijt naar de tuin en ging aan de tafel onder de parasol zitten eten, drinken en roken, terwijl hij mij ondertussen observeerde.

‘Goedemorgen, Hadjaar, hoe gaat het met de bloemen?’ ‘Het is erg heet dit jaar. Ze zullen niet zo goed groeien,’ antwoordde ik, terwijl ik het groen wegsnoeide.

Silsaal stak een nieuwe sigaret op en keek met een spottend lachje naar mijn konijn. Ik heb zijn irritatie over het konijn nooit begrepen. De oude Oemm Dala was ermee aan komen zetten. Ze had het in het park gevonden, zei ze. We hadden besloten het te houden, tot Oemm Dala de eigenaar had gevonden. Nu waren we een maand verder en het was alweer twee maanden geleden dat ik met Silsaal in deze luxe villa in het noorden van de Groene Zone was ingetrokken. Een vrijstaande villa, omringd door hoge muren. De toegangspoort was voorzien van een geavanceerd elektronisch beveiligingssysteem. We wisten niet wanneer het uur van de waarheid zou aanbreken. Silsaal was een beroeps, maar mij noemden ze ‘het groentje’, want dit was mijn eerste operatie.

Elke week kwam mijnheer Salmaan bij ons op bezoek om te horen hoe het met ons ging en ons gerust te stellen over allerlei zaken. Hij had altijd hasjiesj en een paar flessen alcohol bij zich. Elke keer vertelde hij ons de een of andere flauwe politieke mop en herinnerde ons eraan hoe belangrijk en geheim onze operatie was. Deze mijnheer Salmaan, die een kameraad was van Silsaal, liet aan mij niet veel los. Ze probeerden allebei voortdurend de vinger op mijn zwakke plekken te leggen en vooral mijn gebrek aan ervaring te benadrukken. Ik schonk niet veel aandacht aan ze; ik werd te veel in beslag genomen door de bitterheid van mijn leven en de hoop dat er in één definitieve klap een einde aan de wereld zou komen.

De oude Oemm Dala kwam twee dagen per week. Dan nam ze sigaretten mee, kookte voor ons en maakte het huis schoon. Eén keer had Silsaal geprobeerd haar op stang te jagen door haar in haar billen te knijpen terwijl ze dolma’s stond te maken. Ze had hem met haar pollepel op zijn neus geslagen, tot het bloed eruit stroomde. Daarna had Silsaal afstand van haar genomen en niet meer met haar gesproken. Ze was een energieke vrouw van in de vijftig met negen kinderen. Ze beweerde dat ze een hekel had aan mannen, die volgens haar allemaal egoïstische, minderwaardige klootzakken waren. Haar man had bij het nationale elektriciteitsbedrijf gewerkt. Op een dag was hij uit een straatlantaarn gevallen en overleden. Hij was een dronkaard; ze noemde hem ‘de arak-rat’.

Ik bouwde in een hoek van de tuin een kooi voor het konijn en zorgde er goed voor. Ik weet dat konijnen gevoelige dieren zijn, die je goed moet schoonhouden en voeden. Daar had ik over gelezen op de middelbare school. Toen ik dertien was, had ik een passie voor lezen gekregen. In het begin las ik veel klassieke Arabische poëzie en vertaalde Russische romans. Maar al snel begon dat me te vervelen. Onze buurman werkte als ambtenaar op het ministerie van Landbouw. Op een dag speelde ik met zijn zoon Salaam op het dak van hun huis en vonden we een grote, houten kist, waarop allerlei oude spullen lagen opgestapeld. Die dag verklapte Salaam me een geheim: onder in de kist, die was gevuld met naslagwerken over planten en insecten en boeken over oogsten en irrigatiemethoden, lagen stapels seksblaadjes met foto’s van Turkse actrices. Salaam gaf me een tijdschrift, maar ik nam ook een boek over de verschillende soorten dadelpalmen die in ons land groeien mee. Daarna had ik Salaam niet meer nodig. Ik sloop van ons huis naar het dak van de buren om de bibliotheek in de kist te bezoeken. Dan pakte ik één boek en één tijdschrift en legde wat ik eerder had geleend weer terug. In de periode daarna heb ik een passie voor boeken over planten en dieren ontwikkeld. Ik ging op jacht naar alle boeken die de schappen van de winkels bereikten, tot ik het leger in moest.

Het genot dat ik ontleende aan het lezen van boeken was verontrustend. Ik was voortdurend gebrand op nieuwe informatie. Dan richtte ik me op een bepaald detail en ging op zoek naar referenties in andere boeken. Ik herinner me dat ik een tijdlang alles over ‘de kus’ heb uitgeplozen. Ik bleef doorlezen tot ik er duizelig van werd, alsof ik van een hallucinogene vrucht had gegeten. Zo ontdekte ik dat experimenten hebben aangetoond dat chimpansees elkaar kussen om spanningen en gevoelens van angst en uitputting in de groep te verlichten. Als een wijfje voelt dat buitenstaanders haar gebied willen binnendringen, zoekt ze bescherming bij het mannetje en begint hem te omhelzen en te kussen. Na lang onderzoek kwam ik nog op een ander soort kus; een lange, tropische kus. Er bestaan namelijk tropische vissen die elkaar een halfuur of langer kussen zonder adem te halen.

De donkere dagen van de economische blokkade waren voor mij een periode waarin ik boeken verslond. De elektriciteit werd twintig uur per dag afgesloten, vooral na de reeks Amerikaanse luchtaanvallen op de presidentiële paleizen. Dan kroop ik tegen middernacht mijn bed in, waar ik in het licht van een kaars nog een ander soort kus ervoer: die van een insect dat de Reduvius  Personatus wordt genoemd. Deze insecten kussen niet elkaar, maar nemen enkel genoegen met de mond van slapende mensen. Ze kruipen over iemands gezicht naar de hoek van zijn mond, blijven daar zitten en beginnen te kussen. Tijdens hun daad scheiden ze microscopisch kleine druppeltjes gif af. Als de persoon gezond is en goed slaapt, zal hij wakker worden met in zijn mond een giftige kus ter grootte van vier grote regendruppels.

Ik liep weg uit het leger. Ik kon het systeem van onderdrukking dat er heerste niet verdragen. In de avonduren werkte ik in een bakkerij. Ik moest mijn moeder en vijf broers onderhouden. Ik verloor mijn leeshonger en de wereld werd voor mij een onbegrijpelijk, mythisch beest. Een jaar na mijn vlucht stortte het regime in en kon ik me bevrijden van mijn angst voor gevangenisstraf wegens desertie. De nieuwe regering schafte de dienstplicht af. Toen de cyclus van geweld en sektarische onthoofdingen begon, wilde ik naar Europa vluchten, maar in die periode werden twee van mijn broers afgeslacht. Ze kwamen terug van hun werk in een plaatselijke fabriek voor damesschoenen. De taxichauffeur leverde hen af bij een illegale controlepost, waarna de milities (‘God is groot’) hen naar een onbekende plek brachten. Nadat ze hun lichamen met een elektrische dril hadden doorboord, hakten ze hun hoofden af. We hebben hun lijken op een vuilstortplaats aan de rand van de stad teruggevonden.

Ik was volkomen van slag en verliet het ouderlijk huis, omdat ik de angst die de gezichten van mijn moeder en mijn broers tekende niet meer kon verdragen. Ik voelde me verloren en wist niet wat ik nog wilde in dit leven. In mijn wanhoop huurde ik een kamer in een smoezelig hotel en daar bleef ik, tot mijn neef bij me op bezoek kwam en me aanbood om mee te werken aan een wraakactie die zou worden uitgevoerd door een aantal leden van onze gemeenschap.

De zomerse dagen waren lang en saai. De villa was comfortabel, met een zwembad en een sauna, en leek in mijn ogen zelfs op een sprookjespaleis. Silsaal betrok een kamer op de tweede verdieping, ik nam genoegen met een laken en een kussen op de bank, midden in de grote salon waar ook de bibliotheek was. Ik wilde de tuin en het buitenhek van de villa in de gaten houden, voor het geval er iets onverwachts gebeurde. Bovendien was ik gefascineerd door de enorme boekenkast in de zitkamer. Er stonden ontelbaar veel boeken over religie en nationaal en internationaal recht in, en daartussen dieren van teakhout, in houdingen en vormen die deden denken aan Afrikaanse totems. De totemdieren scheidden de religieuze boeken van de juridische. Zodra het donker was, at ik iets en ging ik naar de kamer, waar ik me op de bank nestelde en in het album van mijn leven bladerde. Daarna pakte ik een boek en begon verstrooid te lezen. De wereld in mijn hoofd was als een zacht zoemend spinnenweb. Het gezoem van een stervend leven. Van adem die wordt ingehouden. Van lelijke, dunne vleugels die voor de laatste keer fladderen.

Drie dagen voor het laatste bezoek van mijnheer Salmaan vond ik het ei. Die dag werd ik zoals altijd vroeg wakker. Ik pakte vers water en iets te eten en ging naar buiten om naar mijn vriend het konijn te gaan kijken. Toen ik het deurtje van de kooi opendeed, huppelde het dartel de tuin in. In de kooi lag een ei. Ik pakte het op en bekeek het in een poging de absurditeit van de situatie te doorgronden. Het was te klein voor een kippenei. Ik werd onrustig en ging ermee naar de kamer van Silsaal. Ik maakte hem wakker en vertelde hem over het ei. Silsaal pakte het ei en keek er een paar minuten naar. Daarna lachte hij spottend en zei: ‘Hadjaar, ik waarschuw je, je
kunt me maar beter niet in de maling nemen.’ ‘Wat bedoel je? Ik heb dat ei daar niet neergelegd,’ zei ik fel. Silsaal wreef in zijn ogen, sprong uit bed en begon me als een waanzinnige uit te schelden. We liepen naar de poort van de villa en controleerden het elektronische beveiligingssysteem. We inspecteerden de muren en doorzochten de tuin en alle kamers, maar zagen niets verdachts.

Een ei in een konijnenhok! We konden niets anders bedenken dan dat iemand een grap met ons had uitgehaald. Dat iemand de villa was binnengeslopen en het ei naast het konijn had gelegd. ‘Misschien is het wel een geintje van die hoer van een Oemm Dala. Dat vervloekte konijn ook,’ zei Silsaal, en hij hield verder zijn mond. We wisten allebei dat Oemm Dala ziek was en dat ze de afgelopen week niet bij ons was geweest. Dat we geen vuurwapens in huis hadden, maakte onze angst nog groter. Tot de dag waarop we onze opdracht moesten uitvoeren, was wapenbezit niet toegestaan. Ze waren bang voor huiszoekingen, want de meeste politici woonden in de Groene Zone, wat regeringsgebied was. Wij hadden onze intrek in de villa genomen onder het voorwendsel dat we de bodyguards van een parlementslid waren. Silsaal werd woedend en eiste van me dat ik het konijn zou slachten, maar ik weigerde en probeerde hem aan het verstand te brengen dat het konijn niets met dit voorval te maken had. ‘Dat ellendige beest van jou heeft dat ei toch gelegd, of niet soms?’ brulde hij, terwijl hij naar zijn kamer liep. Ik zette koffie en liep de tuin in om het konijn te observeren, dat zijn eigen keutels zat op te eten. Ze zeggen dat uitwerpselen vitamine B bevatten, die wordt geproduceerd door kleine organismen in de ingewanden. Even later kwam Silsaal terug met zijn laptop. Hij mompelde in zichzelf en af en toe vervloekte hij mijnheer Salmaan. Terwijl hij op zijn Facebook-pagina keek, zei hij dat we vanaf dat moment vierentwintig uur per dag alert moesten zijn. Hij wilde dat ik voortaan in zijn kamer op de tweede verdieping zou overnachten, want van daaruit konden we de toegangspoort van de villa en de muren beter in de gaten houden. We doofden alle lichten en gingen in Silsaals kamer zitten. Om beurten deden we een inspectieronde door de villa.

Er gingen twee nachten voorbij zonder dat er iets verdachts gebeurde. Het was rustig en de villa was in een diepe stilte verzonken. Tijdens mijn verblijf in de kamer van Silsaal kwam ik erachter dat hij op Facebook was geregistreerd onder de schuilnaam ‘Oorlog en vrede’ en dat hij als profielfoto een houtskooltekening van Tolstoj had gekozen. Hij had meer dan duizend Facebook-vrienden, van wie de meeste schrijvers, journalisten en intellectuelen waren. Hij nam deel aan discussies en presenteerde zichzelf aan hen als een intelligente bewonderaar, die zijn denkbeelden en analyses van het geweld in zijn land op een wijze en bescheiden manier onder woorden bracht. Eén keer ging hij zelfs met mij in debat over de staatssecretaris van Cultuur en legde me uit hoe gecultiveerd, menselijk en intelligent die was. Maar op dat moment was ik niet geïnteresseerd in een discussie over de staatssecretaris. Ik zei tegen hem dat mensen die ons soort werk deden, zich verre van discussies op het internet moesten houden. Hij wierp me een van zijn sarcastische, professionele blikken toe en zei: ‘Bekommer jij je maar om dat eieren leggende konijn van jou, meneertje Hadjaar.’

Toen mijnheer Salmaan eindelijk op bezoek kwam, voer Silsaal tegen hem uit en vertelde hem over het ei. Mijnheer Salmaan nam ons verhaal niet serieus en veegde onze verdenkingen aan het adres van Oemm Dala resoluut van tafel. Hij verzekerde ons dat ze betrouwbaar was en dat ze al jaren voor hen werkte. Toen Silsaal hém van verraad begon te beschuldigen, kregen ze ruzie. En ik zat erbij en keek ernaar. Uit hun woordenwisseling maakte ik op dat mensen in de wereld van sektarische en politieke afrekeningen vaak werden bedrogen vanwege grotere belangen. Het kwam geregeld voor dat de heersende partijen huurmoordenaars aan elkaar uitleverden, als onderdeel van grotere deals over politieke posities, of om grootschalige corruptiezaken in de doofpot te stoppen. Maar mijnheer Salmaan ontkende alle beschuldigingen van Silsaal en vroeg ons kalm te blijven, want de liquidatie zou over twee dagen plaatsvinden. We gingen in de keuken zitten, waar mijnheer Salmaan ons een gedetailleerde uitleg gaf van het plan. Hij haalde twee pistolen met geluiddempers uit zijn zak en zei tegen ons dat we direct na de operatie ons geld zouden ontvangen en na afloop naar een andere plek, aan de rand van de hoofdstad, zouden worden gebracht. ‘Een konijnenei! Wat ben jij toch een grapjas, groentje,’ fluisterde hij me toe voordat hij vertrok.

Mijn laatste nacht met Silsaal bleef ik tot diep in de nacht wakker. Ik maakte me zorgen om het konijn, want het zag ernaar uit dat Oemm Dala lang weg zou blijven. Het konijn zou omkomen van honger en dorst. Terwijl Silsaal zoals altijd bezig was op Facebook, bleef ik bij het raam de tuin observeren. Hij liet me weten dat hij in discussie was met de staatssecretaris van Cultuur over het probleem van sektarisch geweld en de oorsprong ervan. Ik begreep van hem dat de staatssecretaris tijdens het bewind van Saddam Hoessein een romanschrijver was geweest en dat hij drie boeken over soefisme had geschreven. Op een dag was hij met zijn echtgenote op een feest in de luxe villa van een architect, met uitzicht op de Tigris. Zijn echtgenote was een betoverende verschijning en net zo ontwikkeld als haar man, met een grote belangstelling voor oude islamitische manuscripten. De directeur van de veiligheidsdienst, die familie was van de president, was ook uitgenodigd. Na afloop van het feest gaf de directeur zijn mensen opdracht de drie romans van onze vriend te lezen. Een paar dagen later werd hij gearresteerd op beschuldiging van opruiing tegen de staat en de partij. Ondertussen deed de directeur allerlei voorstellen aan de vrouw van de schrijver, in ruil voor de vrijlating van haar man. Toen ze weigerde op zijn avances in te gaan, gaf de directeur een van zijn mannen opdracht haar voor de ogen van haar man te verkrachten. De vrouw is daarna naar Frankrijk geëmigreerd en daar ondergedoken. Midden jaren negentig hebben ze de schrijver vrijgelaten. Hij reisde naar Frankrijk om zijn vrouw te zoeken, maar ze was spoorloos. Na de val van het regime keerde hij terug naar zijn land en werd hij benoemd tot staatssecretaris van Cultuur. Het levensverhaal van de staatssecretaris leek op de plot van een Bollywood-film, maar ik was vooral verbaasd over de vele details die Silsaal over zijn leven wist te vertellen. Het viel me op dat hij grote bewondering koesterde voor de persoonlijkheid en de algemene ontwikkeling van de man. Toen ik hem vroeg tot welke religieuze gemeenschap hij behoorde, bleef hij me het antwoord schuldig. Vervolgens probeerde ik iets te weten te komen over ons doelwit, maar hij antwoordde dat een groentje zoals ik dat soort dingen niet hoorde te weten. Het was mijn taak om de auto te besturen en Silsaal was degene die het schot zou lossen met zijn gedempte pistool.

De volgende ochtend zaten we in de auto voor een parkeergarage in het centrum van de stad te wachten. Het doelwit zou aankomen in een rode Toyota Crown en op het moment dat hij de garage zou binnenrijden, zou Silsaal uitstappen, hem naar binnen volgen en neerschieten.
Daarna zouden we in onze auto naar onze nieuwe verblijfplaats aan de rand van de stad rijden. Daarom had ik het konijn meegenomen en in de kofferbak van de auto gezet.

Toen Silsaal een bericht op zijn mobiele telefoon ontving, trok hij wit weg. Het was niet de bedoeling dat we langer dan tien minuten op ons doelwit moesten wachten. Ik vroeg hem of alles goed ging, waarop hij begon te schelden en met zijn hand op zijn knieën sloeg. Ik werd ongerust. Na een korte aarzeling gaf hij me zijn mobieltje en liet me een foto zien van een konijn dat op een ei zat. Het was een slechte foto en er was duidelijk mee geknoeid. ‘Weet je wie die foto heeft gestuurd?’ vroeg Silsaal. Ik schudde mijn hoofd. ‘De staatssecretaris!’ ‘Wat?’ ‘De staatssecretaris is ons doelwit, Hadjaar.’

Ik stapte uit. Mijn bloed kookte van woede over Silsaals domheid en over de waanzin van deze onzinnige operatie. Er verstreek meer dan een kwartier, maar het doelwit verscheen niet. Toen ik Silsaal meldde dat ik me uit de operatie wilde terugtrekken, stapte hij op zijn beurt uit de auto en vroeg me geduld te hebben en nog even te wachten, omdat we nu allebei gevaar liepen. Daarna ging hij weer in de auto zitten en probeerde mijnheer Salmaan te bellen. Ondertussen liep ik naar een winkel in de buurt om een pakje sigaretten te kopen. Mijn hart bonsde als een razende, zo kwaad was ik.

Voordat ik bij de winkel was aangekomen, ontplofte de auto en vloog in brand. En Silsaal en het konijn bleven als verkoolde lijken achter.

In januari verscheen een verzameling van Blasim’s verhalen in het Nederlands, “Lijkententoonstelling”, vertaald uit het Arabisch door Djûke Poppinga en Richard van Leeuwen (met dank aan Hisham Hamad), uitgegeven door Jurgen Maas. Zie http://www.uitgeverijjurgenmaas.nl/lijkententoonstelling

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.