Is de islam antisemitisch? Ja! Nee! Ja! Nee! Ja!

Maar is ‘de’ islam, om voor het gemak toch even te generaliseren, dan ook een bij uitstek antisemitisch geloof? Nou nee. In de eerste plaats is de islam niet alleen antisemitisch maar anti-alles wat niet islam is. In de tweede plaats is het antisemitisme, zoals bekend, wijdverbreid en springt het islamitische antisemitisme er niet uit vergeleken met de vele andere vormen van antisemitisme die er bestaan – al besef ik dat deze redenering slachtoffers van antisemitisme geen enkele troost biedt.

Hoe zit het nu precies? Daarvoor neem ik u graag mee naar onheuglijke tijden, te weten de eerste helft van de zevende eeuw van onze jaartelling, en naar wat toen een uithoek in de wereld was: de stad Yathrib die tegenwoordig Medina heet en in Saoedi-Arabië ligt. Naar het Yathrib dier dagen was de profeet Mohammed met een handvol aanhangers gevlucht om te ontsnappen aan vervolging in zijn geboorteplaats Mekka.

Yathrib was geen handelsstad zoals Mekka maar een plattelandsgemeenschap met een heterogene bevolking waar veel onenigheid heerste. Mohammed, die een reputatie van rechtschapenheid genoot, was gevraagd om er te komen bemiddelen. Aan dat verzoek gaf hij graag gehoor, in de eerste plaats omdat zijn positie in Mekka onhoudbaar was geworden en in de tweede plaats in de hoop zijn gemeenschap van gelovigen in Yathrib te kunnen uitbreiden – al kan het zijn dat deze wens pas gestalte kreeg nadat hij en zijn aanhangers een beetje in hun nieuwe woonplaats gesetteld waren.

Nu liet niet elke stam in Yathrib zich zomaar voor het karretje van de profeet spannen. Zo waren er op zijn minst drie Joodse stammen, toevallig niet de minst welvarende, die hun neus ophaalden voor Mohammeds bewering dat God hem had aangewezen om diens boodschap te verspreiden en dat iedereen zich dus onder zijn gezag moest plaatsen.

Die stammen heetten de Banoe Kainoeka, de Banoe Nadir en de Banoe Koerajza. Mohammed had hen graag ingepalmd omdat hij joden leek te bewonderen, maar ze gingen niet op zijn avances in, sterker: na een tijd kwam uit dat ze heulden met de heersers van Mekka, ofwel het volk van de Koerajsj. Allemaal afmaken was in die tijd een gebruikelijke straf voor dergelijk verraad, maar dat deed Mohammed niet onmiddellijk. Zowel de Banoe Kainoeka als de Banoe Nadir kwamen er vanaf met verbanning.

Afschuw en ongeloof heersten er over een dergelijke milde straf: de profeet was toch geen zachtgekookt ei? Nee, dat was hij zeker niet en dat bleek toen aan het licht kwam dat ook de Banoe Koerajza, die zich altijd al verdacht afzijdig hadden gehouden, met de Koerajsj onder één hoedje hadden gespeeld. Gedaan was het met alle toegeeflijkheid: alle vrouwen en kinderen van de Banoe Koerajza werden als slaven verkocht, alle pakweg achthonderd mannen gingen over de kling. Als een machiavellist avant la lettre liet de profeet de beslissing in deze kwestie officieel over aan een rechtspreker, wiens vonnis hij bekrachtigde.

Afschuw en ongeloof heersten over een dergelijke milde straf: de profeet was toch geen zachtgekookt ei?

Zoals de eerste door Mohammed gewonnen veldslagen in verdekt islamofobe westerse interpretaties nogal eens als ‘caféruzies’ zijn afgedaan, zo is de terechtstelling van de Banoe Koerajza dikwijls als een zeldzaam barbaars voorval gekenschetst, en als bewijs dat de islam in de kern niet alleen een zeer gewelddadige maar ook een antisemitische ideologie is.

Deze stelling riekt stevig naar huichelarij. In de eerste plaats is executie wereldwijd en door de eeuwen heen een normale straf geweest voor hoogverraad, en werd er in Mohammeds tijd en geboortestreek niet zo gekeken naar individuele gevallen. Twee keer eerder had de profeet lankmoedigheid betracht en hij zal wellicht hebben geoordeeld dat hij niet bezig kon blijven, dat de tijd was gekomen een ijzeren vuist te tonen.

Verder valt dit incident in het niet vergeleken met de misdaden die in naam van het christendom tegen de joden zijn begaan. Wat dat betreft is het jaar 1492 vermeldenswaard. Niet alleen ‘ontdekte’ Columbus Amerika toen, er was ook sprake van een andere historische mijlpaal, de voltooiing van de reconquista: Spaans-christelijke troepen verdreven de laatste Moors-islamitische heersers op het Iberisch schiereiland. In één moeite door werd de joden, die eeuwenlang in betrekkelijke vrede met de moslims hadden samengeleefd, de wacht aangezegd. Als ze zich niet tot het christendom bekeerden, wachtte hun de dood. Dat doet een beetje aan ISIS in de huidige tijd denken, niet? Velen van deze zogeheten Sefardische joden sloegen op de vlucht en kwamen onder meer in Nederland terecht, maar ook in het islamitische, Turks-Ottomaanse rijk, waar sommigen van hen prominente posities verwierven.

Koning Alfonso X van Castilië (1221-1284) veroverde de stad Cádiz in 1264 op de moslims tijdens de zogeheten reconquista, die nog eeuwen zou duren ©Public Domain

Vaak is de terechtstelling van de Banoe Koerajza voorgesteld als de bloedige uitkomst van een vroege botsing tussen ‘islam’ en ‘jodendom’. Maar dat is een bevooroordeelde historische interpretatie, gebaseerd op wat deze godsdiensten voor onszelf in de huidige tijd betekenen. Van ‘islam’ in moderne zin was in die tijd nog geen sprake en ook hadden de ‘joden’ van Yathrib vermoedelijk weinig gemeen met de joden van vandaag de dag. De drie groepen waarmee Mohammed het aan de stok kreeg waren trouwens niet de enige Joodse stammen van Yathrib. Met de overige had hij kennelijk geen problemen.

Ook wijst niets op solidariteit tussen de Joodse stammen, wat verder pleit tegen de theorie van een vroege islamitisch-joodse confrontatie. Veeleer zal er sprake zijn geweest van een economisch conflict met een ideologische component of rechtvaardiging. De Joodse stammen in kwestie waren vooraanstaand, minder op landbouw en meer op ambachten gericht, deelden commerciële belangen met de Koerajsj, ontleenden daaraan hun macht, en wensten zich niet de wet de laten voorschrijven door iemand die zij vermoedelijk als een parvenu beschouwden.

Er staan wel degelijk hele lelijke dingen over joden in islamitische geschriften. Zoals de hadith (overlevering van Mohammed) die luidt: ‘De jongste dag zal niet komen voordat de moslims tegen de joden strijden en de jood zich achter stenen en bomen verstopt en de stenen en bomen zullen zeggen: O moslim, een jood verstopt zich achter mij, kom en dood hem.’ En dan mogen sommige hoogwaardigheidsbekleders die ik heb gesproken wel beweren dat dit citaat in zijn juiste context – ofwel de verwikkelingen in Yathrib – moet worden gezien, feit blijft dat deze hadith anno nu in Saoedische middelbare schoolboekjes wordt aangehaald.

Er staan wel degelijk hele lelijke dingen over joden in islamitische geschriften

Wat dit betekent? Dat de extreem orthodoxe islam die in Saoedi-Arabïe maar ook in Pakistan en Afghanistan opgeld doet, met dezelfde historische haat tegen de joden is behept als het christendom in het algemeen. De ironie is namelijk dat deze ultraorthodoxe moslims – die een afgetekende minderheid vormen in de islamitische wereld – de uitroeiing van de Banoe Koerajza tot even mythische proporties hebben opgeblazen als westerse islamofoben – al is het verschil natuurlijk dat de eerste groep deze uitroeiing bejubelt en de tweede groep die veroordeelt.

In de Koran en de hadith staat echter ook dat joden, samen met christenen, ‘mensen van het boek’ zijn, met wie ‘slechts op de best mogelijke wijze’ van mening mag worden verschild, en die recht hebben op ‘bescherming’. Weliswaar wijst de hele notie van ‘bescherming’ op discriminatie, maar een behandeling als tweederangsburger is nog altijd beter dan de brute vervolging en marginalisering waaraan joden in Europa vele eeuwen bloot stonden.

Samengevat: het antisemitisme heeft in de islam bij lange na niet zo’n hardnekkig en structureel karakter als in het christendom.

Helaas is de kwestie hiermee niet afgedaan. Antisemitisme is de afgelopen decennia sterk toegenomen in de islamitische wereld. ‘Zoals wetenschappelijk onomstotelijk is aangetoond, heeft de Holocaust nooit plaatsgehad,’ las ik ruim tien jaar geleden, tijdens een bezoek aan Iran, tot mijn afgrijzen in de krant Tehran Times, de Engelstalige spreekbuis van het Iraanse regime, lang voordat de half gestoorde fanaticus Ahmadinejad op het toneel verscheen met zijn schunnig gezwatel. In geen enkele westerse krant, van welke signatuur dan ook, zou een ontkenning van de Holocaust worden getolereerd.

Mahmoud Ahmadinejad: .... schunnig gezwatel..... ©Daniella Zalcman

Nog een voorbeeld: twee weken na de aanslagen van 11 september 2001 reisde ik af naar Pakistan. In de westelijke stad Peshawar, zowel toen als nu een roerige en nogal gevaarlijke regionale metropool, bezocht ik een van de vele koranscholen die het land rijk is, de Markan Uloem Islamia (‘Centrum voor islamitische studies’). Het was de achtste die ik die dag bezocht, in de zeven andere had men om uiteenlopende redenen, en in uiteenlopende gradaties van vriendelijkheid en onvriendelijkheid, geweigerd mij te woord te staan. ‘Onbegrijpelijk,’ zei moellah Sajedul Arifin, hoofd van het Centrum voor Islamitische Studies, ‘bij ons bent u welkom.’

‘Zoals wetenschappelijk onomstotelijk is aangetoond, heeft de Holocaust nooit plaatsgehad,’ las ik ruim tien jaar geleden, tijdens een bezoek aan Iran, in de Tehran Times, de Engelstalige spreekbuis van het Iraanse regime.

Na wat genoeglijke kout met de moellah over de betekenis van het begrip jihad, kwamen we natuurlijk ook te spreken over de aanslagen op het World Trade Center. Ik had inmiddels duidelijk het vertrouwen van de moellah gewonnen, vandaar waarschijnlijk zijn verbazing over mijn twijfel omtrent de ware identiteit van de daders: ze Jews. Bin Laden? Ach kom, laten we serieus blijven, hoe kon die arme man zoiets nu hebben beraamd vanuit zijn eenvoudige grot in Afghanistan? Nee, ze Jews zaten er weer eens achter, en waarom? Omdat dit een typische jodenstreek was, toch? Om de moslims de schuld te geven, om de aandacht af te leiden van de verschrikkelijke misdaden van Israël tegen de geheleislamitische natie, om een wig te drijven tussen moslims en christenen, enzovoorts.

Voor het eerst hoorde ik de riedel dat de 5.000 joden die in het WTC werkten, die dag vrijaf hadden genomen.

Een paar dagen later bezocht ik in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad een vestiging van de beweging Lashkar-e Taiba (‘Leger der deugdzamen’), bekend van een buitengewoon barbaarse terroristische operatie, eind november 2008 in de Indiase stad Mumbay, die aan zo’n 160 mensen het leven zou kosten. Een kleine drie maanden na mijn bezoek zou Lashkar trouwens een aanslag plegen op het Indiase parlement in Delhi, resultaat: 12 doden.

Lashkar e-Taiba was destijds al zeer berucht. Ter voorbereiding had ik mij verdiept in een profiel van de beweging, geleverd door het Israëlische ‘Internationale Beleidsinstituut voor Contra-terrorisme’. Op zijn website schetst het een afschrikwekkend beeld: van alle moslim-milities in het door India en Pakistan betwiste Kashmir zou het Leger der deugdzamen zijn slachtoffers het meest stelselmatig onder onschuldigen zoeken. Vorig jaar augustus was de groep, zo schrijft het instituut, verantwoordelijk voor aanslagen die binnen een etmaal het leven kostten aan meer dan honderd ongewapende burgers.

Karnal Nasir Ahmed, de robuuste Lashkar-zegsman die ik sprak, een barokke figuur met een nogal onnavolgbaar gevoel voor humor, zei echter liefde en vrede te propageren. “Het doden van onschuldigen is on-islamitisch. Onze profeet Mohammed – vrede zij met hem – was daar heel duidelijk in. Wij zoeken onze slachtoffers uitsluitend onder hen die een uniform dragen.” Maar even later beweerde hij toch dat de aanslagen van 11 september door God waren bevolen, al haalde hij er ook nog Newton bij (‘actie is reactie’) om ze te verklaren. Tot besluit nodigde hij mij uit samen met hem te bidden en stopte hij mij een Engelstalig blaadje van de beweging toe. Het is doodzonde dat ik het in de loop der jaren ben kwijtgeraakt, maar één zin eruit zal ik mij altijd herinneren: ‘Democratie is een boom vol doornen en giftige vruchten die geplant is door de joden.’

Dit alles andermaal ter onderstreping dat een agressief antisemitisme een wezenlijk onderdeel is van het jihadisme en salafisme – in het laatste geval mogelijk met uitzondering van meer gematigde geledingen, maar daarvoor zou ik mijn hand niet in het vuur durven te steken. En wat nog vervelender is: jihadisme en salafisme zijn, hoe middeleeuws ze ons ook mogen voorkomen en hoe oeroud de vooroordelen waaruit ze putten ook mogen zijn, moderne en tamelijk snel om zich geen grijpende verschijningsvormen van de islam.

‘Democratie is een boom vol doornen en giftige vruchten die geplant is door de joden.’

Er is, kortom, zeer zeker sprake van een probleem, waarbij naar mijn gevoel drie factoren in aanmerking moeten worden genomen. In de eerste plaats heb je dus die extreme orthodoxe moslims wier antisemitisme is te vergelijken met dat van de katholieke kerk: in het ene geval wordt de joden verweten dat ze Christus naar het Kruis hebben gebracht, in het andere dat ze Mohammed in Yathrib hebben dwarsgezeten. De invloed van deze orthodoxe moslims neemt toe en daarom wint ook hun antisemitisme terrein.

Ten tweede deed het moderne Europese antisemitisme in de jaren dertig van de vorige eeuw – of zelfs al iets daarvoor – zijn intrede in het Midden-Oosten. Voor veel Arabische nationalisten waren de Italiaanse fascisten, de Spaanse falangisten, maar ook de nazi’s een bron van inspiratie. Deze nationalisten waren niet allemaal moslims. Zo was Michel Aflaq, oprichter van de belangrijke pan-Arabische beweging Ba’ath (wedergeboorte), een christen, net als de Libanese nationalist Pierre Gemayel. Zoals het moderne Europese antisemetisme een doorgaans seculier karakter heeft, zo geldt dat deels ook voor het moderne antisemetisme in de Arabische wereld – omdat het namelijk uit Europa is geïmporteerd: een onontkoombaar organisch verband met de islam is er dus niet.

Maar ook een sociaal-religieuze beweging als de in de jaren twintig in Egypte opgerichte Moslimbroederschap kende – en kent! – sterke antisemitische tendensen. Een van haar meest prominente leden – de journalist, dichter en schrijver Saïd Qutb – schreef het boek Onze strijd tegen de joden. Dat deed hij in 1950, dus ná de Holocaust. Overigens is deze Qutb niet alleen een typisch voorbeeld van een semi-erudiete kleinburger, veel Saoedische theologen beschouwen hem als een beunhaas. Voor Osama bin Laden was hij evenwel een groot voorbeeld.

Saïd Qutb ©Public Domain

Daarnaast dient te worden vermeld dat de nazi’s het antisemitisme in het Midden-Oosten zelf actief aanmoedigden: zo was Amin al-Hoesseini – in de jaren twintig en dertig grootmoefti van Jeruzalem en de politieke leider van de Palestijnen – dikke maatjes met Hitler.

Zionisten binnen en buiten Israël wijzen hier tot in den treure op om het beleid van Israël jegens de Palestijnen te verdedigen. Ze hebben gelijk dat die grootmoefti een onzettende stommeling was die niet deugde, maar wat dit direct te maken heeft met de huidige problemen tussen Palestijnen en Israëliërs is niet duidelijk. Sinds Amin al-Hoesseini is de situatie aanzienlijk veranderd. Wel is het zo – factor nummer drie – dat het Israëlisch-Palestijnse conflict en de even onvoorwaardelijke als grootschalige westerse steun aan Israël het antisemitisme in de islamitische wereld verder aanwakkeren. Waarmee niet is gezegd dat antizionisme neerkomt op antisemitisme, of dat je niet pro-Palestijns kunt zijn zonder antisemiet te zijn, want dat is een verwerpelijke vorm van morele chantage die de zaak er alleen maar beroerder op maakt.

Hier is dan weer wel een belangrijke kanttekening op zijn plaats: veel Europese moslims identificeren zich sterk met de Palestijnen. Ze hebben naar mijn idee het volste recht dat te doen, net zoals ze het volste recht hebben uiting te geven aan de afkeer van Israël die uit deze identificatie voortvloeit. Vanwege hun achtergrond, waarin de Holocaust een veel minder zware rol speelt dan bij autochtone Europeanen, voelen zij geen verplichte loyaliteit aan Israël en in zekere zin is dat een goede zaak. Een veel minder goede zaak is dat hun kritiek soms antisemitische vormen aanneemt, juist doordat ze niet altijd goed beseffen wat het Nazisme inhield, doordat hun inzicht in de Europese geschiedenis tekort schiet. Maar een beter inzicht is wel wat van hen mag worden gevraagd, aangezien ze Europese burgers zijn.

Waarmee niet is gezegd dat antizionisme neerkomt op antisemitisme, of dat je niet pro-Palestijns kunt zijn zonder antisemiet te zijn, want dat is een verwerpelijke vorm van morele chantage die de zaak er alleen maar beroerder op maakt.

We zijn inmiddels ver afgedwaald van Mohammeds problemen in Yathrib. En terecht, want we leven in de tijd van nu. Ik kan uit eigen ervaring helaas niet zeggen dat het meevalt met het hedendaagse antisemitisme onder gewone mensen in het Midden-Oosten. Niet alleen heb ik nogal wat vreselijke preken van imams gehoord, ik vond het tevens ontgoochelend om mensen die ik mocht, die ik een zekere mate van ontwikkeling toedichtte, die voor de rest ook heel verstandig overkwamen, zulke kwaadaardige dingen over joden te horen zeggen. Maar als je dan wat verder vroeg bleken antizionisme en antisemitisme nogal eens door elkaar te lopen, zonder dat men zich daarvan bewust was – de verafschuwde joden bleken vooral de joden van Israël te zijn. En dan met name militairen, de enige zichtbare joden. De abstractie van de Israëlische burger riep ambivalente gevoelens op. Tegenover Joden buiten Israël die Israël niet steunden, en zelfs joden in Israël die er al woonden voordat er een Israël was, stelde men zich welwillend op, althans verbaal.

Eén ding lijkt me van belang: schilder de zaken niet erger af dan ze zijn, want wat bereik je daarmee? Een devaluatie van het woord antisemitisme, wat het reële verschijnsel waarvoor dat woord staat in de kaart speelt.

Jarenlang kreeg ik als journalist boekjes van de Israëlische ambassade toegestuurd waarin uitingen van antisemitisme in het Midden-Oosten waren verzameld. En inderdaad: klassieke uitbeeldingen van de centen tellende jood met hoed, lange vlasbaard en druipneus ontbraken bepaald niet. Net zo min als het is-gelijk-teken tussen Davidster en Hakenkruis. Je kunt er nog over discussiëren of dat laatste strikt genomen antisemitisch is, maar in ieder geval erger ik me er aan.

Het bleek echter ook dat de ambassade elke kritiek op Israëlisch en zelfs Amerikaans optreden als antisemitisch opvatte. En een Ariel Sharon die met bebloede mond een bord Palestijnen naar binnen schrokt, vatten de Israëlische autoriteiten op als een parafrase op het joodse bloedsprookje. Er is echter ook een andere, en misschien wel plausibelere, interpretatie mogelijk: namelijk dat Sharon simpelweg veel Palestijns bloed aan zijn handen heeft.

Samengevat: narcistische overgevoeligheid helpt niet in de strijd tegen antisemitisme. De islamitische wereld een onevenredig hoge mate van antisemitisme in de schoenen schuiven evenmin.

Een oorlogsvakantie in Israël

Als Nederlands-Israëlisch gezin uit Amsterdam dat regelmatig naar Israël reist zijn we er aan gewend dat ons plagerig wordt gevraagd waarom we niet kiezen voor een echte vakantieplek, in plaats van een conflictgebied. Vrienden en familie in Nederland zijn bezorgd. Ze vragen beleefd naar onze veiligheid en ons welzijn. Op facebook zien ze de beelden die wij delen van dode en gewonde kinderen in Gaza, oorlogverschrikkingen, antioorlog-demonstraties, internationale veroordelingen, woedende artikelen en petities die oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren. Foto’s van thuis waarop lachende blonde kinderen te zien zijn in groene parken en op zonnige stranden vormen een enorm contrast met de deprimerende verslagen van onze ‘vakantie’.

Onze familie in Israël weet dat we ontzet zijn over de oorlog en dat we de gruweldaden in Gaza veroordelen, maar het heeft geen zin het er met hen over te hebben. Dat wij Israëlische en Nederlandse staatsburgers zijn die een eind willen aan de bezetting, gecombineerd met het feit dat wij niet in Israël wonen, maakt dat wij worden gezien als buitenstaanders, of zelfs als verraders. Wij zijn naïef als we niet snappen dat het nodig is Gaza keihard te raken als reactie op de existentiële dreiging van Hamas. Het gewicht van de overweldigende steun voor de oorlog hangt dagelijks boven ons, zwaar en onvermijdelijk, net als de luchtvochtigheid van 90%. Bij kleuterscholen, pilates studio’s, kapperszaken en kantoren hangen borden over inzamelingen voor pakketjes, bestemd voor de soldaten aan het front. Soldaten zijn in ieders gedachten vanaf het moment dat foto’s met daarop de nog lachende gezichten van overleden jonge mannen in het nieuws verschenen. Veel restaurants en cafés in Tel Aviv zijn ’s avonds leeg of gesloten. Zomerevenementen en concerten zijn afgelast, dus onze (schoon)zus, doda (tante) Miki, die werkt als producer, heeft tijd genoeg om onze kinderen te verwennen. Dit is oorlog.

Het gewicht van de overweldigende steun voor de oorlog hangt dagelijks boven ons, zwaar en onvermijdelijk, net als de luchtvochtigheid van 90%.

Eén van de ironische kanten van onze ‘oorlogsvakantie’ is dat de oorlog samenvalt met onze traditionele vakantieperiode. Anders dan veel Israëliërs hebben wij het geluk dat we elke zomer een paar weken vrij kunnen nemen. We hebben het getroffen met een huizenruil en verblijven in het centrum van Tel Aviv, met zijn Bauhaus-schoonheid en brede, schaduwrijke boulevards. We maken met de kinderen een avondwandeling op Rothschild Boulevard, we hangen rond op het Habima-plein, gaan naar het strand en het zwembad, en gaan af en toe uit eten. Onze oorlog komt neer op een paar minuten doorbrengen in het trappenhuis van ons appartementengebouw, vriendelijk pratend met de andere bewoners, als we toevallig met de kinderen thuis zijn wanneer de sirene afgaat. ’s Nachts maken we de kinderen niet wakker en slaan we de gesprekjes met de buren over, zoals laatst op een nacht toen de sirene om half drie afging.

Het duurde een paar nogal verwarrende dagen voordat we langzaam tot de conclusie kwamen dat de voelbare collectieve angst niet in verhouding staat tot de werkelijke dreiging. Overheidspropaganda, leugens en bedrog worden meedogenloos ingezet om steun voor de oorlog te waarborgen. Het Iron Dome-systeem dat Hamas-raketten onderschept is er maar een deel van. De mening van een expert lijkt geloofwaardig: de Israëlische bevolking is ook zonder de Iron Dome bijna honderd procent veilig, vanwege de slechte kwaliteit van Hamas’ wapens en de overvloed aan schuilplekken. Wij geloven dat diep van binnen iedereen weet dat de kans dat er hier iets met je gebeurt statistisch verwaarloosbaar is. Het kan gebeuren, zoals het kan gebeuren dat je sterft in een schokkende vliegramp die deze zomer honderden Nederlanders overkwam, maar het is heel onwaarschijnlijk.

Een commentator zei terecht dat de Iron Dome fungeert als Deus-ex-Machina in deze oorlog. Iedereen behalve wij is ervan overtuigd dat het levens redt. Wij zien het vooral als een middel voor psychologische oorlogvoering. Het gekke is dat het geluid van explosies waar mensen zo zenuwachtig van worden grotendeels wordt geproduceerd de Iron Dome zelf. Wat opmerkelijk is, zo niet ronduit verdacht, is dat er nauwelijks informatie is over de precieze effecten van de onderscheppingen. We weten er niets van en het kan niemand wat schelen. De dreiging van raketten neemt overigens af terwijl we dit schrijven, en maakt plaats voor de angst dat terroristen zullen infiltreren vanuit de Gaza-tunnels. Deze omslag vond plaats kort na de start van het grondoffensief, toen er een merkbare vermindering was van het aantal Iron Dome-alarmen.

Het duurde een paar nogal verwarrende dagen voordat we langzaam tot de conclusie kwamen dat de voelbare collectieve angst niet in verhouding staat tot de werkelijke dreiging. Overheidspropaganda, leugens en bedrog worden meedogenloos ingezet om steun voor de oorlog te waarborgen. De mening van een expert lijkt geloofwaardig: de Israëlische bevolking is ook zonder de Iron Dome bijna honderd procent veilig, vanwege de slechte kwaliteit van Hamas’ wapens en de overvloed aan schuilplekken

Hoe komt het dat iedereen, zelfs in onze progressieve kringen, psychologisch zo beïnvloed is door deze oorlog? Waarom is iedereen zo bang? Eerdere geweldsrondes (de tweede Intifada met bomaanslagen op bussen en markten) waren veel angstaanjagender. Natuurlijk zijn velen vooral bezorgd over hun geliefden, soldaten en reservisten die in Gaza zitten. Een ver familielid van mij is gewond geraakt, de broer van een vriend is ‘binnen’ Gaza, de ex van een vriendin die ik al ken sinds mijn eigen militaire diensttijd in de eerste Intifada is opgeroepen. De onzichtbare drempel die bepaalt of een oorlog te kostbaar wordt om door te gaan is met meer dan veertig gesneuvelde soldaten blijkbaar nog niet overschreden.Terwijl wij dit schrijven wordt toegestaan dat het bloedvergieten in Gaza en het sneuvelen van vele soldaten voortduren.

Waarom? Het Israëlische narcisme dat zich alleen bezighoudt met slachtoffers binnen het eigen leger, terwijl honderden lichamen zich opstapelen in Gaza, is niets nieuws. De logica die we hier in Tel Aviv ervaren dat oorlog erbij hoort bevestigt dat alleen maar. Soldaten sterven zodat wij ‘normaal’ kunnen leven. Geweld is onvermijdelijk omdat Israël wordt aangevallen. Je moet hier zijn om te begrijpen dat de legitimiteit van deze oorlog niet alleen door de regering van bovenaf wordt gefabriceerd. Het is een wijdverbreide sociale realiteit. Iedereen, ook de paar honderd mensen die tegen de oorlog zijn, onder wie wij, hebben een dagelijks aandeel in het scheppen van deze realiteit. Kijk bijvoorbeeld naar de dynamiek van een normale dag die steeds wordt onderbroken door sirenes. Voor je het weet worden die onderbrekingen zelf normaal. We zijn allemaal gewend geraakt aan de ‘voortdurende noodtoestand’. We staan allemaal in de schakelstand noodtoestand-normaal. Automobilisten staan midden op straat stil om een schuilplaats te zoeken in naastgelegen gebouwen, waarna ze weer achter het stuur kruipen en ongeduldig toeteren naar andere automobilisten alsof er niets is gebeurd. In cafés reageren mensen nerveus op verdachte geluiden, springen op van hun stoel bij het geluid van sirenes, en zitten een paar tellen later weer ontspannen hun espresso te drinken.

Je moet hier zijn om te begrijpen dat de legitimiteit van deze oorlog niet alleen door de regering van boven af wordt gefabriceerd. Het is een wijdverbreide sociale realiteit.

Veel Israëliërs, onder wie hele jonge kinderen, volgen op de “Red Alert”-app onophoudelijk de berichten over inslagen en onderscheppingen. Deze app met het rode icoon op hun smartphones is voorzien van een teken dat lijkt op het logo voor nucleair gevaar. Autoriteiten, instellingen en werkgevers breiden hun veiligheidsprocedures uit en maken borden en flyers over ‘veilige plekken’ in gebouwen. Gemeentes plaatsen enorme aanplakborden met patriottische leuzen, de één nog extremer dan de ander. Van het zomerkamp van de kinderen kregen we als ouders een brochure met adviezen voor het bewaken van ‘emotioneel veilige plekken’ voor onze kinderen. Op TV zijn vooral mannen aan het woord: levenloze praat over militaire tactieken, vol herhalingen. De blogger Idan Landau noemde deze tsunami van publieke optredens in oorlogstijden ooit zman hagvarim, ‘De tijd van de mannen.’

Tegelijkertijd heeft de heksenjacht op andersdenkenden epidemische vormen aangenomen, gericht tegen mensen, in het bijzonder vrouwen, die zich durven uitspreken tegen de oorlog. Orna Banai, Gila Almagor, Shira Gefen zijn beroemdheden die zijn zwartgemaakt omdat ze hun mening gaven. Een Palestijnse psychologe die voor de gemeente in Lod werkte werd ontslagen om posts van haar op facebook, en ze was niet de enige. Een LGBT-organisatie in Jeruzalem werd aangevallen nadat directeur Elinor Sidi zich uitsprak tegen de oorlog. Universiteitsbestuurders publiceerden verklaringen waarin zij waarschuwden dat uitspraken van staf en studenten op sociale media worden gemonitord, en dat er sancties zouden volgen wanneer men er ’te extreme’ meningen op nahoudt. Dit is wat er openlijk gebeurt.

We horen van vrienden dat veel mensen die zogenaamd niet-vaderlandslievend of anti-zionistisch zijn, persoonlijk een hoge prijs betalen. Sollicitanten moeten een brief schrijven waarin ze hun politieke ideeën herroepen. Universiteitsbestuurders interveniëren persoonlijk om “controversiële” benoemingen te voorkomen. Ron Shoval, voormalig leider van Im Tirtzu (een NGO die zionistische waarden wil versterken in de maatschappij en de academische wereld) deed een oproep de boycotwet, die sinds de schandalige aanneming ervan nooit was toegepast, nu van kracht te laten worden: een wet waarmee mensenrechtenactivisten alvast kunnen worden vervolgd en opgesloten, ter voorkoming dat mensenrechtenorganisaties rapporteren aan een internationaal onderzoeksteam als de Goldstone-commissie, zoals gebeurde na de operatie Cast Lead (Gegoten Lood), eind 2008-begin 2009.

Deze heksenjacht is al langer bezig, maar de oorlog heeft die veel erger gemaakt. We zien dit blanke fascisme in de hele Israëlische maatschappij: straatfascisme is het, van kleine, goed georganiseerde bendes die anti-oorlog-demonstranten mishandelen en intimideren. In de cultuuroorlog die hier woedt gaat de meeste aandacht uit naar het Mizrahi uiterlijk van de extreem-rechtsen (Mizrahin zijn joden afkomstig uit landen met een moslim-meerderheid) die ‘dood aan de Arabieren’ roepen op straat. Het progressieve dagblad Haaretz besteedt veel aandacht aan deze extreem-rechtse manifestaties van Mizrahin. Het wordt door progressieven beschouwd als bedreigend, als een riool dat door het beschaafde Israël stroomt. Het blanke fascisme van universiteitsbestuurders of van Im Tirtzu is echter veel erger en gevaarlijker. Voormalig Im Tirtzu-leider Ron Shoval kan in zijn eentje meer protesten de kop indrukken dan duizend straatbendes. Dit zijn de mensen die de façade van Israëlische democratie helemaal kunnen afbreken.

We zien dit blanke fascisme in de hele Israëlische maatschappij: straatfascisme is het, van kleine, goed georganiseerde bendes die anti-oorlog-demonstranten mishandelen en intimideren.

We hebben geprobeerd te beschrijven hoe gefabriceerde angst en psychologische steun voor de oorlog het dagelijks leven aan alle kanten binnendringt. Voor de meerderheid in het land staat deze angst niet in verhouding tot de reële dreiging. We hebben ook het klimaat van geweld en dreiging met geweld tegen iedere vorm van protest beschreven. In de sfeer van voortdurende noodtoestand is protesteren verboden. En elke actie van de overheid die de collectieve paranoia over de dreiging van Hamas verder voedt krijgt instemming. Nodeloos te vermelden dat de regering niets doet tegen het ontstane klimaat van geweld tegen andersdenkenden. Integendeel, het wordt roekeloos aangemoedigd, zonder aandacht voor de mogelijk rampzalige gevolgen. We zijn niet bang om te demonstreren, dat kan nog steeds redelijk veilig. Maar het is moeilijker veilig tegen de oorlog te demonstreren dan om uit te rekenen hoe je jezelf het snelst in veiligheid kunt brengen wanneer de sirenes afgaan. Dit regime van collectieve angst en collectieve mobilisering van steun voor de oorlog is dermate heftig dat onze ‘oorlogsvakantie’ begint te lijken op een vakantie in Noord Korea. Alsof we de verkeerde vlucht hebben genomen.

‘Het zijn allemaal dieren’, riep een getatoeëerde dertiger naar ons terwijl wij opstonden om voor onze koffie te betalen. ‘Weet je zeker dat het ALLEMAAL dieren zijn?’ antwoordde één van ons. Later vroegen we ons af of we met een dergelijk onbezorgd antwoord geen gewelddadige reactie hadden geriskeerd. Hamas wordt gezien als een dodelijke, onmenselijke vijand die moet worden verpletterd, gedecimeerd. Net als premier Netanyahu zien velen Hamas als de erfgenaam van Amalekieten – in de Bijbel ‘het volk dat niet mag bestaan’ – en van Hitler.

Het is geen excuus, maar Israëliërs zijn getraumatiseerd door de gruwelijke zelfmoordaanslagen waarmee Hamas in e jaren negentig begon. Het is voor veel mensen psychologisch niet mogelijk te onderkennen dat vanaf het moment dat Hamas in 2006 aan de macht kwam, de beweging een strategische partner werd van de militante Israëlische regering, ook al had het verzet van Hamas tegen de bezetting soms een crimineel karakter. Hamas-leider Khaled Mesh’al en Bibi Netanyahu zijn als geliefden in een vliegtuig dat neerstort, die elkaar in een dodelijke omhelzing houden om te overleven. Hoewel het Israëlische leger Hamas nu een optater geeft, wil de regering de organisatie ook wanhopig in leven houden. Militaire bronnen hebben vanaf het begin van deze operatie gezegd dat het niet de bedoeling is om ‘Hamas te breken’. De verzoeken van Hamas om een staakt-het-vuren laten vervolgens zien hoe verslaafd de beweging is geraakt aan de kruimels die de Israëlische regering laat vallen. Het script voor het staakt-het-vuren was al geschreven voordat het grondoffensief begon. Het gaat erom dat het bloedige spektakel eindigt met een schijnbare positieverbetering voor beide partijen. De tragiek is natuurlijk dat zoveel figuranten en stand-ins in dit spel moeten worden gedood, opdat de status-quo van bezetting en verzet kan doorgaan.

Het is moeilijker veilig tegen de oorlog te demonstreren dan om jezelf in veiligheid te brengen wanneer de sirenes afgaan. Dit regime van collectieve angst en collectieve mobilisering van steun voor de oorlog is dermate heftig dat onze ‘oorlogsvakantie’ begint te lijken op een vakantie in Noord Korea. Alsof we de verkeerde vlucht hebben genomen.

Het klinkt wellicht raar, na wat is gezegd over de wijze waarop Israël in de greep raakt van fascisten, maar van links tot rechts begrijpen mensen heel goed dat al het bloedvergieten voor niets is. Ze spreken al over de volgende ronde alsof die onvermijdelijk is. Mensen zijn gedeprimeerd, hulpeloos, in verwarring. Ze worden verscheurd door hun instinctieve gevoel van slachtofferschap aan de ene kant en een gevoel van afschuw over de hoge prijs aan mensenlevens aan de andere kant. Wat geheel verloren gaat, of wat wordt verdoezeld, is het gevolg van de betrokkenheid bij misdaden tegen de menselijkheid, of de goedkeuring die ze krijgen. Voor Israëliërs is de oorlog tussen Hamas en hun regering een existentiële oorlog. Het gedrag van hun vijand, zo voelt men, pleit hun vrij. In hun strijd om te overleven, echt of ingebeeld, is het logisch dat de vijand moet sterven en dat men zich ervan verzekert dat hij ook dood is. Op deze barbaarse plek gelden oorlogswetten niet.

De vernieuwde Israëlische paspoorten van onze kinderen kwamen vlak voor het grondoffensief aan. Starend naar hun foto’s en paspoortnummers spookt de gedachte door ons hoofd – waarom kan deze vreselijke last hun niet worden bespaard? Waarom zouden zij een identiteit met zich meedragen die in verband wordt gebracht met wreedheid, verschrikkingen, oorlog, bezetting, apartheid, misdaden tegen de menselijkheid? Het zijn tenslotte Nederlandse kinderen, ze spreken vloeiend Hebreeuws maar met een zwaar Amsterdams accent. Waarom kunnen zij niet slapen zonder dat hun ouders tegelijkertijd worden gekweld worden door gedachten aan kinderen die in hun naam worden gedood?

Deze oorlogsvakantie en de ramp die zich deze zomer voor Nederland voltrok maken ons bewust van onze broosheid, onze tijdelijkheid, en ons onvermogen om te controleren wat er om ons heen gebeurt. Het heeft ook de verschillen tussen ons verscherpt. In dit soort tijden voelt mama zich beter op deze normale-barbaarse plek waar ze vandaan komt, en waar ze actief kan deelnemen aan pogingen de oorlog te stoppen. Voor papa is het gestoord om hier te zijn, omringd door mensen die oorlogsmisdaden steunen, die aan de oppervlakte normaal lijken en gewoon doorgaan met hun normale leven. Wat betreft de kinderen, die laven zich aan het zonlicht en hebben het enorm naar hun zin. Hun familie en vrienden zorgen ervoor dat ze blij zijn. Hun vreugde en veiligheid zijn troostend, maar wat moeten we doen als ze beginnen te vragen: mam, pap, wat is oorlog, wie voert er oorlog, en waarom kan jij het niet stoppen?

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.