Aroosa Khan: van Pakistaanse platteland naar Hollandse diversiteit

“Rond mijn twintigste heb ik in mijn persoonlijk leven een strijd geleverd die ongebruikelijk is in de Pakistaanse gemeenschap. Je hoort de gebruiken van de cultuur te volgen. Ik   heb een andere keus gemaakt. Ik kon worden uitgehuwelijkt of een opleiding volgen. Ik opteerde voor het laatste en heb daarmee mijn lot veranderd. Niet dat dit gemakkelijk was: volg ik de traditie van mijn familie met als gevolg dat het mij verdriet zal doen, of maak ik mij los van mijn roots met de kans dat ik iedereen verlies die mij dierbaar is? De keus was uiteindelijk om te strijden voor wat ik voor mijzelf wilde en toch het contact te behouden met mijn familie. Ik ben trouwens dankbaar voor alle kansen die mijn ouders mij hebben gegeven.

Die moeilijke periode heeft mij gevormd. Ik heb het lef gehad voor mezelf te kiezen. Dat ik een goede band heb kunnen behouden met mijn familie, is mijn kracht geworden.

Diversiteit bevorderen

Wat mij vooral motiveert in mijn werk, en waar ik mij actief voor inzet, is om ook anderen te helpen eventuele culturele beperkingen te doorbreken. Ik hoop ooit een onafhankelijk orgaan op te zetten, op het allerhoogste niveau in het land, met betrokkenheid van de regering en de koning, om de diversiteit in Nederland te bevorderen. Dat kan en moet namelijk beter, we hebben een prachtige samenleving. We zouden er allemaal voor moeten zorgen dat die stand houdt, en niet afbrokkelt.

Sinds enkele jaren ben ik bestuurslid van de PvdA in Amsterdam-Oost, waarmee ik mijn steentje wil bijdragen aan het verbeteren van de samenleving. Daarnaast werk ik als consultant voor Nutricia in Pakistan.

Tijdens mijn studie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam werd ik gevraagd om een programma te leiden om de diversiteit op de universiteit te verbeteren. Daarvóór was ik namelijk al nauw betrokken bij de oprichting van Mashriq, een studentenvereniging en netwerkorganisatie voor VU-studenten met een islamitische achtergrond, die de kloof wil dichten tussen de Nederlandse samenleving en de islam. Door mijn actieve inzet kon ik niet focussen op de studie en uiteindelijk moest ik die stopzetten. Ik heb het studeren inmiddels weer opgepakt en volgend jaar ben ik klaar, als eerste uit mijn hele familie heb ik dan een universitaire graad.

Ik heb een fantastische tijd beleefd aan de Vrije Universiteit, heb er veel vrienden aan  overgehouden. Het was mijn missie om een realistischer beeld te schetsen van studenten met een andere achtergrond en studenten met elkaar in contact te brengen, die tot dan gescheiden van elkaar in hun eigen clubjes zaten.

Gewone dromen

‘In Pakistan, waar ik ben geboren, leidde ik een eenvoudig leven en was ik een meisje met gewone dromen; mijn familie bestond uit grootgrondbezitters in een klein dorp in de provincie Punjab, tussen Lahore en Islamabad, in het noordoosten van Pakistan. In tegenstelling tot de meeste meisjes in mijn gemeenschap, ging ik wel naar school. Het leven was simpel in het traditionele dorpje, waar de islam geworteld is in de cultuur.

Mijn vader vertrok in de jaren negentig naar Nederland om er als gastarbeider te werken bij de bloemenveiling van Aalsmeer, hij was schoonmaker. Mijn moeder, mijn zusje, twee broertjes en ik bleven achter in Pakistan, in de veronderstelling dat mijn vader na een aantal jaren genoeg zou hebben verdiend en weer huiswaarts zou keren.

Het was moeilijk zonder hem, wij zagen mijn vader amper en er was geen telefonische verbinding mogelijk met het dorp. Eind jaren negentig besloot mijn vader het gezin over te laten komen naar Nederland.

Wereldbeeld

‘Ik werd als twaalfjarige in het diepe gegooid, sprak de taal niet en omdat ik nooit eerder buiten het plattelandsdorpje was geweest, was mijn wereldbeeld heel beperkt. Ik keek m’n ogen uit. We woonden in een flat in de Bijlmer en hoewel de huizen klein waren, vonden wij dat alles goed was geregeld in Nederland. In mijn ogen was het een fantasieland.

Op een school voor nieuwkomers kwam ik terecht in een klas waar ik intensief werd begeleid in de Nederlandse taal, geschiedenis en wiskunde. Daarna heb ik de havo zonder problemen af kunnen maken en ben ik aan de Hogeschool van Utrecht Farmakunde gaan studeren, een studie die opleidt tot een managementfunctie in de apothekerssector.

Mijn leven in Nederland was tot dan toe goed en overzichtelijk. Op school ging het prima. In Utrecht veranderde dat dramatisch. De meeste studenten bleken niet gewend aan iemand met een andere afkomst, ze accepteerden mij niet, omdat ik volgens hen niet voldoende Nederlands sprak.

Ik ben er echt gediscrimineerd, hun houding was denigrerend en de school greep pas laat in. Ik was tot dan toe naïef en was mij er niet van bewust dat mijn Pakistaanse achtergrond een probleem zou kunnen zijn voor anderen. Het was een klap voor mij. Toch maakte ik de studie af en ging ik daarna werken bij een apotheek in Amsterdam-Oost. Maar ik wilde verder studeren, ik begon naast het werk aan een universitaire studie.

Handel met Pakistan

‘Na afronding van mijn studie Gezondheidswetenschappen wil ik met mijn achtergrond, ervaring en connecties, bedrijven en multinationals adviseren in de handel met Pakistan. Naar verwachting behoort Pakistan binnen enkele jaren tot de top-5 van wereldeconomieën. Daar komt nog bij dat het vervoer van goederen vanuit het Westen richting China niet alleen over zee zal gaan, maar dat er een belangrijke handelsroute komt via Pakistan. Dat zal bedrijven aantrekken. Met mijn expertise zie ik hierin een rol voor mij weggelegd om zakelijke connecties te leggen tussen Nederland en mijn geboorteland. Dat zie ik als mijn volgende stap.

Naarmate ik ouder word, bezoek ik Pakistan vaker, ook om mijn oma, Amanji, te zien. Niemand weet hoe oud mijn oma exact is, men denkt dat ze negentig is. Amanji stamt af van een politiek actieve familie en is de dorpsoudste. Ze is intelligent, heel scherp en geduldig en mensen gaan bij haar te rade voor allerlei zaken. Bij Amanji ervaar ik onvoorwaardelijke liefde. Ze sterkt me en het geeft me moed. Na zo’n bezoek kan ik er weer tegenaan in Nederland en kan ik beter kalmte bewaren bij tegenslagen. Precies zoals Amanji mij adviseert. Ze is mijn grote inspiratie.”

Turken zien Syriërs onderhand het liefst vertrekken

Geroutineerd trimt Ahmet (30) met een tondeuse de zijkanten van het dik begroeide hoofdhaar van een klant uit Aleppo. Die kijkt vergenoegd in de spiegel toe hoe de kapper hem een modieuze kuif aanmeet. Naast hem een andere jongeman die een behandeling krijgt met een gezichtsmasker.

Vrijwel alle klanten in Mumeyazon, een Syrische kapsalon in Istabul, zijn dood en ellende in hun land ontvlucht. Hier in ‘Little Syria’, de bijnaam voor de wijk Aksaray in Istanbul, voelen ze zich thuis.

Veel winkels en restaurants hebben Arabische opschriften. Populaire Syrische soaps op tv en uit onzichtbare speakers klinkt Arabische muziek.

Kapper Ahmet komt uit Deir-ez Zor, de grootste stad in het oosten van Syrië. Samen met zijn neef Saleh en twee andere kappers werkt hij in wat hij ‘deze schoonheidssalon voor mannen’ noemt.

Zijn zoontjes Omar van vier en Hasan van 6 maanden wonen met zijn vrouw, ouders en schoonouders in de Turkse stad Hatay, aan de grens met Syrië. “Ik mis mijn familie, maar hier kan ik meer verdienen”, zegt Ahmet. Zes dagen per week, 10 tot 14 uur per dag, is hij hier bezig. Voor 2.000 Turkse lira, iets meer dan 400 euro. “Ik stuur zo veel mogelijk naar mijn familie”.

Ahmet heeft heimwee naar zijn huis en stad, maar denkt er niet over om terug te gaan, ook niet als alle wapens definitief zwijgen. “Als Assad, Rusland en Iran zijn vertrokken uit mijn land ga ik terug. Eerst wil ik de Turkse nationaliteit aanvragen”.

Vrijwel alle klanten in Mumeyazon, een Syrische kapsalon, zijn dood en ellende in hun land ontvlucht. © foto Slawomira Kozieniec

Hij is een van de velen. Uit een recente peiling blijkt dat ongeveer de helft van de 3,5 miljoen ontheemden die vanuit Syrië naar Turkije zijn gevlucht in Turkije een toekomst ziet voor zichzelf en hun kinderen.

Iets minder dan de helft zegt naar Europa te willen als daar de mogelijkheden voor zijn. Voor de overgrote meerderheid van de vluchtelingen is dat niet meer dan dagdromen. Zeker, nog steeds dobberen gammele rubberen bootjes richting Kos, Samos en Lesbos, maar door het intensiever patrouilleren van de Turkse grenswacht en het afsluiten van de Balkanroute is de massale stroom grotendeels opgedroogd, vooral via de Egeïsche Zee. Cijfers van de Europese grenspolitie Frontex geven aan dat het aandeel Syriërs van de migranten dat illegaal Europa probeert te bereiken, is gedaald van 56 procent in 2015 naar 33 procent in 2017.

Ook het aantal migranten dat verdrinkt bij de oversteek van Turkije naar een van de Griekse eilanden is drastisch afgenomen. Van 806 in 2015 naar 434 in 2016. En vorig jaar daalde het nog eens met 86 procent tot 61 slachtoffers.

“In dat opzicht kan het omstreden akkoord tussen de Europese Unie en Turkije over onregelmatige migranten, dat nu twee jaar oud is, als een succes worden beschouwd”, zegt Omar Kadkoy, een Syrische onderzoeker die zich bij de Turkse denktank Tepav in Ankara bezighoudt met migratievraagstukken. “Migranten denken tegenwoordig wel twee of drie keer voor ze de oversteek naar Griekenland wagen. Ze weten hoe slecht de omstandigheden zijn in de overbevolkte vluchtelingenkampen op de eilanden. Dat is een bewuste boodschap van de Griekse autoriteiten om vluchtelingen af te schrikken om te komen”.

Turkije beloofde als onderdeel van de vluchtelingendeal meer migranten op te vangen en zijn grenzen beter te bewaken. Brussel zegde Ankara daarvoor financiële steun toe van twee keer 3 miljard euro, verdeeld over vier jaar, van 2016 tot en met 2020. Ook werd Turkije afschaffing van de visumplicht voor Turken die naar Europa willen reizen in het vooruitzicht gesteld.

Turkije huisvest inmiddels heel wat meer vluchtelingen uit zijn buurland. Toen de Turkse premier Ahmet Davutoğlu samen met de EU-leiders de deal in maart 2016 ondertekenden, woonden er ruim 2,7 miljoen geregistreerde Syriërs in Turkije. Op dit moment is dat opgelopen tot meer dan 3,5 miljoen. Dat is ruim 4 procent van de Turkse bevolking.

Van visumvrij reizen komt voorlopig niets. De EU heeft groot bezwaar tegen de Turkse antiterreurwetten, die zo ruim worden geïnterpreteerd dat talloze journalisten, parlementsleden en burgers zijn opgesloten wegens het ‘maken van propaganda voor een terroristische organisatie’. Aanpassing van de antiterreurwetten aan de EU-criteria is een van de 72 voorwaarden waaraan Ankara moet voldoen voor het licht voor visumvrij reizen op groen zal worden gezet.

Evenmin is er veel terechtgekomen van de afspraak op het gebied van het een-op-een hervestigen van Syrische vluchtelingen uit Turkije in Europa voor elke Syriër die op een illegale manier Griekenland bereikte en door Athene is teruggestuurd. Maar 17 procent van de 72.000 Syriërs die de EU had beloofd te zullen opnemen, is in Europa gearriveerd. De meesten in Duitsland (4.051) en Nederland (2.603).

Sinds begin 2016 kunnen Syrische ontheemden in aanmerking komen voor een werkvergunning in Turkije. In sectoren als textiel, de bouw, industrie, onderwijs en gezondheidszorg. Het recht op een werkvergunning is een belangrijk onderdeel van het vluchtelingenakkoord.

Het verstrekken van werkvergunningen aan Syriërs gaat maar mondjesmaat. Voor de 3.567.130 geregistreerde Syrische vluchtelingen zijn er in de afgelopen twee jaar 39.935 werkvergunningen uitgeschreven. Het ministerie van Werkgelegenheid en Sociale Zaken geeft niet aan om hoeveel Syriërs het gaat. Werkvergunningen worden aangevraagd door de werkgevers en zijn maar voor een jaar geldig. Ze kunnen daarna vernieuwd worden. Hoeveel voor de tweede keer een vergunning kregen, is niet bekendgemaakt.

Naar schatting 650.000 Syriërs hebben werk in Turkije gevonden. Van deze kwetsbare groep werkt 98 procent in het zwarte circuit, ook kinderen. Dat illegale werk betekent uitbuiting, zes lange werkdagen per week van 10 tot 12 uur, en geen enkele verzekering tegen ziekte of werkloosheid.

Vanaf oktober 2017 krijgen Syrische vluchtelingen in Turkije maandelijks geld op een elektronische betaalpas van de EU. Met dit geld steunt de EU vluchtelingenfamilies. Met die pinpas kunnen ze zelf bepalen aan wat ze het geld uitgeven, meestal aan huur, boodschappen en kleding. Voor het project is 348 miljoen euro vrijgemaakt. Circa 1,2 miljoen Syriërs hebben zo’n pinpas.

In 2017 besloot de Turkse regering voor de vijfde opeenvolgende keer om Syrische studenten vrij te stellen van collegegeld. Het totaal aantal studenten dat hiervan gebruik kan maken is minder dan 2.000. Vluchtelingen uit andere landen moeten wel collegegeld betalen, net als andere buitenlandse studenten.

Turken zijn tot op het bot verdeeld over politieke kwesties, maar wat de vluchtelingen betreft wijzen de neuzen dezelfde kant uit: wegwezen.

Naarmate de miljoenen Syriërs langer in Turkije blijven, groeien ook de spanningen tussen de vluchtelingen en de lokale bevolking, met name in de grote steden als Istanbul en Ankara. Sinds februari van dit jaar krijgen Syriërs daarom ook geen toestemming meer om zich in Istanbul te vestigen. De megastad met ruim 15 miljoen inwoners puilt al uit en huisvest tevens 542.000 geregistreerde Syriërs.

In provincie Kahramanmaras protesteerden inwoners van 24 dorpen tegen de bouw van een opvangkamp voor 27.000 Syrische vluchtelingen.

De wrevel tegen Syriërs neemt langzaam maar zeker toe. Soms lopen die  spanningen uit op vechtpartijen. Het gaat nog om incidenten, maar de trend is volgens onderzoekers duidelijk. Veel is er niet over bekend en er wordt weinig over gepubliceerd, omdat het een taboe is. Turkije gaat er namelijk prat op dat het als gastvrij land 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen met open armen heeft ontvangen. Het grootste aantal ter wereld.

Turken zijn tot op het bot verdeeld over politieke kwesties, maar wat de vluchtelingen betreft wijzen de neuzen dezelfde kant uit: wegwezen.

Uit een recente peiling blijkt dat bijna 9 op de 10 Turken vindt dat de vluchtelingen moeten worden teruggestuurd zodra de oorlog voorbij is.

Bijna 8 op de 10 Turken (78 procent) is het eens met de stelling dat de Turkse overheid ‘te veel geld en tijd besteedt aan zorg voor de vluchtelingen; ze zou zich meer moeten bekommeren om de eigen burgers’.

Student Berrak Gökoğlu (24) is een van hen. “Europa heeft de last van de vluchtelingen op de schouders van Turkije gelegd. Erdoğan doet er zijn voordeel mee door zich te profileren als een leider van het Midden-Oosten. Daarom geeft hij de vluchtelingen meer rechten dan zijn eigen burgers. Terwijl de werkloosheid onder de Turken groeit, geeft hij banen, salarissen en huisvesting aan Syriërs. Ons belastinggeld wordt gebruikt om hen te helpen in plaats van zijn eigen dakloze en werkloze mensen”.

Om te voorkomen dat de onderhuidse spanningen vaker uit de hand lopen, beginnen de autoriteiten maatregelen te nemen die onderdeel uitmaken van een tweesporenbeleid: het bevorderen van integratie en het bevorderen van vertrek.

De Turkse militaire Operatie Eufraatschild, die op 24 augustus 2016 begon bij het Syrische stadje Jarablus, en Operatie Olijftak, die op 20 januari van start ging in de noordwestelijke provincie Afrin, zijn niet alleen bedoeld om eenheden van IS en de aan de PKK gelieerde Koerdische YPG militie uit het grensgebied met Turkije te verjagen. Ze zijn ook bedoeld om Syrische vluchtelingen aan te sporen uit Turkije te vertrekken.

“Wij willen dat onze broeders en zusters uit Syrië terugkeren naar hun land, naar huis”, aldus Erdoğan

President Erdoğan weet dat zijn gastvrijheid voor Syrische vluchtelingen op steeds meer weerstand stuit en hem vorig jaar april stemmen heeft gekost bij het referendum om hem meer macht te geven. Het risico dat nog meer keizers volgend jaar tegen hem zullen stemmen bij de presidentsverkiezingen probeert hij op allerlei manieren te verkleinen.

Onder meer door de kiezers te verzekeren dat zijn nieuwe beleid er op gericht is de Syrische vluchtelingen aan te moedigen terug te keren naar hun vaderland.

“Wij willen dat onze broeders en zusters uit Syrië terugkeren naar hun land, naar huis”, zei Erdoğan aan het begin van de militaire operatie in Afrin. “Wij zijn niet in staat om 3,5 miljoen vluchtelingen voorgoed op te vangen”.

Hij wees er op dat het Turkse leger samen met rebellen van het Vrije Syrische Leger tijdens de Operatie Eufraatschild 2.000 vierkante kilometer hebben bevrijd in de omgeving van al-Rai, Jarablus en al-Bab. Volgens hem zijn sinds augustus 2016 zeker 135.000 vluchtelingen terug naar huis gegaan. Het doel van het regeringsbeleid is ‘de terugkeer van 3,5 miljoen vluchtelingen’.

Snel zal dat niet gaan, verwacht de Syrische vluchtelingenexpert Omar Kadkoy in Ankara. “Als ze niet afkomstig zijn uit die regio’s, zullen we vluchtelingen niet en masse zien terugkeren”.

Een ander beleidsinstrument om het electorale en andere risico’s van de aversie tegen Syriërs zo veel mogelijk te neutraliseren, is het uitbreiden van initiatieven en budget voor integratie. Faruk Kaymakci, de ambassadeur van Turkije bij de EU in Brussel, liet eerder dit jaar al weten dat integratie en de terugkeer van vluchtelingen twee van de prioriteiten zijn voor Ankara bij het besteden van het tweede pakket van 3 miljard euro dat Turkije nog van de EU tegoed heeft.

Een van de meest effectieve manieren om de integratie te bevorderen is onderwijs. Rond de 65 procent van de Syrische kinderen gaat naar school. Alle kinderen gaan in de opvangkampen naar zogeheten ‘tijdelijke onderwijscentra’ die zijn opgezet door het ministerie van Onderwijs. Zeker 350 andere van deze centra zijn opgezet in de grote steden. De kinderen krijgen les in het Arabisch van Syrische leerkrachten die hen een aangepast Syrisch lesprogramma geven.

Het ministerie van Onderwijs legt nu meer nadruk op het integreren van Syrische kinderen op Turkse scholen. Daarom is het aantal uren dat ze Turkse taal krijgen opgeschroefd in de tijdelijke onderwijscentra.

Legaal werk is een andere manier om de integratie te versnellen, maar het ziet er vooralsnog niet naar uit dat veel meer Turkse ondernemers dan in de afgelopen twee jaar werkvergunningen willen aanvragen voor Syriërs. Ongeveer een derde van de Turkse economie is zwart en vooral in de arbeidsintensieve sectoren, zoals landbouw, textiel, schoenen, horeca worden Syriërs, net als Turken alleen zwart betaald. Dat is veel goedkoper voor ondernemers. De meeste vluchtelingen zijn dan ook gedwongen om illegaal werk te doen.

Turks-Syrisch reisbureau met Arabische opschriften. © Foto Slawomira Kozieniec

De burgeroorlog is inmiddels het achtste jaar ingegaan. Zeker 353.000 Syriërs hebben de dood gevonden, aldus het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten. Meer dan een miljoen zijn gewond geraakt, en 12 miljoen burgers, de helft van de bevolking, zijn huis en haard ontvlucht.

Abu Arab (63) is een van hen. Hij komt uit Damascus en is nu 6 maanden in Istanbul. In de wijk Fatih heeft hij een piepklein fast foodtentje waar hij de populaire Arabische snack falafel verkoopt. “Alleen om mee te nemen, zo’n honderd per dag”, zegt hij. “De meeste aan mijn landgenoten, maar ook aan Turken”, zegt Abu Arab terwijl hij de balletjes van gepureerde kikkererwten in de hete frituurolie laat glijden. “Mijn vrouw is hier ook. In Libanon, waar we eerst onderdak zochten, kregen we geen verblijfsvergunning. Hier in Turkije wel. Over een tijdje willen we ook de Turkse nationaliteit aanvragen.” Terug naar huis in Damascus? “Na de oorlog, misschien”.

Net als Abu Arab zijn er talloze Syriërs die twijfelen of ze terug zullen gaan, of hun toekomst in Turkije zien. Een massale terugkeer van de miljoenen ontheemden is voorlopig uitgesloten, aldus de Syrische vluchtelingenexpert Omar Kadkoy. “Binnen afzienbare tijd zie ik geen oplossing in Syrië”.

Duurzame ontwikkeling in Egypte is 40 jaar jong: ‘Europeanen komen bij ons de kunst afkijken’

Ze heeft een lachend gezicht, kortgeknipt krullend haar, komt zelfbewust over. Ze is en een vurig voorvechtster  van de de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties. ‘Wij volgen deze principes al meer dan 40 jaar,’ zegt de 29-jarige Noha trots. Zij is communicatiemanager van het SEKEM-initiatief in Egypte. Op uitnodiging van het Grote Midden-Oosten Platform (GMOP) spreekt zij, samen met andere jongeren, in Den Haag over de kansen en uitdagingen voor jongeren in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het is voor Noha de eerste keer dat ze in Europa is. ‘Meestal komen de Europeanen bij ons de kunst afkijken,’ zegt ze.

Agro-industriële bedrijven, scholen en medische centra in de woestijn

Het SEKEM-project begon in 1977 op initiatief van Ibrahim Abouleish op een ongerept stukje woestijn van 70 hectare ten noordoosten van Cairo. Hij revitaliseerde het gebied met biodynamische landbouw en richtte een sociale landbouwonderneming op. In de loop der jaren veranderde SEKEM in een koepelorganisatie van uiteenlopende agro-industriële bedrijven met ook scholen en een medisch centrum.

‘Vandaag de dag geldt SEKEM als een wereldwijd toonaangevend sociale onderneming,’ vertelt Noha Hussein. Tijdens de interdisciplinaire conferentie van het GMOP in Den Haag stelt Noha Hussein dat SEKEM-Initiatief als voorbeeld duurzame ontwikkeling en internationale coöperatie voor. Ze is een uitstekende ambassadeur van het project als het gaat om hoe Nederland zou kunnen helpen het perspectief van jongeren in Egypte op werk en betere participatie te vergroten. ‘Ik ben ervan overtuigd, dat SEKEM oplossingen biedt voor veel uitdagingen waarmee Egypte zich geconfronteerd ziet,’ vertelt ze. ‘Vooral als het om jonge mensen gaat, maakt SEKEM het mogelijk verborgen talenten te ontdekken en ervoor te zorgen dat deze zich ontwikkelen.’

Zelf is ze erg dankbaar voor de mogelijkheden die SEKEM haar heeft geboden. De visie van de organisatie om mensen in hun ontwikkeling te helpen en bij educatie te ondersteunen is haar erg goed van pas gekomen. ‘Ik heb een bachelor in communicatie en ik geloof dat dit vak de sleutel is voor verdere ontwikkeling. Communicatie dient om te reflecteren op het bereikte, maar ook om   onze visie verder uit te dragen en andere mensen te inspireren.’ Ze ziet het als een plicht tegenover haar land om andere jongeren in hun ontwikkeling te ondersteunen.

Participatie van vrouwen door gendergelijkheid

De deelnemers van de GMOP-conferentie kregen diverse vragen uit het publiek over de sociale en culturele uitdagingen in hun landen. Het ging daarbij vooral om problemen als bureaucratie, slechte educatieve systemen of slechte werkomstandigheden die jongeren ervan af houden actief aan de maatschappij deel te nemen.

Wat biedt SEKEM de bevolking zijn meedewerkers? ‘SEKEM heeft een eigen genderstrategie, om iets te noemen,’ vertelt Noha. ‘SEKEM geeft vrouwen zwangerschapsverlof en er zijn ook crèches voor jonge werkende moeders.’ Het SEKEM-Initiatief erkent dat het voor vrouwen een behoorlijk probleem kan zijn werk en gezinsleven te combineren. Traditioneel ziet de Egyptische samenleving vrouwen voornamelijk als moeders en huisvrouwen, ‘maar we beschouwen participatie aan het openbare leven en vooral het beroepsleven als belangrijk voor de individuele ontwikkeling van elke burger”, onderstreept Noha. ‘Daarom ondersteunen we de participatie van vrouwen en hun recht op werk en een eigen inkomen door het beginsel van gendergelijkheid in alle geledingen van de organisatie te promoten.’

Het door SEKEM geïnitieerde bedrijf NatureTex voor baby- en kinderkleding op basis van biologisch katoen, heeft met ongeveer 30 procent het hoogste percentage vrouwen in de beroepsbevolking. Dit proefproject werd in 2012 gestart voor de emancipatie van vrouwen op de lokale werkvloer. SEKEM wil hen aanmoedigen om te blijven werken nadat ze zijn getrouwd. Op basis van een gender-waarde analyse in samenwerking met de Duitse Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ), werd de situatie van vrouwen op het werk geanalyseerd, om de belangrijkste obstakels omtrent  maatschappelijke legitimiteit te overwinnen. De inzetbaarheid van vrouwen wordt hiermee bevorderd,ook als moeders en echtgenotes.

Katoenoogst op het landbouwbedrijf van SEKEM

‘Daarnaast zijn we begonnen met technische en sociale trainingen in management voor vrouwen, en on-site training, om vooral vrouwen te helpen in hun professionele ontwikkeling,’ zeg Noha. Dat is net zo belangrijk als zonne-energie of hergebruik van water. Als biodynamisch landbouwbedrijf heeft SEKEM de CO2-uitstoot en het waterverbruik verminderd in vergelijking met traditionele bedrijven. Groene productie zal in de toekomst grote concurrentievoordelen bieden, omdat overheden strengere milieuregels voor bedrijven zullen invoeren. SEKEM voldoet momenteel al aan de nieuwe regelgeving.

‘Onderwijs is de basis van menselijke ontwikkeling en vooruitgang’

‘Onderwijs is de basis van alomvattende menselijke ontwikkeling,’ zegt Noha vol overtuiging. ‘Het is een constante uitdaging. Door te leren kunnen mensen hun levensomstandigheden verbeteren en bijdragen aan de ontwikkeling van de gemeenschap en het land, dat is niet alleen in Egypte zo.’ De SEKEM-school, die in 1989 werd opgericht, bestaat uit een basisschool en middelbare school voor 300 leerlingen. Deze ligt in de buurt van Bilbeis, ongeveer 60 km ten noordoosten van Cairo, op het terrein van de SEKEM Farm. De leerlingen komen uit alle sociale lagen en overwegend  uit omliggend platteland. De school staat open voor kinderen van alle religies en moedigt hen aan elkaars religieuze praktijken te respecteren. De SEKEM-school is goedgekeurd door het Egyptische ministerie van Onderwijs en gebaseerd op het Egyptische curriculum, maar promoot ook nieuwe vormen van educatieve en sociale interactie. Naast verbetering van kennis en vaardigheden, hecht de SEKEM School ook waarde aan de bevordering van de integriteit en het karakter van het individu. Zo is de conventionele training verrijkt met cursussen, ambachten, drama, dans of muziek. ‘Door traditionele onderwijsmethoden te combineren met innovatieve leerervaringen, is het mogelijk de maximale sociale, culturele en educatieve ontwikkeling van elk kind te bevorderen,’ doceert Noha. ‘Werken en leren zijn op alle leeftijden met elkaar verbonden.’ Hiervoor biedt de SEKEM-school royale en goed uitgeruste faciliteiten, waaronder workshops en een theater. ‘Eind maart vieren we het lentefestival, de voorbereidingen daarvoor lopen al een tijdje.’.

SEKEM kleuterklas. Foto © Michiel Wijnbergh

Duurzame ontwikkeling en internationale samenwerking

‘Ontwikkeling is altijd gebaseerd op synergiën en coöperatie,’ zegt Noha Hussein. ‘Voor Egypte hoop ik dat er meer initiatieven als SEKEM zullen worden gesteund, die zich op de individuele ontwikkeling van mensen binnen de maatschappij richten. Wij gaan verder met het aanbieden van verschillende internationale activiteiten. Duurzame ontwikkeling en internationale samenwerking gaan namelijk hand in hand.’

Waar blijven de Nederlandse intellectuelen als het om Syrië gaat?

De Syriërs proberen al zeven jaar hun stem te laten horen. Ze schreeuwen het uit, in alle talen, maar vergeefs. Ook Nederlandse Syriërs hebben de taak op zich genomen om de noodkreten van hun landgenoten hier te laten doorklinken. Ze demonstreren overal in Nederland, maar worden nauwelijks opgemerkt. Terecht vragen ze zich af: waarom komen er geen Nederlanders op onze demonstraties af? Wordt onze pijn niet gezien, is daar überhaupt geen respect voor? De Syriërs in Nederland zijn uitgeput en vragen zich af: hoe nu verder?

Kort geleden is er een zoveelste poging ondernomen om de stem van de Syriërs gehoord te krijgen. De Syrische Intellectueel Yassin Alhaj Salih, die tijdelijk in Duitsland verblijft, heeft andere intellectuelen uit de hele wereld opgeroepen om zich tegen de huidige misère in Syrië uit te spreken. Hij benaderde mij met het verzoek om ook onze Nederlandse vrienden te vragen zijn oproep te ondertekenen. Ik kreeg een paar uur de tijd.

Maar welke Nederlandse intellectuelen moest ik benaderen? Dat vroeg ik me af. Wie heeft zich de laatste tijd duidelijk bekommerd om – en zich duidelijk uitgesproken tegen – wat er in Syrië gebeurt? Wie heeft zich beziggehouden met meer dan alleen de vluchtelingencrisis en de Nederlandse belangen? Ik zocht een paar namen in mijn agenda, belde, en stuurde wat emails. Na een paar uur had ik zegge en schrijve vier handtekeningen binnen. O, wat een schande…

Waar is jullie stem wanneer een wereldstad als Aleppo uit de beschaafde wereld verdwijnt? Wie van jullie heeft uit eigen initiatief  over de belegering van Oost-Ghouta geschreven? En over de vaatbommen die als loodzware regen op de mensen vallen?

Hieronder de door 200 intellectuelen wereldwijd ondertekende open brief van Alhaj Salih, die eerder in het Engels in The New York of Books verscheen. Ik vraag er ieders aandacht voor. Maar daarnaast  wil ik nóg een oproep doen aan de Nederlandse intellectuelen. Waar zijn jullie als wij jullie nodig hebben? Waar is jullie stem wanneer een wereldstad als Aleppo uit de beschaafde wereld verdwijnt? Wie van jullie heeft uit eigen initiatief  over de belegering van Oost-Ghouta geschreven? En over de vaatbommen die als loodzware regen op de mensen vallen? Waar zijn jullie als de mensheid weer eens in haar eigen vlees snijdt? Durf alsjeblieft te spreken. Niemand hoort jullie.

De Nederlandse ondertekenaars van de internationale oproep van Alhaj Salih zijn,  naast Rehab:

Désanne van Brederode, filosofe en schrijfster
Jurgen Maas, uitgever
Marjolein Wijnincks, Arabiste
Hanny Wieles, docente Nederlands
Husam Alkatlaby, mensenrechtenactivist

Stop met doen alsof er niets gedaan kan worden om de Syriërs te redden – een open brief (vertaling Astrid Kompier)

De Verenigde Naties zegt geen woorden meer te hebben om de situatie in Syrië te beschrijven, maar wij, ondergetekenden, hebben die nog wel, en we richten die tot de regeringen, de parlementsleden, het electoraat, en de opinieleiders waarvan de internationale rechtsorde tot dusver afhankelijk was.

De wereld kijkt toe hoe de slachtingen het leven van de Syriërs verwoesten. Alles gebeurt voor het oog van een wereldwijd publiek, dat alles ziet, maar weigert iets te doen.

Vanwege Russische obstructie en westerse besluitenloosheid heeft de VN-Veiligheidsraad de Syriërs geen bescherming kunnen bieden. De aangenomen resoluties met betrekking tot Syrië zijn allemaal vruchteloos gebleken. Het enige wat men heeft bereikt, is minder zichtbaar maken dat de organisatie op sterven na dood lijkt te zijn. De VN is zelfs gestopt met het bijhouden van het aantal dodelijke slachtoffers in Syrië. Mogelijk is men zich ervan bewust welke smet dat aantal op de nalatenschap van de instelling zou werpen. Na zeven jaar lijken de naties slechts in apathie te zijn verenigd.

Het is overbodig om te vermelden welke, of hoeveel misdaden het regime van Assad heeft gepleegd tegen de Syriërs, met steun van lokale en buitenlandse milities, en met behulp van Iraanse strategieën  en financiën, Russische gevechtsvliegtuigen en huurlingen – en door internationale onverschilligheid. De wereld die toekeek en haar blik afwendde, gaf er op die manier alle gelegenheid toe.

Er zijn Syriërs doodgeschoten, op klaarlichte dag afgemaakt, toen zij protesteerden tegen het onrecht. Ze zijn gevangengenomen, mishandeld en geëxecuteerd. Ze zijn bedolven onder bommen en granaten. Ze zijn belegerd, verkracht en vernederd. Ze zijn vergast. Ze zijn ontheemd en onteigend.

Zij die de bevoegdheid hebben om te handelen, hebben steeds hun steun betuigd, maar niets anders gedaan dan wensen dat deze oorlog tegen burgers – welke zij grotesk genoeg een ‘burgeroorlog’ noemen – zou ophouden. Zij roepen ‘alle partijen’ op terughoudendheid te betrachten, ook al is er één partij die feitelijk het monopolie heeft op geweld; ze moedigen alle partijen aan te onderhandelen, ook al heeft de oppositie helemaal geen invloed. Ze stellen dat er ‘geen militaire oplossing is’, ook al geeft het regime geen enkele indicatie dat het in welke oplossing dan ook gelooft. Ondertussen zijn pleidooien van hulporganisaties en bedreigde Syriërs aan dovemansoren gericht.

Vluchtelingen – de enige Syriërs die wat hulp hebben gekregen – ervaren dat de politiek niet geïnteresseerd is in hun lot. Ze zijn geïsoleerd van de terreur die hen dwong te vluchten.

Vandaag, terwijl Idlib en Afrin branden, wordt het onvermijdelijke zichtbaar in Ghouta; het immense openluchtconcentratiekamp begint aan zijn vijfde jaar onder belegering. Wat er vervolgens gebeurt, laat zich raden, want dezelfde formule is veelvuldig toegepast gedurende de afgelopen zeven jaar. Terwijl de burgerbevolking wordt gegijzeld, de import van levensmiddelen en medicijnen wordt gehinderd, net als alle andere hulp, bombardeert het regime het gebied aanhoudend, vooral de medische faciliteiten, totdat men capituleert. De overlevenden worden vervolgens gedwongen hun huizen, die onteigend zijn, te verlaten vanwege demografische bedenksels die tot doel hebben politiek homogene geografieën te ontwikkelen.

Hoewel er geen illusies meer bestaan over de rol van de Veiligheidsraad, heeft elke lidstaat niettemin plechtig beloofd de ‘R2P-doctrine’ (Responsibility to Protect :Verantwoordelijkheid te Beschermen), die valt onder de taak van de VN om volkerenmoord te voorkomen, te aanvaarden en te handhaven. De verwoesting van Syrië had voorkomen kunnen worden, en kan nu alleen worden gestopt door de gekozen en aangestelde leden van democratische instituties. Het is zaak dat zij hun verplichtingen krachtens de R2P-doctrine vervullen, en de bedreigde Syrische bevolking beschermen tegen misdaden, etnische zuiveringen, en tegen wat de onderzoekers van oorlogsmisdaden van de VN zelf ‘de misdaad van uitroeiing’ noemen.

Het Syrische volk durfde te geloven dat, ook al was de strijd voor waardigheid zijn eigen strijd, het in de eenentwintigste eeuw nooit zo aan zijn lot zouden worden overgelaten

Er moet een einde aan de lijdensweg van de Syrische bevolking worden afgedwongen. De daders van deze wrede misdaden tegen de menselijkheid moeten voor eens en een halt worden toegeroepen. Daarvoor is een myriade aan geopolitieke redenen aan te voeren, maar wat prevaleert is de onschendbaarheid van het leven en de uitoefening van de vrije wil. Geen actie ondernemen, zou deze principes reduceren tot gemeenplaatsen zonder enige betekenis. Helaas durfde het Syrische volk in deze principes te geloven; het durfde te geloven dat, ook al was deze strijd voor waardigheid zijn eigen strijd, het in de eenentwintigste eeuw nooit zo aan zijn lot zouden worden overgelaten.

Vandaag beroepen wij ons nog eens op de ethiek en de gedragscodes waarop democratie en internationale wetgeving zijn gebouwd, en vragen u nu te handelen en de Syrische genocide te stoppen: eis een onmiddellijke wapenstilstand, onmiddellijke opheffing van alle belegeringen, onmiddellijke toegang voor alle hulporganisaties, laat alle politieke gevangenen vrij, en eis onmiddellijke bescherming van de levens van alle Syriërs.

Affiliaties zijn slechts ten behoeve van identificatie:

Yassin al-Haj Saleh, schrijver, Berlijn
Robin Yassin-Kassab, schrijver, Schotland
Rime Allaf, schrijver en onderzoeker
Mohammad Al Attar, Syrische toneelschrijver, Berlijn
Michel Kilo. Syrische schrijver en politicus, Parijs
Moncef Marzouki, voormalig president van Tunesië
Burhan Ghalioun, Syrische geleerde en politicus, Parijs
Karam Nachar, Syrische schrijver en academicus, Istanboel
Mohammad Ali Atassi, journalist en filmmaker, Beiroet
Ossama Mohammed, filmmaker, Parijs
Yasmin Fedda, filmmaker, Groot-Brittannië
Fadel Abdul Ghany, voorzitter van ‘the Syrian Network for Human Rights’ (het Syrische netwerk voor mensenrechten)
Nisrin Al-Zahre, École des Hautes Études en Sciences Sociales, Parijs
Nadia Aissaoui, socioloog, Parijs
Leila Nachawati Rego, schrijver, Spanje
Yasser Munif, Emerson College
Mohammed Hanif, schrijver en journalist
Mutaz Al-Khatib, schrijver, Syrië
Hala Mohammad, Syrische dichter, Parijs
Samih Choukaer, Syrische muzikant, Parijs
Abdul Wahab Badrakhan, journalist, Groot-Brittannië
Ammar Abdulhamid, Syrisch-Amerikaanse schrijver en activist
Fares Helou, Syrische acteur, Parijs
Assem Al Basha, Syrische beeldhouwer, Spanje
Ibrahim Al-Jabeen, Al-Arab, Duitsland
Marie-Thérèse Kiriaky, maatschappelijk activist
Professor, Martti Koskenniemi, universiteit van Helsinki
Professor Gilbert Achcar, SOAS
Professor Nader Hashemi, universiteit van Denver
Professor François Burgat, L’Institut de Recherches et d’Études sur les Mondes Arabes et Musulmans (IREMAM)
Professor Fawaz A. Gerges, London School of Economics
Professor Joseph Bahout, Carnegie Endowment for International Peace
Professor Michael Nagler, universiteit van Californië, Berkeley
Professor Wendy Pearlman, Northwestern University
Professor Steven Heydemann, Smith College
Professor Joseph E. Schwartzberg, universiteit van Minnesota
Professor Murhaf Jouejati, National Defense University
Professor lars Chittka, Koningin Mary universiteit, Londen
Professor Amr Al-Azm, Shawnee State University
Professor Ghassan Hage, universiteit van Melbourne
Professor Ahmad Barqawi, Palestijnse Syriër
Professor Jamie Mayerfeld, universiteit van Washington
Professor Stephen Zunes, universiteit van San Francisco
Professor Anna Kathrin Bleuler, universiteit van Salzburg
Professor Carola Lents, Johannes Gutenberg universiteit te Mainz
Professor Love Ekenberg, UNESCO Chair, universiteit van Stockholm, Zweden
Professor Annie Sparrow, Icahn School of Medicine, Mount Sinai
Professor James Simpson, universiteit van Harvard
Professor Ziad Majed, politieke wetenschapper, Parijs
Haid Haid, Syrische onderzoeker, Chatham House, Londen
Yassin Swehat, Syrische journalist, Istanboel
Loubna Mrie, Syrische journalist, NewYork
Rafat Alzakout, theater directeur en documentaire-filmmaker, Berlijn
Khaldoun Al-Nabwani, schrijver en geleerde, Parijs
Ghayath Almadhoun, dichter, Palestina, Syrië en Zweden
Subhi Hadidi, schrijver, Syrië en Frankrijk
Stephen R. Shalom, New Politics
Barry Finger, New Politics
Jason Schulman, New Politics
Omar Kaddour, schrijver, Frankrijk
Najati Tayara, schrijver, Syrië en Parijs
Marcelle Shehwaro, Syrische activist, Istanboel
Kenan Rahmani, Syrische campagnevoerder
Muhammad Idrees Ahmad, universiteit van Stirling
Lydia Wilson, universiteit van Oxford
Thomas Pierret, onderzoeker, Centre National de la Recherche Scientifique, Frankrijk
Kelly Grotke, schrijver en wetenschapper, bezoekend geleerde aan universiteit van Cornell
Danny Postel, Northwestern University
Stephen Hastings-King, schrijver en onderzoeker, Massachusetts
Anna Nolan, mensenrechtenactivist
Rafif Jouejati, Stichting ter bevordering van het herstel van gelijkheid en educatie in Syrië
Mohja Kahf, Syrisch-Amerikaanse dichter en geleerde, VS
Rami Jarrah, journalist, Turkije
Shiyam Galyon, Books Not Bombs
Afra Jalabi, Syrische schrijver, Canada
Miream Salameh, Syrische vluchteling en visueel kunstenaar, Melbourne
Şenay Özden, onderzoeker, Istanboel
Faraj Bayrakdar, schrijver, Stockholm
Hanna Himo, Syrische dichter, Stockholm
Theo Horesh, schrijver en journalist, Colorado
Christin Lüttich, politieke wetenschapper, Berlijn
Sarah Hunaidi, schrijver, Chicago
Véronique Nahoum-Grappe, École des Hautes Études en Sciences Sociales, Frankrijk
Husam Alkatlaby, mensenrechtenactivist, Nederland
Maen al –Bayari, journalist, Jordanië
Micheal karadjis, universiteit van Western Sydney
Stefan Tarnowski, vertaler
Mutasem Syoufi, The Day After
Najib Ghadbian, geleerde en activist
Ammar Abd Rabbo, journalist
Laila Alodaat, advocaat, Groot-Brittannië
Fares Albahra, Syrische dichter en psychiater, Berlijn
Pawel Machcewicz, Poolse Academy of Sciences, Warschau
Oz Katerji, journalist
Charles Davis, schrijver, Los Angeles
Predikant David Tatgenhorst, Philadelphia, Pennsylvania
Necati Sönmez, filmmaker, Turkije
Kris Manjapra, fellow, Wissenschaftskolleg zu Berlin; hoofddocent, universiteit Tufts
Zeynep Kivilcim, Institute for Advance Study, Berlijn
Housamedden Darwish, assistent-professor, universiteit van Keulen
Vladimir Tarnopolsky, muzikant, Rusland

Recente berichten

Recente reacties

    Archieven

    Categorieën

    Meta

    Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te verbeteren. Door op de 'accepteer' knop of andere links in de site te klikken, geeft u aan hiermee akkoord te gaan.